VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
68"* Jaargang
Zaterdag 22 October 1927
No. 40
Met z'n Vieren op een
Eiland.
Naar het Engelsch van L. T. MEADE.
Beknopt bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
14)
Hoofdstuk XVI.
Joke wordt ziek.
Ferdinand's vrees voor het naderende
regenseizoen werd niet onmiddellijk be
waarheid. Er volgden nog heel wat mooie
dagen en terwijl Elly naar de helderblauwe
lucht keet vroeg zij zich af, of er wel ooit
weer wolken aan het uitspansel zouden ver
schijnen. Ferdinand verzekerde haar ech
ter, dat het slechte weer niet lang meer op
zich zou laten wachten.
„Er zal spoedig geen plekje blauw meer
in de lucht te vinden zijn," zei hij. „De re
gen zal bij stroomen neervallen en er zul
len maar zulke korte opklaringen tusschen
de hevige buien zijn, dat ik nauwelijks zal
kunnen uitgaan om het noodige voedsel
Yoor ons t© zoeken. Daarom inoelen we
maar zooveel mogelijk voorraad maken en
alle mogelijke voorzorgsmaatregelen ne
men."
Vlak tegen het Witte Kasteel aan had
Ferdinand een flinke stevige schuur ge
bouwd. Deze stond tegen het huis aan en
maakte dit dus sterker. De zijkanten had
hij van planken getimmerd, die de kinde
ren van het oude schip afgehaald hadden.
De voorkant was gemaakt van kippegaas,
dat eenige malen dubbel was genomen en
waarin hij een deur gemaakt had.
In deze schuur woonde „mevrouw Nan"
met haar dochter, de kleine Nan, die flink
groeide. In het andere gedeelte der schuur
hadden de kinderen een groote hoeveel
heid hout opgestapeld en een flinken voor
raad gemaakt van schildpadeieren en visch,
die zij in de zon gedroogd hadden. Ook
hadden zij wilde druiven gedroogd, zooals
de wijd en zijd beroemde Robinson dit
deed. Met deze geringe voorraden gingen
zij nu moedig het jaargetijde in, dat hun
stellig veel regen en storm brengen zou.
„Ik zal een diepe gracht om het huis heen
graven," zei Ferdinand. „Dat zal het water
afvoeren en ons huis droog houden. En o,
Joke! we zullen den dikken rol zeildoek,
dien we in het schip* gevonden hebben, op
het dak spijkeren, ten minste als we er in
slagen hem er op te sjorren I"
.,0, dat zullen we zeker!" antwoordde
Joke opgewekt. „En dan is er nog iets. Fer.
Ji] of ik moeten op de geitenjacht gaan,
want we moeten op de één of andere
manier warmer kleeren hebben. We moe
ten de geiten doodschieten, de vellen voor
kleeren gebruiken en het vleesch drogen
en bij onzen voorraad voegen."
„We zullen allerlei akelige dingen in
het regenachtige jaargetijde moeten eten,"
zei Elly met een zucht.
„Ik hoop maar, dat die afschuwelijke tijd
Vooreerst nog niet aanbreekt en als hij er
eindelijk i9, weer gauw voorbijgaat Jullie
praten over niets anders."
„Eén ding heb ik je te zeggen, Elly," zëi
Ferdinand nu op min of meer boozen toon
tegen zijn nichtje, zoodat deze haar ge
zichtje afwendde; „als het regenachtige
jaargetijde aanbreekt en het zal stellig
aanbreken, misschien morgen reeds l*
moeten wij al onze krachten inspannen om
ons er tegen te verzetten en natuurlijk
moeten wij ons daar vooruit tegen wape
nen.
Je bent nu toch oud en verstandig ge
noeg om dat te begrijpen. We moeten de
moeilijke dagen moedig en flink tegemoet
gaan, onze opgewektheid niet verliezen en
alles van den besten kant bekijken."
Ferdinand had bij deze laatste woorden
zijn bijl ter hand genomen en was wegge
gaan om nog wat hout te hakken, dat als
brandstof diénst zou kunnen doen.
Nog volgden er enkele heldere, mooie
dagen en Joke smaakte de voldoening een
paar geiten te dooden. Het stroopen dezer
dieren bleek echter een veel moeilijker
werk te zijn dan de kinderen zich voorge
steld hadden en eindelijk vielen de ge
vreesde stortregens neer, vóór de huiden be
handeld of het vleesch nog maar gedroogd
was.
„Ik wou voor een lief ding, dat we
„De Zwitsersche Familie Robinson" bij ons
hadden 1" riep Joke uiL „Dat leuke boek
zou ons onmiddellijk zeggen, hoe wij de
zaak moeten aanpakken,, terwijl wij
nuZij zuchtte en keek naar haar
voelen, waaraan bijna geen schoenen meer
zaten.
Het slechte weer begon met een storm,
die bijna even hevig was als die, welke de
kinderen meegemaakt hadden in dien
vreeselijken nacht, toen zij in aller ijl het
schip hadden moeten verlaten. Ook deze
storm brak in den nacht los en het arme
viertal zat tegen elkaar aangedrukt in het
wankelende, houten huis, dat heen en
weer schudde.
Zij waren echter builen het bereik der
golven en Ferdinand's overleg, dat hem
vier sterke, levende boomen als de hoeken
voor zijn huis had doen uitkiezen, werd
ruimschoots beloond. Het kleine huisje
kraakte hevig, doch er drong geen enkele
regendruppel door het dikke zeildoek, dat
het dak bedekte en er kwam geen stukje
hout naar beneden.
Den volgenden morgen keken de kinde
ren naar de nalte wereld om zich heen en
zei Ferdinand tegen de anderen, dat het
regenachtige jaargetijde zijn intrede had
gedaan.
Nu kan een regenachlige dag heel ge
zellig zijn. Is het er koud bij, dan gaan de
menschen en kinderen bij den haard zitten
en maken het zichzelven behaaglijk door
mooie boeken te lezen, te werken of aller
lei spelletjes te doen. Maar een regen
achtige dag bij ons of een lange reeks
van regendagen op een onbewoond eiland
in Brazilië is lang niet hetzelfde en Ferdi
nand had groot gelijk, toen hij zei, dat zij
zich er tegen wapenen moesten.
Het is nu eenmaal een eigenaardig feit,
dat een ongeluk zelden alleen komt. Het
regenseizoen op zichzelf was al erg genoeg
voor kinderen, die met dunne zomerklearen
en half-versleten schoenen aan in een hou
ten huis, dat heel vochtig en donker was,
moesten vertoeven. Het zou echter non- veei
erger worden.
Joke werd ernstig ziek.
Niemand wist eigenlgk hoe het kwam,
of wat zij had. Misschien was zg overver
moeid, misschien vatte zij kou, toen zg tijdens
een korte opklaring schildpad-eieren ging
zoeken. Hoe het zij, op een morgen werd
z\j wakker met een brandend, kloppend hoofd,
droge, dorstige lippen en pgn in al haar
ledematen.
Toen zg haar hoofd ophief, zag zij allerlei
vreemde, vurige kringen en vlammen voor
haar oogen dansen. Het kleine houten huisje
scheen heen en weer te schommelen en weg
te zwemmen. Doodvermoeid moest Joke haar
hoofd weer op het kussen laten zinken. Zij
begreep, dat er iets was, waartegen haar
kalme vastberadenheid en haar sterke wils
kracht niet opgewassen waren. Zij was nard
ziek en het scheen dadelgk, alsof alles ver
keerd moest gaan in het eenvoudige kleine
huishouden.
Niemand wist eigenlek, hoe sterk Joke
was, hoe dapper en handig, hoe moederlgk
ook; niemand wist dit» vóór zg ziek terneer
lag en geen raad en hulp meer kon geven
bij moeilijkheden van allerlei aard.
Ferdinand was ongetwijfeld een heel
flinke jongen, maar hg was toch niet zoo
verstandig als Joke, en nu zg ernstig ziek
lag, waren de drie andere kinderen werkeigk
ten einde raad.
„Morgen zal ik wel weer beter zijn,"
zed het zieke meisje, terwgl zg haar bran
dende hand op Ferdinand's arm legde. „Er
is vandaag meer dan genoeg eten voor
allemaal en als ik rustig blijf liggen, zal
de hoofdpijn wel zakken."
Maar de hoofdpijn zakte niet en al heel
gauw kon Joke zelfs niet rustig meer blij
ven liggen. In een hevigen koortsaanval
gooide zg zich woest heen en weer in
bed, te vergeefs trachtend koelte, rust en
lafenis voor haar onleschbaren dorst te
vinden.
Dagen van aanhoudenden regen hadden
de houten hut tot een allesbehalve gezonde
woning gemaakt en Ferdinand was bang,
dat Elly en Tony ook koorts zouden krijgen.
Hij deed alles wat in zijn macht was om
dit te voorkomen, zond hen zoodra het
weer maar even opklaarde uit, gal niet
alleen Joke, maar ook zjjn neefje en nichtje
van de kostbare kinine, die hg gevonden
had in het medicijnkastje van den kapitein.
Zeil nam hg er ook van in.
Of de kinine echter door het lange liggen
uitgewerkt was, of dat Joke te ziek was om
er baat bij te vinden, kon niemand zeggen.
Met zekerheid viel alleen te constateeren,
dat de koortsachtige dagen en nachten
elkander opyolgden en de arme zieke steed3
erger werd, tot Ferdinand zich op een
morgen angstig afvroeg, of Joke misschien
sterven zou.
Vreemd genoegv scheen dien morgen 'de
zon juist weer voor het eerst. Het was een
arm, waterig zonnetje en er vertoonden
zich zware wolkbanken achter. Maar de zon
scheen toch. Ferdinand maakte onmiddellijk
Tony en Elly wakker en zei hun naar het
strand te gaan en te kgken, of ze daar ook
één of meer versche schildpadeieren vonden.
Toen zg weg waren, zette hg de deur
van het huis open om de warme zon er in
te laten schijnen. Hg trok het bed met het
zieke meisje dichter bij de deur, gaf haar
eer kopje geitenmelk en kuste haar op het
voorhoofd.
Ferdinand had geen flauw vermoeden,
terwijl hij dit deed, dat daarbg één of
twee tranen op Joke's bleeke wangen vielen
en haar meer opwekten dan zelfs de geiten
melk kon doen. Er kwam weer iets kleur