688<e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 24 September 1927 Tweede Blad No. 20715 BINNENLAND. Het Dresdener Kreuzchor. DE P. T. T.-BEQROOTINO VOOR 1928. Een ruimer radioverkeer. Her ziening der telefoontarieven in studie. Thans is ingediend ie begrooting voor de Posterijen, Telegrafie Dn Telefonie voor het dienstjaar 1928. Aan de Memorie van Toelichting is het volgende ontleend: Voor het eerst in 1928 zal bij het Hoofdbestuur het nieuw inge voerde boekhoudsysteem gedurende een vol jaar toepassing vinden, evenals de in 1927 nieuw ingevoerde plaatselijke Controle. Om trent de reorganisatie van de controle op den aanmaak van postwaarden, enz. te Haar lem is overeenstemming bereikt met het betrokken departement. De doorvoering daar van vindt dan ook voortgang. Wat den post-, •telegraaf- en telefoondienst betreft, laat het zich aanzien, dat in 1928 de belangrijkste vraagstukken, welke verband houden met een economische uitvoering van den dienst, een oplossing zullen kunnen vinden. Nog een aantal kantoren cal vermoedelijk kunnen worden vervangen door hulpkantoren. Nieuwe vestiging van wjjkkantoren cal vermoedelijk geheel worden voorkomen Öoor vestiging van postagentschappen. Het aantal nieuwe agentschappen kan voor 1928 op een tiental worden geraamd. Uitbreiding van de ge- legenheia van het publiek tot betaling van belasting aan alle kantoren en stations zal, in samenwerking met het departement van Financiën, ter hand worden genomen. Van de op D. Juli 1927 ingevoerde ver laging van sommige posttarieven wordt een vermindering van inkomsten van f3.950.000 verwacht. Het ligt In de bedoeling, om, voor zoover de bedrijfsuitkomsten en de toestand van 's lands financiën dit toe laten, op den Weg der tariefsverlaging ver der te gaan. Getracht wordt door persoonlek bezoek van ambtenaren bjj daarvoor in aanmerking komende personen, firma's, Instellingen en dergelijke en het aanbieden van een be langrijke korting op het tarief, te ver krijgen, dat voor de bezorging van reclame biljetten en andere drukwerken zonder adres meer dan tot nog toe van den postdienst wordt gebruik gemaakt. De kosten van het instellen van nacht- posttreinen zullen zóó groot zijn, dat ten dezen tot bestendiging van den bestaanden toestand werd besloten. Nagegaan zal wor den of misschien door verlegging van de routes, zonder de r»nelle overbrenging te schaden, besparing van can andere landen te betalen transitkosten kan worden ver kregen. Aan de luchtpost zal bijzondere aan dacht worden gewijd. Ook aam verbeteringen in de inrichting voor het geldverkeer wordt bij voortduring gedacht. Het doorverbindingsstelsel voor We tele grafie (draad) zal In i928 zijn gecompleteerd. Voor het radio-verkeer, met Amerika zal wellicht een tweede zender noodig zijn. Op den bouw van een station van het door Engeland voor het radio-verkeer met de Dominions ingevoerde „beamsysteem" is in de begrooting gerekend. Het ligt in het voornemen om naast het radio-verkeer met Denemarken en Oosten rijk, dat thans met den 5 K.W. zender te Scheveningen-Haven wordt afgewikkeld, ook rechtstreeks radio-verkeer op te nemen met verschillende andere Europeesche lan den. De beide te Koolwijk in aanbouw zijn de zenders zijn bestemd om zoo mogelijk het verkeer met de hier bedoelde landen en met Oostenrijk en Denemarken te verwer ken. Het 5 K.W. station kan dan in grooter mate dan tot dusver voor het lange-af- standsverkeer met schepen in zee worden beschikbaar gesteld. Met het oog op verdere uitbreiding van het Europa-verkeer is op de aanschaffing van een derden zender gere kend. Verder bestaat de mogelijkheid, dat bin nen afzienbaren tijd met korte-golfzenders. ook in het inter-Europeesch verkeer resul taten zullen worden bereikt, welke aanwen ding van dergelijke stations voor dat ver keer wenschelijk zullen maken. Wat het kustscheepsverkeer betreft zal ook het korte- golfsysteem toepassing vinden. Voorts is in onderzoek aan welk punt van de kust even tueel de geheele ontvangstdienst zou kunnen worden gevestigd, bijaldien het kantoor IJmuiden resp. de ontvangstcentrale te Meijendel, daarvoor niet langer voldoende geacht zouden worden. Herziening van de interlocale en locale telefoontarieven is in studie. Wat de inter locale tarieven betreft, wordt overwogen of het aanbeveling verdient bij de tarifiee- ring meer afstanden te onderscheiden, ter wijl voor de locale tarieven wordt gedacht aan een uitbreiding naar beneden van het gesprekken-klassentarief, dat thans behou dens een enkele uitzondering slechts geldt in netten met meer dan 4000 aansluitingen. Het internationale telefoonverkeer zal waarschijnlijk nog in 1927 met Zweden en Hongarije en in 1928 met Noorwegen en Italië worden uitgebreid. Er is uitzicht dat de instelling van een praCtischen radiotelefoondienst op den voet, zooals deze thans tusschen Amerika en Engeland bestaat, binnen niet langen 1 tijd mogelijk zal zijn. Op de fondsen voor hetgeen op dat ge bied moet geschieden is in de begrooting gerekend. Met betrekking tot den Post-chèque- en Girodienst zijn geen speciale maatregelen in uitzicht te stellen. Ten aanzien van het al dan niet toekennen van rente aan reke ninghouder was bij het samenstellen van deze begrooting nog geen beslissing ge nomen. Ondanks de ingevoerde tariefverlaging kon voor het bedrijf der P. T. en T-, even als het vorig jaar, een aanzienlijk over schot worden geraamd. De ontvangsten voor de drie diensten zijn voor 1928 ge raamd op f81.211.077, dat is f 1.562.753 minder dan in 1927 was geraamd. Minder is o.a. geraamd voor ontvangsten-poste- rijen f 2.220.650; meer is geraamd voor ontvangsten van de telegrafie f 334.000 en telefonie f 1.091.000. De invloed van de tariefverlagingen van 1 October 1926 en 1 Juli 1927 wordt begroot op resp. f 1.800 000 f 3.450.000 te zamen, alzoo f 5.250.000. De ontvangsten van den Postchèque- en Giro dienst worden voor 1923 in totaal geraamd op f 4.399.750, dat is f 1.032.350 meer dan voor 1927. Aangenomen is dat het girover- keer in 1928 door toeneming van het aan tal rekeninghouders en intensiever gebruik der rekeningen hooger zal zijn dan in 1927. Aangaande de uitgaven wordt van den post-, telegraaf- en telefoondienst medegedeeld, dat het eindcijfer van de begrooting voor 1928 bedraagt f81.211.077. Voor kapitaals uitgaven is f 12.091.077 aangevraagd, ter wijl als uitkeeringen 's Rijks middelen van de zuivere winst een bedrag van f 2.839.609 wordt gesteld. Voor 1928 wordt mitsdien een bedrag van f 66.280.391 voor exploitatieuitgaven aan gevraagd, welk bedrag f 533.869 boven de raming van 1927 gaat. Van den Post-chèque- en Girodienst wordt gemeld, dat het eindcijfer voor de begroo ting voor 1928 voor deze afdeeling f 4.399.950 bedraagt, waarin begrepen voor kapitaalsuitgaven f5000, uilkeering aan 's Rijks middelen wegens kapitaalvermin dering f83.800 en winstuilkeering aan 's Rijks middelen f 1.176.330, zoodat voor exploitatie-uitgaven wordt aangevraagd f 3.134.820, welk bedrag f 37.170 beneden de raming van 1927 blijft. HET LEENINGSFONDS-1914. Thans is ingediend de begrooting van inkomsten en uitgaven van het Leening- fonds-1914 voor het dienstjaar 1928. Uit den bijgevoegden staat is een verge lijking te treffen tusschen de raming over 1927 en 1928 en de vermoedelijke opbrengst over 1926 van de ontvangsten van het fonds, zijnde over 1926 f 289.838.353.18, over dit jaar f 111.015.124.en over 1928 f311.503.664.Opgemerkt wordt, dat de cijfers der middelen over 1926 nog een voorloopig karakter dragen, daar het totaal bedrag der kohieren voor de Inkomsten belasting en de Vermogensbelasting 1926- 1927 nog niet bekend is. De minister meent, dat het voordeelig slot op 1 Januari 1927 pl.m. f 207.600.000. zal bedragen (geraamd was f 203.600.000. Het saldo per 1 Januari 1928 is op f 228.950.000.— gesteld. HET WETSONTWERP OP DE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN. Congres van vertegenwoor digers nit handel en in- dnstrie. Het ontwerp voor Zakenlieden niet te aan vaarden. In ,De Twee Steden" te Den Haag werd gisteren een zeer druk bezocht congres ge houden inzake het wetsontwerp op de naainl. vennootschappen, georganiseerd door een comité, onder voorzitterschap van dr. C. J. K. van Aalst, president van de Ned. Handel Maatschappij. Onder de aanwezigen werden opgemerkt, behalve de leden van het congrescomité, een aantal leden der Eerste Kamer, n.1. do heeren Coiijn, Kortendijk, Michiels v. Kessenicb, v. d. Hoeven, De Gijselaar, Blomjous, De Veer, Koster Verkouteren, het lid der Tweede Kamer, de heer Krij ger, prof. Molengraaff, de raad-adviseur van het departement van justitie, mr. Fruin, de leden van den Raad van State, de heeren De Vries, Kooien en Romme. Dr. O. J. K. van Aalst hield een ope ningsrede. Het ontwerp van heden noem de spr. belangrijk en spr. gaf een uitvoerig overzicht van de voorgeschiedenis van het wetsontwerp. Hij geloofde niet te veel te zeggen, wanneer hij opmerkte, dat de be sprekingen in de Tweede Kamer geleden hebben onder deze eenigszins overhaaste behandeling. Spr. merkte nog op dat ten congress© aanwezig waren vertegenwoordigers van den handel, de industrie en den landbouw, het bankwezen, den effectenhandel, de scheepvaart, d« visscherij, het notariaat en den middenstand. AJlle belangrijke bronnen van volkswelvaart zijn vertegenwoordigd. Spr. verklaarde het congres geopend en gaf het woord aan den eersten spreker, den heer mr. Chr. P. van Eeghen, direc teur der Ned.-Ind. Handelsbank te Am sterdam. Deze merkte op, dat bij herhaling op eenigszins schampere wijze wordt gewag gemaakt van den beknopten vorm, waarin de wetgever van 1838 met een twintigtal artikelen de stof der Naamlooze Vennoot schap heeft geregeld. Wat men. van de wetgeving van 1838 moge zeggen, een feit is zeker, dat onder haar de vrije ontwikkeling mogelijk was der N. V., als vorm waarin het moderne grootbedrijf gegoten is. Eén ding heeft zo niet kunnen bereiken en wel, dat allo be stuurders van N.V. feilloos naar karakter en kunde zijn. Aan het slot van z'n rede concludeerde epr. dat het Nederlandsche volk beter ge diend zal zijd door een wijziging der tegen, woordige 'bepalingen dan door totstandko ming van het ontwerp, dat het den goed- willenden lastig maakt, zonder den kwaad willenden afdoende te beletten hun prak tijken te volvoeren en dat onder den schoo- nen schijn het bedrijfsleven te willen lou teren dit mettertijd ernstig benadeelt ten detrimente zeker van bestuurders, maar zeker niet minder van aandeelhouders en van het Nederlandscho volk in al zijn gele dingen. De heer Gottfr. H. Crone ving zijn rede aan met te constateeren, dat er niet min der dan 122 nieuwe artikelen in de plaats gesteld worden voor de tegenwoordige 21 art. 36 t/m. 56 vaD het Wetboek van Koop handel en hij zeide, dat men aan bijna eik van de 122 nieuwe artikelen beschouwin gen zou kunnen wijden. Hoe meer spr. studeerde op de nieuwe wet, des te meer eerbied had hij gekregen voor den wet gever van 1838, die in enkele eenvoudige regelen den grondslag heeft weten te leg gen voor het instituut der naamlooze ven nootschappen, zooals wij die tnans kennen. De tegenwoordige wetgever wil te veel regelen en men vraagt zich bij de lezing der artikelen af of niet de meeste aandacht is gewijd aan de uitzonderingsgevallen ten einde regelingen te treffen voor gevallen, die zich incidenteel hebben voorgedaan. De tegenwoordige art. 36 t/m. 56 van het ,W. v. K. eenvoudig en soepel en geschikt gebleken voor de groote verscheidenheid der naamlooze vennootschappen, kunnen waar noodig aangevuld of veranderd wor den, zonder echter het algemeen karakter te wijzigen. Er dient gestreefd te worden naar een stelsel van wetgeving, dat even als de tegenwoordige eert geschikten grond slag geeft voor alle bestaande en toekom stige vennootschappen. Hoe langdurig ook de voorbereiding van dit wetsontwerp is geweest, spreker heeft de overtuiging, dat zij nog altijd niet tot een aanneemlijke wet heeft geleid. Moge, zoo eindigde spreker, de Eerste Kamer het wetsontwerp naar bet departement terugwijzen ter nadere bestudeering. Dr. L. G. Kortenhorst wees er op, 'dat in de Tweede Kamer de heer Heemskerk feitelijk de eenige overtuigde voorstander van het ontwerp was. Het was dan ook in zekeren zin zijn eigen ontwerp. De rest der voorstanders was gematigd onverschil lig. Het ontwerp ia goedgepraat, niet ver dedigd. Met den opzet van het ontwerp is iedecr het eens. Geen weldenkende zal misbrui ken goedpraten. Maar de voorstanders dezer wet staan in het eerste gelid om toe te geven, dat de wet ook deze wet niet in staat is, misbruiken te keeren. Het staat reeds nu vast, dat ook onder de nieuwe wet misbruiken en erger zullen blijven bestaan en dat ontduikingen aan de orde van den dag zulten komen. Zal er dan op de Regeering geen drang wor den uitgeoefend om steeds verder te gaan met reglementeering van het bedrijfsleven? Het woord was hierna aan ir. W. H. van Leeuwen, president-directeur der Neder- landsctae Gist- en Spiritusfabriek die een meer industrieel protest-geluid wenschte te doen hooreeo, vooropstellende, dat de be zwaren tegen het wetsontwerp niet uitslui tend toepasselijk zijn op de zuiver indn- strieele bedrijven, doch veeleer op alle be drijven, zaken of ondernemingen, die te zamen ,,het bedrijfsleven' 'hieor te lande vormen. Op het gebied van gedwongen publiciteit valt ook de openbaarmaking van balans en winst- en verliesrekening, hetgeen ook voor de z.g. publiek vennootschappen ge varen in zich houdt, waar toch geen enkele begrenzing gegeven is voor hetgeen de ba lans behoort te openbaren en het begrip „verkorte balans" in de wet is wegge laten. Ten slotte behandelde spreker het z.i. be. langrijkste punt uit het heele ontwerp: de wijze van benoeming van bestuurders en commissarissen. Zou men de vraag willen stellen, of het belang van aandeelhouders niet gediend kan zijn bij bet opnemen eener Neder- landsche onderneming in een internationale combinatie, dan moge dit in sommige ge vallen aanvankelijk bevestigend beantwoord worden, maar toch zou spreker de weder vraag willen stellen, of op den duur het geldbel eggend Nederlandscho publiek er mede gebaat zou zijn, zich te beperken tot het knippen van buitenlandsche coupons als in stijgende mate de nationale bronnen van welvaart zulten opdrogen met alle ge volgen van werkloosheid en armoede. Spreker eindigde met de hoop, dat de Eerste Kamer het ontwerp moge verwer pen. De heer Ed. G. Sohürmann, voorzitter van „De Nederlandscho Middenstands bond" voerde daarna het woord over de besloten vennootschap, die geen beroep doet op de geldmarkt. De heer v. Aalst spraJk een slotwoord, waarin hij den sprekers dank bracht. ONZE HANDELSPOLITIEK. Ter voorkoming van ongegronde verwacht tiugen is het Haagsche Correspondentie- bureau gemachtigd te melden, dat het in een der bladen voorkomende bericht omtrent voornemens der Regeering inzake de handels politiek, aan welk bericht een officieus karakter bljjkt te worden toegekend, dit karakter ten eenenmale mist. HET ADRES VAN ANTWOORD OP DE TROONREDE. Gistermiddag te 3 uur heeft de Koningin, in tegenwoordigheid van Prinses Juliana, ten paleize op de gewone plechtstatige wjjze de Commissie ontvangen, wélke door de Eerste Kamer werd belast met de aanbier dmg aan de Koningin van het Adres van Antwoord dier Kamer op de Troonrede. De Commissie bestond uit den Voorzitter der Eerste Kamer, luit.-generaal baron Van Voorst tot Voorst, en de leden jhr. mr. ar. N. C. de Gjjselaar, dr. D. van Embden, H. M. J. Blomjous, mr. H. Verkouteren en J. Westerdjjk. In auto's begeleid door boden van de Eerste Kamer, werd van het gebouw dier Kamer naar het Paleis gereden. De president droeg de militaire tenue met het lint en de versierselen van groot kruis der orde van den Ned. Leeuw, de overige leden der commissie het ambta- costuum. In de vestibule van het Paleis werden, zooals steeds het geval is wanneer de voor zitter der Eerste Kamer aan het hoofd der commissie staat, de militaire honneurs be- wezer door een detachement militairen, (ditmaal waren het huzaren) waarvan de hoornblazers zoowel bjj aankomst als bjj vertrek der commissie een eere-fanfare blies. EERSTE KAMER. De Eerste Kamer zal Woensdag a.s. des ochtends te elf uur in de afdeelingen onder zoeken het wetsontwerp tot nadere regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst en des middags te twee uur in openbare ver gadering het wetsontwerp tot naasting van den spoorweg van Enschedé naar de Ne- derlandsch-Pruisische grens in de richting van Ahaus. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. Naar „De Volkskrant" verneemt, zijn de spoorwegen voornemens bij den rangeer dienst gebruik te maken van benzine- motortractie. Momenteel is reeds aan het slation Helmond zulk een tractor in bedrijf gesteld. Het blad deelt nog mede, dat invoering een groote bezuiniging brengt. Men zou den machinist en diens leerling kunnen missen en, gelijk in Helmond geschied is, een man uit den gewonen rangeerdienst na eenige opleiding kunnen belasten met de bediening van den tractor. EEN TECHNISCH-ECONOMISCH ADVIESBUREAU VOOR DE POSTERIJEN. Bij den P.T.T.-dienst is besloten tot in stelling van een orgaan, dat de bedrijfs leiding rechtstreeks kan adviseeren bjj het nemen van beslissingen in vraagstukken, welke eenigszins omvangrijke technisch-eco» nomische bestudeering vragen. Do heer ir. S. J. J. H. van Embden, hoofd-ingenieur der telegrafie, is belast mei de leiding van het bureau en in verband daarmede benoemd tot hoofd-ingenieur der telegrafie in algemeenen dienst De waarneming van ajjn tegenwoordige functie is opgedragen aan den heer I. H/>- gerzeil, directeur van het telegraafkantoor ie Den Haag. Het koor der Kreuzschule te Dresden maakt zich op voor een concertreis in Ne derland. Dank zij de bemoeiingen der hier ter stede gevestigde afdeeling van de Neder- landsch-Duitsche vereeniging is ook Leiden in het reisplan opgenomen. Vrijdag 30 Sep tember zingen de „Kruzianer" in de Pie terskerk. Dit koor heeft een merkwaardige geschiedenis en een niet minder merkwaar- digen organisatievorm. Van beide ga ik iets vertellen. Dateeren de oudste oorkonden van het jaar 1300, zijn eigenlijke geschiedenis be gint het Kreuzchor nog een eeuw vroeger. Zijn oorsprong ligt in een school voor koor knapen, verbonden aan de Kerk van het Heilige Kruis. De leerlingen werden van wege de school in het „alumneum" gehuis vest en verzorgd. Hun opleiding was gericht op de vervulling van verschillende kerke lijke verrichtingen, waarvan het zingen tij dens den dienst wel de vóórnaamste was. Het onderwijs, dat door de priesters werd gegeven, betrof in de eerste plaats de zang kunst. Uit deze overoude tijden dateeren verschillende stichtingen ten behoeve der Kreuzschule. die het aanzijn geven aan in stellingen, die nog heden ten dage, zij het in min of meer gewijzigden vorm, bestaan. Zoo het instituut der „zes communicanten", die, gekozen uit de beste leerlingen, zich eiken avond van zonsondergang tot midder nacht gereed moesten houden om den priester met brandende toortsen en onder plechtig gezang voor te gaan als deze aan een zieke de laatste sacramenten ging toe dienen. In de tegenwoordige „Ratsdiskan- tisten", zes op den voorgrond tredende zan gers. leeft de traditie nog voort. Een ander gebruik ontstond (14e eeuw) om eiken avond bepaalde geestelijke liederen en op Goeden Vrijdag het „Tenebrae factae sunt" te zin gen. Naar buiten uit werkte het koor door muzikale ommegangen door de stad op be paalde feest- en heiligendagen. Ook maakt de geschiedenis gewa# van ijverig bedreven straatzang met geld- en levenmiddelen- inzameling langs de huizen. Blijkt hieruit, dat de taak der Kruzianer niet gemakkelijk was, tegen het begin der 15e eeuw werd die ongemeen verzwaard, toen naast de betrekkelijk eenvoudige kora len de gefigureerde zang (het motet) zijn plaats vroeg in de kerkmuziek. Deze poly- phone motetien waren meest Nederlandsche composities. Naar het gebruik dier dagen werd behalve de melodievoerende partij (de tenor) slechts de bovenstem (sopraan) ge zongen. De overige partijen werden op in strumenten (luit en strijkinstrumenten) uit gevoerd, die ook in de voor- tusschen- en naspelen aan het woord kwamen. De in strumentale partijen werden natuurlijk ook door Kruzianer bezet. Toen de hervorming haar intrede in Dres den deed (1539) bleef de school wat zij van den aanvang af geweest was: een pia causa, een vrome stichting, ten nauwste met de kerk verbonden, van wie zij aanvankelijk ook haTe inkomsten trok. Later liet ook de publieke kas zich aan haar gelegen liggen. Maar de school werd geheel gereorgani seerd. Ze werd nu een Latijnsche school, een humanistisch onderwijsinstituut, waar de muziek, in 't bijzonder de zang, beoefend werd in verbinding met de studie der vak ken van een klassiek gymnasium. De school ging een tijdperk van grooten bloei tege moet. Niemand minder dan Melanchton nam daadwerkelijk deel aan de leiding ge durende dezén overgangstijd. De grootste zorg werd besteed aan het muziekonderwijs. „Die niet zingen kunnen mogen niet op de school worden aangenomen" heet het in een schoolreglement van 1575. De muziek behoorde tot de wetenschappelijke vakken en was als zoodanig in het leerplan opgeno men. Het theoretisch en praktisch onderwijs was vooral gericht op stemvorming en op den piano-vista zang (van 't blad zingen). Dispensatie van muziekonderricht was uit gesloten. Tot de dagelijksche leerstof be hoorde niet alleen het geheele gebied van den Gregoriaanschen zang maar vooral ook de omvangrijke literatuur van het vier- tot achtstemmig polyphone gezang van de 16e eeuw, waarmede de gewone en buitenge wone kerkdiensten door de koristen werden opgeluisterd. Ook aan het wereldlijke lied werd aandacht geschonken met het oog op schoolopvoeringen van (meestal klassieke) tooneelstukken. Natuurlijk had het zang koor vrijwel eiken dag dienst in de kerk, daar het niet alleen in de officiëele gods dienstoefeningen zijn gewichtige taak had te vervullen, maar eveneens gereed moest staan voor de velerlei liturgische diensten bij huwelijk, doop, begrafenis en bij de uit den katholieken cultus overgenomen La tijnsche nietten en vespers (ochtend- en avonddiensten). Het orgel werd toen nog niet als begeleidingsinstrument voor den gemeentezang gebruikt; het zangkoor had de leiding. Maar vooral in de feestmotetten en in de vespers nam de kunstzang een overwegende plaats in en stelde aan de jeugdige zangers waarlijk niet geringe eischen. Lange jaren 'hebben de Kruzianer ook nog dienst gedaan in de Frauenkirche. In 1834, bij het eeuwfeest van dit godshuis, hebben ze er nog een feestcantate uitge voerd, die in zoover merkwaardig is, dat er gezongen werd van uit den bovensten koe pel van het kerkgebouw, hetwelk op Ri chard Wagner, die als oud-Kruzianer de uitvoering bijwoonde, zóó'n indruk maakte, dat de idee der „stemmen uit den hooge" in zijn composities bij herhaling is terug te vinden (Liebesmahl der Apostel, Parsival). De Frauenkirche heeft tegenwoordig een eigen koor. In de derde hoofdkerk van Dresden (de Sophienkirche) hebben eeuwen lang, en ook tegenwoordig nog, de Kruzianer gezongen in bijzondere diensten en bij de groote ker kelijke muziekuitvoeringen (met orkest). Eischte dus de kerkelijke dienst al zeer veel van de koorzangers, het burgerlijke leven deed ook nog aanspraken gelden. Feesten verliepen zelden zonder hun mede werking. Aardige bijzonderheden verhaalt de geschiedenis van het „Kurrendesingen", d.i. het zingen in de straten der stad door het koor, dat voor die gelegenheid in vier deelen werd gesplitst, de zangers gekleed in fantastische kostuums: dan eens in Spaansche dracht, met dolk, dan weer met pruik en degen, het laatst in rok en hoogen hoed. Ook voor de kleinste zangertjes was dit ambtskleeding. Voor de muzikale volks ontwikkeling van Dresden is dit „Kurrende singen" ongetwijfeld van groot nut geweest. Voeg bij dit 'alles een geregelden koor- dienst in de opera, die van 1717 tot 1817 heeft geduurd, en we kunnen begrijpen dat er klachten werden vernomen over ver- waarloozing der gewone gymnasiale stu diën door leerlingen, die liever zongen dan Latijnsche thema's maakten. In de 19e eeuw heeft het schoolbestuur den wagen weer in 't rechte spoor gezet. Het opera zingen werd eerst afgeschaft, daarna volgde het „Kurrendesingen", later ook het zingen bij begrafenissen. Voortaan zou het koor zich in hoofdzaak wijden aan de musica sacra. Zijn bezigheden waren daarmee aan merkelijk ingekrompen. De gewone taak van het schoolkoor is tegenwoordig be perkt, om dat nu maar eens zoo uit te drukken, tot den Zondagsdienst in Kreuz- en Sophiënkirche. de uitvoeringen op Goe den Vrijdag en Kerstmis en de in Dresden zoo populaire Sonnabendvespern. In deze Zaterdagavonddiensten heerscht Bach vrij wel oppermachtig. De toehoorders worden bij duizenden geteld: vijfduizend is geen zeldzaamheid. I Ten slotte een enkel woord over den organisatievorm. Het koor bestaat uit 66 zangers, die, gelijk gezegd, allen overigens gewone gymnasiasten zijn. De'Kreuzschule is een groot gymnasium met vier vijf honderd leerlingen. Op hun 9e of 10e jaar, naar Duitsch gebruik, komen de jongens, na toelatingsexamen op school. Wie in het koor wenscht opgenomen te worden, wordt aan een allernauwkeurigst onderzoek on derworpen, waarbij drie punten worden in acht genomen. Blijkt het, dat hij eenige moeite heeft met een of meer gewone schoolvakken, dan valt hij al dadelijk af. Wijst een strenge geneeskundige keuring, die in 't bijzonder op longen, keel en hart is gericht, uit dat hij lichamelijk onvol doende is toegerust, hij wordt afgewezen. En in de derde plaats wordt hij zeer scherp gekeurd op muzikaliteit en muzikale ken nis. Hij moet een goede stem (liefst so praan) hebben, die zoo staat er woorde lijk in de Aufnahme-Bedingungen „so- „weit ausgebildet sein soil, dasz er ein „einfaches Lied oder eine leichte Motette „ziemlich vom Blatt singen kann". (Kom daar hier eens om in onze zangvereni gingen van volwassen menschenl). In het klavierspel moet hij zoover gevorderd zijn, dat hij een gemakkelijke sonate van Haydn kan spelen. Bespeelt hij een strijkinstru ment, dan vervalt de piano-eisch. Van de 66 koristen zijn er 32 intern (Alumnen) en 34 extern (Kurrendaner). De Alumnen vor men een compleet klein koor, dat voor spe ciale diensten wordt gebruikt. Men ziet dat het Kreuzchor zich op deze wijze automatisch vernieuwt. Elk jaar vah len er van de oudsten af en van onder op wordt weer aangevuld met aanstonds bruik bare krachten. Zoo kon hier dus eeuwen lang bestaan een koor van jonge, frissche stemmen, waarop een in hooge mate doel treffend selectiesysteem was toegepast. On- noodig te zeggen dat wie de eer is te beurt gevallen als directeur, als „cantor" in de terminologie van het Kreuzchor, met zoo uitgelezen materiaal te mogen werken, een voortreffelijk koorleider moet zijn. De te genwoordige cantor is Prof. Olto Richter, die sedert 1908 in functie is. BI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5