HEBT II HL EEN KRUIKJE KAAGWATER HARTEVELT IN HUIS?!
N.V. Distilleerderij „De Fransche Kroon", voorh. HARTEVELT Zn, - LEIDEN - Anno 1760.
Fa. Joh. Knegtel- Noordeinde 27.
Soirée Intime.
Drie dagen Pension,
KAMER
1e Fransche Dameskapschool, Breestraat 67
Nette Loopjongen
lets oyer Duitsche en Amarik. Film.
LAND- EN TUINBOUW.
Verkrijgbaar in l/l en 1/2 Literkruiken. 2451
Gemeubileerde
Spraaklessen - Liplezen
Paviljoen Groot Badhotel,
's Hertogenbosch
De Prov. Noordbrabantsche e n
's Hertogenbossche Courant-
Uitgevers J. J. ARKESTFYN Zn.
cadeau, afkomstig van het comité, boden
verschillende particulieren eigen ge
schenken aan. Zoo ontving de pastoor een
geschilderd portret van zichzelf en zijn
moeder, kostbare kerksieraden, prachtig
tafelzilver, prachtige fruitmanden en een
groote collectie bloemstukken.
Uit dankbaarheid ontving elk gezin een
portret van den pastoor en heden was het
feest in De Zilk voor de kinderen, die in het
patronaatsgebouw onthaald werden.
SASSENHEIM.
Een eigen hloemententoonstellings^ehonw.
In het Weekblad der Alg. Ver. voor
Bloembollencultuur treffen wij het volgende
artikeltje aan:
In de laatste winters is meermalen door
Sassenheimers verzekerd, dat men van plan
wa9 voor de plaatselijke tentoonstellingen
van gebroeide en afgesneden bolbloemen,
een eigen en voor tentoonstellingen geschikt
gebouwtje te bouwen. Het is er nu werkelijk
van gekomen De bekende tentoonstellings
commissie uil de afdeeling Sassenheim deelt
ons mede, dat het gebouw zijn voltooiing
nadert. Het wordt geplaatst langs den
straatweg op het terrein van de firma wed.
L. Rotteveel en wordt uitgevoerd naar plan
nen van den architect J. P. Oudshoorn te
Sassenheim. De aannemer is de firma Ende
en Verheul te Waddingsveen.
Het gebouw is 25 Meter lang en 8 Meter
breed en krijgt een glazen kap, dus het voor
dergelijke doeleinden onontbeerlijke boven
licht.
De commissie heeft het plan er een soort
„pleisterplaats" van te maken gedurende
het geheele broei- en bloeiseizoen. Vanaf
1 Januari zal ieder vakgenoot daar kunnen
brengen en tentoonstellen al hetgeen hij
aan de vakgenooten kan laten zien. Boven
dien zullen in Februari en Maart er de be
kende Sassenheimsche tentoonstellingen
plaats vinden.
Wij voldoen gaarne aan het ons gedaan
verzoek om de vakgenooten reeds nu op te
wekken om de bollen te reserveeren, die
men in den a.s. winter in het Sassenheim
sche permanente tentoonstellingsgebouwtje
in gebroeiden staat wil exposeeren.
VOORHOUT.
Door de goede zorgen van ons ge
meentebestuur, dat steeds haar volle aan
dacht aan de wegen wijdt, is thans ook de
speelplaats der R.-K. meisjesschool gebilu-
meerd. Een verbetering, die zeer is toe te
juichen.
Naar wij uit goede bron vernemen, is
door Z. D. H. den Bisschop van Haarlem
tot kapelaan bij de St Bartholomeuskerk
alhier benoemd de heer N. Th. J. Greite-
mann.
I.
Voor het menschenleven van onze dagen
heeft de film groote beteekenis gekregen. Is
het niet teekenend, dat de groote Deutsche
Theater-Ausstellung in Maagdenburg een
ruime zaal aan de film wijdt, waar zelfs de
draak uit de Nibelungenfilm in optima
forma en in hoogst eigen „persoon" te kijk
staat? Ik voor mij heb het ook iets betee-
kenends gevonden, dat, terwijl ik mij in de
allereerste plaats auteur over tooneel weet
en gevoel, er voor een reeks opstellen ov»r
een filmonderwerp aanmerkelijk meer be
langstelling bleek, zoodat ik met drie arti
kelen over „Duitsche en Amerikaansche
film" mijn lezers hoop bezig te houden.
Inderdaad: terwijl vaak schouwburggezel
schappen in ons land (daarbuiten ook wel,
maar lang niet overal zóó erg als ten
onzent) een zorgvol en kommerlijk bestaan
rekken, zitten bioscooptheaters alle avon
den, ook in de zomerwarmte, gevuld. Ter
wijl schouwburgen enorme tekorten boeken
en met groote verliezen werken, keeren
filmondernemingen dividenden uit (zelfs
keert de beroemde Berlijnsche „Ufa", die
door de kosten der „Metropolis" aan den
rand van den economischen afgrond stond,
dezen zomer weer 10 pet. uitl). En waar
groote tooneelspelers vaak a,rm en vergeten
sterven en leven, worden filmacteurs rijk
als industriekoningenI
De groote macht van de film, het succes,
de overal geaccepteerde beteekenis er van,
zijn een teeken van onzen jachtenden tijd.
Immers onze lijd is een tijd van vluchtig
leven, van vluchtig genot, van vluchtig ge
luk zelfs. In onzen tijd past de snelheid van
de bioscoopvertooning, die veel, heel veel
geeft in kort bestek, die een overstelpende
hoeveelheid van décorwisseling verbindt
met een haastige opeenstapeling der meest
verscheidene emoties- en een levendige,
vaak felle wijze van voorstelling en uitbeel
ding. Gunstig voor het succes van de bios
coop is ook de eveneens in onzen snel
len en oppervlakkigen tijd passende
groote gemakkelijkheid van de film vertoo
ning: alles wordt kant en klaar voor ons
neergezet, mogelijke onduidelijkheden wor
den door den tusschengevoegden tekst meer
dan voldoende opgehelderd, de beelden en
tafereelen zijn in het algemeen direct be
grijpelijk, het publiek behoeft zich niet in te
spannen, behoeft er zelfs nauwelijks bij te
denken, heeft geen fantasie meer noodig.
Typeerend is, dat bij sommige belangrijke
films die het publiek wèl tot denken, tot het
inspannen van den geest of te hulp roepen
der fantasie dwingen, b v. „Caligari", „Me
tropolis" e. a., het publiek wegloopt of weg
blijft, of althans zich ongunstig uitlaat.
In de hier genoemde eigenschappen ligt
trouwens ook een van de allergrootste be
zwaren van de film* de vluchtigheid, de op
pervlakkigheid, die oorzaak is. dat zoo wei
nig van wat ook de beste films bieden, be
zinkt en men tenslotte zoo bedroevend wei
nig in zijn binnenste overhoudt van een
filmvertooning..
Sterk is, dat zelfs prachtige filmwerken
na één of hoogstens twee jaren van het
witte doek verdwenen zijn (niet omdat de
filmrollen zijn versleten: men kan immers
nieuwe maken; maar omdat het „nieuwtje"
er af is). Hieruit blijkt, dat ook de beste film
allereerst rust op het element sensatie, en
dat dit ook de diepst doordachte, nobelst be
doelde artistiekst uitgewerkte films in hun
innerlijke werking op het publiek steeds
sterk zal hinderen.
Heel anders 's dan toch de theaterkunst,
waar wel de mode-verschijnselen na eenige
jaren voorbijgaan, maar waar een groole
hoeveelheid werken lange jaren vertoond
worden, ja een belangrijk aantal eeuwig
heidswaarde bezit: nog kan men Aischylos
en Sophocles spelen of een Middeleeuwsch
spel als „Mariken van Nieumeghen", nog
kan men Shakespeare, Molière, Goethe,
Schiller, Calderon, Gozzi, Grillparzer, Oscar
Wilde en Kalidasa ten tooneele voeren.
Maar wie herinnert zich nog de films, waar
in b v. tusschen 1903^en 1918, dus 20 tot 10
jaren geleden, de groote filmgeniale Asta
Nielsen haar machtigste prestaties gaf?
(„Die tolle Grafin", „Die spanische Tan-
zerin", „Per aspera ad astra" e.a.).
Er is veel geschreven over het verschil
tusschen looneelspel en filmspel: wel is de
antagonie ncel wat verminderd sedert groote
tooneelspelers ook als fimacteurs optreden
(Paul Wegener. Margarele Schön, Albert
Bassermann, Rudolf Schildkraut, Ilka Grü-
ning e. a. en sedert omgekeerd groote film-
arlislen definitief of tijdelijk tot het tooneel
overgingen. (Asta Nielsen, Lil Dagover).
Maar interessant blijft het vraagstuk nog
altijd. Men heeft steeds gemeend en meent
vaak nog. dat, wijl de filmacteur niet over
het woord kan beschikken, zijn (louter mi
misch) spel dus moeilijker moet wezen. Maar
daar staat tegenover, dat de film zelf voort
durend tooneelen van actie, van werkelijk
gebeuren moet geven, en dat gesprekken van
dieperen inhoud nu eenmaal niet op de film
kunnen weergegeven worden, evenmin als
philosophische beschouwingen en verstan
delijke redeneeringen. Men kan zulke ge
sprekken of beschouwingen wel als tus
schengevoegden tekst geven, maar dan kan
de gelaatsmimiek van den speler er onmo
gelijk gelijken tred mee houden. Door dit
alles is het filmspel vanzelf meer louter mi
misch van opbouw. Moet het althans zijn.
Dit zag men aanvankelijk niet in, en ver
filmde drama'9 en romans. Deze dwaze me
thode heeft trouwens nog niet geheel opge
houden, al is men meer en meer tot de me
thode gekomen speciale filmwerken te
scheppen, die alleen voor de film bestemd
zijn. Eigenaardig en onlogisch trouwens
wijzend op het feit, dat de film nog lang
niet geheel zichzelf is doet hierbij de om
standigheid. dat ook het speciale filmwerk
het woord nog steeds niet heeft geëlimi
neerd: zelfs een „Metropolis"-film, hoezeer
den tusschengevoegden tekst tot een mini
mum beperkend, kan het woord niet geheel
missen. En nu wil men wel door den voor
uitgang der techniek trachten te komen tot
een film-met-woord. maar het is duidelijk,
dat dit weinig zal helpen. Want de film, die
uit honderden korte deeltjes beslaat, zal dan
toch een zeer sterk verbrokkelden spreek
tekst krijgen, terwijl de bewegingssnelheid
van een film te groot is voor een normale
spreekwijze. Bovendien dunkt mij. dat de
film door het toegevoegde woord eigenlijk
zijn zuiver bewegings- en mimisch karakter
zal verliezen.
Wel moet ik er inlusschen op wijzen, dat
de film een aantal mimische talenten (zelfs
enkele mimische genieën) aan de wereld
heeft geopenbaard, wier grootheid op dit ge
bied misschien nooit zóó op het tooneel zou
gebleken zijn: Asta Nielsen, Henny Porten,
Pola Negri, Conrad Veith, Emil Jannings,
Lya de Putti, Charlie Chaplin, Douglas
Fairbanks, Mary Pickford, Norma Tal-
madge e. a.
Overigens behalve misschien dan door de
enkele kunstenaars, die door de film ont
dekt zijn en later ook aan het tooneel schit
terden, en behalve zeker door de belang
rijke aanwijzingen voor de massaregie, en
vooral door het op den voorgrond dringen
van het bij het realistisch tooneel verwaar
loosde bewegingsprincipe; behalve deze
punten heeft de film in het algemeen weinig
beteekenis voor de ontwikkeling van het
tooneel. En wanneer in toekomst de film
blijken zal werkelijk e^nieuwe kunstvorm
te zijn (wat than9 nog volstrekt niet vast
staat) en dus als zoodanig blijvende waarde
te hebben en een nieuwe cultuurfaclor te
worden, dan zal hij toch eigen wegen gaan
en een eigen terrein hebben, wel naast,
maar toch builen het theater. En het too
neel, duizenden jaren oud, zoo oud als de
menschheid zal zijn weg vinden door alle
moeilijkheden heen (ook door de moeilijk
heden, die de film bracht) en het zal op dien
weg de film niet noodig hebben.
Met de vraag naar het blijvende voortbe
staan van de film, naar de cullureele be
teekenis en de eventueele kunstwaarde,
hangt samen de opvatting, die het publiek
heeft over de film, d.w.z. of de toeschouwer
de film beschouwt als amusement of als
cultuurfactor. Misschien is dit niet geheel
juist uitgedrukt: want vooreerst denkt de ge
middelde toeschouwer daarover hoogstwaar
schijnlijk niet na, eD bovendien kan ook
amusement cultureel© waarde hebben (van
daar het begrip: „amusementskunst"). Beter
zouden we dan ook kunnen omschrijven:
gaat de bioscoopbezoeker naar de bioscoop
om een aangenaam uurtje, een avond van
gemakkelijk vermaak, of gaat hij er heen
om „iets op te steken", „iets mee te nemen
voor zijn leven"? Mij dunkt die vraag is
licht te beantwoorden: de films, die opzette
lijk gericht zijn op loutering of verheffing,
of die den toeschouwer aan het denken wil
len brengen, hebben in het algemeen geen
succes. „Die Metropolis is zoo'n rare film!"
zei een veelvuldig-kinobezoekende dame.
Met deze vraag raken wij trouwens aan
een kenmerkend onderscheid tusschen Duit
sche en Amerikaansche films. De Ameri
kaansche film is allereerst op amusement,
genoeglijken avond e. d. gericht, de Duitsche
film aanvankelijk zonder richting, zuiver
spelfilm (l'art pour l'art), o. a. bij Asta Niel
sen, heeft meer en meer het bewuste streven
naar een hooger plan gekregen, wil ver
diepte emotie, loutering, diepere gedachten
brengen. Natuurlijk wordt dit meer ideale
doel altijd eenigszins gehandicapt door het
vluchtige en sensationeel© karakter van de
film als zoodanig, maar toch geeft ons een
avond aan dit soort filmkunst gewijd wèl
groote denkbeelden en sterke ontroering, wel
„iets mee naar huis". Vooral wanneer het
symbolische doel niet te sterk naar voren is
gedrongen.
Après tout is het niet billijk meer om to
zeggen: de Amerikaansche film richt zich
allereerst op amusement. Want, vooral
sedert de relaties tusschen Duitsche en Ame
rikaansche industrie (ook togen vele be
langrijke Duitsche filmregisseurs en film
acteurs om den broode of liever om den
gelde naar het Amerikaansche filmparadijs
Los Angeles), is het streven naar een ideaal
ook in de Amerikaansche film doordrongen
(„De Groote Parade"). En ook het kenmer-
kend-Duitsche, het leggen van een levensles
in de film, is in de Amerikaansche films van
den laatsten tijd zeer toegenomen, b.v. in
Amerikaansche Pola-Negri-films als „De
halfbloed", „Het verboden paradijs", enz.
Overigens slagen de Amerikanen nog niet
met groote historiebeelden (men denke aan
hun „Tien Geboden"!) en met name o. a.
het schitterende recocospel der Duitschers
(waaronder „Manon Lescaut" van Lya de
Putti grandioos bovenaan staat) kan de Ame
rikaan lang niet bereiken. Daarentegen weet
vooral Charlie Chaplin wel zeer bijAndere
stemmingsfilms te brengen („GoldrusIT"), en
neemt ook de goede spelfilm in Amerika
steeds toe.
Maar het blijft ondanks dit alles waar,
dat de overgroote meerderheid der Ameri
kaansche films amusemenlswerk is en dat
daarentegen de leiders der Duitsche film
industrie (vooraan b.v. de onlangs over
ledene Paul Davidson) terecht in het voort
woekeren van de amusementsfilm een groot
gevaar zien.
Het verschil tusschen Duitsche en Ame-
kaansche films berust echter op de groote
verschillen, die er tusschen het wezen en de
levensopvattingen van den Duitscher en den
Amerikaan bestaan. En hier springt het vol
gende dadelijk in het oog: de Amerikaan be
schouwt van nature het heele leven uit een
zakenstandpunt, alles is hem in de eerste
plaats „business", terwijl de Duitscher hoe
zeer ook de amerikanisatie van het leven
thans in Duitschland moge toenemen, nog
altijd in dit opzicht de vertegenwoordiger
van het oude Europa is: dat hij idealen
heeft.
Natuurlijk: er is wederzijdsche uitwisse
ling: het proces van materialisatie en me
chanisatie in Europa, dat men terecht als
veramerikaniseering beschouwt, gaat ge
paard met een zekere vereuropeïseering in
Amerika: toename van idealisme, van den
invloed van het gemoed op het dagelijksch
leven, beter begrip van de kunst e. d. Maar
duidelijk staat Amerika daarin nog op een
voor Europa verouderd standpunt (ik bedoel
voor den eenigszins geestelijk ontwikkelden
Europeaan): gevoel krijgt er den vorm van
sentimentaliteit, kunst heeft er vaak een
bombastisch, in elk geval een opgeschroefd
karakter, vervalt tot gekunsteldheid, en
het schoonheidsideaal is er zoetelijk. Dit
laatste spreekt duidelijk uit de Amerikaan
sche film-beauties: niets zeggende, onbe-
duidend-mooie, zoetelijk-lieve type als
Gloria Swanson (ook Mary Pickford is er
niet geheel vrij van) of in het mannelijke de
volmaakt-gevormde en -verzorgde, elegant-
slanke, „mooie" man als Rudolph Valen
tino: dat zijn er de vertegenwoordigers der
schoonheid.
Voor zoover dan ook, toenemend Euro-
peesch wordend, de Amerikaan werkelijk
idealen krijgt, z\jn het voor ons de lang
verouderde, zoet-romantische idealen, de
idealen van Biedermeier en vroeg-realisme
het erge biervan is alleen, dat door de
groote verbreiding der Amerikaansche film3
in Europe deze verouderde idealen weer
slag vinden bjj de onontwikkelde massa van
ons contiaent.
De Duitscher daarentegen, die in het gees
telijk leven en vooral in de kunst wel de
voornaamste vertegenwoordiger van modern
is (naast hem in Rusland in zeer sterke
mate aan het opkomen), is dit ook in de
film. De Duitscher heeft eerstens een le
vensbeschouwing, die op eeuwenoude cul
tuur en traditie berust; daardoor heeft voor
hem het leven ook heel aDdere dan loutsr-
zakeltjke waarden; en bovendien zijn zijn
idealen de modern-Europeesche. Amerika
doet het nog met de zoetsappige idealen van
1860—1890, maar Duitachland heeft de ex
pressionistische van na 1920. Bij den Ame
rikaan is de groote filmindustrie meer het
resultaat van een techniek, die het amu
sement ging dienen en nu Tangzamerhand
onder Europeeschen invloed tot dienen der
cultuur tracht over te gaan.
Bij den Duitscher ontstond de groote film
industrie uit artistieke neigingen, die ge
bruik maakten van den vooruitgang aer
techniek.
De samenhang tusschen de groote Duit
sche en Amerikaansche filmondernemingen
(met name tusschen de „Ufa" te Ueuba-
belsberg-Berlijn en de „Paramount" te
Hollywood-Los Angelos) heeft de tegen
stellingen tusschen beide groote soorten wel
verminderd. En hierbij is in het algemeen
de Duitsche geest de scheppende, de pro-
tieve gebleken, die de Amerikaansche film
doordringt en veredelt. Een directe werking
van bepaalde personen is wel niet dadelijk
te constateeren: een groot regisseur als
Lubitsch b.v. heeft in Amerika nog weinig
gepresteerd, en van een groote actrice als
Pola Negri moet men zelfs zeggen, dat zij
in Amerika verzoetelijkt i9. En wat Jan
nings en Lya de Putti in Amerika zullen
bereiken, moet nog worden afgewacht.
Maar in het algemeen is de invloed van
den Duitschen geest wel merkbaar. Een
film als „De Groote Parade" bewijst, dat de
9feer, waaruit een „Fridericus Rex", „Nï-
belungen", „Metropolis" ontstonden ook in
Los Angelos komt.
Mijn bedoeling intusschen is niet om
maar steeds en uitsluitend op de verschil
len tusschen Duitsche en Amerikaansche
films te wijzen, en de laatste steeds tegen
over de eerste te kleineeren. Ik wil in mijn
beide volgende opstellen meer ingaan op de
eigenschappen van Duitsche en Amerikaan
sche films afzonderlijk, spreken over be
paalde regisseurs, acteurs, actrices en ook
over bepaalde filmwerken.
WIJNAND FRANS.
PLUIMVEE.
Ervaringen met kloeken.
De eigenschap van een goede broedster
te zijn is individueel, hoewd het ras en
soms ook de leeftijd eenig gewicht in de
schaal leggen. Zoo zijn, als bekend is. de
zware en de middel rassen, be'nevens haast
alle krielen geschikt voor het uitbroeden en
later voor het leiden der kuikens.
Het eerc-diploma voor broeden zou mis
schien in de allereerste plaal9 aan de Zitfe-
hoentjes uitgereikt moeten worden, omdat
deze diertjes niet alleen klein en licht zijn,
maar hun veeren zoo pluimig, dat er 9tc-'eds
een massa warme lucht tusschen hangt,
waardoor de verwarming en de ventilatie
der eieren beide gebaat zijn. Men heeft daar
om zelfs kruisingen ondernomen van an-<
dere krielen of kleinraskippen met Zijde
hoen, omdat men ondervonden heeft dat
zelfs de kostbaarste eieren van fazanten,
patrijzen, siereendjes enz. aan zulke diertjes
met vertrouwen gegeven kunnen worden.
In de eerste plaal9 gaat er niets boven
een kloek van eigen kippen, omdat deze
aan de plaatselijke omstandigheden, aan
den persoon en de behandeling van haar
eigen verzorger zich volkomen aanpast. Hoe
geheel anders is het met een geleende, ge
huurde of pas aangekochte kloek, die boven
dien in vele' gevallen zoo onpraktisch in.
ontvangst genomen wordt, dat er heelemaai
niets van terecht komt. Bij het transport
gaat men soms erg dom te werk. Ik heb wel
gezien dat e'en kloek onverhoeds van haar
nest gelicht en maar even onder den arm
genomen werd op de fiets! Thuis aangeko
men was daar nog heelemaai niets in ge
reedheid gebracht om haar te ontvangen.
Daarom maar even opgesloten in een brand-
stoffenhok. Nu het nest in der haast zooge
naamd in orde gemaakt, de eieren erin, de
kip uit het hok opgevangen met heel wat
luidruchtigheid en moeite. En dan verlangt
men dat zoo'n dom-behandeld dier maar
heel kalm op de eieren zal gaan zittenI 't Is
onbegrijpelijk hoe sommige» menschen zoo
naïf kunnen zijn!
Vervoert men de broedsche in een broed-
hokje, op een paar kunsteieren zittend en
heeft men thui9 alles vooraf klaar gezet,
dus ook het broedhokje met goed aangelegd
nest, dan is het honderd tegen één, dat de
kip direct gaat zitten of het binnen een half
uur zeker doet. Een broedsche moet zitten;
zoolang ze staat in het nest deugt het nog
niet.
Is men nu overtuigd dat ze' rustig is, dan
pas verruilt men de steenen eieren met de
ecfite broedeieren en dan is de zaak al een
goed eind gewonnen. Bij goede en
geregelde behandeling gepaard met uitslui
tend voeren van het graan, waaraan ze
gewoon was. zal de hen in slaat blijven haar
ontlasting op te houden tot men haar op
vaste uren van de eieren tilt en buiten
brengt.
Op die manier houdt men de kloek frisch
en rood van kam gedurende het geheele
broedproces e*n blijft ze op krachten om
haar werk te doen en betrekkelijk weer
gauw aan den leg zal gaan.
Dan zal ze de eieren ook niet bemorsen. Er
zijn voorbeelden dat ee*n kloek, uitggmer-
geld door honger en door mijten bovendien,
dood op haar nest werd gevonden Daarvoor
is dan" de verzorger aansprakelijk, die zijn
plichten omtrent het dier niet nakwam en,
wat het gekste is, bij slot van rekening nog
boos was op het arme dier al9 de oorzaak
van zijn tegenslag.
Drie Dames
Katwijk voor
vragen te
6972
in de week van 2127 Aug.
Brieven onder No. 440,
Bureau Nieuwe Sneeker Cou
rant, Sneek.
te kuur gevraagd, door
student. Brieven Bureau van
dit Blad onder No. 5793a.
Limonade in verschillende smaken, Grenadine,
Ananas, Citroen, Frambozen en Sinaasappel, per
flesch 10.85 en f 1.25 met rietjes en één g as gratis.
Limonade C.P. per flesch f 1.50.
Levering van v. Amstel- en Z. H. B.-Bieren, Cider,
Mineraal- en Natunrwater. 6976
$2$- Bestellingen worden thuisbezorgd
DAti-, AVOND- EN CLÈBLESSEN. 5868a
Spreekuren i 9—12 en na 8 nar 's arond» (behalve Woensdag).
gevraagd. Leeftijd 15 jaar,
die goed kan fietsen. 6978
Fa J. C. SPAARGAREN
VISCHHANDEL
HAARLEMMERVAART 22.
Fransche Lelie, Prachtw[jn
Nieuwe Zoet-Zure Fraüsche
WyD p fl.f 1.25.Zeergeschikt
voor Bruiloiten H. J de Ru,
L. C Affoürtit, C Meyer,
N H. Hemmes, W. G. Brand,
Hoogewoerd 17 5317
HUIS „DE VLIJT".
voor stotteren en doofheid
Instituut Amand, No. 52,
Pr. Bolwerk, Haarlem. Spreek
uur en prosp. gratis met toestel
5786a
KATWIJK AAN ZEE - i TELEFOON 111.
Zaterdag 20 Augustas a.s.
6981
Kond BuHet Attractie. Entrée fl.
is het Hoofdblad van de Pro
vincie NOORD BRABANT,
wordt daar het meest gelezen,
in vele gemeenten schier uit
sluitend en versch dageliiks.
Voor '8 Hertogenboscb meest
afdoende oohticiteit.
'fi HertogPiihnsrh. 3
3—2