ONRECHTMATIG BEZIT
S. G. J. DE GROOT
No. 20666
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 29 Juli
Tweede Blad Anno 1927
BINNENLAND.
Prov. Staten v. Zuid-Holland.
Portemonnaie's, Portefeuilles
en Sigarenkokers.
FEUILLETON.
EEN NATIONALE LUCHTVAARTSCHOOL
TE ROTTERDAM.
Opening op 10 September.
Door de Rotterdamsche Aero-club zal op
10 September een nationale luchtvtfarlschool
worden geopend. Het ligt in het voornemen
de school in te wijden met een vliegdag,
waaraan ook buitenlandsche aero-clubs zul
len deelnemen.
Wat het materiaal betreft, heeft de Club
de beschikking over twee keurige gloed
nieuwe Pander toestellen, die in een eigen
hangar aan Waalhaven zijn ondergebracht.
Ook heeft men eigen monteurs en een groo-
ten voorraad rescrve-onderdeelen.
Het ligt ifiet in de bedoeling, dat de gega
digden voor het Sportbrevet zich uitsluitend
aan de vliegerij gaan wijden. De opleiding
zal zoo worden geregeld, dat men in zijn
vrije uren het practische en theoretische
onderricht zal kunnen volgen. Als instruc
teur treedt op de le luitenant-vliegenier H.
M. Schmidt Crans, ex-chef-instructeur der
Kon. Ned. Marine. Hij wordt daarin bijge
staan door een technische commissie be
staande uit de heeren Dr. Ir. E. B. Wolff,
directeur voor den Rijksstudiedienst van de
Luchtvaart, en E. Nieuwenhuis, chef van
het station Schiphol. In de commissie van
toezicht hebben o. a. zitting de heeren A.
Plesman, directeur der K. L. M., J. Jong
bloed, le luitenant-vliegenier, en I. A.
Aler, onderchef van Waalhaven.
Zoodra men het sportbrevet behaald heeft
mag men zelfstandig viuchlen makep met
de vliegtuigen der Club. Reeds heeft de Re
geering toegezegd te zullen onderzoeken, in
hoeverre hel mogelijk is voor de kleine toe
stellen der Club landingsterreinen te maken
in verschillende centra van vreemdelingen
verkeer, zooals te Scheveningen .Zandvoort.
Noordwijk, de Vel uwe en andere plaatsen.
Een wetsontwerp daartoe is in voorberei
ding. Zoodoende krijgt men hier te lande
een nationaal klein-luchtloerisme, dat in
andere landen reeds eenige jaren bestaat.
Zoodra een 'id d^r club een brevet als
eportvlieger heeft behaald, mag hij uit
stapjes maken met de vliegtuigen der Club
ook naar het buitenland. Het ligt in het
voornemen van het bestuur, het materiaal
door de bestelling van nieuwe vliegtuigen
steeds uit te breiden. Opgemerkt dient neg
te worden, dat het Sportbrevet niet hel recht
geeft een verkeersvliegtuig te besturen.
FAMILIEPASPOORTEN
De gelegenheid tot beschrijven
op oude paspoorten vervalt.
In verband met de verlaging der kosten
van buitenlandsche paspoorten heeft de
Commissaris der Koningin in de provincie
Zuid-Holland aan de burgemeesters in zijn
provincie het volgende geschreven:
„Onder de oude wettelijke bepalingen
kwam het herhaaldelijk voor, dat een Neder
lander, die een geldig paspoort op zijn naam
bezat/verzocht daarop ook zijn echlge-
noote en (of) minderjarige kinderen le ver
melden, teneinde aldus met hen gezamen
lijk op één paspoort te kunnen reizen. Of
schoon dit „bijschrijven" van gezinsleden
op het paspoort van het gezindshoofd niet
op de wet steunde, werd daartegen geen
bezwaar gemaakt, indien slechts aanvrager
door middel van „bijzegelen" het voor een
meer-persoonspaspoort verschuldigde hoe*
gere zegelrecht voldeed.
Door de jongste wijziging der zegelwet
1917 wordt in die wet niet meer gesproken
van paspoorten voor één of meer personen.
De kosten der buitenlandsche paspoorten
zijn bij die wijziging zoo zeer verlaagd,
dat volgens den minister van Buitenland
sche Zaken voor de hiervoren vermelde
vrijgevige praktijk geen voldoende aanlei
ding meer bestaat, aangezien toch zij. die
verzuimden aanstonds een gemeenschap
pelijk paspoort voor alle daarvoor in aan
merking komende personen van hun ge.
zin aan te schaffen, doch eerst later be
sluiten, ook hun vrouw en kinderen be
neden de 15 jaar van zoodanig re'ispapier
'te voorzien, dit van rijkswege tegen den
prijs van slechts f 1.voor allen geza
menlijk kunnen verkrijgen. Aan verzoeken
tot bijschrijven als hiervoren bedoeld, kan
dus voortaan geen gevolg meer worden ge
geven.
In gevallen, waarin het uitsluitend zéér
jeugdige kinderen betreft, aan wie bezwaar
lijk een afzonderlijk paspoort zou kunnen
worden afgegeven, zal het gezinshoofd
zich van een nieuw gemeenschappelijk pas
poort voor zich en zijn (hare) kinderen
moeten voorzien, tegen inlevering van het
alleen op zijn (haar) naam luidende nog
geldige paspoort."
OFFICIEELE BERICHTEN.
Bij Kon. besluit is benoemd tot kanton
rechterplaatsvervanger in het kanton Goot
mr. G. A. A. C. Baxnasconi te Delden;
is aangewezen als voorzitter van het Cen
traal College voor de Reclasseering mr. J.
R. H. van Schaik. thans lid;
zijn benoemd tot notaris te Rotterdam
A. Dekker, cand,-notaris te Rotterdam, in
de plaats van C. Klootwijk, overledenF.
X. J. H. Hanrath, cand.notaris te Rotter
dam, in de plaats van J. M. Slinkert, over
leden; te Gendringen J. Lucas, cand.-no
taris Apeldoorn;
zijn benoemd tot burgemeester van Ben
schop, Hoenkoop en Polsbroek jhr. mr. P.
W. C van der Goes, van Termunten J.
Siderius
is verleend de persoonlijke titel van di
recteur-generaal van de Statistiek aan den
Directeur van het Centraal Bureau voor
de Statistiek, mr. H W. Methorst.
IR. KALFF.
Ontslagname als lid van de directie der
Ned. Spoorwegen.
Ir. Kalff, lid der directie van de Neder-
landsche Spoorwegen zal, naar de Utrecht-
sche Courant verneemt, als zoodanig eer
lang ontslag nemen, zegt de „Msb."
ONZE GEZANT TE CONSTANTINOPEL.
De secretaris van het Nederlandsch ge
zantschap te Bern, jhr. W. F. van Lennep,
die gedurende ruim drie jaar zijn positie in
de Zwitsersche hoofdstad heeft vervuld, is
naar zijn nieuwe standplaats Constantino-
pel vertrokken.
Onze nieuwe Nederlandsche gezant mr.
Doude van Troostwijk en de Nederland
sche Consul te Bern, de heer Groeneweg,
hebben den heer en mevr. Van Lennep,
die zich tijdens hun verblijf in Zwitserland
zoowel in Nederlandsche als diplomatieke
kringen groote sympathie hadden weten te
verwerven, uitgeleide gedaaa
NA DE HOLLAND—INDIË VLUCHT.
Bij de N.V. Ateliers voor Edelsmeed-
en PenningkuiLst Koninklijke Begeer te
Voorschoten is een bronzen gietpenning
vervaardigd ter herinnering aan de jongste
HoMand-Indië vlucht. Het ontwerp is van
den bekenden kunstenaar v. d. Hoef. Op
de voorzijde is een gestyleerde arend afge
beeld als de koning der lucht; aan de keer
zijde staat: Ter herinnering aan de eerste
passagiersvlucht van Nederland naar Ne-
derlandsch-Indië en terug 1927.
ALGEM. NEDERL. VERBOND.
Het jaarverslag over 1926 van het Alg.
Nederl. Verbond constateert, dat het Ver
bood zich in het afgeloopen jaar in alle
richtingen krachtig heeft doen gelden.
De hoofdgroep Nederland van het Ver
bond heeft 5500 leden (een vooruitgang van
300). Volgens het verslag voelen de Neder
landers in het buitenland en vele stamver
wanten meer voor het doel van het A.N.V.
dan vele bewoners tusschen Dollard en
Schelde
Van de groep-VI aan deren breidde het
aantal afdeelingen zich uit van drie tot vijf.
Ten opzichte der zelfstandige buitenland
sche afdeelingen blijkt volgens het verslag
dat haar omzetting in „vertegenwoordigers
schappen" practischer werking waarborgt.
Hun aantal breidde zich door zeven nieuwe
benoemingen uit tot 44.
Het ledental steeg in 1926 van 8041 tot
8766.
-IS-
Het geneeskundig schooltoe
zicht De verantwoordings
plicht van Ged. Staten Een
interpellatie van den heer
Werker Te weinig leden
aanwezig.
(Vervolg van gisteren).
De heer BERGMEIJER (S.D.A.P.) herin
nerde eraan, dat te Dordrecht het schooltoe
zicht met weerzin ontvangen is door de
ouders, doch dat door tactisch optreden der
artsen die weerzin snel verdwenen is. Spr.
sloot zich geheel aan bij den heer de Jongh.
De heer v. BURINK (Comm.) constateer
de, dat alles wat er gesproken is. behalve
het slot van de rede van den heer Lingbeek,
builen de orde was. Vooral de rede van den
heer Rutgers was spr. tegengevallen. Dg
heer Rutgers is oud-minister en spr. meende
dat men voor ministers menschen neemt
met een gezond en goed stel hersens.
De heer BRAAT (PI. B Dan moet je
maar eens komen kijken.
De heer v. BURINK: De heer Braat weet
dat beter dan ik en als hij zegt. dat men
voor ministers menschen zonder hersens
kiest, moet ik dat gelooven.
De VOORZITTER: Nu geloof ik, dat u een
klein beetje buiten de orde bent.
De heer v. BURINK noemde de rede van
den heer Rutgers buitengewoon laag bij den
grond en daar de heer Rutgers een opmer
king over sovjet-Rusland had gemaakt, zou
spr. hem daarop bij dé alg. beschouwingen
van antwoord dienen.
De heer -BORGHOLS (Ged, St.) consta
teerde, dat er van de zijde der gemeente
besturen weinig belangstelling bestond,
waaraan misschien ook de circulaire van
minister Kan niet vreemd was. Ged. St.
hebben zich toen gewend tot de Ver. v. Ned.
Gemeenten, die zeer enthousiast was en
naar Utrecht verwees. Nu wisten Ged. St.
dat daar de zaak mislukt was, omdat men
daar een provincialen schoolartsendienst
heeft willen maken. Spr. beriep zich op dr.
Heyermans, die een prov. schoolartsen-
dienst een organisatorische fout genoemd
heeft.
Ged. St. kwamen op de gedachte het
Groene Kruis le raadplegen en had met
vertegenwoordigers van het hoofdbestuur
daarvan besprekingen. Het hoofdbestuur
heeft met levendige belangstelling van deze
besprekingen kennis genomen en aan
vaardde gaarne de opdracht van Ged. St.,
als gevolg waarvan verschillende organisa
torische maatregelen ter bevordering van
de zaak genomen zijn.
Ged. Staten hebben aan de werkzaam
heid van Het Groene Kruis met zijn 130
afdeelingen prettige herinneringen. Het is
nu zaak rustig af te wachten hoe de re
sultaten zullen zijn.
Wat den principieels kant v-an de zaak
betreft, was spr. bet eens met den heer
Warnaar, dat dit de taak der ouders is.
Maar er zijn ouders die hun plicht ver
zaken en de ouders, die hun plicht nako
men, worden daarvan de dupe.
Het is waar, dat in dezen een plicht rust
op het Rijk, waar als het Rijk van ja£r op
jaar een memoriepost op de bcgrooting
brengt, ligt het dan niet op den weg der
provincie om de zaak op gang te brengen 1
Totdat het Rijk ingrijpt, kan de provincie
helpen.
Ged. Staten hebben mededeelingen ge
daan over het stadium waarin de zaak ver
keert-, meer niet. Met het gesprokene zul
len zij hun voordeel doen en spr. meende
dat, wanneer Ged. St. met een voorstel
zullen komen, zij sympathie bij de Staten
zullen vinden. Tot zoolang blijve de zaak
rusten.
De heer BEEKENKAMP (V.B.) wenschte
de zekerheid le hebben, dat Ged. St. in ieder
geval zullen voorstellen 50 pet. van de voor-
bereidingskosten tc betalen.
De VOORZ. merkt op, dat geen stuiver
kan worden uitgegeven zonder de toestem
ming van de Staten.
De heer v. AALTEN (V.D.) maakte uit het
uitblijven van 'n voorstel der tegenstanders
van de werkwijze der Ged. St. op, dat er
zulke tegenstanders niet zijn.
De VOORZITTER betwistte de juistheid
dezer gevolgtrekking en zeide te moeten
overwegen, gezien de debatten, of het wel
heel nuttig is mededeelingen als thans ge
daan zijn aan de Prov. Staten, in de toe
komst nog eens le doen.
De vergadering werd te 12.55 geschorst
tot 2 uur.
In de middagzitling is aan de orde het
voorstel van Ged. Stalen tot het toekennen
van Pensioen aan het oud-lid van Ged.
Staten H. de Wilde.
De heer BRAAT (PIB.) veïzoekt aanlee-
ning dat hij hiertegen was.
Het voorstel wordt z. h. st. aangenomen.
Aan de orde is de interpellalie-Werker in
verband met de door de Regeering voorge
stelde schrapping van art. 161 der Prov.
Wet. De heer WerkeT heeft in de openings
zitting reeds een toelichting hierop gegeven.
De heer v. BOEIJEN (Ged.) meent, dat
men deze kwestie' in historisch verband
moet zien. De Grondwetgever van 1848 had
zioli nog niet volkomen gerealiseerd welke
de zelfbesturende taak was. Toen de Prov.
Wet in 1850 tot stand kwam. moet de wet
gever echter met het Grondwetsvoorschrift
rekening houden. Hij droeg het toezicht op
de gemeentebesturen op aan de Staten. De
Grondwetgever van 1887 heeft terecht inge
zien, dat de Staten de verantwoordelijkheid
van het toezicht nooit kunnen dragen. Hij
droeg daarom het toezicht op aan Gedep.
Staten. Zoo zijn Gedep. Staten in 1837
geroepen lot een zelfstandig orgaan van hel
Rijksgezag. Intusschen heeft de wetgever
altijd nog verzuimd de Prov. Wet met de
Grondwet van 1887 inovereenstemming le
bre'ngen. Daarom heeft de Regeering thans
gemeend een wijziging te moeten aanbren
gen in de Prov. Wet, waardoor Ged. Staten
niet meer verantwoordelijk zijn aan de
Staten nopens het toezicht op de gemeente
besturen. De voorgestelde wijziging is ge
heel in overeenstemming met hetgeen prac-
lisch mogelijk is en Ged. Staten hebben,
toen in 1925 hun advies gevraagd werd
over eeïi voorontwerp, er op aangedrongen
de Prov. Wet te wijzigen en in overeenstem
ming te brengen met de Grondwet van 1887.
Gedep. Staten zijn dan ook van oordeel,
dat niet bij de Regeering moet worden aan
gedrongen op handhaving van den bestaan-
den tóestand.
De heer WERKER (V.D.) merkte op, dat
het gaat om een oude staatsrechtelijke kwes
tie. Wie een recht heeft, doet niet verstan
dig het zich te laten afnemen en een feit
is het, dat hier een recht aan de Prov. Sta
ten wordt ontnomen. Terecht merkte de
heer v. Boeije'n op, dat de Grondwet in 1887
het toezicht aan Ged. Staten opdroeg. Maar
wien iets is afgenomen, die be/hoeft zich niet
nog meer te laten afnemen.
Gedep. Staten te ontheffen van den ver
antwoordingsplicht aan de Prov. Staten is
niet goed, omdat deze verantwoording daar
door aan de openbaarheid onttrokken wordt
en historisch onjuist, omdat hier een his
torisch gegroeid verband j9 tusschen het
hoogere en lagere gezag. Het feit, dat het
toezicht is afgeleid naar Ged. Staten brengt
nog niet mee, dat nu ook de verantwoor
dingsplicht moet worden opgeheven. Hier is
een historisch gevormd recht van de Prov.
Stalen en spr. ontkende, dat het een logisch
gevolg is van het afleiden van het toezicht
naar Gedep. Stalen, dat men nu ook den
verantwoordelijkheidsplicht van Gedep. Sta
ten en het interpellatieïedht van Prov. Stap
ten opheft.
En nu is het wel waar, dat aan Gedep.
Stalen de bevoegdheid om interpellaties te
antwoorden niet worden ontnomen, maar
zij zullen niet behoeven te antwoorden.
Spr. stelde een motie voor, waarin aan de
Staten-Generaal wordt meegedeeld, dat de
Prov. Stalen prijs stellen op het behoud van
den verantwoordingsplicht van Ged. Staten
aan Prov. Staten.
De heer DE KANTER (V.B.) merkte op,
dat de heer Werker voorbij heeft gezien,
dat het toezicht van de Prov. Staten op
Gedep. Staten is overgedragen. Dit is een
feit en de vraag is nu: wat eischt het alge
meen belang? Is het een algemeen bdang,
dat de Prov. Staten tusschen beide kilhnen
komen? Is het practise h mogelijk het inter-
pellatierecht uit te oefenen?
Spr. betoogde, dat het practisch onmoge
lijk is, dat de Prov. Staten zich een oordeel
vormen over de ingewikkelde kwesties, die
RECLAME.
Noordeinde tl - Leiden - Telef. 706
Reparaties aan alle Lederwaren.
6255
bij het toezicht op de gemeentebesturen
voorkomen.
De heer v. BURINK (Comm.) drong er op
aan, heden niet te beginnen met de begroo
ting, daar vele leden niet aanwezig kunnen
blijven in verband met de gemeenteraads
zitting te Rotterdam. Spr. stelde voor heden
geen beslissingen te nemen en niet met de
begrooting aan te vangen.
Het voorstel werd verworpen met 3524
stemmen.
De heer v. ZADELHOF (S. D. A. P.) stelde
voor de stemming over de motie-Werker te
bepalen op Vrijdag bij den aanvang der ver
gadering.
Het voorstel werd verworpen met 3720
stemmen.
De heer v. STAAL (S D.A.P.) steunde het
betoog van den heer Werker en merkt op,
dat het betoog van den heer dé Kanter bijna
een copie was van het hoofdartikel over deze
kwestie in de N R. Ct. Het had bijna door
de li heer de Kariter geschreven kunnen zijn.
De heer DE KANTER: lk ontken het va
derschap!
De heer v. STAAL zag in de voorgestelde
wetswijziging een aanval op de democratie.
Hij wees er op, dat Ged. Staten reeds eenige
malen verklaard hebben over bepaalde za
ken niet inlerpcllabel te zijn en dat het
daarom noodig is den verantwoordelijk
heidsplicht te handhaven. In de N. R. Ct. is
het zoo duidelijk tot uiting gekomen, dat het
er om gaat den vertegenwoordigers der ar
beidersklasse te beletten hun taak in de
openbare lichamen te doen zooals zij die
opvatten.
De heer HOFFMAN (R.K.) betoogde, dat de
rede van den heer Werker overeenstemt met
de opvattingen van mr. Kooien, niet den
staatsraad, maar een verwijderd familielid
van hem, die een werk schreef over de
Grondwet, de Prov. Wet en de Gemeente
wet. Deze zet in zijn werk uiteen, dat er
verwarring heerscht aangaande het Grond
wetsartikel. Het gaat om de vraag of de
Staten zijn een zelfbesturend lichaam. Bij
de Katholieken heerscht daarover verschil.
Nu is het aan den eenen kant juist, dat Ged.
St als uitvoerders van de Rijkswet zelfstan
dig zijn, doch aan den anderen kant als
Gedeputeerden van de Prov. Staten, ver
antwoording schuldig zijn. Spr. zou daarom
de vraag beantwoord willen zien of Prov.
Staten dan wel Ged. Staten al9 een bestu
rend college moeten worden beschouwd.
De lieer RUTGERS (A.R.) kan zich voor
een groot deel, doch niet geheel, met het be
toog van den heer v. Boeyen vereenigen.
Het argument, dat als gevolg van het aflei
den van bet toezicht naar Ged. St. ook het
interpellatierecht vervalt, achtte spr. niet
juist. De verantwoordingsplicht kan zeer
goed blijven bestaan, zij het op een anderen
grondslag. De vraag is echter of het nuttig
is, dat hij blijft bestaan. Daarover zijn drie
opmerkingen te maken: le. Prov. Staten
staan buiten de procedure en het interpel
latierecht hangt in de lucht, 2e. de Prov.
Staten als interpelleerend lichaam, hebben
niet de bevoegdheid, die een interpellant
heeft in andere gevalen, in dien zin, dat de
Prov. Staten niet de hooge hand hebben
over Ged. St., die in het toezicht op de ge^
meentebesturen beslissingsrecht hebben; 3e,
is het de vraag of het nuttig is het toezicht
te brengen van de Ged. St. naar de Provinc.
Staten, ten aanzien waarvan spr. opmerkte,
dat het juist is, dat leden van Ged. St. geen
zitting hebben in gemeentebesturen dóch le
den van gemeenteraden wel zitting kunnen
hebben in de Prov. Staten De sfeer in Ged.
Staten is, veel meer dan in de Prov. Sta
ten, een sfeer van onbevangenheid. Spreker
wilde nog daarlaten het vreemde, dat, na
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
30)
Maar wat kon zij aanvoeren? Niets dat
openlijk kon worden gezegd. Wat kon hij
wel van haar denken? Ach. waarom was de
vloer van Kazimira's kamer zoo soliede, dat
deze zich niet voor haar voeten opende om
haar door te laten?
Zij gevoelde zich zoo van streek, dat zij
na tien benauwde minuten opstond ondanks
de pogingen van Kazimira om haar terug
te houden. Slechts de eenzaamheid van haar
eigen kamer kon haar in staat stellen om
zich in den nieuwen toestand in te werken.
Toen zij halfweg door de gang was, klonk
er een haastige stap achter haar en werd
haar naam genoemd:
„Panna Sagorska!"
Met een soort van wanhoopsgevoel stond
zij stil, en het volgende oogenblik stond
Tadeusz Swigello naast haar, ernstig zijn
verontschuldigingen aanbiedend.
„Ik veroorloof mij een groote vrijheid
dat begrijp ik De kortheid van mijn verblijf
diene mij echter tot verontschuldiging. Ka
zimira heeft mij van uw vriendelijkheid ver
teld en dat moedigt mij aan. Ik spreek tot
u als lot haar vriendin, en het is ook tot
haar vriendin, dat ik het waag een verzoek
te doen: is u het mogelijk, dat u uw verblijf
alhier nog wat rekt? Ik heb gehoord, dat u
K over dacht dadelijk na de voltooiing van
hel portret te vertrekken, en Kazimira vindt
dat verschrikkelijk."
Katya zweeg een oogenblik alvorens lang
zaam te antwoorden:
,,Zij behoeft geen vrees te koesteren. Ik
zal blijven."
Er sprak dankbaarheid uit de op haar ge
richte oogen.
„Dank u", zeide hij kortweg, maar het
woord kwam blijkbaar uit het diepst van zijn
hart. ,,Dat wentelt een gewicht als lood van
mijn hart. U weet dat zij alles is wat wij,
Witek en ik, hebben. Ik dank u nogmaals
hiervoor en voor als uw vriendelijkheid. Ver
oorloof mij uw hand te drukkenik ben haar
broeder."
Hij bracht haar hand aan zijn lippen naar
Poolsche manier en het volgende oogenblik
stond Katya alleen op de gang.
HOOFDSTUK V.
Tadeusz neemt een paar-dagen vacantie.
Zooiets moet men dus gevoelen als men
verliefd is?"
Aldus was de ietwat smadelijke overpein
zing van Katya in de eenzaamheid van haar
kamer. Die enkele oogenblikken in de gang,
de aanraking van haar hand door zijn lippen
waren voldoende geweest om een einde te
maken aan de onzekerheid van den voor
middag. Zij wist nu waaraan haar verwar
ring was toe te schrijven. Doch niets had
haar ook gewaarschuwd voor den berg van
licht ontvlambaar materiaal die zich in
haar binnenste had opgehoopt doordal een
ongebreidelde fantasie ingewerkt had op
een buitengewoon vereenzaamd leven.
Het dreigende spook van den morgen was
verdwenen; niets versperde meer den weg
naar wat haar nog steeds als geluk toe
scheen. En wat was er in de plaats van het
spook gekomen? Volgens de regelen der
logica zou zij vervuld moeten zijn met pure
en eenvoudige verrukking. Maar inderdaad
vertoonden zich andere verschijnselen; in
de eerste plaats reeds een licht opstandig
gevoel, daar een zoo vlugge onderwerping
niet bijster eervol kon zijn. En dit viel ook
buiten haar berekeningen. Volgens het pro
gramma had hij moeten bezwijken, terwijl
zij de volkomen beheersching van haar ge
voelens behield. De gansche geschiedenis
deed wat al te veel denken aan het gevan
gen raken in eigen netten,
Als zij nog een oogenblik had getwijfeld
aan den aard van haar gevoelens, dan zou
die twijfel wel verjaagd zijn door een kleine
gebeurtenis op den volgenden ochtend, toen
Katya, een der salons betredend met een
gezelschap, dat wat muziek wilde maken,
het meemaakte, dat een der patiënten zich
aan de zelden bespeelde piano zette en mot
zwakke stem een der juweeltjes van Schu
mann zong, hetwelk zij den vorigen winter
te Kowno van een beroemde zangeres had
gehoord:
„Seit ich ihn gesehen, glaub' ich blind
zu sein;
Wo ich hin nur blicke, seh' ich ihn allein.
Wie im wachen Traume schwebt sein
Bild mir vor;
Taucht aus tiefslem Dunkel heller nur
empor".
Reeds op het concert te Kowno was Katya
tot in het diepst van haar hart getroffen ge
weest door den hartstocht, welke uit de mu
ziek sprak, en reeds toen waren bij het luis
teren een gelaat en een gestalte uit de duis
ternis, voor haar opgedoken, precies als in
het lied. Zij had 't als een zuiver toeval be
schouwd, maar nu begreep zij het, begreep
zij het ten volle!
Voorgedragen door de vermaarde zangeres
had het lied een diepen indruk op haar ge
maakt, maar gezongen door die teringach
tige vrouw, langs wiet ma-geren neus tra
nen biggelden en op de toetsen druppelden,
was het bijna nog ontroerender.
Katya verdween onhoorbaar met tranen
in de oogen. Het opstandig ge'voel van den
vorigen avond was verdwenen en iets dat
leek op een overgave vervulde thans haar
gemoed.
Zonder kleur en zonder licht gingen de
volgende dagen voorbij, doorgebracht in
gezelschap van Kazimira, die steeds .neer
beslag legde op haar lijd. Maar Katya had
het gaarne voor haar over. daar zij enkel
in Kazimira's ge'zelschap er op hopen
mocht den naam te hooren, iels te verne
men omtrent den man. die op zoo plotse
linge -en ongewone wijze op al haar ge
dachten beslag had gelegd. Met verbijste
ring gevoelde zij niet in staat te zijn daar
voor een verklaring te kunnen geven. Maar
toch was die' niet zoo ver te zoeken, daar
het kapitaal aan liefde, dat in haar ver
weesd leven renteloos had gelegen, lang
gevraagd had om geëxploiteerd te wonien
En het vroeg daar niet om met de be
schroomdheid van door de westersche be
schaving gecultiveerde zenuwen; want in
Katya's aderen vloeide nog het krachtig
bruisende bloed van voorvaderen, die dicht
bij de natuur stonden; mannen en vrouwen
met elementaire instincten en krachtige
wenschen.
Aan het einde van een lange, saaie wpek
kwam een dag met wat meer kleur, zelfs
met haast meer licht dan zij kon verdragen.
Het was een prachtige avond. Nog eenige
patiënten toefden op de waranda en tus
schen hen lag Kazimira op haar rieten
rustbank, met haar gewone metgezellen
naast zich. Hel drietal vormde een afzon
derlijk groepje op de ruime waranda, een
groepje, dat 90ms in ee*n droomerig zwijgen
verviel. Verschillende onderwerpen waren
besproken. De toenemende kansen van de
revolutionaire beweging aan de andere zijde
van de grens, de kansen, dat de vrede te
Portsmouth zou worden geteekend. Plaat
selijke nieuwtjes en zelfs de nieuwste mode
hadden een beurt gelhad, maar al spoedig
had men naar andere slof gezocht. De meis
jes voelden alle drie, dat dergelijke onder
werpen niet pasten hij de mysterie van het
nachtelijk uur.
En zonder dat zij er zich zeiven van be
wust waren, hadden zij zich weldra ver
diept in een ander en veel passender on
derwerp: de nooit uitgeputte stof van de
legenden betreffende de Litausche wouden.
Uit de herinnering aan haar kinderjaren
diepte Katya hqt eene na het andere verhaal
op en met onvermoeide aandacht luisterde
Kazimira toe.
Onverwachts dook uit de dikke duisternis
een gestalte op die de waranda opkwam.
„Lieve hemel, Tadeusz 1"
Het was de slem van Kazimira die dit
zeide, terwijl zij zich op een elleboog verhief
en haar oogen van verbazing opensperde.
„Ben jij het werkelijk?"
„Ja, ik ben het. In levende lijve. Ge zijt
zeker bezig elkaar spookverhalen te ver
tellen, dat je zoo van mij schrikt."
(Wordt vervolgd).