PELTENBURG
VAN TULDER
I ANDRIESSEN
WIE IS EDMUND GRAY?
I Kaarten 75 ct. pl. rechten bij Fa. EGGERS
Telf. 931
688tB Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 September 1927
Tweede Blad No. 20711
BINNENLAND.
PIETERSKERK
KERKCONCERT
UITZENDING VAN DINERS
N.B.J. GODDIJN - Lage Rijndijk 12
KERK- EN SCHOOLNIEUWS.
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
DE FINANCIEELE VERHOUDING
TUSSCHEN RIJK EN GEMEENTE.
Het verslag der Staatscommissie
Samenvatting der denkbeel
den en voorstellen Instelling
eener Permanente commissie.
Verschenen is het Verslag van de bij
K. B. van 18 Augustus 1921 ingestelde
Staatscommissie inzake de Financieele
verhouding tusschen het Rijk en de Ge
meenten, welke Commissie tot opdracht
had „te onderzoeken hoe op de meest doel
treffende wijze de financieele verhouding
tusschen het Rijk en de gemeenten zal zijn
te regelen".
Het lijvige verslag bevat als aanhangsel:
een ontwerp van een wet tot regeling van
uitkeeringen door het Rijk aan de gemeen
ten en een ontwerp van wet tot regeling van
den steun door het Rijk van in nood ver-
keerende gemeenten.
De denkbeelden en voorstellen der Com
missie kunnen aldus worden samengevat:
1. De wet van 24 Mei 1897 Stbl. 156 ver
valt
2. De tegenwoordige bepalingen ten aan
zien van de financieele verhouding van
het Rijk en de gemeenten, zooals deze in
onze wetgeving verspreid zijn, behoeven
herziening om tot eenheid van stelsel te
komen.
3. Waar in de tegenwoordige wetgeving
een gemeente door de wet of een op de wet
steunend Konmklijk besluit tot uitgaven
wordt verplicht, zonden dat haar deswege
eenige vergoeding door het Rijk (buiten de
wet van 24 Mei 1897, S. 156) wordt toege
kend, verleent het Rijk aan de gemeenten
rijksuitkeenngen, overeenkomstig het aan
het verslag toegevoegde ontwerp-Rijksuit-
keeringswet.
4. In de toekomst mogen wettelijke voor
schriften, waarbij maatregelen worden ge
troffen, welke de gemeenten tot uitgaven
verplichten, niet worden vastgesteld, zon
der dat regeering en wetgever zich reken
schap geven van de daarbij betrokken fi
nancieele verhouding tusschen Rijk en ge
meenten.
5. Met erkenning van het beginsel dat
aan de gemeenten krachtens nieuwe wet
telijke regelingen rijksbijdragen behooren
te worden toegekend tot vergoeding van
diensten door de gemeenten aan,het Rijk
bewezen, waartoe de gemeenten wel is
waar niet wettelijk zijn verplicht, maar
waartoe de gemeenten feitelijk zijn ge
noopt, worde nader onderzocht op welke
wijze en in welke mate dit beginsel "zal
worden uitgewerkt.
6. Het Rijk kent aan de gemeenten een
nadere rijksuitkeering toe tot vergoeding in
de kosten voor het Lager Onderwijs, over
eenkomstig het aan het Verslag toegevoegde
ontwerp-Rijksuitkeeringswet.
7. Het Rijk staat aan de noodlijdende ge
meenten op haar verzoek voor algemeene
doeleinden rijkssteun toe overeenkomstig
de bepalingen van het laatstbedoelde ont
werp van wet.
8. Ingesteld worde een Permanente Com
missie voor de gemeente-financiën met
raadgevende bevoegdheid ter voorbereiding
RECLAME.
Maandag 26 September
8392
van de verdere regeling van de financieele
verhouding van Rijk en gemeenten. Aan
deze Commissie zal het recht moeten wor
den verleend ook zelfstandig der regeering
voorstellen te doen.
Het secretariaat dezer Commissie worde
waargenomen door het Bureau, hieronder
vermeld onder 9
9. Aan het Ministerie van Finartciën
worde een afdeeling of permanent ambte
lijk bureau voor de gemeentefinanciën in
gesteld.
De in het verslag vermelde beslissingen
of voorstellen der Staatscommissie zijn niet
steeds eenstemmig genomen. Een lid der
Commissie, nl. de heer A. van Doorninck
heeft gebruik gemaakt van de hem ver
leende vrijheid om van zijn afwijkend ge
voelen bij een afzonderlijke nota te doen
blijken.
Sedert haar instelling onderging de sa
menstelling der Commissie eenige wijziging.
Zij bestaat thans uit de faeeren: F. A. L.
van Lynden van Sandenberg. voorzitter;
J. van den Tempel, J, A. de Wilde, R. J. H.
Patijn, A. van Doorninck, S. J. L. van Aal
ten. A. Jonker, H. van Boeyen, J. A. H.
Steinweg, C. W. de Vries (secretaris) en
A. J. N. M. Struijcken (adj.-secretaris).
DE MISBRUIKEN VAN DEN
HARINGHANDEL.
Memorie van Antwoord
Het ontwerp niet te laat
Een behoorlijke controle ver
zekerd.
Blijkens de Memorie van Antwoord be
treurt ook Minister Kan het ten zeerste,
dat in den haringhandel ingeslopen misbrui
ken een voorstel ter voorkoming van zulke
misbruiken noodzakelijk hebben gemaakt. H(j
deelt de meening, dat het verloop van de
protestvergadering, door den Bond van Ne-
dcrlandsche Haringexporteurs tegen 't wets
ontwerp op touw gezet, mede de noodzaak
der voorgestelde maatregelen heeft bevestigd.
B\j de besprekingen, welke na de in
diening van het ontwerp met tal van be
langhebbenden zijn gevoerd in verband met
de uitvoeringsvoorschriften, zijn bovendien
nog omtrent de gevolgen van de bedenke
lijke praktijken inlichtingen ontvangen, die
aantoonen, dat de nadoelen/ welke voor den
Nederlandse hen haringhandel uit die prak
tijken voortvloeien, van nog ernstiger aard
zijn, dan aanvankelijk mocht worden aan
genomen.
De meening van sommigen, dat dit ont
werp te laat komt, kan de minister niet
deelen. De minister verklaart, dat van de
zijde van het Departement in verschillende
richtingen is getracht de totstandkoming te
bevorderen van een organisatie, die zelf de
noodige maatregelen zou kunnen nemen, doch
dat alle pogingen daartoe zijn afgestuit op
gemis van voldoende samenwerking onder
de belanghebbenden: reeders en handelaren.
Na de instelling van de Commissie voor
de Haringvisscherij heeft de minister den
Bona van Ned. Haringexporteurs in ver
binding gebracht met die commissie en het
is hem bekend, dat de commissie ook een
bespreking heeft gehad met het bestuuT
van den Bond, als vertegenwoordiger van
de vereénigingen van haringhandelaren,
welke bij den Bond aangesloten zijn. Uit
het hem toegezonden verslag is hem ge
bleken, dat het bestuur bij die bespreking niet
bereid was zijn meening ten aanzien van
eventueel te nemen maatregelen met betrek
king tot den export van haring te doen
kennen. Naar aanleiding daarvan heeft de
minister aan het bestuur van den Bond
bericht, dat het hem onder deze omstan
digheden voorkwam, dat de commissie toen
voilo vrijheid had, zich op andere wjjze te
doen voorlichten. Daarop is met verschillende
vooraanstaande haringhandelaren individueel
van gedachten gewisseld.
Wat nu de uitvoering der wet betreft,
zullen in de eerste plaats minimum
afmetingen worden vastgesteld voor de
tonnen, waarin de haring verpakt en uit
gevoerd wordt. Daarbij zal tevens worden
voorgeschreven het minimum nelto-visch-
gewicht, dat ieder der voorgeschreven ton
nen zal moeten inhouden. Voorshands ligt
het in het voorhemen met betrekking lot de
afmetingen en den inhoud van de tonnen
te komen tot een ton van 110 K.G. netto-
vischgewicht. Daarnaast zullen ook worden
toegelaten de Schotsche tonnen met een
minimum vischgewicht van 115 K.G. Naast
de heele tonnen zullen worden toegelaten
halve, kwart, enz. tonnen.
De tonnen zullen door de exporteurs
voorzien moeten worden van een merk,
aangevende de soort van ton en het mini
mum vischgewicht. Er zal evenwel een
bijzonder merk gebezigd mogen worden,
uitsluitend voor van de Nederlandsche vis-
scherij afkomstige gave, levend op zee ge
kaakte haring en slechts bij gebruik van
dit bijzondere merk zal aangegeven worden
welke soort haring de ton bevat. Afgezien
is van een „keur op haring". De merken,
die van papier zullen zijn, zullen van Rijks
wege tegen gereede betaling worden ver
strekt en do merken worden genummerd,
zoodat steeds nagegaan kan worden, van
wien een gefnerkte ton afkomstig is.
De prijs, waartegen de merken beschik
baar gesteld worden, is hooger dan de
kostende prijs. Door dit verschil in prijs zal
het mogelijk zijn de kosten der contróle te
dekken.
De minister is er zeker van, dat in het
systeem der wet bij voldoende toezicht een
behoorlijke contróle verzekerd zal zijn.
Het wil den minister voorkomen, dat de
beteekenis van de contróle in hoofdzaak lot
uiting zal moeten komen in de preventieve
werking, welke er van de wet uit gaat.
Een binnenlandsche contróle past niet in
het stelsel van dit wetsontwerp. De
ansjovishandel wordt door de contróle vol
doende gedekt. Het rooken van uit het
buitenland aangevoerde haring heeft uit
sluitend plaats als de Zuiderzee geen vol
doende haring levert. Dat hierdoor schade
wordt toegebracht aan de Zuiderzeeharing-
visscherij is den minister niet bekend.
Maatregelen, ter bevordering van het
■verbruik van haring hier te lande, vallen
geheel buiten het kader van dit ontwerp.
DE BIOSCOOPWET.
Vermoedelijk op 1 Januari in werking.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging van art. 80, derde lid, der Bioscoop
wet. De datum 1 Juli 1927 in genoemd arti
kel is gekozen in de onderstelling, dat het
in werking treden der wet een zekeren tijd
te voren zou plaats vinden. Nu de onmoge
lijkheid daarvan is gebleken, laat de voor
gestelde wijziging ruimte, om de invoering
der wet zoodanig te regelen als met het oog
op de nog te verrichten voorbereidings
werkzaamheden noodig zal zijn.
Naar het zich voorloopig laat aanzien, zal
de wet op 1 Januari 1928 in werking kun
nen treden.
INTREKKING
VAN ONDERWIJS-WETSONTWERPEN.
Ingetrokken zijn de wetsontwerpen tot
wijziging en aanvulling der Hooger Onder
wijswet (ingediend zittingjaar 1923'24)
en dat tot regeling van het Voorbereidend
Hooger en Algemeen Vormend Middelbaar
Onderwijs (ingediend zittingjaar 1921'22).
Voorts is ingetrokken het wetsontwerp tot
wijziging van art, 3 der Leerplichtwet, zoo
als het wordt gelezen krachtens de wet van
30 Juni 1924. Volgens dit wetsontwerp, in
gediend 25 Maart 1927, zou de leerverplich
ting nimmer eindigen voordat het kind den
12-jarigen leeftijd bereikt en de klasse,
waarin het bij het bereiken van dezen leef
tijd zat, doorloopen heeft. Dit wetsontwerp
werd in de vergadering van de Tweede
Kamer d.d. 17 Juni 1.1. aangehouden.
HET VADERLANDSCH VERBOND.
Nadat eenigen tijd geleden reeds de heer
Simon A. Maas. wegens verschil van in
zicht inzake beleid met de meerderheid van
het bestuur, ontslag had genomen als vice-
voorzitter van het Vaderlandsch Verbond,
heeft thans mr. J. G. Schürmann zijn func
tie als voorzitter van het Verbond neerge
legd.
DE BESTELLERSSALARISSEN.
Het Bestuur van den Nederlandschen Fe
deratieven Bond van Personeel in Open
baren Dienst heeft van den Minister van
Waterstaat een schrijven ontvangen, waar
in wordt medegedeeld, dat de beslissing ten
aanzien van de bezoldiging der bestellers,
welke' binnen zeer korten tijd zou worden
kenbaar gemaakt, door onvoorziene om
standigheden moet worden uitgesteld, daar
deze aangelegenheid die niet alleten door
den Minister kan worden beslist, nog in be
handeling is.
DE GASDIRECTEUR TE BAARN
GESCHORST.
Naar gemeld wordt, is door B. en W. van
Baarn de gasdirecteur in zjjn functie
geschorst. In verband hiermede komt de
gemeenteraad morgen bijeen.
HEROPRICHTING
VAN DE SOCIALISTISCHE PARTIJ.
Men meldt aan het persbureau Vaz Dias:
Sedert lang werd door enkele afdeelin-
gen van de sinds 1925 niet meer als natio
nale partij functionneerende Socialistische
Partij (S. P.) de noodzakelijkheid gevoeld
om het nationaal verband te herstellen. In
een vijftal plaatsen werden bij de jongste
gemeenteraadsverkiezing wederom gemeen
tezetels veroverd op het program van de
Soc. Partij.
Zondag vond te Zwolle een vergadering
plaats voor afgevaardigden en personen uit
verschillende plaatsen van het land. Op den
vergadering werd algemeen gevoeld de
noodzakelijkheid van de heroprichting der
S. P. en werd een commissie benoemd, die
de mogelijkheid zal onderzoeken, alsmede
programma enz. opnieuw zal samenstellen.
Gisteren is een groot aantal Fransche
ingenieurs te Rotterdam aangekomen voor
het maken van enkele excursies in ons land.
RECLAME.
Banketbakkerij-Kokerij
7765
PREDIKBEURTEN.
LEIDEN.
Ooslerltetrk: Donderdag nam. 8 uur: ds.
K. NV. Velhake.
ned.-herv. kerk.
Beroepen: Te Giethoorn (toez.): L. J. Caze-
mier le Gieterveen.
Tei Veendam: J. J. Thomson te Varsse-
veld.
Te Krimpen a. d. IJssel (loez.): J. G. L.
Brouwer te De Meern (U.)
Te Hoorn: N. Zwiep te Oostzaan.
Bedankt: Voor Zunderdorp (toez.): H,
G uittart te Oostertiaule.
geref. kerken.
Tweetal: Te Katwijk a. Zee: W. E. Ger-
ritsma, te Oudega (Small) en D. B. Hagen
beek, te Vlaardingen.
Aangenomen: Naar Heinenoord, R. Brou
wer, te Herwijnen.
Bedankt: Voor Andel, Giesen-Rijswijk. E.
Douma, te Oostkapelle.
Beroepen: Te 's-GravendeelJ. L. de
Vries te Rijnsburg.
Te Rijssen: J. van der Wier te Schevei-
ningen; Te Aalsmeer, H. Biesma, te Gro
ningen.
evang. luth. gem.
Beroepen: Te MiddelburgVlissingen, G.
J. Duyvendak, te Bussum.
oud geref. kerk.
Beroepen: Te Rijssen, J. v. d. Wier, le
Scheveningen.
TRAMBOTSING TE AMSTERDAM.
Vijftien passagiers gewond.
Gistermiddag te kwart voor twee heeft
op den Admiraal de Ruyterweg nabij de
Rijstraat te Amsterdam een ernstige tram-
ongeluk plaats gehad. Een sneltramtrein
van de Electr. Spoorweg Mij. liep op een
stilstaande tram van den Dienst Amster
damSloterdijk. Het achterbalcon van de
stilstaande tram en het voorbalcon van de
tram uit Haarlem werden beide ingedrukt,
De botsing was zoo hevig, dat de Sloler-
dijktram ongeveer 20 M. vooruit sloeg.
Een vijftiental passagiers werden ge
wond, waarvan zes ernstig. Naar het gast
huis werden vervoerd de heer M Gerritsen,
die er met een hoofdwonde en een afgerukt
oor afkwam, de bestuurder van de sneltram
N. de Mes, mevr. Bremer, mevr. W. van
Rijn, mevr. Jansen en de heer H. van Tal.
De spoorbaan was niet weinig bescha
digd; een railstang was kromgetrokken, en
de motorwagen van den sneldienst uit Haar
lem, die het ongeluk had veroorzaakt, had
zich met den „neus" in den grond vastge
werkt.
De bestuurder, de 50-jarigen C. M., deelde
op het politiebureau het-volgende mede. Hij
naderde in gewone vaart de Rijpstraat, toen
hij plotseling onwel werd; het duizelde hem,
hij zag niets meer, ook niet dat voor hem
de wagen van den Sloterdijkdienst stond,
(Een der passagiers heeft dit onwel wor
den bevestigd in zooverre hij gezien had,
dat de bestuurder niet goed werd, en wan
kelde of hij in elkaar zou zakken). De bot
sing, waardoor de aangereden wagen on
geveer twintig meter vooruit werd ge
duwd, had hem weer tot zijn positieven
gebracht; hoe hij uit de ruïne van het voor
balcon is gekomen, wist de bestuurder zich'
niet te herinneren.
De diensten AmsterdamHaarlem en
AmsterdamSloterdijk ondervonden door
het ongeluk groote vertraging, daar de
treinen uit beide richtingen over een ge
deelte van het traject over den Admiraal
de Ruyterweg over één spoor moesten wor
den geleid.
AUTO VAN EEN DIJK GEREDEN.
Een 24-jarige dame verdronken.
Zondagavond halftien raakte een perso
nenauto, rijdende in een matigen gang, van
den groolen dijk in de gemeente Ursem.
Langzaam kwam de wagen steeds meer in
de nabijheid van de Ringsloot. Twee van
de inzittenden, de heer J. Spruyt en zijn
zuster Jo, wisten uit den wagen te klim
men, toen deze gedeeltelijk in het water
lag. Terwijl zij de auto verlieten, sloeg het
voertuig geheel om. De heer P. Braun, aan
nemer te Beverwijk, die met zijn verloofde,
de 24-jarige mej. M. Spruyt, achterin zat
en het meisje op de armen had om haar op
den wal te dragen, moest haar toen loslaten,
waarop het meisje in het water verdween.
Na verschillende mislukte pogingen vond
men een half uur later het lijk. De hulp
van den inmiddels verschenen geneesheer,
dr. van Bodegom uit Avenhorn, mocht niet
meer baten. De auto werd laler op het
droge gehaald. De drie geredden keerden
's avonds naar Beverwijk terug.
BRANDEN.
Te Rotterdam is brand uitgebroken in
een viertal in aanbouw zijnde panden aan
de Schiltstraat. Doordat deze huizen nog
niet glasdicht waren, konden de vlammen
zich gemakkelijk naar verschillende verdie
pingen verplaatsen en weldra stond een van
de huizen van onder tot boven in lichte
laaie, terwijl ook het vuur naar de andere
panden oversloeg. Het eerste brandde ge
heel uit, terwijl van de drie aangrenzende
huizen de bovenverdiepingen en de daken
verwoest werden.
Te Echt-Hingen (L.) is de woning van
den heer Jos. van de Venne geheel uitge
brand. De kinderen werden met moeite ge
red. De inboedel is grootendeels verloren.
Te St. Johannesga (Fr.) is door onbekende
oorzaak de woning van W. Sytsema afge
brand.
Gisteren is op den Eewal ondeT Birlaard
(Fr.), tengevolge van hooibroei, de kapitale
boerderij, bewoond door den heer K. D.
Talsma, afgebrand. De inboedel en ongeveer
200 voer hooi gingen verloren.
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van
WALTER BESAiNT,
door Mej. E. HOOGEWERF.
9) 4
„En moet ik dan mijn schilderen op
geven?"
„Maar liefste, je hebt toch nog van nie
mand een opdracht?"
„Neen; maar ik heb toch al jou en inijn
moeder en mijn zuster en jouw zusjes ge
schilderd? Me dunkt, niet zoo'n schitterende
expositie kunnen de bestellingen niet uit
blijven. Maar zal het nu ook echt wel een
„zolderkamertje" zijn? Zoo'n vertrekje,
waar je enkel in het midden recht-op kunt
staan?"
„Neen. Dat is zoo bijwijze van spreken.
Et wordt mee bedoeld- een klein huisje, in
een goedkoope buurt. Het zal zes kamers
bevatten en een vóór- en een achtertuintje
hebben. Het zal dertig pond huur doen.
Maar het zal toch een waar paradijs zijn.
kind, met jou tot Eva!"
„Dat geloof ik graag," lachte Elsie. „Maar
„Eva" zal natuurlijk alles zelve moeten
doen, niet waar- schrobben en schuren en
braden en koken?"
„Misschien, dat we van die tweehonderd
pond ook nog wel een meisje kunnen hou
den: een heel klein ding, dat niet te veel
eetl"-
„En wat zullen we beginnen, als onze
kleeren versleten zijn?"
„Ja, dan moet je ze maar zoo'n beetje
zien te maken. Want we zullen er geen
nieuwe voor kunnen koopen; geen mooie
ten minste; en jij moet alles zoo mooi heb
ben, hè liefste?"
„Ik houd van mooie dingen; maar daar
om hoef ik ze nog niet mooi te hébben," zei
ze. „Maar een andere vraag: w5èr zullen
we nu zoo'n paradijs kunifen vinden?"
„Er zijn buurten in Londen, waar men-
schen wonen, met niet meër dan honderd
vijftig pond inkomen per jaar: Checkley,
de oudste klerk van den chef. woont in
zoo'n buurt, dat heeft hij mijzelf verteld.
Hij zegt, dat er zelfs niemand woont, die
een grooter inkomen geniet, dan hij! Hij
moet zich dan wel als een koning voelen,
want hij heeft vierhonderd pond inkomen,
behalve nog een aardig spaarduitje. Elsie,
liefste, als we nu óók eens van omgeving
verwisselden en ons tevreden stelden met
zoo'n bescheiden buurt?
„Zouden we dan toch met onze vrienden
kunnen blijven omgaan?"
„Neen," schudde hij heel wijs, het hoofd.
„Vriendschap beduidt gelijkheid van in
komen „Mijn gekleede pakken zal ik dan
ook van de hand zien te doen, want die
komen toch niet meer te pas. Maar, wat
kan het ons nu schelen, waar wij wonen,
of hoe wij wonen, als wij maar samenzijn,
vindt je ook niet liefste?"
„Zeker, dan maar het ..zolderkamertje"!
„De volgende week ben je toch meerder
jarig: dan kan je doen. wat je wilt."
„Hilda laat me maar geen rust. Ze be
weert, dat er geen geluk bestaanbaar is
zonder geld. Ze heeft moeder wijsgemaakt,
dat ik een leven van gebrek-lijden tege
moet ga. Ze staat er voor in, hoe ze zal
zorgen, dat ik nog eens prachtig ingericht
kom, als ik mij maar aan haar leiding over
geef.
„En trouw met een man, die vijftig
jaar ouder is, en die met den eenen voet
al vrij wel in het graf staat?"
„Ze zegt, dat ze altijd heel gelukkig is
geweest. Nu Woensdag op mijn verjaar
dag zal ik een lang gesprek hebben met
mijn voogd. Moeder hoopt, hoe me dit tot
rede zal brengen. Hilda ze^f. dat zij vol
komen vertrouwt op den verstaTHïigen raad
van mr. Dering. Ik zal mij wapenen met al
mijn koppigheid. Misschien George, krijg
ik hem wel zoo ver, dat hij je salaris ver
hoogt."
„Neen Elsie, zelfs jij zöudt mr. Dering
niet weten te bewegen, een klerk meer dan
tweehonderd pond te geven. Maar, wapen
je met je lief gezichtje, je mooie oogen en
je innemende stem, wie weet, wat je daar
nog mee vermag, op dat taaie stuk perka
ment!"
George Austin was maar een arme do-
miné's zoon. Elsie bracht ook niets mee ten
huwelijk, dus werd het engagement als een
groote dwaasheid beschouwd. Hilda vond
hel onvergeeflijk, dat een knap meisje als
Elsie, zóó weinig eerzucht, zóó weinig ge
voel van eigenwaarde bezat om zich als liet
ware te vergooien aan zoo'n armzalig
klerkje, zonder vooruitzichten.
„George", besloot Elsie, „als jij waarlijk
meent, dat je de armoede onder de oogen
kunt zien. ik geloof anders, dat het
voor een man nog veel erger is dan voor
een vrouw."
„Met jou maar bij mij, Elsie, kan ik
alles dragen", antwoordde hij, uit den
grond van zijn hart.
„Nu, laten we dan ook maar trouwen,
zoo gauw mogelijk, wat ze er thuis dan ook
van zeggen. Vindt je ook niet?"
En George vond dat ook, vandaar, dat
deze geschiedenis begint met iels waarmee
zoo menig ander verhaal besluit, namelijk
met een engagement.
HOOFDSTUK II.
Op het kantoor.
„Ik zal uw ladyschap aandienen," sprak
Checkley met eerbiedigen glimlach. „Er is
op 't oogenblik niemand bij mijnheer. Gaat
u zoo lang zitten, my lady."
Checkley, de oude getrouwe, had jongere
klerken om zich heen. maar hij bleef altijd
nog zelve het privilege behouden, om bij
zijn chef op het kantoor te gaan. Hij was
zeven-en-zestig toen we' hem het laatst
zagen. Dus was hij nu vijf-en-zevenlig en
hij was dan ook wel wat meer gebogen
van sohouders en wat zwakker, maar leek
overigens onveranderd.
Hij schreef den naam van de bezoekster
lady Dering op een vierkant stukje
papier en deed vervolgens zóó zacht de
deur open, of het van het hoogste belang
was, zijn chef nie't te storen. Onmiddellijk
daarop verscheen hij echter weer en hield
nu de deur wijd open voor haar ladyschap,
die. ondanks haar jeugd, toch een zeer
waardige verschijning was Keek men uit
het venster, dan zag men haar rijtuig staan
wachten op het plein.
„Lady Dering. sir." zei Checkley. Toen
verdween hij weer spoedig en sloot even
behoedzaam de deur achter zich.
„Het doe't mij genoegen, je te zien, Hilda."
De oude heer stond op en ontving zijn
schoonzuster met ouderwetsche hoffelijk
heid. „Wat is de reden van je bezoek? Toch
geen zaken-doen? Zaken-doen met dames
met rijke echtgenooten beteekent in den
regel niet veel goeds. Je staat toch bij voor
beeld niet in de schuld bij je modiste?"
„Neen, neen! Dat zou sir Samuel niet
gedoogen. Ik kom ook niet voor mijzelve,
inaar voor mijn zuster, Elsie."
„Ja?.... Wat is er dan met haar. Ga
zitten en laat eens hooren."
„Wel, Elsie is altijd een moeilijk kind
geweest door de koppigheid waarmee ze in
haar opvattingen volhardt. Ze zal nooit de
dingen eens practisch beschouwen. U weet,
dat moeder niet rijk is, ofschoon ze het nu
heel goed stellen kan. Wilt u wel gelooven,
dat het mij dikwijls zwaar is gevallen om
niet in opstand te komen tegen een voorzie
nigheid. die den vader wegneemt juist op
het tijdstip in zijn leven, dat hij zoo goed
fortuin begon te maken?"
„Het is dikwijls heel moeilijk, om de
wijsheid te doorgronden van deze en der
gelijke teleurstellingen en rampen. Maar we
moeten wel aanvaarden, Hilda.
„Nu, ik kan u dan wel verzekeren, dat ik
heb gedaan al wat in mijn vermogen was,
I om mijn zuster tol recht inzicht te brengen
van hetgeen haar te doen staat. Inderdaad,
mr. Dering," uit kracht van gewoonte
sprak Hilda nog altijd van mr. Dering legen
haar zwager, „u kunt zich niet voorstellen,
hoe dwaas Elsie denkt over het bezit van
geld."
„Ja, dat komt juist, omdat ze het niet be
zit! Zóó. dus Elsie denkt zoo geringschatlend
over geld?" dimlachte hij goedmoedig.
„Nu, we zullen zien, we zullen zien!"
(Wordt vervolgd).