VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
6*la Jaargang
li
Vrijdag 16 September 1927
No. 35.
ta* j p*
et
z'n
Vieren op een
Eiland.
Naaf liet Engelsch van L. T.MEADE, jjfc?
Beknopt bewerkt door
C. E. de Iille Hogerwaard.
(Vervolg van Hoofdstuk IXJ
Do meisjes stapelden nu oen gedeelte
ia bet meegebrachte bout op en stookten
vuurtje.
We kunnen bief veel verder zien dan
de Halve-^laan-Baai en zullen morgen
op verkenning uitgaan," zei Joke.
ijk eensl Zie je dat grappige dier daar
den grond kruipen? O, bet is een
hildpad! F er kan de schildpadden vol-
als zij hun eieren in bet zand komen
CgecL We hebben bier dus volop te eten.
dat niet heerlijk? Maar op 'toogenblik
q ik vreeselijk moe."
,Ja, ik ben ook erg moe/' zei Elly. „We
ülen wel lekker slapen."
Dat denk ik ook," stemde het oudste
chtje toe. „Maar zoo ver zijn we nog
We moeten eerst ons keteltje en onze
esch met water vullen. We zijn er nu
wat beter aan toe dan wij gisteren om
!icn tijd waren I"
Daar heb je gelijk in, Joke."
Elly lachte en liop vroelijk met Joke naar
beek. Spoedig waren het keteltje en de
isc'h gevuld. Toen zij weer „thuis" kwa-
en, waren Ferdinand en Tony ook juist
rug. Zij waren bezig groote vrachten ge-,
roogd gras van hun rug of te laden.
Ferdinand spreidde nu de „bedden" in
„slaapkamer", terwijl Joke ging visschen.
slaagde er niet alleen in een paar vis-
hen, maar zelfs een zeekreef-t te vangen,
lekkernij, dia niet versmaad werd en
idal zij gekookt was, heerlijk smaakte.
,En nu," zei Ferdinand, toen het maal
auttigd was, „raad ik ieder, die moe is,
te gaan slapen. De „slaapkamer" is
aar en dë „bedjes" zijn gespreid. Ik zal de
Ègenjas van den armen Jim vóór den ra
ng hangen. Tony en Elly, gaan jullie
aar naar „boven" en slaap en droom heer-
Zou jij ook niet meegaan, Joke? Je
et er moe uit!"
Ed jij dan?" vroeg Joke, terwijl zij
aar het bleeke gezicht van haar broertje
eek, waarin groote kringen onder de oogen
aren. „Ga jij niet naar bed?"
Nee, ik niet. Ik moet bij het vuur blij-
en de wacht houden."
.Maar is dat dan noodig?"
,Ja, Joke. We zijn in een vreemd land en
weten niets, van de bewoners ai. Zoo
luw ik kan, zal ik een stevige deur voor
„slaapkamer" maken, om ons voor wilde
eren te beschermen, maar vannacht moet
de wacht houden."
,We hebben den beelen dag geen enkel
fild dier gezien," zei Joke.
,Nee* maar we moeten toch voorzorgs
maatregelen nemen. Ga jij nu naar bed,
en slaap lekker. Ik beloof je, dat ik je
twee uur roepen zal."
Joke zei nu niets moer. Zij klom lang-
iam naar de „slaapkamer", trok haar
boenen en kousen uit en ging naast haar
ichtje en haar neefje liggen.
bke.
Ferdinand was alleen onder den blooten
hemel. Hij stapelde hout op bet vuur, legde
nog ©enigen voorraad onder zijn bereik en
maakte zich gereed* voor de wacht. Hij was
vast besloten zich niet door den slaap te
laten overmannen en slaagde er ook wer
kelijk gedurende ©enigen tijd in, wakker
te blijven. Hij had veel dingen om over
te denken en hoopte vóór het ontbijt eenige
schildpadeieren te vinden. Hij zou misschien
eenige dezer dieren over het zand zien loo-
pen en naar een geschikt plekje zoeken om
er hun eieren neer te leggen. De duisternis
belette hem dit evenwel. De Joke-Baai was
heet rustig en men hoorde er niets anders
dan het klotsen der golven. Landkrabben
schenen er niet te zijn. Quick strekte zich
naast Ferdinand uit en sliep den vreed-
zamen slaap van een trouwen hond.
Hét vuur knetterde' nu niet meer: het
ging langzaam uit en Ferdinand's vermoei
de hoofd zonk at lager en lager. Weldra
sliep hij heel vast. Plotseling flikkerden er
twee vurige oogen op korten afstand van
hem: een verraderlijk dier scheen den
sprong te durven wagen!
HOOFDSTUK X.
De Eigenlijke Bewoonster der Grot.
1 De sprong was gemaakt en een paar
vurige oogen keken Ferdinand vlak in het
gezicht. De jongen bleef echter rustig door
slapen, geheel onbewust van het naderend
gevaar. Het dier schoen eens rond te speu
ren, naderde do grot, duwde Jim Salter's
oude regenjas op zij enwas in da
„slaapkamer!"
De drie kinderen sliepen heerlijk op hun
bed van gedroogd gras en er zou heel wat
moeten gebeuren om hen wakker te maken.
Toch gebeurde dit plotseling door een luid
geraas van brekende voorwerpen. Geen
wonder dan ook, dat Elly onmiddellijk
overeind zat en verschrikt in het donker
om zich heen keek.
Vlak bij haar flikkerden twee vurige
oogen. Zij begon luid te gillen. Nog meer
loven als van kopjes en schoteltjes, die
braken, en de oogen verdwenen.
Door Elly'e gegil werden niet alleen Tony
en Joke wakker, maar ook Quick, die luid
blafte en al9 een dolleman in het rond
sprong. In hot volgend oogenblik stormde
Feidinand, die zichzelf de vreegelijkste ver
wijten. deed. dé grot binnen.
„Elly, hou je eens stil! Leven jullie alle
maal nog? Hou je toch stil, Elly! Ik kan
geen woord verstaan."
„Ja, we leven allemaal nog," antwoordde
Joke, „maar we zijn vreeselijk geschrikt. Er
is een wild beest in de grot."
„Geef mij de kaars eens, Joke, en de
lucifers."
Ferdinand rpaakte nu licht. De gebroken
voorwerpen, die op den grond verspreid
lagen, bewezen, dat Elly niet gedroomd had.
„Ik zag op eens twee vurige oogen!" zei
zij. „G Ferdinand, laten we hier toch weg
gaan 1"
„Nee, nee! Als je tn dezen hoek kruipt
ben je veilig. Koest, Quick! Tk zie wel de
scherven, maar nergens oen dier. Stil! Hoor
je dal geluid? Het lijkt wel, of het oen
wilde kat is".
„Maar waar zit die dan? Wacht 'tge
luid komt van den kant der richel, waar
we ene eervies op gezet hebben.O Fer, kon}
er alsjeblieft niet zoo dicht bij".
„Heb je geen 9pleten gezien, toen je van-t
raiddag de grot geïnspecteerd hebt. Joke?'*
woog Ferdinand nu.
„Nee, we hebben niets gezien".
Ferdinand hield zijn kaars wat hooger,
zoodat deze de richel verlichtte. Terwijl
hij zich er overheeto boog. werd er plotse-*
ling een poot naar hem uitgestoken ©n
kreeg hij een leelijke krab over de hand*
waarin hij de kaars hield.
Onmiddellijk daarna begon Elly weer te
gilleta. Quick te blaffen en de ongeziene
vijand te blazen en te spuwen.
Verschrikt trok Ferdinand nu zijn hand
terug. Boven de richel w^a een barst, dien
Joke en Elly niet opgemerkt hadden. Niét
alleen flikkerden daar twee vurige oogen*
maar bovendien nog verscheiden kleine,
vurige oogjes.
„Terug!" riep Ferdinand tegèn do ande-<
ren. Hij hield zijn kaars in de hoogte en bo*
lichtte nu de sple<et.
„Onzp vijandin", zei hij. „is een groote,
wilde kat, die op 't oogenblik bij haar jon
gen zit!"
„Jongen?! Zijn er dan kleine poesjes?''
riep Elly uit
Het denkbeeld van jonge poesjes kalmeerde
haar op eens en zij zou er misschien zeft
te dicht bij gekomen zijn. als Ferdinand
haar niet tegengehouden had.
„Wildo katten zijn heel gevaarlijk, als j©
er te dicht bij komt", zei hij. „We moeten
Poes met rust laten en ik betwijfel het. Joko
of jij en de kinderen nog veilig zijn in de
grot. O, ik vergeef het mezelf nooit, dat ik
in slaap gevallen bon en Poes daa/rdoor in.
de gele'genheid was de „slaapkamer" bin
nen te dringen".
..Hot is jammer van ons sorvies", zei
Joke, terwijl zij de scherven opraapte. .Tk
geloof.ook, dat we hier niet veilig meer zijn.
De nacht is warm en stil. Laten we dus
dicht bij het vuur gaan liggen".
Ferdinand en zijn zusje namen wat van
hot gedroogde gras mee on spreidden een
bed op korten afstand van het vuur.
Zij werden nu wet niet meer gestoord,
maar 9Üepen na de opgedane ondervinding
toch niet rustig meer, zoodat zij er den vol
genden naorgon alle vier moe en slaperig
uilaagen.
-Na het ontbijt nam Ferdinand zijn zusje
apart en zei:
,,W« kunnen van visch en schildpad-
oieren wed lev^n, maar we kunnen niet
zonder slaap. We moeten rusfig kunnen
slapen en dus naar een andere grót uitkij
ken".
„Ja. Ferdinand, maar ais Poes straks uit
gaat om voedsel te zooken. kunnen wij de
kleintjes wegnemen en de oude beletten
terug te komen".
„Dat zal zoo gemakkelijk nog*niet gaan",
antwoordde Ferdinand. „We moeten wat
anders zoeken.Jij ziot er doodmoe uit. Blijf
jij dus met Elly on Tony hier, dan ga ik er
met Quick op uit. Er is hout genoeg voor
vandaag en je kunt het eten klaar hebben*
als ik terugkom".
„Maar ben jij dan niet moe, For?"
„Nee. Joke. Bovendien heb ik toch geen
rust, vóór we een goede „slaapkamer" ge
vonden hebben. Maar nu moet ik gaan»