VOOR DE JEUGD
V
r
Wf?
LEIDSCH DAGBLAD
'•qjp*qjp-
68*te Jaargang
Zaterdag 24 September 1927
No. 36.
«:êi?iï;;ii»:T»iiit:ïiiiïT»iii»;ïiii»:;iiii»s^'Tie>?ï
Met z'n Vieren op een
Eiland.
JSrm «v» .«Vi a
TX^XT
Naar het Engelsch van L. T. MEAD Ei-
Beknopt bewerkt door
G, E. de Lille Hogerwaard.
10)
Hoofdstuk XI.
Een Vreeselijke Nacht.
Het oude schip bleek werkelijk een goede
vondst te zijn. Hoe en wanneer het daar
gekomen was, kon niemand zeggen, om de
eenvoudige reden, dat geen der liedeu,
die eens aan boord geweest waren, er was
om het te vertellen. Ferdinand vermoedde,
dat de opvarenden van het gestrande
schip in booten weggevaren en op die ma
nier gered waren. Het touwwerk, de zeilen,
en het bovenste gedeelte van het schip w*
ren allemaal verdwenen, maar de romp
verkeerde nog in vrij goeden staat, evenals
het dek.
Het schip, dat in den één of anderen
woeslen storm in de baai gedreven was,
was nu stevig tusschen twee rotsen vast
geklemd. Geen menschelijke machten kon
den er beweging in krijgen en er zouden
een ontzettende storm en een vloed, die
hooger kwam dan hij gewoonlijk deed. voor
noodig zijn om het los te maken van de
ankers, die het voor zichzelf gekozen had.
Tony en Elly, die nog opgewonden waren
over den naam van hun eiland, zeiden, dat
één der eerste dingen, die verricht moesten
worden, was: het schilderen van den naam
Het Witte Schip op den kant van hel
oude vaartuig. De baai, waarin het gevon
den was, werd de Witle Baai genoemd en
dienzelfden middag verhuisden de kinderen
met hun weinige bezittingen erheen en
meenden zij niet anders, of zij konden in
dit verblijf wachten op het schip, dat hen
op den één of anderen gelukkigen dag zou
komen bevrijden.
Het was een oogenblik van groote opwin
ding voor Joke, toen zij voor het eerst de
kajuit betrad. Zij vond er een eenvoudige
houten bank en allerlei huishoudelijk gerei.
De slaapbanken of bedden zagen er echte*
niet heel aanlokkelijk uit en dien nacht
en nog verscheidene nachtenl sliepen de
kinderen op het dek. Mondvoorraad was op
het oude schip niet aanwezig. Die, welke
de schipbreuk overleefd had, was stellig
door ratten, muizen, allerlei insecten en
zelfs landkrabben opgegeten.
Maar er waren heel veel ander nuttige
dingen als: potten, pannen, voorwerpen om
in te roosteren, twee of drie ketels, een
stopflesch met parafine, een vat petroleum,
kruit en een paar wapens.
„Kijk eens!" riep Ferdinand, terwijl hij
zijn hoed in de hoogte wierp, vroolijk uit:
„Nu ben ik heer en meester van het
eiland, want alle levende wezens, tot de
landkrabben toe, zullen bang voor mijn ge
weer zijn. En hierover" en hij wees op
de potten en pannen „zal Joke regeeren.
Wat zal ze er lekker in kunnen koken!"
„Hier vind ik nog wat mooisl" riep Elly
plotseling uit „Zeep, soda, kaarsen en luci
fers! Of nu kunnen wij het heele hui»
schoonmaken en alle hoeken verlichten.^
Tony's uitroepen maakten Elly's woorden
echter onverstaanbaar. Hij had spijkers,
schroeven, hamers en ander timmergereed
schap ontdekt, veel grooter en vollediger
dan Ferdinand's kist bevatte.
„En hier is een kast met glaswerk en
steengoed," zei Elly. „O, wat een mooie
kop is dit!'
Lachend hield zij een afschuwelijken,
groven kop in de hoogte.
Er gingen nu een paar dagen zóó rustig
en gauw voorbij; dat de kinderen bijna ver
gaten, dat zij alleen op een onbewoond
eiland waren en heelemaal niet wisten hoe
lang het duren zou, vóór zij er door het
een of andere schip vandaan gehaald zou
den worden, ja, o f dit zelfs gebeuren zou.
Menschen, die het druk hebben, voelen
zich maar zelden ongelukkig en ons viertal
vormde geen uitzondering op den algemee-
nen regel. Zij lachten onder hun werk en
hun vroolijke stemmen schenen de witte
vogels te verbazen, die verschrikt en
krijschend wegvlogen. De landkrabben,
ratten en muizen waren uit het oude schip
verjaagd, de spinnen en andere insecten
door veelvuldig gebruik van zeep, soda en
terpentijn verdelgd. Joke en Elly waschten
en plasten, dat het een lust was Hun han
den vonden voortdurend bezigheid en ter
wijl Ferdinand, met zijn geweer gewapend
en vergezeld van Tony en Quick, op ae
jacht ging om voedsel te zoeken, waren de
meisjes bezig hun „huis" op te knappen of
de vlag te borduren. Maar eindelijk waren
zij toch klaar en zag alles er keurig uit.
„Nu hoop ik maar. dat we niets meer
vinden," zei Elly, „want dan lijkt het hee
lemaal niet meer op een picnic."
„O, maar dat hindert niets," vond Joke.
„Ik heb op het oogenblik een gevoel, alsof
ik nooit in mijn leven meer lust zal hebben
te picnicken. Niets lijkt me op het oogen
blik heerlijker dan in een echt bed te sla
pen, zelfs al zijn de lakens ook nog zoo
grofl"
„Eén ding mogen we niet vergeten," zei
Ferdinand, „en dat is, dat we de vlag moe
ten hijschen. Zou je haar morgen klaar
hebben, Joke?"
„Ze is klaar!" antwoordde Joke triom
fantelijk. „Elly, laat eens zien, wat we ge
daan hebben."
Elly ging de vlag nu halen. Zij kwam
spoedig terug met een rol rood linnen in
de handen.
„We hebben het linnen in een verborgen
hoekje gevonden," zei Joke, „en er den
naam in wit katoen op geborduurd. Hier is
onze vlag en ik denk, dat Witveer op
grooten afstand te zien zal zijn."
De woorden prijkten er met reusachtige
letters op en kwamen op den rooden ach
tergrond duidelijk uit.
„Prachtig!" riep Ferdinand opgetogen.
„Het eenige wat ons nu nog te doen staat,
is een goede plaats voor onze banier uit te
kiezen."
„Op den Suikerbroodberg lijkt mij het
best," antwoordde Joke onmiddellijk. „De
bergtoppen, die hooger liggen, zijn te steil
voor ons om te beklimmen. De Suikerbrood-
berg kan met de vlag er bovenop op grooten
afstand gezien worden. Maar Ferdinand, ik
heb ook nog iets anders bedacht"
„En dat is?" vroeg haar broertje.
„Twee- of misschien driemaal per dag
moeten jij of ik den top van den Suiker
broodberg beklimmen en heel aandachtig
kijken door den ouden telescoop, dien de
onbekende kapitein van het Witte Schip
op zijn vaartuig achterliet Als we in de
verte een schip zien. moeten wij het ge
weer afschieten als een noodsein. We heb
ben '1 ons hier wel heel gerieflijk gemaakt
en alle reden tot dankbaarheid, dat we het
schip gevonden hebben, maar we moe
ten toch alles in het werk stellen om hier
vandaan te komen."
De kinderen zaten op het dek. waar Fer
dinand een soort zonnetent gemaakt had.
De zon ging onder en zij keken over de
kalme golven der baai heen. De lucht was
mooi helder en kleurde in de omgeving der
ondergaande zon.
„De lucht is prachtig," zei Joke, „maar
wat zou die nevel aan den horizont betee-
kenen 't Lijkt net een wolkenbank, maar
ik heb zoo iets in dit land toch nog nooit
eerder gezien."
,,'t Zal een wolkenbank zijn," antwoordde
Ferdinand. „Maar een wolkenbank, die
storm voorspelt en ik betwijfel zelfs, of we
vannacht wel veilig zullen zijn aan boord
van het Witte Schip."
„Zou ons schip dan geen storm kunnen
weerstaan?"
„Ik hoop van wel," zei Ferdinand, terwijl
hij min of meer angstig om zich heen keek.
Het schip zal waarschijnlijk al heel wat
stormen te doorstaan hebben gehad. Maar
je weet. hoe het in dit land stormen kan.
Het beste, wat we doen kunnen, Joke. is
dat we maar dadelijk in de kajuit gaan en
alle luiken sluiten."
Joke bleef nog eenige oogenblikken
talmen.
„Wat zou dat licht beteekenen?" vroeg
zij. „Kijk, daar in de verte op de golven.
Het schijnt heel helder! O. nu is het wegl"
,,'t Zal weerlichten zijn." antwoordde
Ferdinand. „Kom dadelijk mee in de kajuit,
Jpke
De kinderen gingen nu allen vlug naar
de kajuit. Ferdinand maakte de luiken dicht
en sloot de ramen, terwijl Joke met bevende
vingers de petroleumlamp aanstak, die
slecht brandde. Zij leek op een gloeienden
spijker, in de plotseling sterk toenemende
duisternis.
Daar litste een felle bliksemstraal door
de lucht- onmiddellijk gevolgd door een ra
telenden donderslag. Het kleine schip
schudde heen en weer. Bliksemschicht na
bliksemschicht doorkliefde de lucht en aan
het rollen en dreunen van den donder
scheen geen einde te zullen komen. Het
scheepje kraakte en schommelde heftig
heen en weer. Toch was er geen wind en
viel er zelfs geen druppel regen.
Ferdinand ging naar één der kleine ra
men in de kajuit om uit te kijken. Elk
oogenblik verlichtten de felle bliksemstralen
het tooneel De lucht hing als een pik
zwart gordijn boven zijn hoofd. Plotseling
heerschte er stilte: het lichten hield op en
de donder eveneens. Angstig keken de kin
deren elkaar aan.
„Is het onweer eindelijk over?" vroeg
Elly. „O. ik ben zoo bang geweest: ik dacht
dat alles in brand stond; zóó fel lichtte
het!"
„Wat is het nu still" zei Joke. „Het is
erg benauwd in de lage kajuit. Fer, zouden
we niet een luik of een raam open zetten?