WIE IS EDMUND GRAY?
68*<e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 September i927
Derde Blad No. 20715
De Wedvlucht om de Luchtheerschappij
OCHTENDVOER
D<3j5luisM<aJendeM928
De Roep naar Samenwerking
tusschen Kapitaal en Arbeid
FEUILLETON.
VOOR DE HUISKAMER.
RADIO-PROGRAMMA
Door Lord THOMSON VAN CARDINGTON Engelsch Oud-minister van de Luchtvaart.
(Alléén-recht voor Nederland).
IV, (Slot).
passagiers op de luchtroutes der wereld zijn
leden van internationale gemeenschap en
moge dit een meer blijvende garantie voor
den vrede blijken, dan een internationale
luchtmacht.
De'moraal is duidelijk. Een weinig betee-
kenende aviatiek is een gevaarlijk iets, ge
lijk een lage trap van ontwikkeling; hoe
beter deze is, des te beter voor de werelcL
RECLAME.
wordt buitengewoon mooi en leerzaam
Deze kalender,bestaandeultl2 maand
bladen, uitgevoerd In 6 kleurendruk. It
voor onze clientèle gratis verkrijgbaar.
Vraagt Inlichtingen aan Uw winkelier.
8621
Door
Lord GREY, Oud-minister van buitenl.
zaken van Engeland.
Nu de mijnwerkerscrisis is overwonnen
en de algemeene staking achter ons ligt,
staan wij voor den „Trades Union Bill", die
de positie van de vakvereenigingen ernstig
zou schokken. Wat is de moraal van dit
alles? Dat, wanneer men wil dat de toestan
den in Engeland weer gezond worden, de
verhouding tusschen werkgevers en werk
nemers anders worden moet. Wij hebben al
onze capaciteiten op industriegebied noodig,
om ons te herstellen van de gevolgen van
den oorlog en onze plaats tegenover de be
staande wereldconcurrentie weer in te ne
men. Drie kwaliteiten zijn er, die wij noo
dig hebben en die wij volledig moeten uit
buiten. Zonder deze zullen wij niet verder
kunnen bestaan. De eerste is de handig
heid, de energie, de zakengeest en de erva
ring van de ondernemers, de kopstukken
der particuliere industrieën. De tweede is
de flinkheid van den Engelschen arbeider,
en de de derde de goede verstandhouding
tusschen beide.
En juist deze factor ontbreekt ons, en het
is wel de moeite waard eens te onderzoeken
waarom ze ontbreekt.
Om de oorzaken hiervan te vinden, moet
men terug zien op.de afgeloopen eeuw. De
werkelijke oorzaak moet niet gezocht wor
den in de tegenwoordige verschilpunten.
Deze zijn slechts een gevolg van de gebeur
tenissen uit die dagen, toen de welvaart van
het land onder de regeering van Koningin
Victoria, met ongedachte schreden vooruit
ging. Toen ter tijde zagen de ondernemers
niet in, dat na korter of langer tijd samen
werking met de arbeiders noodig zou wor
den. De loonen werden gedrukt door verla
ging van het stukloon, zoodat, terwijl de in
dustrie bloeide, de bedrijven vergroot en de
vermogens verworven werden, de op zich
zelf staande arbeiders, bij langer werktijd,
met lager loon genoegen nemen moesten.
Hierin schuilt de wortel van* het kwaad.
Toen ontstond langzamerhand de vakbewe
ging, om den arbeider tegen uitbuiting te
beschermen, en om hem een billijk aandeel
te verschaffen van datgene, wat hij zelf ge
schapen had.
De ondernemers en de vakbonden namen
voortaan tegenover elkander een defensieve,
dikwijls zelfs een offensieve houding aan,
die daaruit voortkwam, dat beide partijen
zich op de waarheid beriepen, waarbij geen
van beide de volle waarheid inzag.
De werkgevers en de aandeelhouders zei
den, dat zonder hun kapitaal hun fabriek
of hun mijn niet zou bestaan en niet in be
drijf zou zi]n en dat de loonen die den werk
lieden in het begin waren uitbetaald, niet
waren afgenomen van de winst maar van
net kapitaal Dat was wel waar, maar een
andere waarheid werd over het hoofd ge
zien. De arbeiders haalden deze andere
waarheid naar voren en beweerden dat zon
der de vakkundige ep flinke prestatie van
de arbeiders fabriek noch mijn het gering
ste nut zou hebben afgeworpen. En aan dit
punt hielden zij stijf vast en zeiden ten
slotte: waartoe heeft men werkgevers en
kapitalisten noodig, daar de bedrijven zon
der arbeiders toch nutteloos zijn? Ieder be
riep zich op zijn eigen waarheid en zag de
ander over het hoofd. En tengevolge hier
van vatten noch de werkgevers noch de ge
organiseerde arbeiders de volle waarheid,
n.l. deze dat elk van beide voor den ander
van belang is.
Hoe kunnen wij maken, dat men dit al
gemeen erkent? Mijns inziens is er maar
een middel om tusschen werkgevers en
werknemers een goede verstandhouding tot
stand te brengen en dat is hun volledige
samenwerking op industrieel terrein.
Hiermee bedoel ik niet een groot aandeel
in de winst. Het „aandeel in de winst" als
zoodanig zal altijd aangezien worden voor
een soort cadeautje of steekgeld, om de ar
beiders in toom te houden. Het zal nooit
het idee geven van werkelijk deelgenoot
schap, een idee, die alleen gezocht moet
worden in gemeenschappelijk beheer.
Toch vertoonen zich spoedig moeilijkhe
den en men moet erkennen, dat deze aan
dacht verdienen. Wanneer men den onder
nemer een dergelijk voorstel doet, zal hij
zeggen, dat zijn zaken geremd zouden wor
den, wanneer men vertegenwoordigers der
arbeiders toeliet en hij bij hen bij het lei
den van het bedrijf ter rade moest gaan.
Dit is waar. Hoe ingewikkelder en omslach
tiger men de leiding inricht, zooveel te
moeilijker wordt ze. Maar hierop bestaat
een afdoend antwoord n.l. dat een practi-
sche en flinke bedrijfsleiding nutteloos is,
wanneer ze wordt geremd door tegenwer
king van de arbeiders.
Het voordeel echter, dat men zou beha
len, wanneer het gelukte de medewerking
van de arbeiders te verkrijgen, door ze in de
leiding op te nemen, zou ruim tegen alle be
zwaren opwegen, die zouden voortkomen
uit een minder vlugge bedrijfsleiding.
Het tweede bezwaar zou hierin bestaan
dat de arbeidersvertegenwoordigers van te
genwoordig, wanneer ze zouden worden op
genomen in de bedrijfsleiding, misschien
wel neiging zouden vertoonen tot een be
krompen en onbezonnen inzicht. Het zou
denkbaar zijn, dat zij op een goeden dag
het er op aan zouden leggen, ten koste van
den verderen' loop van het bedrijf, alles tot
den laatsten cent op te deelen en zoo veel
mogelijk aan de arbeiders toe te schuiven.
Dit is een werkelijke moeilijkheid en een
werkelijk gevaar; ik geloof echter dat dit
bezwaar verdwijnen zou, zoo gauw het
standpunt der arbeiders zou veranderen.
Een derde moeilijkheid bestaat hierin, dat
de vakbonden zelf niet reageeren op alle
dergelijke voorstellen tot deelgenootschap.
Ook hier zullen eerst dan vorderingen te
bespeuren zijn, wanneer het standpunt
Wordt veranderd. De eigenlijke moeilijkheid
betreffende de deelgenootschap ligt hierin,
dat aan den eenen kant-geen goede ver
standhouding tot stand komt, voordat een
daadwerkelijke doelmatige deelgenootschap
van ondernemers en georganiseerde arbei
ders bestaat, aan dien anderen kant die
doelmatige deelgenootschap slechts met een
goede verstandhouding zal kunnen worden
bereikt. Dat is een zeer ernstig dilemna.
Het is dus een feit, dat, voor we er aan
kunnen denken iels te bereiken, het stand
punt, zoowel van de ondernemers, als van
de arbeiders gewijzigd dient te worden.
Het is buitengewoon moeilijk het stand
punt van geweldige menschenmassa's te
veranderen. Dit kan niet gebeuren door
redeneeringen, maar wel wanneer er een
groote ramp plaats heelt of bij een gewel
dige omwenteling, zooals bijvoorbeeld de al
gemeene staking van het vorige jaar. De
tegenwoordige stand van zaken geeft den
ondernemers in genen deele het recht om te
denken, dat het oogenblik zou zijn gekomen
om de vakbonden te verpletteren. Hierdoor
Een internationale luchtmacht.
Indien een internationale macht van welk
soort ook nooit practisch bereikt zal kunnen
worden zal deze naar alle waarschijnlijk
heid een luchtmacht zijn en wel om ver
schillende redenen. In de eterste plaats, of
schoon in den wereldoorlog nog maar een
glimpje te zien is geweest, van zijn yemie-
lend karakter, is toch re*eds voldoende be
kend hoeveel schrik en vrees een luchtoor
log inboezemen. Bij een luchtaanval is het
hart van het land het mikpunt, de voor
naamste doelpunten zijn groote steden en
industriecentra in den rug van de weer
machten ter land en ter zee; het Is een
bombardement van groote draagwijdte waar
van de slachtoffers meestal weerlooze bur
gers zijn; zelfs zoo dat tegenover 1 soldaat
10 burgers getroffen zullen worden in hun
werkplaatsen of huizen. De eenigste verdedi
gingsmaatregelen hiertegen zullen bestaan
uit represailles van gelijke strekking. De
meest verharde menschen worde ndoor deze
vooruitzichten opgeschrikt en zouden het
gebruik van dit nieuwe wapen beperken, als
zij maar konden.
In de tweede plaats wordt algemeen er
kend dat luchtmacht beter in staat is te voor
zien in een krachtig wapen voor internatio
nale wetgeving en justitie dan welke mili
taire- of zeemacht ook. Als men de goede
trouw aanneemt van hen, die de samenstel
lende deelen van een international ei lucht
macht in elkaar zetten, Welke ter beschik
king van den Volkenbond zouden staan, zou
dit lichaam een wapen ter zijne beschikking
hebben dat dadelijk ten zeerste gecentrali
seerd was en bovendien gemakkelijk te con-
troleeren. Voor het grootste deel van Europa
en Noord-Afrika zou zij met wrucht kunnen
worden gebruikt, altijd aangenomen, dat de
Volkenbond sera ad, wanneer een beslissing
was genomen, de uitvoering van zijn bevelen
in competente handen zou geven. In Arabië
bijv. is e'en luchtmacht ter handhaving van
wet en orde reeds voldoende bewezen; zoo
zelfs dat dit land waar de bewoners in on-
derlingen strijd leefden, voortdurend be
dreigd door agressieve naburen en waar leven
en eigendom een paar jaar terug nog een
wankelbaar bezit waren, kortgeleden tot
den Volkenbond is toegetreden als een sou-
vereine en onafhankelijke staat.
Dat zijn, kort gezegd de argumenten ten
gunste van een internationale luchtmacht.
Het grootste bezwaar tegen zoodanig voor
stel is, dat het onuitvoerbaar is zonder een
diepgaande verandering in de houding der
naties, ten opzichte van de geheele oorlogs-
questie. Het misbruik van aviatiek is een
gevolg en niet een oorzaak; het is nutteloos
te trachten om het kwaad gewrocht door
het eerste te beperken, terwijl men de laat
ste onaangeroerd laat. Als er eenmaal oor
log is, wordt deze onvermijdelijk ongebreid-
deld; regels noch gewetensbezwaren hebben
eenigen invloed, wanneer gewapende macht
strijdt om het nationale beslaan.
Totdat de noodzakelijke geestesverandfr-
ring bereikt is, zullen zij, die het plan van
internationale luchtmacht becritiseeren,
zoowel pacifisten als militairisten omvat
ten. Het is zonneklaar dat de volkenbond
als deze een macht van deze soort te zijner
beschikking had een super-staat zou wor
den. Dit zou er toe leiden dat de steun van
vele warme bevorderaars van den vrede
waarvan sommigen een verbouwen stellen
in arbitrage en het Protocol van 1924, ande
ren in onderlinge garanties, een internatio
naal hof of verzoeningslichaam, verloren
ging. In de oogen van de meeste dogmatici,
zou oorlog nog te verkiezen zijn boven zulk
een flagrante schending van den geest van
den volkenbond.
Aan den anderen kant, zouden de mili
tairisten er om lachen, dat een systeem,
niet succes in Irak toegepast, toepasselijk
zou zijn voor de geheele wereld. Zij zouden
er en terecht op wijzen, dat zoowel in
Europa als in Amerika, nationalisme, be
staande belangen en commerciëele wed
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van
WALTER BESANT,
door Mej. E. HOOGEWERF.
13)
Zoo was hij er steeds op uit, zijn
cliënten contracten te laten teekenen, waar
bij ze zich verbonden naar ze meenden
tot het honderdste deel van hetgeen hij
er mee bedoelde. En als tegen-beleefdheid
voor de diensten die Checkley hem bewees,
betaalde hij diens vertering.
Het gezelschap was voltallig. De geld
schieter had, onmiddellijk beslag gelegd op
Checkley, met een ingewikkeld geval; en
nadat hij het hem met schorre stem had toe
gefluisterd, klonk de ernstige waarschu
wing:
„Daar moet u niet aan denken! U zoudt
zich daarmee ongetwijfeld aan een wette
lijke vervolging blootstellen. Vijf-ent win tig
jaar geleden heeft zich precies zoo'n geval
voorgedaan en er volgde een zwaar von
nis op.
„Zoo?"
Het roode gelaat van den woekeraar werd
nog rooder. Neen, dan al ik er ook niet over
denken. Zonde en jammer. Er was zoo'n
huis-vol meubelen en een winkel vol waren.
En de man is nog jong genoeg, dat hij er
best weer bovenop zou kunnen komen, na-
da4 hij eens zoo'n lesje had gehad. Wel wat
zal het zijn vanavond, mr. Cherckley?"
ijver, veel machtiger factoren zijn, dan in
ternationalisme of het verlangen naar
vrede. „Hoe", zouden zij vragen, „is het
mogelijk luchtmachten zoo verschillend ge
organiseerd en uitgerust die voor zoo ver
schillende doeleinden bestaan, te vereeni
gen en ondergeschikt te maken aan een
autoriteit. Noch discipline, noch nuttig
effect zouden bij zulk een macht mogelijk
zijn; zij zou een broeinest zijn van naijver
en intrigue". En ongelukkig genoeg, zouden
ze gelijk hebben. Op dit oogenblik is, hoe
dan ook, dit niet het middel.
Het is mogelijk, flat bjj de ontwikkeling
van de aviatiek een oplossing van het
probleem zal worden gevonden. Werkelijke
luchtmacht kan alleen het bezit zjjn van
staten met luchtvaartindustrie. Hoe grooter
deze industrie wordt, fles te grooter zal de
kracht zftn van de staten, die haar bezitten.
Deze industrie zal nationaal zijn en blijven
naarmate zjj afhangt van subsidies. Haar
bestaan alleen reeds duidt op een zeker
peil van intelligentie en een vooruitstreven-
den geest bij dat deel van de bevolking, dat
deze in stand houdt. Zij wordt bestuurd
door eerste-klas handwerklieden en werk
tuigkundigen, wier politieke inzichten demo
cratisch zijn en fiikwjjls internationaal. Deze
menschen hebben niets te winnen bij oorlog,
integendeel veel te verliezen; zij vormen een
stevig element in alle industriestaten en hun
invloed neemt voortdurend toe. Hun arbeid
is onmisbaar voor het voeren van een mo
dernen oorlog en ze zijn niet bereid zich
te leenen voor feen baldadigen aanvalsoorlog.
Alhoewel zij betrekkelijk onontwikkeld, zijn
en dikwijls in een verkeerd daglicht gedteld
worden door kranige woordvoerders, zou
toch, als de grond-idee, die ten grondslag
ligt aan internationale luchtmacht, hun ver
klaard werd, deze hun instemming verkregen.
Deze idee is: kan niet de jongste en merk
waardigste vooruitgang der ïnenschheid op
het gebied der ontdekkingen gemaakt wor
den tot een instrument van vrede inplaats
van een oorlogswapen? Inderdaad is reeds
het oorlogsgevaar tusschen industriestaten
betrekkelijk verminderd. De gevaren liggen
bij meer achterlijke landen, waar het bezit
van een krachtige luchtmacht de illusie van
veiligheid geeft en oorzaak van conflict wordt
tengevolge van het principe, dat het offensief
do beste vorm van verdediging is.
Deze landen worden niet in toom gehou
den door binnenlandsche toestanden of na-
oorlogsche uitputting en zijn nog best in
staat hun luchtmacht te gebruiken in de
hoop hun tegenstander een knock-out te
kunnen toebrengen en een bestraffing door
den Volkenbond te kunnen ontgaan. Dit
misbruik der aviatiek te voorkomen is
eerste plicht en ten zeerste in het belang
der Groote Mogendheden, en de meest prac-
tische weg daartoe .zou zijn onder
elkaar overeen te komen een verbod van
uitvoer van militaire luchtmacht. Dat zou
een stap in de goede richting zijn. Het zou
luchtmacht beperken tot staten, voldoende
ontwikkeld om het gebruik der aviatiek
naar waarde te schatten en half-beschaafde
en gemakkelijk op te winden rassen be-
rooven van deze verschrikkelijke moderne
vernielingsobjecten.
Alhoewel het altijd nog voordeeliger is
voor fabrikanten en ontwerpers om oor
logsmachines te bouwen, en de handels-
aviatiek naar verhouding kwijnt, zijn er
toch aanwijzingen dat er verandering van
inzicht komt. De prachtige vooruitzichten
die de verovering der lucht biedt, worden
steeds meer begrepen. Deze mogen in een
opzicht een bron van concurrentie zijn, ze
zijn toch ook tegelijkertijd een band,- die
vereenigt. Ze schijnen een nieuwen inter
nationalen geest te scheppen. Deze geest
openbaarde zich het eerst tijdens den oor
log, toen de strijdende aviateurs van beide
partijen ridderlijk bewijzen van eerbied
gaven aan dappere tegenstanders. Deze
geest is gedurende de laatste paar jaar ver
sterkt door den gemeenschappelijken strijd
tegen de machten der natuur. Er is een
soort van band niet alleen tusschen avia
teurs, maar ook tusschen luchtreizigers. De
„Rum. Kokende rum met citroen," ant
woordde de practicus.
Eer de kellner deze bestelling nog uitge
voerd had, werden er stemmen en voetstap
pen vernomen, buiten de gelagkamer. Die
van den een klonk luid en opgewonden, .die
van den ander afgemeten en kalm.
Checkley ging rechtop zitten luisteren.
„Dat is de Cambridge-man," sprak de
oude rechtskundige, ledigde de rest van zijn
glas in één teug en lachte eens, vol ver
wachting over de dingen, die nu komen
zouden.
„Een verbazend knap mensch, die in
Cambridge heeft gestudeerd!" fluisterde hij
nu weer. „Hij is de zoon van een bisschop,
een Ierschen bisschop dan. Hij spreekt zijn
Grieksch als zijn Engelsch. Maar hij drinkt
als een tempelier! Nu heeft hij zeker vooraf
al wat genomen, want hij is altijd vast half
dronken, als hij komt en volslagen dronken,
als hij gaat. Maar dan praat hij des te beter.
Een merkwaardig mensch!"
De stem van dezen „merkwaardigen
mensch" kende Checkley. Maar die andere?
Die kende hij toch ook. Zeker, hij herinnerde
zich duidelijk den klank.
„Drink mee een glaasje, man!" noodde de
Cambridge-man.
„Dank je ik heb niets noodig."
Wiens stem was dit toch?
In spanning hield Checkley den blik op
de deur gericht. De Cambridge-man ging
vóór. Hij was een knappe man van een jaar
of twee-en-dertig, met een innemend gelaat,
groote blauwe oogen te groote zelfs
een fijnbesneden gelaat, teer en beweeg
lijk; een hoog. smal voorhoofd, en een trek
van gevoeligheid om den mond.
Klaarblijkelijk een, die behoefte had aan
steun; een van die ongelukkigen, die
alleen niet genoeg sterkte van wil bezitten,
en daarom al heel licht bezwijken voor
iedere verleiding, waaraan zij blootstaan.
De grootste verleiding voor dezen Freddy
Carston was de drank.
Hij had het ver kunnen brengen in zijn
vak; maar die beruchte hebbelijkheid had
hem, bij alles, in den weg cgestaan. Nu
woonde hij in Gray's Inn en gaf nog enkele
lessen. Hij moest een uitstekend repetitor
zijn, in z'n nuchtere oogenblikken. In den
regel was hij 's morgens nuchter; op den
middag al wat aangeschoten en 's avonds
beslist dronken daarom niet vervelend,
af lastig.
„Jij moet ook wat nemen, man" begon
hij weer tot zijn vriend. „Het is niet de
vraag, waar je behoefte aan hebt, maar waar
je lust in voelt. Als ik enkel had genomen
waar ik „behoefte" aan had, dan was ik
misschien al bisschop! Maar nu glibber ik
zoo zachtjes aan naar beneden. Neem altijd,
waar je trek in hebt!'
„Toch zal ik niet gebruiken, Fred!"
„Wat?Houdt je er dan nog ambities
op na? Daar is het nu al te laat voor, zegl
Daarvoor ben je veel te lang van je vrien
den weggebleven. Kom nu maar liever bij
ons, in de ..Salutation Club". Ik zal je intro-
duceeren. Ze zullen je met open armen ont
vangen Hoogst-intellectueele gesprekken.
De mooiste gelagkamer uit Londen. Mei ro-
mantischen achlergTond Wie heeft er nu
niet eens behoefte aan zoo'n opkwikking?"
De ander volgde eindelijk; al was het
dan ook met niet veel animo; en bij het
zien van hem sprong Checkley op in zijn
stoelHij trok zijn buurman het avondblad
uit de hand en verborg daarachter zijn ge
laat; want degeen dien de Cambridge-man
met zooveel moeite naar binnen had ge
troond, was niemand meer of minder dan
Athelstan Arundel, waar mr. Dering dien
zelfden middag nog van gesproken had, de
man, dien hij nog betreurde en dien hij zelf
van vervalsching had beschuldigd I
Zóózeer ontstelde Checkley op het zien
van dien man, dat hij zich angstvallig ach
ter de courant verborg.
Ja, hij was het. Hij zag er zéér welvarend
uit, droeg een zwart-fluweelen jas en een
wit vest, en had een indrukwekkend bruinen
baard. Zijn houding was zoo fier of hij van
z'n leven niets vervalscht hadl
Wat deed hij hier!
Freddy had intusschen den kellner nader
bij geroepen en de jongelui waren gaan
zitten.
„En vertel me nu eens, man, waar je die
acht jaar lang geweest bent?"
„Voor het grootste deel buitenslands."
„Daar zie je anders niet naar uit! Die in
het buitenland fortuin gaan maken keeren
in den regel weer met een pistool en een
mes bij zich, en geheel van wereldsche
pracht, ontbloot. En jij kerel, in fluweel en
met fijn wit linnen. Ik kan nooit gelooven,
dat je buitenslands zoudt zijn geweestII Je
hebt zeker je hoofdkwartier gehad in Cam-
berwell?"
„Laat ik liever eens bij je komen op je
kamers, daar kunnen we veel meer op ons
geraak spreken."
„Ik heb maar één kamer in Gray's Inn.
's Morgens ben ik gewoonlijk thuis en heb
leerlingen Op den middag ook nog wel.
Maar daar is je whisky En laat ik je dan
nu eens voorstellen aan het gezelschap Dit
i9 een intellectueel zeer hoogstaande kring,
dien je hier niet zoudt verwachten in deze
gelagkamer. Hoeren, dat is mijn oude
vriend mr. Anthelstan Arundel, die buitens-
HET TERUGKEERENDE DOOSJE.
Neem de buitenzijde van een leeg lucifer^
doosje en snjjd het bjj de verbinding los.
I'laats dit nu zoodanig op tafel, dat het een
tunnel vormt, en zet het doosje in den mond
van den tunnel. Het kunstje is nu, het doosje
voorzichtig door den tunnel te blazen, tot
het aan het andere eind geheel vrfi staat
en dan, terwijl men van dezelfde plaata
afblaast, het doosje te doen terugkeeren.
zouden slechts nieuwe industrie-veeten in
het leven worden geroepen. Dat zou de
ergste weg der verblinding zijn, die men zou
kunnen betreden.
Ook de georganiseerde arbeiders van hun
kant moeten een ander standpunt innemen.
Ze moeten niet meer van het standpunt uit
gaan dat ondernemers en particulier bedrijf
moeten worden uitgeschakeld; zij moeten
het ideaal der samenwerking nastreven. Dat
de staat de plaats inneemt van het parti
culier bedrijf zal onze industrieën niet red
den. Staatsbeheer beduidt een duurder,
slapper en minder actief beheer, wat onze
industrieën, gezien de sterke internationale
concurrentie van tegenwoordig, niet kun
nen lijden.
Yoor alles is het de plicht der onderne
mers, te bewijzen, dat ze leering hebben ge-
tiokken uit hun ervaringen, en minder De-
vooroordeeld zijü dan ooit, maar dan is de
beurt aan de georganiseerde arbeiders dit te
beantwoorden.
Dat zal groote staatsmanskunst noodig
hebben niet alleen in het parlement maar
ook in de industrieën. Onder de Engelsche
industrieelen bevinden zich eenige der be
kwaamste mannen der natie even zoo in de
rijen van de leiders der vakbonden. Bestaat
ei bij al deze bekwaamheid onder de in
dustrieelen en georganiseerde arbeiders, nu
tets dat echte staatsmanskunst genoemd
kan worden? Zoo ja, dan mochten we toch
wel doorzetten dat de verhouding tusschen
werkgevers en werknemers werd veranderd,
een verandering die onze problemen op dit
gebied zal oplossen, de industrieën van het
land zal redden, en ons zal maken tot een
welvarender, gelukkiger en tevredener
natie, dan ooit te voren.
VOOR ZONDAG 25 SEPTEMBER.
Hilversum (1050 M.). 10 u.11.46:
Dienst in de Parochiekerk „O. L. Vrouw
van Lourdes", Molenberg te Heerlen.
..Missa Solemnis in hon. St. Laurenti Justi-
niani", 3 st. gem. koor van 0. Rabanello,
door het kerkkoor met orgelbegel., o. 1. v.
Joh. Speth. J. Knops,: organist. Predikatie
door Pater W. de Leeuw, O. F. M., over:
Gij zijt de Christus de Zoon van den Le
venden God" (Matth. XVI 16). Na de H.
Mis: „Laudate Dominum", van G. Ett, 4 st.
mannenkoor. De Gregoriaansche wissel
zangen zijn: Voor het „Kyrië" (Introilus)
Ps. 85, 3—5. Na het Gloria (Graduale) Ps.
101, 16—17. Ps. 97—1. Na het „Credo" (Of
fertorium) Ps. 39. 1415. Na het „Domine
non sum dignus" (Communio) Ps. 70, 16-18.
12.301 uur: N. O. V. Lezing door dr.
P. H. Ritter Jr.: Ons volk en de tucht.
11.30: N. O. V. Orgelconcert uit het City-
Theater te Den Haag. Populaire orgelmu
ziek door Jules Dreese op het grootste en
nieuwste Standaard-orgel. 1.302 uur:
N. O. V. voordrachten in jordaansch dia
lect door mevr. Esther de Boervan Rijk:
Amsterdammers van Nono. 1. Standing en
misunderstanding; 2. Getuige 5 décharge.
24 30: N. O. V. Symphonieconcert
voor strijkorkest o. 1. v. Alh v. Raalte met
medew. van mevr. Rosa Spier, harp.
5.55: Dienst in de Oosterkerk (Geref.) te
Utrecht. Voorzanger ds. J. C. Rullmann. 1.
Orgelspel; 2. Votum en Zegengroet; 3. Voor
zang: Ps. 106 3; 4. Belijdenis des Geloofs;
daarna voorlezing van 1. Sam. 30:825;
5. Gehed; 6. Voorlezing v. d. tekst: 1 Sam.
30 :25; 7. Ie tusschenzang Ps. 68 6 en 9;
8. Ie ged. preek; 9. 2e tusschenzang Ps.
32:22; 10. 2e ged. preek; 11 Dankgebed;
12. Nazang Ps. 31 19; 13. Slotzegen; 14.
Orgelspel. 8.10: „De gescheiden vrouw",
lands is geweest; acht jaren lang en nu is
teruggekeerd na al zijn omdwalingen over
het aardrijk."
En toen begon hij de heeren aan Arundel
voor te stellen, op zeer geestige wijze, wat
echter het begrip van de meesten te boven
ging en den man, die nooit een grap kon
verstaan, beslist boos maakte!
„Langer kan ik nu niet blijven," zei
Alhelstan. „Maar ik kom wel eens bij je,
op de kamer."
„Doe dat, ouwe jongen!"
Ze reikten elkaar de hand en de Cam-
bridgeman ging voort:
„Waarom die Arundel acht jaar geleden
hier ineens wegging, is nog niemand be
kend! Veelbelovender jonge man was er
nietl Kijk, hij heeft niet eens zijn glas
leeggedronken. Nu dan zal ik het maar
doen."
„Mr. Checkley" sprak diens buurman,
„de gast is weg. Geef me dus m'n krant
maar weer terug I"
Mr. Checkley sprak dien avond niet
meer. zóózeer was hij onder den indruk van
die ontmoeting. Dal Alhelstan Arundel terug
was, beduidde wal. Daar zou wat van
komen, dit wist hij zeker.
HOOFDSTUK TV.
Een weerbarstig kind.
Elsie nam afscheid van haar aanslaande
aan de deur. Sinds de verloving had hij zeer
goed begrepen, dat hij maar liever niet bin
nen moest gaan. Mrs. Arundel loch, was in
het minst niet ingenomen met George
Austin. Niet dat hij benedpn haar stand
was; ze stonden vrijwel gelijk, in dit op
zicht.
(Wordt vervolgd).