VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD )8*te Jaargang Angstige Oogenblikken Vrijdag 4 November No. 42. .sk. 1***8''?''» li êê?liT»l j> ITitj liTil ill iiijhTiljhif 4 door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Jan en Karei, zoontjes van notaris van Juren waren een stelletje jongens, zooals iT twaalf in een dozijn gaan. Ze waren vol strekt geen brave Hendrikken en hielden reel van een grap, „te veel" zeiden hun aiders en onderwijzers zelfs, maar ze zou- len toch nooit met opzet iemand pijn doen jf schade berokkenen. Dat dit wel eens bij ongeluk gebeurde, ja. welke Hollandsehe jongens zou niet bij ondervinding weten, dat dit maar al te ge makkelijk geschieden kon? Jan en Karei vonden dat op zoo'n oogenblik dan wel vervelend, erg vervelend zelfs, maar och. ze waren het zoo heel gauw weer vergeten. Hun geheugen scheen hen voor derge- lijken dingen maar al te» spoedig in den steek te laten En toch kon dalzelfde ge heugen soms de beste diensten bewijzen. Geen hunner zou bijv. vergeten op een lang vooruit afgesproken vrijen middag laar Oom Jorissen te gaan. die een groote heere-boerderij had niet ver van het dorp, waar de familie van Buren woonde1. Even min zouden zij vergeten, dat eiken Vrijdag namiddag. even na vieren, de Sprits-man kwam om Moeder van zijn heerlijke, ver- sc-he sprits te verkoopen. Dat was altijd een wedstrijd: wie Vrijdagmiddag het eerst thuis was: Jan en Karei of de Sprits-man. Gewoonliik wonnen de beide eersten het, maar sinds het groote landhuis, dat vlak bi] hun villa gelegen was. niet meer be woond werd. was de Sprits-man wel vijf minuten eerder bij hen en het was niet gemakkelijk die vijf minuten in te halen. De Sprits-man was dus in den laalsten tijd gewoonlijk de eerste maar veel scheelde het niet en het gebeurde1 hoogst zelden, dat hij hen nog tegenkwam, nadat hij mevrouw van Buren reeds sprits verkocht had. Als het een enkele maai gebeurde, riep hij hun toe- „Ga maar gauw naar huis. jongens! Versch is de1 sprits het lekkerst!" Nu. daarin had de Sprits-man natuurlijk gelijk: versch was de sprits het lekkerst. Moeder zei dan lachend: „Maar jongens, dat weten jullie nu al: hoe sprits versch smaakt. Wacht dus eens met ze te proeven, tot ze oud is Dan kun je zelf over het verschil oordeelen". Terwijl Moeder dit zei, gaf ze beiden bengels echter al een koekje, zoodat het „wachten tot de sprits oud was" eigenlijk nooit plaats vond. Reeds vóór dien tijd was de koek in den letterlijken zin des woords op en werd er door Jan en Karei uitgere kend, over hoeveel dagen de Sprits-man weer zou komen Met hem stonden ze altijd op den besten roet, terwijl zij met Mina, het dienstmeisje, dat al van Vader en Moeders trouwen af bij hen was, wel eens overhoop lagen. Hoe dat kwam, zouden zij zelf niet hebben kun nen zeggen, want eigenlijk mochten* zij Mina wel lijden. Mina. wiens Vade"r nogal veel fruitboo- men in den tuin had staan, bracht voor de jongens wel eens wat appels en peren mee en dan was Mina heel aardig natuurlijk. Maar diezelfde Mina mopperde, als ze alweer dat slechte geheugen! vergaten boeten te vegen en op haar schoonen gang- looper, dien ze „eige-zellevers geklopt had", duidelijk sporen van zand of mod der achterlieten. En Mina keek wel eens boos. wanneer ze uit school kwamen en aan de bel rukten, alsof er minstens brand was. Dat deden ze graag: Mina laten schrik ken. En of mooeder nu al herhaalde malen gezegd had dat ze 't niet mochten doen, hen er zelfs voor' gestraft had. zij schenen het maar niet te kunnen laten Telkens be dachten zij weer wat anders, waardoor Mina het. zooals zij het zelf uitdrukte, „door die kwajongens op haar zenuwé's kreeg". Op zekeren dag gingen meneer en me vrouw van Buren samen uit. iets wat de jongens zich niet herinnerden dat ooit ge beurd was. Meestal mochten ze mee. als Vsder en Moeder samen één of meer dagen uitgingen 't Werd dan -altijd zóó geschikt, dat het in de vacantie of op een Zondag viel. Maar nu. kwamen Oom Kees en Tante Nans uit Indië terug en zou de geheele familie de groote menschen tenminste samenkomen in het huis. dat Oma met de Tantes aan de Keizersgracht in Amster dam bewoonde. Jan en Karei bleven d. illeen thuis met Mina, die een oogje in het zeil zou houden, dat ze niet in zeven slooten tege lijk liepen Overdag gingen ze naar school, ze zouden uit eten gaan. 's avonds hadden ze hun huiswerk te maken en den volgen den dag zouden Vader en Moeder al weer bijtijds thuis zijn Moeder was haastig van huis gegaan en zou Vader aan het station treffen. Niet, dat Moeder zich verlaat had. maar er was plotseling een telefoontje gekomen, dat de boot heel spoedig verwacht werd en Moe der was toen hals over kop weggehold, haastig afscheid nemende van de jongens. Het was dus niet te verwonderen, dat zij vergat hen nog eens te helpen onthouden. Mina toch vooral niet te plagen of te laten schrikken. Pas toen zij in den trein zat. dacht zij er aan, maar toen was het na tuurlijk te laat. „We zullen er maar het beste van ho pen", dacht Moeder „Mina kan heel aardig met hen omspringen en ze hebben door hun school en hun huiswerk nic-'t veel tijd om kattekwaad uil te voeren." Toen de jongens dien middag bij Tante Jenny en Oom Guus gegeten hadden, waren zij dadelijk na tafel-naar huis gegaan im hun* huiswerk te maken en hun lessen voor den volgenden dag te leeren. Toevallig hadden zij dien avond nogal vee'l te doen en Mina vond de jongens dan ook heel ijverig aan het werk, toen zij hun om acht uur een kopje thee bracht. Schieten jullie al op V' vroeg ze vrien delijk. ,,Nou Mien, fijn We zijn al bijna klaar. Weet jij nog, vanneer Karei de Groot© Leefde vroeg Jan. „Nooit van gehoord, ten minste ik her inner het mij niet meer," moest Mina bekennen. ,,Of wanneer de Tachtigjarige Oorlog uitbrak V' ,,Mij te geleerd, hoor!" antwoordde Mina en zij slofte weer naar haar kenken, naar haar potten en pannen, waarmee ze beter vertrouwd was dan met de jaartal len uit de Vadeilandsche Geschiedenis. Na een tijdje was het huiswerk klaar en zaten de lessen et nagenoeg in. „Alorgen nog even overkijken!" zei Jan, terwijl Karei en hij hun boeken opruimden. Twee minuten later staken de jongens hun hoofden om den hoek der keukendeur, riepen: „Dag Mien" en stormden naar boven, niet omdat zij zoo'n haast hadden om onder de wol te kruipen, maar meer uit gewoonte. Onder 't uitkleeden had Jan plots een inval. „Zeg Karei", begon hij, „ik geloof, dat Mina al heel weinig van Geschiedenis ai- weet. 'k Durf wedden, dat ze nooit van de Maagd van Orleans gehoord heeft." ,,Nou ja, wat zou dat V' vroeg Karei, die slaap begon te krijgen „Dat wij een voorstelling moeten geven, een voorstelling van de Maagd van Or leans Als ze 't een® gezien heeft, ont houdt ze 't vast" „Hoe bedoel je V' „Wel, we slaan allebei een laken om ons heen. 't fs heel eenvoudig." „Maar er waren toch geen twee Maag den van Orleans?!" „Doet er niet toe. Als ze 't tweemaal ziet. zal ze het beter onthouden. We gaan boven aan de trap staan cm dan roepen we haar Vooral geen licht maken, hoorl Want dan ziet ze dadelijk, dat wij 't zijn. De maan geeft genoog licht door 't gang- raam." „Fijn, manzei Karei, wiens slaap nu heelemaal over was. Het duurde niet lang meer, of aan weers zijden van de trap stond een in het wit gehulde Jeanne d'Arc, die wel niet heel veel op de heldin uit de 'Fransehe Geschie denis leek, maar er toch voor moest door gaan „Mien, kom 's effen!" riep Jan. Bijna proestte hij het uit van het lachen om het maMe gezicht, dat Karei trok. „We willen je nog wat laten zien!" voegde de laatste er aan toe „Ja, hoorIk kom zoo. 'k Moet bovem toch effen sluiten op de groote slaapka^ nier!" riep Mina terug, die van den prins geen kwaad vermoedde en van de Maagd van Orleans niet op de hoogte was 't was ook al zoo heel lang geleden, dat zij school had gegaan Slof, slof! daar kwam Mina aan. Geluk kig maar, d«at het donker was, want de jongens konden zich bijna niet goed meer houden. Reeds was Mina onder op de trap, daar kwam ze om den hoek met een breed gebaar onder het witte laken wilde Jan juist iets zeggen, toenhoe het precie® gebeurde, heeft hij nooit geweten, Mina roet een luiden gil van de trap vieL Van schrik had zij waarschijnlijk de leu ning losgelaten en was zij achterover ge- va! len. Nu was het de beurt van de jongens om te schrikken. Doodelijk ontsteld gooiden zij de lakens weg, knipten het licht op en... zagen Mina in de gang, vlak voor de trap liggen „Mina! Mi na! Mien! Mientjel" rie pen zij. Geen antwoord. 't Was, of Jan en Karei plotseling Lood in hun schoenen hadden en zij de trap, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 17