PELTENBURG VAN TULDER I ANDRIESSEN WIE IS EDMUND GRAY? I Kaarten 75 ct. pl. rechten bij Fa. EGGERS Telf. 931 688tB Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 September 1927 Tweede Blad No. 20711 BINNENLAND. PIETERSKERK KERKCONCERT UITZENDING VAN DINERS N.B.J. GODDIJN - Lage Rijndijk 12 KERK- EN SCHOOLNIEUWS. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. DE FINANCIEELE VERHOUDING TUSSCHEN RIJK EN GEMEENTE. Het verslag der Staatscommissie Samenvatting der denkbeel den en voorstellen Instelling eener Permanente commissie. Verschenen is het Verslag van de bij K. B. van 18 Augustus 1921 ingestelde Staatscommissie inzake de Financieele verhouding tusschen het Rijk en de Ge meenten, welke Commissie tot opdracht had „te onderzoeken hoe op de meest doel treffende wijze de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten zal zijn te regelen". Het lijvige verslag bevat als aanhangsel: een ontwerp van een wet tot regeling van uitkeeringen door het Rijk aan de gemeen ten en een ontwerp van wet tot regeling van den steun door het Rijk van in nood ver- keerende gemeenten. De denkbeelden en voorstellen der Com missie kunnen aldus worden samengevat: 1. De wet van 24 Mei 1897 Stbl. 156 ver valt 2. De tegenwoordige bepalingen ten aan zien van de financieele verhouding van het Rijk en de gemeenten, zooals deze in onze wetgeving verspreid zijn, behoeven herziening om tot eenheid van stelsel te komen. 3. Waar in de tegenwoordige wetgeving een gemeente door de wet of een op de wet steunend Konmklijk besluit tot uitgaven wordt verplicht, zonden dat haar deswege eenige vergoeding door het Rijk (buiten de wet van 24 Mei 1897, S. 156) wordt toege kend, verleent het Rijk aan de gemeenten rijksuitkeenngen, overeenkomstig het aan het verslag toegevoegde ontwerp-Rijksuit- keeringswet. 4. In de toekomst mogen wettelijke voor schriften, waarbij maatregelen worden ge troffen, welke de gemeenten tot uitgaven verplichten, niet worden vastgesteld, zon der dat regeering en wetgever zich reken schap geven van de daarbij betrokken fi nancieele verhouding tusschen Rijk en ge meenten. 5. Met erkenning van het beginsel dat aan de gemeenten krachtens nieuwe wet telijke regelingen rijksbijdragen behooren te worden toegekend tot vergoeding van diensten door de gemeenten aan,het Rijk bewezen, waartoe de gemeenten wel is waar niet wettelijk zijn verplicht, maar waartoe de gemeenten feitelijk zijn ge noopt, worde nader onderzocht op welke wijze en in welke mate dit beginsel "zal worden uitgewerkt. 6. Het Rijk kent aan de gemeenten een nadere rijksuitkeering toe tot vergoeding in de kosten voor het Lager Onderwijs, over eenkomstig het aan het Verslag toegevoegde ontwerp-Rijksuitkeeringswet. 7. Het Rijk staat aan de noodlijdende ge meenten op haar verzoek voor algemeene doeleinden rijkssteun toe overeenkomstig de bepalingen van het laatstbedoelde ont werp van wet. 8. Ingesteld worde een Permanente Com missie voor de gemeente-financiën met raadgevende bevoegdheid ter voorbereiding RECLAME. Maandag 26 September 8392 van de verdere regeling van de financieele verhouding van Rijk en gemeenten. Aan deze Commissie zal het recht moeten wor den verleend ook zelfstandig der regeering voorstellen te doen. Het secretariaat dezer Commissie worde waargenomen door het Bureau, hieronder vermeld onder 9 9. Aan het Ministerie van Finartciën worde een afdeeling of permanent ambte lijk bureau voor de gemeentefinanciën in gesteld. De in het verslag vermelde beslissingen of voorstellen der Staatscommissie zijn niet steeds eenstemmig genomen. Een lid der Commissie, nl. de heer A. van Doorninck heeft gebruik gemaakt van de hem ver leende vrijheid om van zijn afwijkend ge voelen bij een afzonderlijke nota te doen blijken. Sedert haar instelling onderging de sa menstelling der Commissie eenige wijziging. Zij bestaat thans uit de faeeren: F. A. L. van Lynden van Sandenberg. voorzitter; J. van den Tempel, J, A. de Wilde, R. J. H. Patijn, A. van Doorninck, S. J. L. van Aal ten. A. Jonker, H. van Boeyen, J. A. H. Steinweg, C. W. de Vries (secretaris) en A. J. N. M. Struijcken (adj.-secretaris). DE MISBRUIKEN VAN DEN HARINGHANDEL. Memorie van Antwoord Het ontwerp niet te laat Een behoorlijke controle ver zekerd. Blijkens de Memorie van Antwoord be treurt ook Minister Kan het ten zeerste, dat in den haringhandel ingeslopen misbrui ken een voorstel ter voorkoming van zulke misbruiken noodzakelijk hebben gemaakt. H(j deelt de meening, dat het verloop van de protestvergadering, door den Bond van Ne- dcrlandsche Haringexporteurs tegen 't wets ontwerp op touw gezet, mede de noodzaak der voorgestelde maatregelen heeft bevestigd. B\j de besprekingen, welke na de in diening van het ontwerp met tal van be langhebbenden zijn gevoerd in verband met de uitvoeringsvoorschriften, zijn bovendien nog omtrent de gevolgen van de bedenke lijke praktijken inlichtingen ontvangen, die aantoonen, dat de nadoelen/ welke voor den Nederlandse hen haringhandel uit die prak tijken voortvloeien, van nog ernstiger aard zijn, dan aanvankelijk mocht worden aan genomen. De meening van sommigen, dat dit ont werp te laat komt, kan de minister niet deelen. De minister verklaart, dat van de zijde van het Departement in verschillende richtingen is getracht de totstandkoming te bevorderen van een organisatie, die zelf de noodige maatregelen zou kunnen nemen, doch dat alle pogingen daartoe zijn afgestuit op gemis van voldoende samenwerking onder de belanghebbenden: reeders en handelaren. Na de instelling van de Commissie voor de Haringvisscherij heeft de minister den Bona van Ned. Haringexporteurs in ver binding gebracht met die commissie en het is hem bekend, dat de commissie ook een bespreking heeft gehad met het bestuuT van den Bond, als vertegenwoordiger van de vereénigingen van haringhandelaren, welke bij den Bond aangesloten zijn. Uit het hem toegezonden verslag is hem ge bleken, dat het bestuur bij die bespreking niet bereid was zijn meening ten aanzien van eventueel te nemen maatregelen met betrek king tot den export van haring te doen kennen. Naar aanleiding daarvan heeft de minister aan het bestuur van den Bond bericht, dat het hem onder deze omstan digheden voorkwam, dat de commissie toen voilo vrijheid had, zich op andere wjjze te doen voorlichten. Daarop is met verschillende vooraanstaande haringhandelaren individueel van gedachten gewisseld. Wat nu de uitvoering der wet betreft, zullen in de eerste plaats minimum afmetingen worden vastgesteld voor de tonnen, waarin de haring verpakt en uit gevoerd wordt. Daarbij zal tevens worden voorgeschreven het minimum nelto-visch- gewicht, dat ieder der voorgeschreven ton nen zal moeten inhouden. Voorshands ligt het in het voorhemen met betrekking lot de afmetingen en den inhoud van de tonnen te komen tot een ton van 110 K.G. netto- vischgewicht. Daarnaast zullen ook worden toegelaten de Schotsche tonnen met een minimum vischgewicht van 115 K.G. Naast de heele tonnen zullen worden toegelaten halve, kwart, enz. tonnen. De tonnen zullen door de exporteurs voorzien moeten worden van een merk, aangevende de soort van ton en het mini mum vischgewicht. Er zal evenwel een bijzonder merk gebezigd mogen worden, uitsluitend voor van de Nederlandsche vis- scherij afkomstige gave, levend op zee ge kaakte haring en slechts bij gebruik van dit bijzondere merk zal aangegeven worden welke soort haring de ton bevat. Afgezien is van een „keur op haring". De merken, die van papier zullen zijn, zullen van Rijks wege tegen gereede betaling worden ver strekt en do merken worden genummerd, zoodat steeds nagegaan kan worden, van wien een gefnerkte ton afkomstig is. De prijs, waartegen de merken beschik baar gesteld worden, is hooger dan de kostende prijs. Door dit verschil in prijs zal het mogelijk zijn de kosten der contróle te dekken. De minister is er zeker van, dat in het systeem der wet bij voldoende toezicht een behoorlijke contróle verzekerd zal zijn. Het wil den minister voorkomen, dat de beteekenis van de contróle in hoofdzaak lot uiting zal moeten komen in de preventieve werking, welke er van de wet uit gaat. Een binnenlandsche contróle past niet in het stelsel van dit wetsontwerp. De ansjovishandel wordt door de contróle vol doende gedekt. Het rooken van uit het buitenland aangevoerde haring heeft uit sluitend plaats als de Zuiderzee geen vol doende haring levert. Dat hierdoor schade wordt toegebracht aan de Zuiderzeeharing- visscherij is den minister niet bekend. Maatregelen, ter bevordering van het ■verbruik van haring hier te lande, vallen geheel buiten het kader van dit ontwerp. DE BIOSCOOPWET. Vermoedelijk op 1 Januari in werking. Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi ging van art. 80, derde lid, der Bioscoop wet. De datum 1 Juli 1927 in genoemd arti kel is gekozen in de onderstelling, dat het in werking treden der wet een zekeren tijd te voren zou plaats vinden. Nu de onmoge lijkheid daarvan is gebleken, laat de voor gestelde wijziging ruimte, om de invoering der wet zoodanig te regelen als met het oog op de nog te verrichten voorbereidings werkzaamheden noodig zal zijn. Naar het zich voorloopig laat aanzien, zal de wet op 1 Januari 1928 in werking kun nen treden. INTREKKING VAN ONDERWIJS-WETSONTWERPEN. Ingetrokken zijn de wetsontwerpen tot wijziging en aanvulling der Hooger Onder wijswet (ingediend zittingjaar 1923'24) en dat tot regeling van het Voorbereidend Hooger en Algemeen Vormend Middelbaar Onderwijs (ingediend zittingjaar 1921'22). Voorts is ingetrokken het wetsontwerp tot wijziging van art, 3 der Leerplichtwet, zoo als het wordt gelezen krachtens de wet van 30 Juni 1924. Volgens dit wetsontwerp, in gediend 25 Maart 1927, zou de leerverplich ting nimmer eindigen voordat het kind den 12-jarigen leeftijd bereikt en de klasse, waarin het bij het bereiken van dezen leef tijd zat, doorloopen heeft. Dit wetsontwerp werd in de vergadering van de Tweede Kamer d.d. 17 Juni 1.1. aangehouden. HET VADERLANDSCH VERBOND. Nadat eenigen tijd geleden reeds de heer Simon A. Maas. wegens verschil van in zicht inzake beleid met de meerderheid van het bestuur, ontslag had genomen als vice- voorzitter van het Vaderlandsch Verbond, heeft thans mr. J. G. Schürmann zijn func tie als voorzitter van het Verbond neerge legd. DE BESTELLERSSALARISSEN. Het Bestuur van den Nederlandschen Fe deratieven Bond van Personeel in Open baren Dienst heeft van den Minister van Waterstaat een schrijven ontvangen, waar in wordt medegedeeld, dat de beslissing ten aanzien van de bezoldiging der bestellers, welke' binnen zeer korten tijd zou worden kenbaar gemaakt, door onvoorziene om standigheden moet worden uitgesteld, daar deze aangelegenheid die niet alleten door den Minister kan worden beslist, nog in be handeling is. DE GASDIRECTEUR TE BAARN GESCHORST. Naar gemeld wordt, is door B. en W. van Baarn de gasdirecteur in zjjn functie geschorst. In verband hiermede komt de gemeenteraad morgen bijeen. HEROPRICHTING VAN DE SOCIALISTISCHE PARTIJ. Men meldt aan het persbureau Vaz Dias: Sedert lang werd door enkele afdeelin- gen van de sinds 1925 niet meer als natio nale partij functionneerende Socialistische Partij (S. P.) de noodzakelijkheid gevoeld om het nationaal verband te herstellen. In een vijftal plaatsen werden bij de jongste gemeenteraadsverkiezing wederom gemeen tezetels veroverd op het program van de Soc. Partij. Zondag vond te Zwolle een vergadering plaats voor afgevaardigden en personen uit verschillende plaatsen van het land. Op den vergadering werd algemeen gevoeld de noodzakelijkheid van de heroprichting der S. P. en werd een commissie benoemd, die de mogelijkheid zal onderzoeken, alsmede programma enz. opnieuw zal samenstellen. Gisteren is een groot aantal Fransche ingenieurs te Rotterdam aangekomen voor het maken van enkele excursies in ons land. RECLAME. Banketbakkerij-Kokerij 7765 PREDIKBEURTEN. LEIDEN. Ooslerltetrk: Donderdag nam. 8 uur: ds. K. NV. Velhake. ned.-herv. kerk. Beroepen: Te Giethoorn (toez.): L. J. Caze- mier le Gieterveen. Tei Veendam: J. J. Thomson te Varsse- veld. Te Krimpen a. d. IJssel (loez.): J. G. L. Brouwer te De Meern (U.) Te Hoorn: N. Zwiep te Oostzaan. Bedankt: Voor Zunderdorp (toez.): H, G uittart te Oostertiaule. geref. kerken. Tweetal: Te Katwijk a. Zee: W. E. Ger- ritsma, te Oudega (Small) en D. B. Hagen beek, te Vlaardingen. Aangenomen: Naar Heinenoord, R. Brou wer, te Herwijnen. Bedankt: Voor Andel, Giesen-Rijswijk. E. Douma, te Oostkapelle. Beroepen: Te 's-GravendeelJ. L. de Vries te Rijnsburg. Te Rijssen: J. van der Wier te Schevei- ningen; Te Aalsmeer, H. Biesma, te Gro ningen. evang. luth. gem. Beroepen: Te MiddelburgVlissingen, G. J. Duyvendak, te Bussum. oud geref. kerk. Beroepen: Te Rijssen, J. v. d. Wier, le Scheveningen. TRAMBOTSING TE AMSTERDAM. Vijftien passagiers gewond. Gistermiddag te kwart voor twee heeft op den Admiraal de Ruyterweg nabij de Rijstraat te Amsterdam een ernstige tram- ongeluk plaats gehad. Een sneltramtrein van de Electr. Spoorweg Mij. liep op een stilstaande tram van den Dienst Amster damSloterdijk. Het achterbalcon van de stilstaande tram en het voorbalcon van de tram uit Haarlem werden beide ingedrukt, De botsing was zoo hevig, dat de Sloler- dijktram ongeveer 20 M. vooruit sloeg. Een vijftiental passagiers werden ge wond, waarvan zes ernstig. Naar het gast huis werden vervoerd de heer M Gerritsen, die er met een hoofdwonde en een afgerukt oor afkwam, de bestuurder van de sneltram N. de Mes, mevr. Bremer, mevr. W. van Rijn, mevr. Jansen en de heer H. van Tal. De spoorbaan was niet weinig bescha digd; een railstang was kromgetrokken, en de motorwagen van den sneldienst uit Haar lem, die het ongeluk had veroorzaakt, had zich met den „neus" in den grond vastge werkt. De bestuurder, de 50-jarigen C. M., deelde op het politiebureau het-volgende mede. Hij naderde in gewone vaart de Rijpstraat, toen hij plotseling onwel werd; het duizelde hem, hij zag niets meer, ook niet dat voor hem de wagen van den Sloterdijkdienst stond, (Een der passagiers heeft dit onwel wor den bevestigd in zooverre hij gezien had, dat de bestuurder niet goed werd, en wan kelde of hij in elkaar zou zakken). De bot sing, waardoor de aangereden wagen on geveer twintig meter vooruit werd ge duwd, had hem weer tot zijn positieven gebracht; hoe hij uit de ruïne van het voor balcon is gekomen, wist de bestuurder zich' niet te herinneren. De diensten AmsterdamHaarlem en AmsterdamSloterdijk ondervonden door het ongeluk groote vertraging, daar de treinen uit beide richtingen over een ge deelte van het traject over den Admiraal de Ruyterweg over één spoor moesten wor den geleid. AUTO VAN EEN DIJK GEREDEN. Een 24-jarige dame verdronken. Zondagavond halftien raakte een perso nenauto, rijdende in een matigen gang, van den groolen dijk in de gemeente Ursem. Langzaam kwam de wagen steeds meer in de nabijheid van de Ringsloot. Twee van de inzittenden, de heer J. Spruyt en zijn zuster Jo, wisten uit den wagen te klim men, toen deze gedeeltelijk in het water lag. Terwijl zij de auto verlieten, sloeg het voertuig geheel om. De heer P. Braun, aan nemer te Beverwijk, die met zijn verloofde, de 24-jarige mej. M. Spruyt, achterin zat en het meisje op de armen had om haar op den wal te dragen, moest haar toen loslaten, waarop het meisje in het water verdween. Na verschillende mislukte pogingen vond men een half uur later het lijk. De hulp van den inmiddels verschenen geneesheer, dr. van Bodegom uit Avenhorn, mocht niet meer baten. De auto werd laler op het droge gehaald. De drie geredden keerden 's avonds naar Beverwijk terug. BRANDEN. Te Rotterdam is brand uitgebroken in een viertal in aanbouw zijnde panden aan de Schiltstraat. Doordat deze huizen nog niet glasdicht waren, konden de vlammen zich gemakkelijk naar verschillende verdie pingen verplaatsen en weldra stond een van de huizen van onder tot boven in lichte laaie, terwijl ook het vuur naar de andere panden oversloeg. Het eerste brandde ge heel uit, terwijl van de drie aangrenzende huizen de bovenverdiepingen en de daken verwoest werden. Te Echt-Hingen (L.) is de woning van den heer Jos. van de Venne geheel uitge brand. De kinderen werden met moeite ge red. De inboedel is grootendeels verloren. Te St. Johannesga (Fr.) is door onbekende oorzaak de woning van W. Sytsema afge brand. Gisteren is op den Eewal ondeT Birlaard (Fr.), tengevolge van hooibroei, de kapitale boerderij, bewoond door den heer K. D. Talsma, afgebrand. De inboedel en ongeveer 200 voer hooi gingen verloren. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESAiNT, door Mej. E. HOOGEWERF. 9) 4 „En moet ik dan mijn schilderen op geven?" „Maar liefste, je hebt toch nog van nie mand een opdracht?" „Neen; maar ik heb toch al jou en inijn moeder en mijn zuster en jouw zusjes ge schilderd? Me dunkt, niet zoo'n schitterende expositie kunnen de bestellingen niet uit blijven. Maar zal het nu ook echt wel een „zolderkamertje" zijn? Zoo'n vertrekje, waar je enkel in het midden recht-op kunt staan?" „Neen. Dat is zoo bijwijze van spreken. Et wordt mee bedoeld- een klein huisje, in een goedkoope buurt. Het zal zes kamers bevatten en een vóór- en een achtertuintje hebben. Het zal dertig pond huur doen. Maar het zal toch een waar paradijs zijn. kind, met jou tot Eva!" „Dat geloof ik graag," lachte Elsie. „Maar „Eva" zal natuurlijk alles zelve moeten doen, niet waar- schrobben en schuren en braden en koken?" „Misschien, dat we van die tweehonderd pond ook nog wel een meisje kunnen hou den: een heel klein ding, dat niet te veel eetl"- „En wat zullen we beginnen, als onze kleeren versleten zijn?" „Ja, dan moet je ze maar zoo'n beetje zien te maken. Want we zullen er geen nieuwe voor kunnen koopen; geen mooie ten minste; en jij moet alles zoo mooi heb ben, hè liefste?" „Ik houd van mooie dingen; maar daar om hoef ik ze nog niet mooi te hébben," zei ze. „Maar een andere vraag: w5èr zullen we nu zoo'n paradijs kunifen vinden?" „Er zijn buurten in Londen, waar men- schen wonen, met niet meër dan honderd vijftig pond inkomen per jaar: Checkley, de oudste klerk van den chef. woont in zoo'n buurt, dat heeft hij mijzelf verteld. Hij zegt, dat er zelfs niemand woont, die een grooter inkomen geniet, dan hij! Hij moet zich dan wel als een koning voelen, want hij heeft vierhonderd pond inkomen, behalve nog een aardig spaarduitje. Elsie, liefste, als we nu óók eens van omgeving verwisselden en ons tevreden stelden met zoo'n bescheiden buurt? „Zouden we dan toch met onze vrienden kunnen blijven omgaan?" „Neen," schudde hij heel wijs, het hoofd. „Vriendschap beduidt gelijkheid van in komen „Mijn gekleede pakken zal ik dan ook van de hand zien te doen, want die komen toch niet meer te pas. Maar, wat kan het ons nu schelen, waar wij wonen, of hoe wij wonen, als wij maar samenzijn, vindt je ook niet liefste?" „Zeker, dan maar het ..zolderkamertje"! „De volgende week ben je toch meerder jarig: dan kan je doen. wat je wilt." „Hilda laat me maar geen rust. Ze be weert, dat er geen geluk bestaanbaar is zonder geld. Ze heeft moeder wijsgemaakt, dat ik een leven van gebrek-lijden tege moet ga. Ze staat er voor in, hoe ze zal zorgen, dat ik nog eens prachtig ingericht kom, als ik mij maar aan haar leiding over geef. „En trouw met een man, die vijftig jaar ouder is, en die met den eenen voet al vrij wel in het graf staat?" „Ze zegt, dat ze altijd heel gelukkig is geweest. Nu Woensdag op mijn verjaar dag zal ik een lang gesprek hebben met mijn voogd. Moeder hoopt, hoe me dit tot rede zal brengen. Hilda ze^f. dat zij vol komen vertrouwt op den verstaTHïigen raad van mr. Dering. Ik zal mij wapenen met al mijn koppigheid. Misschien George, krijg ik hem wel zoo ver, dat hij je salaris ver hoogt." „Neen Elsie, zelfs jij zöudt mr. Dering niet weten te bewegen, een klerk meer dan tweehonderd pond te geven. Maar, wapen je met je lief gezichtje, je mooie oogen en je innemende stem, wie weet, wat je daar nog mee vermag, op dat taaie stuk perka ment!" George Austin was maar een arme do- miné's zoon. Elsie bracht ook niets mee ten huwelijk, dus werd het engagement als een groote dwaasheid beschouwd. Hilda vond hel onvergeeflijk, dat een knap meisje als Elsie, zóó weinig eerzucht, zóó weinig ge voel van eigenwaarde bezat om zich als liet ware te vergooien aan zoo'n armzalig klerkje, zonder vooruitzichten. „George", besloot Elsie, „als jij waarlijk meent, dat je de armoede onder de oogen kunt zien. ik geloof anders, dat het voor een man nog veel erger is dan voor een vrouw." „Met jou maar bij mij, Elsie, kan ik alles dragen", antwoordde hij, uit den grond van zijn hart. „Nu, laten we dan ook maar trouwen, zoo gauw mogelijk, wat ze er thuis dan ook van zeggen. Vindt je ook niet?" En George vond dat ook, vandaar, dat deze geschiedenis begint met iels waarmee zoo menig ander verhaal besluit, namelijk met een engagement. HOOFDSTUK II. Op het kantoor. „Ik zal uw ladyschap aandienen," sprak Checkley met eerbiedigen glimlach. „Er is op 't oogenblik niemand bij mijnheer. Gaat u zoo lang zitten, my lady." Checkley, de oude getrouwe, had jongere klerken om zich heen. maar hij bleef altijd nog zelve het privilege behouden, om bij zijn chef op het kantoor te gaan. Hij was zeven-en-zestig toen we' hem het laatst zagen. Dus was hij nu vijf-en-zevenlig en hij was dan ook wel wat meer gebogen van sohouders en wat zwakker, maar leek overigens onveranderd. Hij schreef den naam van de bezoekster lady Dering op een vierkant stukje papier en deed vervolgens zóó zacht de deur open, of het van het hoogste belang was, zijn chef nie't te storen. Onmiddellijk daarop verscheen hij echter weer en hield nu de deur wijd open voor haar ladyschap, die. ondanks haar jeugd, toch een zeer waardige verschijning was Keek men uit het venster, dan zag men haar rijtuig staan wachten op het plein. „Lady Dering. sir." zei Checkley. Toen verdween hij weer spoedig en sloot even behoedzaam de deur achter zich. „Het doe't mij genoegen, je te zien, Hilda." De oude heer stond op en ontving zijn schoonzuster met ouderwetsche hoffelijk heid. „Wat is de reden van je bezoek? Toch geen zaken-doen? Zaken-doen met dames met rijke echtgenooten beteekent in den regel niet veel goeds. Je staat toch bij voor beeld niet in de schuld bij je modiste?" „Neen, neen! Dat zou sir Samuel niet gedoogen. Ik kom ook niet voor mijzelve, inaar voor mijn zuster, Elsie." „Ja?.... Wat is er dan met haar. Ga zitten en laat eens hooren." „Wel, Elsie is altijd een moeilijk kind geweest door de koppigheid waarmee ze in haar opvattingen volhardt. Ze zal nooit de dingen eens practisch beschouwen. U weet, dat moeder niet rijk is, ofschoon ze het nu heel goed stellen kan. Wilt u wel gelooven, dat het mij dikwijls zwaar is gevallen om niet in opstand te komen tegen een voorzie nigheid. die den vader wegneemt juist op het tijdstip in zijn leven, dat hij zoo goed fortuin begon te maken?" „Het is dikwijls heel moeilijk, om de wijsheid te doorgronden van deze en der gelijke teleurstellingen en rampen. Maar we moeten wel aanvaarden, Hilda. „Nu, ik kan u dan wel verzekeren, dat ik heb gedaan al wat in mijn vermogen was, I om mijn zuster tol recht inzicht te brengen van hetgeen haar te doen staat. Inderdaad, mr. Dering," uit kracht van gewoonte sprak Hilda nog altijd van mr. Dering legen haar zwager, „u kunt zich niet voorstellen, hoe dwaas Elsie denkt over het bezit van geld." „Ja, dat komt juist, omdat ze het niet be zit! Zóó. dus Elsie denkt zoo geringschatlend over geld?" dimlachte hij goedmoedig. „Nu, we zullen zien, we zullen zien!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5