ONRECHTMATIG BEZIT S. G. J. DE GROOT No. 20666 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 29 Juli Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. Prov. Staten v. Zuid-Holland. Portemonnaie's, Portefeuilles en Sigarenkokers. FEUILLETON. EEN NATIONALE LUCHTVAARTSCHOOL TE ROTTERDAM. Opening op 10 September. Door de Rotterdamsche Aero-club zal op 10 September een nationale luchtvtfarlschool worden geopend. Het ligt in het voornemen de school in te wijden met een vliegdag, waaraan ook buitenlandsche aero-clubs zul len deelnemen. Wat het materiaal betreft, heeft de Club de beschikking over twee keurige gloed nieuwe Pander toestellen, die in een eigen hangar aan Waalhaven zijn ondergebracht. Ook heeft men eigen monteurs en een groo- ten voorraad rescrve-onderdeelen. Het ligt ifiet in de bedoeling, dat de gega digden voor het Sportbrevet zich uitsluitend aan de vliegerij gaan wijden. De opleiding zal zoo worden geregeld, dat men in zijn vrije uren het practische en theoretische onderricht zal kunnen volgen. Als instruc teur treedt op de le luitenant-vliegenier H. M. Schmidt Crans, ex-chef-instructeur der Kon. Ned. Marine. Hij wordt daarin bijge staan door een technische commissie be staande uit de heeren Dr. Ir. E. B. Wolff, directeur voor den Rijksstudiedienst van de Luchtvaart, en E. Nieuwenhuis, chef van het station Schiphol. In de commissie van toezicht hebben o. a. zitting de heeren A. Plesman, directeur der K. L. M., J. Jong bloed, le luitenant-vliegenier, en I. A. Aler, onderchef van Waalhaven. Zoodra men het sportbrevet behaald heeft mag men zelfstandig viuchlen makep met de vliegtuigen der Club. Reeds heeft de Re geering toegezegd te zullen onderzoeken, in hoeverre hel mogelijk is voor de kleine toe stellen der Club landingsterreinen te maken in verschillende centra van vreemdelingen verkeer, zooals te Scheveningen .Zandvoort. Noordwijk, de Vel uwe en andere plaatsen. Een wetsontwerp daartoe is in voorberei ding. Zoodoende krijgt men hier te lande een nationaal klein-luchtloerisme, dat in andere landen reeds eenige jaren bestaat. Zoodra een 'id d^r club een brevet als eportvlieger heeft behaald, mag hij uit stapjes maken met de vliegtuigen der Club ook naar het buitenland. Het ligt in het voornemen van het bestuur, het materiaal door de bestelling van nieuwe vliegtuigen steeds uit te breiden. Opgemerkt dient neg te worden, dat het Sportbrevet niet hel recht geeft een verkeersvliegtuig te besturen. FAMILIEPASPOORTEN De gelegenheid tot beschrijven op oude paspoorten vervalt. In verband met de verlaging der kosten van buitenlandsche paspoorten heeft de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland aan de burgemeesters in zijn provincie het volgende geschreven: „Onder de oude wettelijke bepalingen kwam het herhaaldelijk voor, dat een Neder lander, die een geldig paspoort op zijn naam bezat/verzocht daarop ook zijn echlge- noote en (of) minderjarige kinderen le ver melden, teneinde aldus met hen gezamen lijk op één paspoort te kunnen reizen. Of schoon dit „bijschrijven" van gezinsleden op het paspoort van het gezindshoofd niet op de wet steunde, werd daartegen geen bezwaar gemaakt, indien slechts aanvrager door middel van „bijzegelen" het voor een meer-persoonspaspoort verschuldigde hoe* gere zegelrecht voldeed. Door de jongste wijziging der zegelwet 1917 wordt in die wet niet meer gesproken van paspoorten voor één of meer personen. De kosten der buitenlandsche paspoorten zijn bij die wijziging zoo zeer verlaagd, dat volgens den minister van Buitenland sche Zaken voor de hiervoren vermelde vrijgevige praktijk geen voldoende aanlei ding meer bestaat, aangezien toch zij. die verzuimden aanstonds een gemeenschap pelijk paspoort voor alle daarvoor in aan merking komende personen van hun ge. zin aan te schaffen, doch eerst later be sluiten, ook hun vrouw en kinderen be neden de 15 jaar van zoodanig re'ispapier 'te voorzien, dit van rijkswege tegen den prijs van slechts f 1.voor allen geza menlijk kunnen verkrijgen. Aan verzoeken tot bijschrijven als hiervoren bedoeld, kan dus voortaan geen gevolg meer worden ge geven. In gevallen, waarin het uitsluitend zéér jeugdige kinderen betreft, aan wie bezwaar lijk een afzonderlijk paspoort zou kunnen worden afgegeven, zal het gezinshoofd zich van een nieuw gemeenschappelijk pas poort voor zich en zijn (hare) kinderen moeten voorzien, tegen inlevering van het alleen op zijn (haar) naam luidende nog geldige paspoort." OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. besluit is benoemd tot kanton rechterplaatsvervanger in het kanton Goot mr. G. A. A. C. Baxnasconi te Delden; is aangewezen als voorzitter van het Cen traal College voor de Reclasseering mr. J. R. H. van Schaik. thans lid; zijn benoemd tot notaris te Rotterdam A. Dekker, cand,-notaris te Rotterdam, in de plaats van C. Klootwijk, overledenF. X. J. H. Hanrath, cand.notaris te Rotter dam, in de plaats van J. M. Slinkert, over leden; te Gendringen J. Lucas, cand.-no taris Apeldoorn; zijn benoemd tot burgemeester van Ben schop, Hoenkoop en Polsbroek jhr. mr. P. W. C van der Goes, van Termunten J. Siderius is verleend de persoonlijke titel van di recteur-generaal van de Statistiek aan den Directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, mr. H W. Methorst. IR. KALFF. Ontslagname als lid van de directie der Ned. Spoorwegen. Ir. Kalff, lid der directie van de Neder- landsche Spoorwegen zal, naar de Utrecht- sche Courant verneemt, als zoodanig eer lang ontslag nemen, zegt de „Msb." ONZE GEZANT TE CONSTANTINOPEL. De secretaris van het Nederlandsch ge zantschap te Bern, jhr. W. F. van Lennep, die gedurende ruim drie jaar zijn positie in de Zwitsersche hoofdstad heeft vervuld, is naar zijn nieuwe standplaats Constantino- pel vertrokken. Onze nieuwe Nederlandsche gezant mr. Doude van Troostwijk en de Nederland sche Consul te Bern, de heer Groeneweg, hebben den heer en mevr. Van Lennep, die zich tijdens hun verblijf in Zwitserland zoowel in Nederlandsche als diplomatieke kringen groote sympathie hadden weten te verwerven, uitgeleide gedaaa NA DE HOLLAND—INDIË VLUCHT. Bij de N.V. Ateliers voor Edelsmeed- en PenningkuiLst Koninklijke Begeer te Voorschoten is een bronzen gietpenning vervaardigd ter herinnering aan de jongste HoMand-Indië vlucht. Het ontwerp is van den bekenden kunstenaar v. d. Hoef. Op de voorzijde is een gestyleerde arend afge beeld als de koning der lucht; aan de keer zijde staat: Ter herinnering aan de eerste passagiersvlucht van Nederland naar Ne- derlandsch-Indië en terug 1927. ALGEM. NEDERL. VERBOND. Het jaarverslag over 1926 van het Alg. Nederl. Verbond constateert, dat het Ver bood zich in het afgeloopen jaar in alle richtingen krachtig heeft doen gelden. De hoofdgroep Nederland van het Ver bond heeft 5500 leden (een vooruitgang van 300). Volgens het verslag voelen de Neder landers in het buitenland en vele stamver wanten meer voor het doel van het A.N.V. dan vele bewoners tusschen Dollard en Schelde Van de groep-VI aan deren breidde het aantal afdeelingen zich uit van drie tot vijf. Ten opzichte der zelfstandige buitenland sche afdeelingen blijkt volgens het verslag dat haar omzetting in „vertegenwoordigers schappen" practischer werking waarborgt. Hun aantal breidde zich door zeven nieuwe benoemingen uit tot 44. Het ledental steeg in 1926 van 8041 tot 8766. -IS- Het geneeskundig schooltoe zicht De verantwoordings plicht van Ged. Staten Een interpellatie van den heer Werker Te weinig leden aanwezig. (Vervolg van gisteren). De heer BERGMEIJER (S.D.A.P.) herin nerde eraan, dat te Dordrecht het schooltoe zicht met weerzin ontvangen is door de ouders, doch dat door tactisch optreden der artsen die weerzin snel verdwenen is. Spr. sloot zich geheel aan bij den heer de Jongh. De heer v. BURINK (Comm.) constateer de, dat alles wat er gesproken is. behalve het slot van de rede van den heer Lingbeek, builen de orde was. Vooral de rede van den heer Rutgers was spr. tegengevallen. Dg heer Rutgers is oud-minister en spr. meende dat men voor ministers menschen neemt met een gezond en goed stel hersens. De heer BRAAT (PI. B Dan moet je maar eens komen kijken. De heer v. BURINK: De heer Braat weet dat beter dan ik en als hij zegt. dat men voor ministers menschen zonder hersens kiest, moet ik dat gelooven. De VOORZITTER: Nu geloof ik, dat u een klein beetje buiten de orde bent. De heer v. BURINK noemde de rede van den heer Rutgers buitengewoon laag bij den grond en daar de heer Rutgers een opmer king over sovjet-Rusland had gemaakt, zou spr. hem daarop bij dé alg. beschouwingen van antwoord dienen. De heer -BORGHOLS (Ged, St.) consta teerde, dat er van de zijde der gemeente besturen weinig belangstelling bestond, waaraan misschien ook de circulaire van minister Kan niet vreemd was. Ged. St. hebben zich toen gewend tot de Ver. v. Ned. Gemeenten, die zeer enthousiast was en naar Utrecht verwees. Nu wisten Ged. St. dat daar de zaak mislukt was, omdat men daar een provincialen schoolartsendienst heeft willen maken. Spr. beriep zich op dr. Heyermans, die een prov. schoolartsen- dienst een organisatorische fout genoemd heeft. Ged. St. kwamen op de gedachte het Groene Kruis le raadplegen en had met vertegenwoordigers van het hoofdbestuur daarvan besprekingen. Het hoofdbestuur heeft met levendige belangstelling van deze besprekingen kennis genomen en aan vaardde gaarne de opdracht van Ged. St., als gevolg waarvan verschillende organisa torische maatregelen ter bevordering van de zaak genomen zijn. Ged. Staten hebben aan de werkzaam heid van Het Groene Kruis met zijn 130 afdeelingen prettige herinneringen. Het is nu zaak rustig af te wachten hoe de re sultaten zullen zijn. Wat den principieels kant v-an de zaak betreft, was spr. bet eens met den heer Warnaar, dat dit de taak der ouders is. Maar er zijn ouders die hun plicht ver zaken en de ouders, die hun plicht nako men, worden daarvan de dupe. Het is waar, dat in dezen een plicht rust op het Rijk, waar als het Rijk van ja£r op jaar een memoriepost op de bcgrooting brengt, ligt het dan niet op den weg der provincie om de zaak op gang te brengen 1 Totdat het Rijk ingrijpt, kan de provincie helpen. Ged. Staten hebben mededeelingen ge daan over het stadium waarin de zaak ver keert-, meer niet. Met het gesprokene zul len zij hun voordeel doen en spr. meende dat, wanneer Ged. St. met een voorstel zullen komen, zij sympathie bij de Staten zullen vinden. Tot zoolang blijve de zaak rusten. De heer BEEKENKAMP (V.B.) wenschte de zekerheid le hebben, dat Ged. St. in ieder geval zullen voorstellen 50 pet. van de voor- bereidingskosten tc betalen. De VOORZ. merkt op, dat geen stuiver kan worden uitgegeven zonder de toestem ming van de Staten. De heer v. AALTEN (V.D.) maakte uit het uitblijven van 'n voorstel der tegenstanders van de werkwijze der Ged. St. op, dat er zulke tegenstanders niet zijn. De VOORZITTER betwistte de juistheid dezer gevolgtrekking en zeide te moeten overwegen, gezien de debatten, of het wel heel nuttig is mededeelingen als thans ge daan zijn aan de Prov. Staten, in de toe komst nog eens le doen. De vergadering werd te 12.55 geschorst tot 2 uur. In de middagzitling is aan de orde het voorstel van Ged. Stalen tot het toekennen van Pensioen aan het oud-lid van Ged. Staten H. de Wilde. De heer BRAAT (PIB.) veïzoekt aanlee- ning dat hij hiertegen was. Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen. Aan de orde is de interpellalie-Werker in verband met de door de Regeering voorge stelde schrapping van art. 161 der Prov. Wet. De heer WerkeT heeft in de openings zitting reeds een toelichting hierop gegeven. De heer v. BOEIJEN (Ged.) meent, dat men deze kwestie' in historisch verband moet zien. De Grondwetgever van 1848 had zioli nog niet volkomen gerealiseerd welke de zelfbesturende taak was. Toen de Prov. Wet in 1850 tot stand kwam. moet de wet gever echter met het Grondwetsvoorschrift rekening houden. Hij droeg het toezicht op de gemeentebesturen op aan de Staten. De Grondwetgever van 1887 heeft terecht inge zien, dat de Staten de verantwoordelijkheid van het toezicht nooit kunnen dragen. Hij droeg daarom het toezicht op aan Gedep. Staten. Zoo zijn Gedep. Staten in 1837 geroepen lot een zelfstandig orgaan van hel Rijksgezag. Intusschen heeft de wetgever altijd nog verzuimd de Prov. Wet met de Grondwet van 1887 inovereenstemming le bre'ngen. Daarom heeft de Regeering thans gemeend een wijziging te moeten aanbren gen in de Prov. Wet, waardoor Ged. Staten niet meer verantwoordelijk zijn aan de Staten nopens het toezicht op de gemeente besturen. De voorgestelde wijziging is ge heel in overeenstemming met hetgeen prac- lisch mogelijk is en Ged. Staten hebben, toen in 1925 hun advies gevraagd werd over eeïi voorontwerp, er op aangedrongen de Prov. Wet te wijzigen en in overeenstem ming te brengen met de Grondwet van 1887. Gedep. Staten zijn dan ook van oordeel, dat niet bij de Regeering moet worden aan gedrongen op handhaving van den bestaan- den tóestand. De heer WERKER (V.D.) merkte op, dat het gaat om een oude staatsrechtelijke kwes tie. Wie een recht heeft, doet niet verstan dig het zich te laten afnemen en een feit is het, dat hier een recht aan de Prov. Sta ten wordt ontnomen. Terecht merkte de heer v. Boeije'n op, dat de Grondwet in 1887 het toezicht aan Ged. Staten opdroeg. Maar wien iets is afgenomen, die be/hoeft zich niet nog meer te laten afnemen. Gedep. Staten te ontheffen van den ver antwoordingsplicht aan de Prov. Staten is niet goed, omdat deze verantwoording daar door aan de openbaarheid onttrokken wordt en historisch onjuist, omdat hier een his torisch gegroeid verband j9 tusschen het hoogere en lagere gezag. Het feit, dat het toezicht is afgeleid naar Ged. Staten brengt nog niet mee, dat nu ook de verantwoor dingsplicht moet worden opgeheven. Hier is een historisch gevormd recht van de Prov. Stalen en spr. ontkende, dat het een logisch gevolg is van het afleiden van het toezicht naar Gedep. Stalen, dat men nu ook den verantwoordelijkheidsplicht van Gedep. Sta ten en het interpellatieïedht van Prov. Stap ten opheft. En nu is het wel waar, dat aan Gedep. Stalen de bevoegdheid om interpellaties te antwoorden niet worden ontnomen, maar zij zullen niet behoeven te antwoorden. Spr. stelde een motie voor, waarin aan de Staten-Generaal wordt meegedeeld, dat de Prov. Stalen prijs stellen op het behoud van den verantwoordingsplicht van Ged. Staten aan Prov. Staten. De heer DE KANTER (V.B.) merkte op, dat de heer Werker voorbij heeft gezien, dat het toezicht van de Prov. Staten op Gedep. Staten is overgedragen. Dit is een feit en de vraag is nu: wat eischt het alge meen belang? Is het een algemeen bdang, dat de Prov. Staten tusschen beide kilhnen komen? Is het practise h mogelijk het inter- pellatierecht uit te oefenen? Spr. betoogde, dat het practisch onmoge lijk is, dat de Prov. Staten zich een oordeel vormen over de ingewikkelde kwesties, die RECLAME. Noordeinde tl - Leiden - Telef. 706 Reparaties aan alle Lederwaren. 6255 bij het toezicht op de gemeentebesturen voorkomen. De heer v. BURINK (Comm.) drong er op aan, heden niet te beginnen met de begroo ting, daar vele leden niet aanwezig kunnen blijven in verband met de gemeenteraads zitting te Rotterdam. Spr. stelde voor heden geen beslissingen te nemen en niet met de begrooting aan te vangen. Het voorstel werd verworpen met 3524 stemmen. De heer v. ZADELHOF (S. D. A. P.) stelde voor de stemming over de motie-Werker te bepalen op Vrijdag bij den aanvang der ver gadering. Het voorstel werd verworpen met 3720 stemmen. De heer v. STAAL (S D.A.P.) steunde het betoog van den heer Werker en merkt op, dat het betoog van den heer dé Kanter bijna een copie was van het hoofdartikel over deze kwestie in de N R. Ct. Het had bijna door de li heer de Kariter geschreven kunnen zijn. De heer DE KANTER: lk ontken het va derschap! De heer v. STAAL zag in de voorgestelde wetswijziging een aanval op de democratie. Hij wees er op, dat Ged. Staten reeds eenige malen verklaard hebben over bepaalde za ken niet inlerpcllabel te zijn en dat het daarom noodig is den verantwoordelijk heidsplicht te handhaven. In de N. R. Ct. is het zoo duidelijk tot uiting gekomen, dat het er om gaat den vertegenwoordigers der ar beidersklasse te beletten hun taak in de openbare lichamen te doen zooals zij die opvatten. De heer HOFFMAN (R.K.) betoogde, dat de rede van den heer Werker overeenstemt met de opvattingen van mr. Kooien, niet den staatsraad, maar een verwijderd familielid van hem, die een werk schreef over de Grondwet, de Prov. Wet en de Gemeente wet. Deze zet in zijn werk uiteen, dat er verwarring heerscht aangaande het Grond wetsartikel. Het gaat om de vraag of de Staten zijn een zelfbesturend lichaam. Bij de Katholieken heerscht daarover verschil. Nu is het aan den eenen kant juist, dat Ged. St als uitvoerders van de Rijkswet zelfstan dig zijn, doch aan den anderen kant als Gedeputeerden van de Prov. Staten, ver antwoording schuldig zijn. Spr. zou daarom de vraag beantwoord willen zien of Prov. Staten dan wel Ged. Staten al9 een bestu rend college moeten worden beschouwd. De lieer RUTGERS (A.R.) kan zich voor een groot deel, doch niet geheel, met het be toog van den heer v. Boeyen vereenigen. Het argument, dat als gevolg van het aflei den van bet toezicht naar Ged. St. ook het interpellatierecht vervalt, achtte spr. niet juist. De verantwoordingsplicht kan zeer goed blijven bestaan, zij het op een anderen grondslag. De vraag is echter of het nuttig is, dat hij blijft bestaan. Daarover zijn drie opmerkingen te maken: le. Prov. Staten staan buiten de procedure en het interpel latierecht hangt in de lucht, 2e. de Prov. Staten als interpelleerend lichaam, hebben niet de bevoegdheid, die een interpellant heeft in andere gevalen, in dien zin, dat de Prov. Staten niet de hooge hand hebben over Ged. St., die in het toezicht op de ge^ meentebesturen beslissingsrecht hebben; 3e, is het de vraag of het nuttig is het toezicht te brengen van de Ged. St. naar de Provinc. Staten, ten aanzien waarvan spr. opmerkte, dat het juist is, dat leden van Ged. St. geen zitting hebben in gemeentebesturen dóch le den van gemeenteraden wel zitting kunnen hebben in de Prov. Staten De sfeer in Ged. Staten is, veel meer dan in de Prov. Sta ten, een sfeer van onbevangenheid. Spreker wilde nog daarlaten het vreemde, dat, na Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. 30) Maar wat kon zij aanvoeren? Niets dat openlijk kon worden gezegd. Wat kon hij wel van haar denken? Ach. waarom was de vloer van Kazimira's kamer zoo soliede, dat deze zich niet voor haar voeten opende om haar door te laten? Zij gevoelde zich zoo van streek, dat zij na tien benauwde minuten opstond ondanks de pogingen van Kazimira om haar terug te houden. Slechts de eenzaamheid van haar eigen kamer kon haar in staat stellen om zich in den nieuwen toestand in te werken. Toen zij halfweg door de gang was, klonk er een haastige stap achter haar en werd haar naam genoemd: „Panna Sagorska!" Met een soort van wanhoopsgevoel stond zij stil, en het volgende oogenblik stond Tadeusz Swigello naast haar, ernstig zijn verontschuldigingen aanbiedend. „Ik veroorloof mij een groote vrijheid dat begrijp ik De kortheid van mijn verblijf diene mij echter tot verontschuldiging. Ka zimira heeft mij van uw vriendelijkheid ver teld en dat moedigt mij aan. Ik spreek tot u als lot haar vriendin, en het is ook tot haar vriendin, dat ik het waag een verzoek te doen: is u het mogelijk, dat u uw verblijf alhier nog wat rekt? Ik heb gehoord, dat u K over dacht dadelijk na de voltooiing van hel portret te vertrekken, en Kazimira vindt dat verschrikkelijk." Katya zweeg een oogenblik alvorens lang zaam te antwoorden: ,,Zij behoeft geen vrees te koesteren. Ik zal blijven." Er sprak dankbaarheid uit de op haar ge richte oogen. „Dank u", zeide hij kortweg, maar het woord kwam blijkbaar uit het diepst van zijn hart. ,,Dat wentelt een gewicht als lood van mijn hart. U weet dat zij alles is wat wij, Witek en ik, hebben. Ik dank u nogmaals hiervoor en voor als uw vriendelijkheid. Ver oorloof mij uw hand te drukkenik ben haar broeder." Hij bracht haar hand aan zijn lippen naar Poolsche manier en het volgende oogenblik stond Katya alleen op de gang. HOOFDSTUK V. Tadeusz neemt een paar-dagen vacantie. Zooiets moet men dus gevoelen als men verliefd is?" Aldus was de ietwat smadelijke overpein zing van Katya in de eenzaamheid van haar kamer. Die enkele oogenblikken in de gang, de aanraking van haar hand door zijn lippen waren voldoende geweest om een einde te maken aan de onzekerheid van den voor middag. Zij wist nu waaraan haar verwar ring was toe te schrijven. Doch niets had haar ook gewaarschuwd voor den berg van licht ontvlambaar materiaal die zich in haar binnenste had opgehoopt doordal een ongebreidelde fantasie ingewerkt had op een buitengewoon vereenzaamd leven. Het dreigende spook van den morgen was verdwenen; niets versperde meer den weg naar wat haar nog steeds als geluk toe scheen. En wat was er in de plaats van het spook gekomen? Volgens de regelen der logica zou zij vervuld moeten zijn met pure en eenvoudige verrukking. Maar inderdaad vertoonden zich andere verschijnselen; in de eerste plaats reeds een licht opstandig gevoel, daar een zoo vlugge onderwerping niet bijster eervol kon zijn. En dit viel ook buiten haar berekeningen. Volgens het pro gramma had hij moeten bezwijken, terwijl zij de volkomen beheersching van haar ge voelens behield. De gansche geschiedenis deed wat al te veel denken aan het gevan gen raken in eigen netten, Als zij nog een oogenblik had getwijfeld aan den aard van haar gevoelens, dan zou die twijfel wel verjaagd zijn door een kleine gebeurtenis op den volgenden ochtend, toen Katya, een der salons betredend met een gezelschap, dat wat muziek wilde maken, het meemaakte, dat een der patiënten zich aan de zelden bespeelde piano zette en mot zwakke stem een der juweeltjes van Schu mann zong, hetwelk zij den vorigen winter te Kowno van een beroemde zangeres had gehoord: „Seit ich ihn gesehen, glaub' ich blind zu sein; Wo ich hin nur blicke, seh' ich ihn allein. Wie im wachen Traume schwebt sein Bild mir vor; Taucht aus tiefslem Dunkel heller nur empor". Reeds op het concert te Kowno was Katya tot in het diepst van haar hart getroffen ge weest door den hartstocht, welke uit de mu ziek sprak, en reeds toen waren bij het luis teren een gelaat en een gestalte uit de duis ternis, voor haar opgedoken, precies als in het lied. Zij had 't als een zuiver toeval be schouwd, maar nu begreep zij het, begreep zij het ten volle! Voorgedragen door de vermaarde zangeres had het lied een diepen indruk op haar ge maakt, maar gezongen door die teringach tige vrouw, langs wiet ma-geren neus tra nen biggelden en op de toetsen druppelden, was het bijna nog ontroerender. Katya verdween onhoorbaar met tranen in de oogen. Het opstandig ge'voel van den vorigen avond was verdwenen en iets dat leek op een overgave vervulde thans haar gemoed. Zonder kleur en zonder licht gingen de volgende dagen voorbij, doorgebracht in gezelschap van Kazimira, die steeds .neer beslag legde op haar lijd. Maar Katya had het gaarne voor haar over. daar zij enkel in Kazimira's ge'zelschap er op hopen mocht den naam te hooren, iels te verne men omtrent den man. die op zoo plotse linge -en ongewone wijze op al haar ge dachten beslag had gelegd. Met verbijste ring gevoelde zij niet in staat te zijn daar voor een verklaring te kunnen geven. Maar toch was die' niet zoo ver te zoeken, daar het kapitaal aan liefde, dat in haar ver weesd leven renteloos had gelegen, lang gevraagd had om geëxploiteerd te wonien En het vroeg daar niet om met de be schroomdheid van door de westersche be schaving gecultiveerde zenuwen; want in Katya's aderen vloeide nog het krachtig bruisende bloed van voorvaderen, die dicht bij de natuur stonden; mannen en vrouwen met elementaire instincten en krachtige wenschen. Aan het einde van een lange, saaie wpek kwam een dag met wat meer kleur, zelfs met haast meer licht dan zij kon verdragen. Het was een prachtige avond. Nog eenige patiënten toefden op de waranda en tus schen hen lag Kazimira op haar rieten rustbank, met haar gewone metgezellen naast zich. Hel drietal vormde een afzon derlijk groepje op de ruime waranda, een groepje, dat 90ms in ee*n droomerig zwijgen verviel. Verschillende onderwerpen waren besproken. De toenemende kansen van de revolutionaire beweging aan de andere zijde van de grens, de kansen, dat de vrede te Portsmouth zou worden geteekend. Plaat selijke nieuwtjes en zelfs de nieuwste mode hadden een beurt gelhad, maar al spoedig had men naar andere slof gezocht. De meis jes voelden alle drie, dat dergelijke onder werpen niet pasten hij de mysterie van het nachtelijk uur. En zonder dat zij er zich zeiven van be wust waren, hadden zij zich weldra ver diept in een ander en veel passender on derwerp: de nooit uitgeputte stof van de legenden betreffende de Litausche wouden. Uit de herinnering aan haar kinderjaren diepte Katya hqt eene na het andere verhaal op en met onvermoeide aandacht luisterde Kazimira toe. Onverwachts dook uit de dikke duisternis een gestalte op die de waranda opkwam. „Lieve hemel, Tadeusz 1" Het was de slem van Kazimira die dit zeide, terwijl zij zich op een elleboog verhief en haar oogen van verbazing opensperde. „Ben jij het werkelijk?" „Ja, ik ben het. In levende lijve. Ge zijt zeker bezig elkaar spookverhalen te ver tellen, dat je zoo van mij schrikt." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5