ROMANO 68",e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 30 September 1927 Tweede Blad No. 20720 HET DRESDNER KREUZCHOR BINNENLAND. FEUILLETON. Het beroemde Dresdner Kreuzchor met zijn leider, proi Otto Richter, dat hedenavond in de Pieterskerk een uitvoering- geeft VERBOND VAN NEDERLANDSCHE WERKGEVERS. De jaarvergadering te Rot terdam. Openingsrede van di. Waller. De toe stand dez industrie onbe vredigend. Toenemende werkloosheid. Heden werd in het gebouw der Handels- hoogeschool te Rotterdam de algemeene ledenvergadering gehouden van het Ver bond van Nederlandsche Werkgevers. De vergadering werd geopend door den algemeen-voorzitter dr. F G Waller, met een rede over de industrieele situatie ra Nederland. Spr. putte voor het vormen van een oordeel over den industrieelen toestand uit drie statistische bronnen. De eerste was het Mei-nummer van het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waaruit volgens spr blijkt, dat de gang van zaken in de groote meer derheid der bedrijven onbevredigend is, maar dat er een aantal gunstige uitzonds- ringen zijn, die echter bovenal voorkomen onder de groote en zeer groote concerns, die internationaal werkzaam zijn en bij welke slechts een beperkt percentage hun ner producten in Nederland wordt gefa briceerd. Het tweede statistische gegeven, dat er op wijst, dat men omtrent de toekomst van nieuwe industrieele ondernemingen nog weinig optimistisch gestemd is, noemde spr. het geringe bedrag der industrieele emissies. Het derde gegeven putte hij uit de sta tistiek der werkloosheid, die echter een zeer onvolledig beeld vertoont, daar zij zich slechts beperkt tot de georganiseerde arb ri ders. Eén ding mag men evenwel als zeker aannemen en wel. dat de werkloosheids indexcijfers, die de laatste jaren om de 8 schommelen, over de jaren 1911 en 1913 steeds schommelden tusschen 2 en 4. dus slechts 1/4 tot 1/2 van de tegenwoordige uitmaken. De bestaande toestand van de industrie is dus voor de groote meerderheid onbe vredigend. van nieuwe expansie is weinig te bespeuren en tengevolge daarvan is de werkloosheid belangrijk. Omtrent de oorzaken dezer verschijnse len onderscheidde spr oorzaken van alge meen en aard. welke voor geheel Europa gelden en die welke in het bijzonder in Nederland hun werking doen gevoelen. Een der oorzaken van algemeenen aard fs, naast de verarming van Fwooa tenge volge van den oorlog, het verlies van afzet gebieden door de verplaatsing der industrie naar buiten Europa gelegen centra. In het jaarverslag van den president Her .Tavasche Bank, mr. Trip, wordt dienaangaande de slotsom getrokken, dat Europa in het bij zonder Engeland, over de geheele linie in den Pacific terrein heeft verloren, hetwelk voornamelijk door Japan en de Vereenigde Staten is ingenomen. Een tweede oorzaak van algemeene be- teekenis is de veranderde financieele posi tie van de Vereenigde Staten ten opzichte van Europa, welke geteekend wordt door de becijfering door ir. Rölger dat vóór den oorlog de Vereenigde Staten aan Europa een schuld hadden van 5 milliard dollar terwijl thans omgekeerd Europa 4 milliard dollar schuldig is aan de Vereenigde Staten Een derde oorzaak vormen de allerwege verrezen hooge tolmuren, die de onderlinge uitwisseling van Europeesche producten zoo zeer bemoeilijken. Overgaande tot de invloeden, die meer in het bijzonder voor Nederland gelden maakte spr. een vergelijking tusschen de productievoorwaarden in Nederland en in de belangrijkste industrielanden in en bui ten Europa, in het bijzonder betreffende de loonen en arbeidstijden Hij constateerde, dat in de landen, die onze ernstigste con currenten zijn, over het algemeen de loo nen veel lager en de arbeidsvoorwaarden veel soepeler zijn. Nederland is omgeven door landen, waar de productievoorwaar den gunstiger, ten deele zelfs verbazend veel gunstiger zijn en het is dus. volgens spr.. niet te verwonderen, dat ook in het bijzonder onze industrie moeilijke tijden doormaakt. Op de veelal gemaakte opmerking, dat onze industrie, om te kunnen blijven con- curreeren, genationaliseerd moet worden volgens moderne methoden, antwoordde spr.. dat Nederland niet achter is gebleven in de volmaking harer fabrieken en dat het geroep om rationalisatie als redmiddel voor onze te hooge productiekosten boven dien onjuist is, omdat de rationalisatie een proces is. dat voortgang maakt, niet alleen bij ons. maar in alle met ons concurree- rende landen en het dus ijdele hoop is te verwachten, dat gunstiger loon- en ar beidsvoorwaarden. die daar gevonden wor- deo. zouden gecompenseerd worden door iets waarvan wij allerminst het monopolie bezitten. Er wordt van verschillende zijden de op merking gehoord, dat de opbrengst van inkomsten, vermogens-, dividend- en tan tièmebelastingen, alsmede de steeds toene mende staatsinkomsten dan toch wel be wijzen. dat het nog zoo erg niet is. De oor zaak van die opbrengsten is evenwel ge legen in den verbazenden voorspoed van Nederlandsch-Indië in de latere jaren, waardoor de toestand onzer staatsfinanciën schijnbaar nogal bevredigend is. Indien echter overigens niets verandert, zullen wij. aldus meende spr., met groote zeker heid te kunnen voorspellen, in moeilijk heden geraken wanneer eens eenige magere Indische jaren mochten komen. Spr wees er in dit verband op, dat onze invoer in Indië terugloopt. In 1913 kwam 33 3 pCt van den totalen invoer uit Neder land. in 1925 18.3 pCt.. welk percentage nog verder is teruggeloopen tot 15 pCt. De Ja- pansche invoer sprong in dezelfde jaren van 1.6 pCt. op 11 pCt.. de Amerikaansche van 2.1 pCt. op 6.5 pCt.( welke vermeer deringen blijkbaar geheel ten koste van Ne derland gingen, terwijl alle overige landen hun invoerpercentage ongeveer wisten te handhaven, een zeker niet onbedenkelijk verschijnsel, waaruit spr. concludeerde, dat onze positie op de wereldmarkt zeer zwak i9. Wat de toekomst van de Nederlandsche industrie betreft, zag spr., wanneer er geen verandering komt, vóór alles toenemende werkloosheid in het verschiet. Mocht bovendien Indië ons in den steek laten, dan kan z. i. een catastrophe moeilijk uitblijven Het is wel waarschijnlijk, dat in de coneurreerende landen de productiekos ten zullen stijgen maar het is een ijdele hoop te verwachten, dat zij ook maar eenigszins het peil zullen naderen, waarop zij thans in Nederland staan Wij zullen zelf de hand aan den ploeg moeten slaan en een resolutie regeling moeten doen om de productiekosten te verlagen. Daartoe zijn noodig: sterke verlaging van staats- en bo venal van gemeente-uitgaven, zoodat lagere belastingen kunnen worden geheven, waar door wederom de kosten van levensonder houd lager zouden worden; een veel soe peler toepassing en op sommige punten een wijzing van de arbeidswet; verlichting in geen geval verzwaring van de lasten, die in het bijzonder de industrie treffen. Spr. was zich er echter van bewust, dat geen dezer voorwaarden gemakkelijk in vervulling zal gaan wanneer niet bij zeer velen in den iande een andere geestesge steldheid komt dan de tegenwoordige die hierin culmineert dat economisch alles mogelijk is als de zoogenaamde kapitalisten het maar zouden willen De symptonen van en verandering ten goede meende 9pr. reeds te kunneü constateeren. Spr hoopte dat de publieke opinie bin nenkort op dit punt haar stem zoo luide zal doen hooren. dat de overheid den durf zal hebben door een weloverwogen, energiek doorgevoerde bezuinigingspolitiek. een goed stuk der abnormale duurte te doen verdwij nen. de plannen van mi. van lear black Met de K.l.M. naai China en naai Kaapstad. Men meldt aan het Haagsche AneAa- kantoor: Vóór zijn vertrek naar de Vereenigde Staten, waarbij de vliegtuigbestuurders Geysendorffer en Scholte hem zullen ver gezellen. heeft de heer Van Lear Black te 's-Gravenhage met de directie der K. L. M. besprekingen gevoerd omtrent zijn plannen voor het volgend jaar. De heer Van Lear Black heeft op rijn reis zich verscheidene goede vrienden ge maakt; zoo heeft hij een uitnoodiging van den Engelschen Consul te Karachi, om daar eenige dagen te komen doorbrengen, en van den Ohief Justice te Allahabad, om daar met hem op de groote jacht te gaan. De heer Van Lear Black zou daarom gaarne het volgend jaar met de K. L. M. weer een tocht maken naar Karachi en Al lahabad en de*zen tocht dan misschien nog verder uitstrekken ditmaal niet naar Neder landsch-Indië doch naar Achter-Indië en mogelijk Ohina. Verder zou de heer Van Lear Black dwars door Afrika naar Kaapstad willen vliegen en terug. Deze tocht is thans door de' K. L. M. in studie genomen. zuivering van afvalwater. Een commissie van toezicht Bij kon. besluit ie benoemd tot voorzitter van de Commissie van toezicht op het In stituut voor Zuivering van Afvalwater H. A van IJsselsteyn. oud-minister van Land bouw Nijverheid en Handel en tot leden dier commissie- A. B Brouwer, chef der afdeeling Vissoherijen van het departement van Binnenl. Zaken en Landbouw; dr. J. B. M. Coebergh. hoofdinspecteur der Volksge zondheid; prof. dr A. J. Kluyver. hoog leeraar te Delft; B. F. Krantz, lakenfabri kant te Leiden; M. E H Tjaden. directeur van het Gemeentelijk Bouw- en Woning toezicht te Amsterdam; C. J. Ph. Zaalberg, directeur-generaal van den Arbeid. intellectueele samenwerking ziet belgië. De „Te»l." verneemt dat door onze re- geering aan onzen gezant te Brussel mach tiging is verleend de overeenkomst met België betreffende de intellectueels samen werking te teekeoen. Deze ooderteebening is binnenkort te wachten. Is (fit geschied, dan zal aan de Tweede Kamer een wets ontwerp warden aangeboden tot ratificatie van de bedoelde overeenkomst en tot goed keuring van de financieele voorzieningen daaruit voortvloeiend, in verband met de verleening van studiebeurzen. officïeele berichten. Bij Kon. besluit zijn benoemd tot ambte naar van het Openbaar Ministerie bij het kantongerecht te Roermond mr. P. j. a. Kleene, advocaat en procureur te Sittard; te Heerenveen mr. J. A. G. Groenewegen, advocaat en procureur te Groningen, waar nemend ambtenaar van het openbaar mi nisterie bij de kantongerechten standplaats Groningen en waarnemend griffier, bij het kantongerecht aldaar; te Amsterdam mr, B. Kist, advocaat en procureur te Amsterdam, waarnemend grif fier bij de rechtbank aldaar; te Leeuwarden mr Th. Semeijns de Vrieo van Doesburgh, waarnemend ambtenaar bij het openbaar ministerie bij de kantongerech ten, standplaats 's-Gravenhage. tweede kamer. De Tweede Kamer is tegen Dinsdag 4 October te twee uur bijeengeroepen. Aan de orde is: Behandeling van het verzoek van den heer Weitkamp om verlof tot het richten van vragen aan den mi nister van Waterstaat, over de afwatering van Overijsel, vooral wat betreft de afwa tering van de rivier de Overijselsche Vecht en het met de afwatering van den boven loop der Regge en Schipbeek in nauw ver band staande Twente-Rijnkanaal. Voorts regeling der werkzaamheden. Onmiddellijk na afloop der openbare ver gadering heeft vergadering der afdeelingen plaats. t georganiseerd overleg. De bijzondere commissie voor georgani seerd overleg in zaken, rakende de depar tementsambtenaren en het daarmee gelijk te stellen personeel, besprak in haar laatst gehouden vergadering, op verzoek van de centrale commissie voor georganiseerd over leg in ambtenaarszaken, het door de z.g. kleedingcommissie uitgebrachte rapport in zake dienstkleeding, en formuleerde haar zienswijze omtrent een aantal daarin be handelde punten en voorstellen. Zij besloot die beslissingen ter kennis van den voor zitter van den Raad van Ministers te brengen, met verzoek de centrale Moimis- sie voornoemd daarvan mededeeling te doen, de gemeente- en waterschaps administratie. Naar wordt gemeld, werd dezer dagen te 's-Gravenhage opgericht het „Rechts instituut voor Gemeenten en Waterschap pen", dat zich o.a. ten doel stelt het ver strekken van inlichtingen in den ruimsten zin betreffende de gemeente en waterschaps administratie, zoomede het adviseeren over daarmede samenhangende zaken. Directeur van dit instituut is: jhr. mr. J. m. M. vaa Asch van Wijck. Op de werkzaamheden van hel bureau zal worden toegezien door een Raad van Toezicht, bestaande uit de heeren: prof. mr. J Ph. Suyling, hoogleeraar aan de Rijks universiteit te Utrecht; prof. mr. F. CL Scheltema, hoogleraar aan de gem. univer siteit van Amsterdam; W. Groenemeyer, adm .chef van de afd. Binnenl. Bestuur bij het dep. van Binnenl. Zaken en Landbouw;; G W Kampschöer, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; mr. L a. Ries, administrateur bij de Generale Thesaurie van het departement van Financiën; mr. J H. Carp, referendaris bij het Prov. bestuur van Zuid-Holland; A. Verdijk, burgemeestal] van Eindhoven. NED. R.-K. BOND VAN SCHILDERS- 1 PATROONS ST. LUCAS. 1 Gisterenmiddag weed in den Dierentuin! in Den Haag een Terg adering gehouden ter bespreking van de Verzekermgsfondsen van bovenigenoemden Bond onder voorzitter, schap van den beer J. A. Stee. Deze deelde) in zijn openingswoord mede, dat de di verse fondsen in 1926 met bevredigende re sultaten hebben gewerkt. Uit de verslagen bleek, dat de GeitSen- ziekteverzekering een winst heeft gemaakt van f 6404; de reserve bedraagt f 22.000; do Patroons-ongevallenverzekering «luit met een batig saldo van f 588; de reserve ie f 5000; de Patroons-ziekteverzekering sloot met een winst van f 1263 mi een reserve! van f 3400. Besloten werd de premie te ver lagen van 1,3 tot 12 pCt. In de vacature- Ooninz werd tot Bd van de commissie voor de verzekeringen gekozen de heer A. L. A, Daniels te Arnhem. RECLAME. (Zie advertentie) 8938 Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT, door Mej. E. HOOGEWERF. 18) - „Laten we niet spreken van bedreigingen. Ik breng enkel de feiten onder je aandacht. Kortweg zijn die dus als volgt De jonge Austin heeft een zeer klein inkomen hij heeft zeer weinig vooruitzicht op een aan merkelijke verbetering daarvan. Jijzelve Elsie voor zoo ver je weet bezit niets, en voor zoo ver je weet. heb je ook geen voor uitzicht op iets „Ja, we zullen héél arm zijn en waar schijnlijk altijd heel arm blijven Met veel zelfbeheetraching wist ze haar tranen te bedwingen. „Mijn bedoeling is alleen, dat je diep- doordrongen bent van de feiten maar ik wil je niet kwellen kindlief ..Dat begrijp ik antwoordde Elsie weer met de gewone koppigheid in den blik „Maar die zijn me al zoo dikwijls onder het oog gebracht dat ik er dan ook vol komen doordrongen van ben-, dat verzeker ik u'" „Ik hoorde van je zuster lady Dering dat die bereid is van alles voor je te doen als ie dit huwelijk maar opgeeft- Haar huis haar rijtuig haar bedienden ze stelt alles tot je beschikking Vergeef ook niet kind dat je van huis uit gewoon bent aan eenig luxe Denk je dan, dat je het nu met zoo weinig stellen kunt?" „Al9 George het kan. dan kan ik het ook „Kan je dus alles tegelijk zijn: echtge- noote en moeder, keukenmeid, kamermeisje en kindermeid?" „Als George er gelukkiger door is. dat ik al die plichten op mij neem dan ik ook. Mr Dering ik ben er van overtuigd, dat u het beste vóór heeft voor mij; u, als oud vriend van mijn vader, en als raadsman van mijn moeder maar Onwillekeurig hield Elsie even op. in haar betuigingen want ze herinnerde zich ineens dat mr Dering zich nu niet bepaald den besten vriend van haar broer had ge toond. ..Natuurlijk, kind. ik heb uitsluitend je bestwil op het oog Maar je schijnt zóó on wrikbaar vast te staan in je voornemen, om dien man gelukkig te maken dat ik daarom alleen nog vraag. Denk je waar achtig dat ie George Austin er gelukkiger door maakt als hii ziet hoe jij je afslooft om het huishouden te drijven met zoo wei nig middelen en terwijl het eind van de zaak dan toch zal wezen dat zijn kinderen maatschappelijk tot een anderen stand zul len behoor^n dan hij?" „Nu antwoord ik met een wedervraag. U heeft George nu al acht jaar bij u op het kantoor gehad Acht u hem betrouwbaar genoeg in alle opzichten?" ..Dat ge'loof ik wel knikte mr. Dering ,Maar dit op zichzelve. brengt hem nog niet verder .Als u hem dan betrouwbaar acht waar om zou ik dan niet een onbepaald vertrou wen in hem stellen? We zullen moedig ons pakje dragen, mr. Dering. U zult nóch hem, nóch mij hooren klagen Bovendien ben ik vol hoop: als George goed is in zijn werk, waarom zou hij dan niet vooruitkomen? En ik kan een beetje schilderen Nu wel niet zoo héél goed. maar misschien kan ik er toch nog een kleinigheidje bij verdienen met portretschilderen." „Het is heel goed mogelijk, dat hij voor uitkomt en dat jij. met je schilderen, ook nog wat inbrengt! Maar vergeet niet. dat die berekening steunt op mogelijkheden en niet op feiten. Mijn ervaring van dergelijke huwelijken van menschen. die eigenlijk te weinig middelen bezitten om te trouwen is droevig. Het is zoo gemakkelijk gezegd, om hand aan hand" door het leven te zullen gaan; maar het zijn de kinderen, die lijden, dóór waar armoede dreigt" Elsie liet het hoofdje hangen. Toen ant woordde zij bedeesd: „We zullen dan enkel maatschappelijk wat lager komen te staan." „Enkel?. Noem je dat enkel? Maat schappelijke positie beduidt alles in een land als het onze! Je voorouders hebben al drie geslachten lang al hun best gedaan om zich omhoog te werken en nu zou jij dit met de grootste achteloosheid weer aHes willen verliezen?" Elsie schudde slechts droevig het hoofd e»n prevelde vóór zich heen: „We willen hopen dat dit niet noodig is!" .JSn nu nog een enkel woord; Bedenk wel kindlief dat liefde of geen liefde be rusting of géén berusting geduld of géén geduld lichamelijk wei-bevinden het begin en den grondslag vormt voor alle geluk Als jullie beiden je man en jij, dus in staat zijt, dit lichamelijk welzijn te onderhouden, dan kan je gelukkig zijn, of althans met lijdzaamheid berusten in de omstandigheden. Zoo niet. Nu Elsie, zóó is het genoegI Ik zou niet zooveel gezegd hebben, als ik dit niet had beloofd aan je moeder en je zuster. Maar ik wil wel er kennen, dat ik geroerd ben door je moed en je vastberadenheid." „Wij zullen er nooit berouw van hebben, nooit met verlangen terugzien naar hetgeen achter ons ligt U blijft ons toch een vriend, mr. Dering?" „Zeker, zeker. En nil „Nü."*zei Elsie opstaande, „mag ik u niet langer ophouden heeft wat u zich ver plicht achtte te zeggen, héél vriendelijk ge zegd en daar ben ik u dankbaar voor." „Neen. Ga nu weer eens even zitten I Ik ben nog niet met je afgehandeld, kind! Maar nu niet langer over dien verschrikkelijken George Austin 1" Mr. Dering sprak nu zóó goedmoedig, dat Elsie zich al veel meer op haar gemak ging voelen. „Niets meer over je engagement I Luister nu eens nauw lettend, want dit is van het grootste belang: Drie of vier jaar geleden schreef iemand mij. voor het gemak rullen we maar spreken van „hij" dat hij mij een zekere som gelds toevertrouwde voor jou." „Voor mij? En die gaf hij aan u?" „Ja. met het verzoek, dat ze je eerst over handigd zou worden, op je één-en-twintig sten verjaardag." „O!" Elsie staarde hem aan met wijd-open oogen. „Ja. op enkele voorwaarden. De eerste daarvan was. dat de Interest onmiddellijk weer in papieren belegd zou wordende tweede, dat ik. onder geen beding, jou of iemand anders op de hoogte zou brengen van de schenking, of van den naam van den gever. Nu ben je één-en-twintig. Zorg" vul dig heb ik vermeden dat je ook maar het minste of geringste vermoeden zoudt heb ben van dezen meevaller, tot de tijd van je meerderjarigheid dAAr was. Nóch je moeder, nóch je zuster, nóch je aanstaande, weet er dan ook niets van." „0!" zei Elsie weer; want ze was te zeen verrast, om haar gedachten of woorden in een bepaalden vorm te kleed en En, wat haar nog het meeste trof, als door een won der. nam mr. Dering's gelaat in eens da vriendelijk-welwillende uitdrukking aan, die zij den vorigen dag op zijn portrel had geïdealiseerd. „Hier. waarde jongedame," hij legde da hand op een papier. „is de lijst van de stuk ken. waarin ik dat geld heb belegd. Het zijn alle solide en toch voordeelige beleggingen! in gas- en water-aandeelen, in gemeente-» leeningen van Newcastle, Nothingham en W olverhampton." „Beleggingen? Maar hoeveel waj het dan? Toen u van een som gelds sprak, dacht ik, dat het misschien honderd pond zou zijn." „Neen Elsie, geen honderd pond. De som, die mij voor je ter hand gesteld werd, be droeg ruim twaalf duizend pond en is nu al aangegroeid tot een kleine dertien duizend." „Of" riep Elsie, nog altijd te zeer verbluft om véél te zeggen. „Ja het zal nu zoo wat een vier-honderd- tachtig pond oer jaar aan rente opbrengen. We zullen wachten .tot het vijf-honderd pond is geworden en dAn kunnen we mis schien nog een betere plaatsing vinden voor het geld." (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5