WIE IS EDMUND GRAY? ö8"e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 10 November 1927 Tweede Blad No. 20754 BINNENLAND. KERK- EN SCHOOLNIEUWS. FEUILLETON. tegen den verkoop met cadeadx. Wettelijke maatregelen ol particulier Initiatief Een vergadering te Utrecht Het comité zal de actie voortzetten. Hel kwaad van den verkoop met cadeaux woekert onophoudelijk voort en het blijkt ontzettend moeilijk er daadwerkelijk tegen op te tornen. Aanprijzing der waren door kwaliteit en prijs te roemen maakt meer en meer plaats voor aanprijzing der cadeaux, waardoor de koopwaar zelf naar het tweede plan wordt teruggedrongen. Het is hierdoor dat men de handelsmoraal acht bedreigd en dat indertijd door de middenstanders een landelijk comité tot bestrijding van het cadeaux-stelsel is opgericht. Zonder succes evenwel, zooals men eenige dagen terug uit het in ons blad gepubliceerde verslag dezer commissie heeft kunnen lezen. Wat nu te doen? Er waren twee stroomingen. Eenerzijds meende men dat de commissie zich niet voldoende tijd had gegund en te luchtig over de zaak was heengeloopen. Een jaar is veel te kort voor een actie als deze, die. de commissie nu wilde opgeven volgens haar verslag. Hoogstwaarschijnlijk zou het instellen van een bureau, dat permanent actie voert gedurende geruimen tijd, wel degelijk goede resultaten kunnen bereiken, zoo meende men. Anderzijds en deze opinie werd ge steund door het comité achtte men wet telijke maatregelen noodig, naar het voor beeld van Duitschland en Denemarken waar de overheid reeds met succes tegen het kwaad is opgetreden. Als men weet dat 30 van de 36 Kamers van Koophandel, ruim 140 consumenten- en handelsorgani saties, verscheidene fabrikanten en be kende particulieren zich tegen het cadeaux- stelsel hebben uitgesproken, dan kan toch niet worden gezegd, dat men met leege handen bij den Minister komt aankloppen! Hierover nu is gisteren te Utrecht een vergadering gehouden van het comité, met afgevaardigden van middenstandsorganisa ties, Kamers van Koophandel en firma s. De twee plannen zijn in den breede uiteen gezet en het eerste, namelijk dat tot het voortzetten der actie, buiten de overheid «m, heeit den kamp gewonnen. De vergadering werd gepresideerd door den heer G. J. C. Struycken uit Den Haag, voorzitter van den R.-K. Middenstands bond, die mededeeld, dat de heer J. Gorris zich van de Middenstandsbeweging vheeft teruggetrokken. De heer H. Leemhuis, secretaris van het comité wees er op, dat in de circulaire van September j.l. en in het verslag van het comité de actie en resultaten zijn neerge legd van het comité. Spr. wenscht thans de meening der aanwezigen te hooren want het comité kan momenteel niet verder, al was dit alleen maar om de financiën. Thans dringen zich drie vragen op en wel: le. moet de actie, zooals deze tot nog toe gevoerd is, worden voortgezet? 2e. moet de actie worden omgeschakeld in een richting tot het verkrijgen van wettelijke maatrege len? 3e. moet de actie worden stopgezet? Spr. legt er den nadruk op, dat het co mité, zooals het thans nog gevormd is, niet bereid zal zijn elk besluit dat de vergade ring zal opleggen uit te voeren Een wijzi ging van het comité zal dan ook niet on mogelijk zijn. Door verscheidene aanwezigen werd hierna het woord gevoerd over het cadeau stelsel. De heer Kropveld uit Den Haag meende te kunnen constateeren, dat van de actie van het comité wel invloed is uitgegaan. Spr. zou de reeds gevoerde actie willen doen voortzetten en verheugt zich er over, dat de Middenstand heeft ingezien, dat het hier een volksbelang geldt. Voorts pleit spr. voor oprichting van een permanent bureau ter bestrijding van den verkoop met cadeaux in zijn geheel. Voor het invoeren van wet telijke maatregelen meent spr. thans nog geen verzoek te moeten doen. De heer Polman uit Arnhem geeft als middel aan de vergadering in overweging te besluiten tot oprichting van een groote nationale vereeniging tot bestrijding van het cadeaustelsel. Wanneer ook deze methode van bestrij ding mislukt, acht spr. den tijd gekomen aan den minister een wettelijke regeling te vragen. De heer Jos. ten Berg, voorzitter der Utr. Handelsvereniging zegt, dat de U. H. V. wel is voor verkrijgen van wettelijke maat regelen en meent, dat de actie, zooals deze tot nog toe is gevoerd, niets zal uithalen. De heer Scheurer, secretaris der Kamer van Koophandel de Geldersche Vallei, wijst er op, dat 't omzetten der publieke opinie niet in een jaar is te bewerken. En is dit in één jaar niet gelukt, dan kan men niet zeggen, dat de actie is mislukt Spr. zou het beter achten na te gaan, welke de oorzaken der mislukking zijn. De heer Chris Jansen, sprekend namens den Haarlemschen Hanzebond, meent, dat de pogingen van het particulier initiatief absoluut moeten falen. Het aangewezen orgaan tot bestrijding van het cadeau-stelsel acht spr. alleen den Stadt. De heer Leenhui9 heeft, nadat nog veler- zijds uit de vergadering meeningen waren kenbaar gemaakt, de sprekers beantwoord en medegedeeld dat met de middelen, welke het comité ten dienste stonden alleen de publieke opinie kon worden bewerkt door middel van die organisaties, welke het co mité voor zijn taak stelden. Spr. kan zich vereenigen met de meening van sommige sprekers dat de tijd nog niet rijp is om aan te dringen op wettelijke middelen ter be strijding. Spr. diende ten slotte deze motie in: „De vergadering, gehoord de discussie, draagt het comité op zijn actie voort te zetten en daarbij een ernstig onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om het euvel van den verkoop met cadeaux door middel van een wetsbepaling te bestrijden". Deze motie werd met algemeene stem men aangenomen. Nadat nog besloten was het comité onge wijzigd te laten ging de vergadering uiteen. BELASTING VAN NIET BINNEN HET RIJK WONENDE NEDERLANDERS. Het verslag verschenen Be schouwingen van de commis sie en het antwoord van den minister. Versdhletnen is het verslag over het wets ontwerp, houdende bepalingen betreffende de belasting van niet-binnen het rijk wo nende Nederlanders en van de nalaat- sohappen en schenkingen van Nederlan ders die niet zijn ingezetenen des rijks. De wet op de inkomstenbelasting kent de woonplaats als criterium voor den be lastingplicht, zoodat als hoofdregel geldt, dat alleen hij, die in Nederland woont, daar belasting behoeft te betalen. Het onderhavige wetsontwerp beoogt, met behoud van dezen hoofdregel, ten aan zien van de Nederlanders, die hier hun woonplaats hebben gehad doch het land metterwoon hebben verlaten, de nationa liteit als criterium voor de belastingplicht in te voeren. Daarnaast ruimt het ook ten aanzien van de vermogensbelasting, de verdedigingsbelastingen, de successiebelas- ting, en het schenkingsrecht aan de natio naliteit een ruimere plaats in, dan deze in de regeling dier belastingen tot dus ver had. Bij de vaste commissie voor Belastingen in wier handen het ontwerp is gesteld', waren schriftelijke opmerkingen van den heer Heemskerk. De commissie heeft zoowel schriftelijk als mondeling overleg gepleegd met de regeering. Verschillende leden der commissie juich ten de indiening van het ontwerp toe. Zij betoogden o.m., dat de strekking van het ontwerp niet bestaat in het keeren van be- lastingvlucbt op zich zelf, doch in het al gemeen in het betrekken in de belastingen naar het inkomen en het vermogen van hen, die billijkerwijze daarin steeds be trokken hadden moeten zijn, doch tot dus ver uitsluitend om redenen, van, practi- echen aard waren vrijgesteld. De vraag, of het billijk is den Neder lander in den vreemde in de naar het in komen en het vermogen geheven belastin gen te betrekken, kan niet anders dan in bevestigenden zin worden beantwoord. Bij andere leden der commissie beston den tegen de voorgestelde regeling ernstige bezwaren. Zij wezen er op, dat dit ontwerp is bedoeld als een maatregel, gericht tegen de Nederlanders, die naar het buitenland verhuizen, om aan den belastingdruk hier te lande te ontkomen. Men zou dan echter niet moeten treffen alle buiten het Rijk wonende Nederlanders, doch alleen die, van wie redelijkerwijze moet worden aan genomen, dat belastingvluoht hen tot het verlaten van 't land dreef. Allen, die zich om redenen van gezondheid, studie e.d. m het buitenland zouden bevinden of zich daarheen zouden begeven, moesten niet onder de werking van den maatregel vallc-n. Uit grond van een uitvoerig betoog te dezer zake zijn de hier aan het woord zijnde leden van oordeel, dat de Regeering goed zal doen met óf het aanhangige ont werp om te werken tot een regeling, uit sluitend inhoudende maatregelen tot ach terhaling van belastingvluehtigen, waarbij dan de gedachte, waarvan wordt uitgegaan., consequent zou moeten worden uitgewerkt, óf indien zij het principieel karakter van het ontwerp wenscht te behouden, de noo dig geachte wijziging van het stelsel aan de Staten-Generaal voorleggen in den vorm van een herziening der daarvoor in aanmerking komende belastingwetten. De in de eerste plaats aan het woord zijnde leden gaven verder te kennen, dat, wat niet als motief voor vrijstelling hier te Lande geldt, als zoodanig ook niet in aanmerking mag komen in het buitenland; zoo b.v. gezondheids- en studieredenen. Een deel der commissie gaf te kennen, dat een uitzondering behoort te worden gemaakt ten aanzien van hen, die 'n zeker aantal jaren een beroep of bedrijf in Ned. Indië, Suriname of Curagao hebben uitge oefend en daar het centrum van hun be langen hebben gehad, voor zoover dezen direct uit die lauden in het buitenland gaan wonen, zondeT zich eerst in Neder land te vestigen. Een aantal leden der commissie zou gaarne vernemen of niet vele buitenslands verblijvende Nederlanders zich zullen lar ten naturaliseeren in het land hunner in woning. Een aantal leden der commissie vroegen inlichtingen omtrent het getal personen, die sinds 1918, door ons land te verlaten, opgehouden hebben in Nederland belas tingplichtig te zijn, In het antwoord der regeering aan de commissie wordt o.m. betoogd, dat de strekking van het ontwerp is, een zoodani ge wijziging in den rechtstoestand te bren gen, dat de verhuizing van Nederlanders naar het buitenland in het algemeen geen verandering brengt in hun fiscale verplich tingen. Het principieel© karakter van het ontwerp wordt dan ook gehandhaafd. Het zou daarom tevens ook toelaatbaar zijn, de zaak in een afzonderlijke wet te regelen. De regeering is bereid, een overgangs bepaling voor vrijstelling in het leven ve roepen ten gunste van hen, die bij de in werkingtreding der wet reeds langer dan tien jaren in het buitenland hebben ge>- woond. Een wijziging in dezen zin is in het ontwerp aangebracht. Wat betreft de vrijstelling van hen, die een beToep of bedrijf in het buitenland uitoefenen, deze is gerechtvaardigd door het principieel karakter van het ontwerp, doch de regeering is bereid voor successie belasting deze uitwonenden in de rege ling te betrekken. Bij nota van wijziging is daarin voorzien. Voorts stemt de regeoring toe, dat er geen voldoende grond is om de nalaten^ schappen van in den vreemde verblijf hou dende landsdienaren van successierecht vrij te stellen. Het ontwerp is dienovereenkom stig gewijzigd. Voor vrijstelling van hen, die een zeker aantal jaren een beroep of bedrijf in de overzeesche gewesten hebben uitgeoefend, bestaat niet voldoende reden. Voor naturalisatie op groote schaal is de regeering niet bevreesd Op de vraag, hoeveel personen sinds 1918 het Rijk metterwoon verlaten hebben en naar welke bedragen zij waren aange slagen in de inkomstenbelasting en de ver mogensbelasting, kan de regeering geen afdoend antwoord geven. Ook kan zij geen andere feitelijke gegevens verstrekken. Eenige opmerkingen, gemaakt bij ver schillende artikelen, hebben de regeering alsnog aanleiding gegeven tot bet aanbren gen van enkele verbeteringen, ui de Nota van Wijzigingen vervat. Wat betreft de dwang- en strafbepalingen der artikelen 6 en 7 deze zijn vrijwel on gewijzigd gehandhaafd Ten slotte heeft de Commissie een amen dement voorgesteld, dat strekt tot het deen vervallen van de bepaling welke hen, die ter zake van 's lands dienst buiten het Rijk wonen, van de betaling van inkomsten-, vermogens- en verdedigingsbelastingen volgens het ontwerp vrijstelt. Het ter zake van deze vrijstelling tus- schen de regeering en de commissie ge pleegde overleg beeft niet tot eenig resul taat geleid. De commissie is van oordeel dat deze vrijstelling in strijd is met do gedachte welke bij de samenstelling van het ontwerp de leidende is geweest dat de Neder landers, die het land metterwoon verlaten, op grond van hun nationaliteit in de Ne- derlandsdhe belastingen behooren betrok ken te blijven. TELEFONEEREN MET INDIË. Weer een kruisgesprek. 'Maandag j.l. is via den kortegolf-telefonis- zender te Kootwijk met Nederl.-Indië een schitterend geslaagd kruisgesprek gevoerd,' dat duurde van 14.45 tot 16.15 uur Amster- damsche tijd. Het was van zoodanigen aard, dat, in dien dit peil gehandhaafd zou kunnen wor den, het telefoonverkeer van Nederland met zyn koloniën verzekerd is. NIEUWE WETSONTWERPEN. Het Corr.-Bnreau meldt, dat een ontwerp van wet tot wijziging van de Invaliditeits wet (o,a. verhooging loongrens) en een wets ontwerp tot wijziging der Ouderdomswet om advies aan den Hoogen Raad van Arbeid zijn toegezonden. VOOR ARBITRAGE EN VEILIGHEID. Naar wij vernemen, aldus het „Hbld.", ligt het in de bedoeling den oud-minister mr. V. H. Rutgers aan te wijzen als ver tegenwoordiger van de Nederlandsche re geering in het comité voor arbitrage en veiligheid, dat overeenkomstig de resolutie van de achtste Volkenbondsvergadering zal worden ingesteld door de voorbereidende commissie der ontwapeningsconferentie. ONDERZOEK VAN RIJVAARDIGHEID. De heer Braat heeft aan den Minister van Waterstaat de volgende vragen gericht: Is het den Minister bekend, dat er man nen tot adviseurs voor het onderzoek van rijvaardigheid van motorrijtuigbestuurders benoemd zijn, die zelf nooit met een auto gereden hebben en ook geen schoon straf register als motorrijder bezitten? Is de Minister bereid mee te deel en: lo. of er vóór de aanstelling van boven genoemde adviseurs onderzocht is, of zij zelf rijvaardigheid bezitten, ook al hadden zij een rijbewijs vóór 1 Mei 1924? 2o. hoeveel van de 4 gulden, die gestort moet worden door den aanvrager van een rijvaardigheidsbewijs, den adviseur-examina tor ten goede komt? 3o. of er destijds een openbare oproeping van sollicitanten voor die betrekking gedaan is; zoo ja, waar en hoe? PENSIOENEN AAN SPOORWEG PERSONEEL. Verschenen is het Voorl. Verslag over het wetsontwerp tot wijziging van de Pensioen wet voor de Spoorwegambtenaren 1925, en houdende voorts machtiging tot het aan gaan van een overeenkomst met de Mij. tot Expl. van S.S. in zake de pensioenrege ling voor haar personeel. Bij het afdeelings- onderzoek van het ontwerp bleek tegen de daarbij voorgestelde voorzieningen geen bezwaar te bestaan. Eenige leden vroegen, of de regeering RECLAME. Vraagt Uwen bakkci. 934 niet bereid is te bevorderen, dat iets worde gedaan voor de spoorwegambtenaren, die vóór 1 April 1919 zijn gepensionneerd. Vele der hierbedoelde gepensionneerden verkee- ren in benarde omstandigheden. „PRO JUVENTUTE". De vergadering te Utrecht. Te Utrecht is de jaarvergadering gehou den van „Pro Juventute". Dr. G. A. E. B. Meijer, waarn. voorzitter, deelde mede, dat prof. D. Simons zich tot zijn leedwezen genoodzaakt had gezien het voorzitterschap, na dit 28 jaar te hebben waargenomen, neer te leggen. Hij bracht hulde aan het werk door prof. Simons ver richt. De voorzitter deelde mede dat nog een tweede vacature in het bestuur was ont staan door het bedanken van mr. K. W. W. Andreae, secretaris van den Voogdijraad, wegens vertrek naar Arnhem. Ook juffrouw Commelin laat tijdelijk een plaats in het bestuur open, daar zij voor eenigen tijd naar Zwitserland gaat Haar werk zal intusschen door mevr. Alma wor^ den waargenomen. Besloten werd met de vervulling der overige vacatures te wachten tot de vol gende vergadering. Aan het verslag van den secretaris ont kenen wij, dat het aantal processenverbaal in 1926 ongeveer op gelijke hoogte is ge bleven, terwijl ook weinig wijziging kwam in de verdere verhoudingen (in 1925: 137 jongens en 8 meisjes, in 1926: 169 jongens, 13 meisjes). De heer Hess en mej. Dingemans brach ten rapporten uit resp. over hun arbeid on der de mannelijke en vrouwelijke jeugd, waarna de rekening en verantwoording werd goedgekeurd, die een nadeelig saldo van f 369.69 aanwijst. Ten slotte werd besloten prof. Simons schriftelijk dank te brengen voor het veel omvattende werk, dat hij voor de vereeni ging tot stand heeft gebracht. NED. HERT. KERK. Beroepen: te Anloo (Dr.): P. Prins vaft Wijngaarden, cand. te Velp (Gld.); te Tien* hoven (U.): W. Okken, te Urk. GEREF. KERKEN. Beroepen: te Baambrugge: G. D. Kuiper, cand. te Kampen; te Nieuwdorp: J. W. van Tol, te Scharendijke. PENSIOENRAAD DER NED.-HERT. KERK. In het aan de deelnemers verzonden ver* slag van den Pensioenraad der Ned. Herv. Kerk over 1926, (waarvan mr. Schoch te Amsterdam voorzitter, ds. D. Boer te 's-Gra- venhaige secretaris en dr. M. van Haatten, wiskundig adviseur zijn) deelt die raad mede, dat het aantal deelnemers meer dan voldoend is, om een soliden grondslag voor het Fonds te waarborgen en de zaken van het Pensioenfonds dus rustig en met ver trouwen kunnen worden voortgezet. De Pensioenraad bleef van oordeel dat geen directeur mocht worden benoemd, zoolang niet gebleken was, dat de administratie daar omvangrijk genoeg voor was. Den lsten Januari 1926 is het pensioen* fonds in werking getreden. Aan de erven van één deelnemer boven Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT. door Mej. E. HOOGEWERF. 63) „En als een mensch even van zicbzelven mag spreken," zei Athelstan, „heb ik nog al belang bij een snelle ontwikkeling van het geval. Want, zie je, ik weet niet, hoe lang ik hier nog blijven kan. Misschien, dat ik mor gen aan den dag al naar St. Petersburg of naar Peking moet. En als ik ging Elsie, zou ik wel willen, dat moeder erkende, boe z'i nu: een beetje overijld was ge weest 1" f„Je gaat niet naar St. Petersburg of Pe king, broer Athelstan 1" En Elsie vatte zijn hand. „Je gaat in het geheel niet meer weg. Je blijft bij ons. Ik heb een andere ontdek king gedaan." j.Mag ik ook vragen ..Zeker mag je vragen. Ik zag vandaag een brief mr. Dering liet hem mij zien die een drie of vier jaar geleden uit de Ver enigde Staten kwam. Daaruit bleek, waar 3e toen was, en er bleek mij nog meer uit Athelstan, namelijk: hoe je dat geld verloor van de zilvermijnen!" "ij antwoordde niet. ,0. maar denk je, dat ik die zelf-opoffe- png aanvaarden wil? George, dat weet ie nog niet: De gever van die groote som ?eld9, die mr. Dering tot mijn meerderjarig heid voor mij bewaarde, was Athelstan 1 Hij gaf mij al wat hij had, al wat hij op de we reld bezat I En dat enkel, omdat ik toch, natuurlijk, ook niet gelooven wilde dat hij zoo leelijk zou hebben gehandeld. Hij zei, dat hij het geld weer net zoo gauw verloren had, maar dat was niet waar, hij had het mij gezonden 1 George, wat zullen we doen?" „Is dat werkelijk waar Athelstan? Heb jij al dat geld gegeven aan Elsie?" „Dat zegt ze tenminste." „Het is werkelijk waar George. Ik zag den brief. Mr. Dering heeft hem mij laten lezen. Hij kan het niet ontkennen. Kijk maar eens, hoe hij bloost van schaamte...! En hij praat er van, om naar St. Petersburg te gaan! Hoe vind je nu zoo iets, George?" athelstan, er zijn geen woorden voorl Maar je moet het terughebben. Daar moet niet meer over gesproken worden. Er is toch al geen tweede man op de wereld, die zóó iets zou gedaan hebben!" „Onzin!" Ik zou het toch maar verloren hebben, dat gaat eenmaal zoo in Amerika." „Je hoort het Athelstan: Het is van jou. Daar valt nu niet meer over te redeneeren. Het is van jou; jij zult het ook terug heb ben. en dan blijf je thuis bij ons, altijd en altijd!" Dit zeggende legde ze hem de hand op den schouder en den arm om zijn hals en liefkoosde hem, zooals hem dit in geen acht jaar meer was te beurt gevallen. „Dit alles behoort tot een volgend hoofd stuk." zei hij. „Dat zullen we later eens bespreken, als nu die eerste zaak in orde is!" „Goed. dat is dus afgesproken. Jij krijgt je geld terug, moeder haar verdenkingen; mr. Dering zijn papieren en zijn dividen den; Checkley zijn leugens; sir Samuel zijn 4 beschuldigingen en George en ik onze ge moedsrust. En allen zullen we gelukkig leven hierna." „Wat den Woensdag nu betreft," zei George, „dat is geen onbelangrijke dag voor ons,.zooals je weet." „Alles is in orde. Op Zondagochtend is moeder altijd thuis, eer ze naar de kerk gaat. Dan ga ik naar haar toe en zal haar de tijding meedeelen, dat het huwelijk, ge lijk dit oorspronkelijk het plan was, zal plaats hebben van uit haar huis. Dit zal haar wel zeer verbazen en ze zal boos en sarcastisch worden. Maar dan zal ik er haar bijvertellen, dat ze zich niet alleen moet voorbereiden op het huwelijk, maar ook op een nog heel groote verrassing er bij. En dan zal moeder wel verder zwijgen, daar ken ik haar genoeg voor. Ga jij dan, in den avond voor de getuigen zorgen, George, en ik zal met je zusters, als bruidsmeisjes, alles afspreken, en dan zullen we of hier komen of we gaan naar Richmond en zul len een gezellig dinertje en een prettigen avond hebben. Vind je dat zoo goed?" „Heel goed. Ga voort, Elsie." „Zondagmiddag heb ik beloofd door te brengen met mijn meester: Edmund Gray. HOOFDSTUK XXIX. Elsie en haar Moeder. „Hebt u een paar minuten voor mij, Moeder?" Mrs. Arundel keek op van den brief, die zij zat te schrijven en zag haar dochter vóór zich staan. Ze schrikte even maar herstelde zich toch ook weer gauw en ant woordde koud: „Ik had je niet hooren binnenkomen Elsie. Wat heb je mij te zeggen? Wordt het een onderhoud van eenigszins langen duur, ga er dan bij zitten. Ik kom niet graag laat in de kerk. Menscheri, zooals wij, moeten immers het voorbeeld geven 1" „Ik geloof niet, dat ik u zoo heel lang hoef op te houden. Maar we zullen er toch maar liever bij gaan zitten, dat is gerief lijker." „Alle gerieflijkheid Elsie, heb je uit huis verbannen." „Ik zal ze wel terugbrengen Moeder: Maandagavond kom ik weer." „Wat bedoel je, kind! Is de slag waarlijk gevallen? Is hij in hechtenis geno men? „Neen Moeder, u vergist zich. En u heeft zich al zoo lang vergist. Intusschen: ik kom Maandag terug." „Alleen?" „Het zal van u afhangen, Moeder, of ik alleen terugkom, of met de beide mannen, die ik ter wereld het hoog9t stel: mijn ver loofde en mijn broer." „Je kent mijn opvattingen. Elsie. DaaT is geen verandering in gekomen. Dat kan ook niet." „Woensdag i9 mijn trouwdag." „Ik stel geen belang in die gebeurtenis, Elsie. Na je huwelijk met zulk een man, tegen de opvattingen, de wenschen en ver langens van al degenen, die je toch eerbie digen zoudt, kan ik enkel zeggen, dat je niet langer mijn dochter bent!" „01 Hoe kunt u nog zoo zeer volharden in uw geloof?Moeder, laat ik toch een beroep doen op uw betere gevoelens. Zet u iie verdenking toch van u af! Er is niet de min9le grond voor dat belachelijk .geval", zooals zij het opgebouwd hebben. Het is nu al drie weken en er werd nog niets, abso luut niets, bewezen. Als u toch maar eens wilde inzien, op welke valsche veronder stellingen het geheel berust. Om te begin nen kan ik u al bewijzen, dat Athelstan in Amerika was, tot een maand geleden." „Ongelukkig kindl Hij misleidt je. Hij heeft al acht jaar in losbandigheid geleefd, in een van de Londensche voorsteden. Elsie, houd mij niet zoo noodeloos opl Het is mij voldoende, dat mijn schoonzoon, sir Samuel Dering, een man van groot verstand en van zeer veel ervaring, overtuigd is, dat men onmogelijk tot eenige andere gevolg trekkingen kan komen." „En mij is het voldoende," antwoordde Elsie, zeer adrem, „dat mijn hart mij in geeft, hoe, noch mijn broer noch mijn ver-; loofde, zulke menschen kunnen wezenI" „Heb je nog iets meer te zeggen?" vroeg mrs. Arundel en knoopte haar handschoe nen dicht. De klok stond nu op vijf minu ten voor elven. „Ja. Het schijnt toch niet te geven, of ik al een beroep doe op „Neen, juist. Dat geeft toch niet. Ik ten in het geheel niet gedisponeerd tot het aan- hooren van zulken sentimenteelen onzin.*' „Dit spijt mij, want u zult er later spijt van hebben. Ik kwam u juist vertellen, dat ik met behulp van George alle voorberei dende maatregelen heb getroffen voor Woensdag." „0." „Ja. De huwelijks-cake wordt Dinsdag Be steld. Mijn eigen japon een wit-satijnen natuurlijk en héél mooi is klaar. Die komt Maandag (huis. De beide japonnen voor de bruidsmeisjes komen ook Maandag. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5