ONRECHTMATIG BEZIT No. 20665 LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 28 Juli Tweede Blad Anno 1927 Prov. Staten v. Zuid-Holland. KERK- EN SCHQ0LN1EUWS. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. (Zitting van gisteren). Subsidies voor de geitenfokkerij. De nieuwe brug te Katwijk. Geneeskundig schooltoezicht. Het voorstel tot wijziging der bijzondere reglementen der Vereenigde polders Kedi chem, met Oosterwijk, polder Hoog- of Klein-Oosterwijk en polder Rietveld onder Ark el, werd aangenomen met 6218 stem men. Bij het voorstel tot aanvulling van het reglement op de wegen en voetpaden, maakte de heer WERKER (V.D.) eenige onverstaanbare opmerkingen over de re dactie van de voorgestelde aanvullingen. De heer BRAAT (PL B.), kwam op tegen het voorschrift, dat de wielen van eqn wagen moeten worden ontdaan van mod der, voor de wagen óp een eerste klas weg komt. Dit voorschrift was z.i. te vaag en het was in vele gevallen onmogelijk klei en modder geheel van de wielen te ver wijderen. De heer SCHAPER (Ged.) antwoordde, dat deze bepaling natuurlijk door een ver- standigen rechter moet worden toegepast. Het voorstel werd aangenomen z.h.&. De subsidie-aanvrage voor een te hou den land- eai tuinbouwtentoonstelling te Ridderkerk werd z.h.st. goedgekeurd. Vervolgens maakte de heer LINGBEEK (H.G.S.P.) bij het voorstel tot het verleenen van subsidie ten behoeve der geitenfokkerij, bezwaar tegen het onnoodig verspillen, ja het schadelijk gebruik van geld ten behoeve van Roomsche geitenfokkerijen. De anti these op dit gebied door te voeren, noemde spr. onzinnig. De heer ALBLAS (H.G.S.P.) sloot zich hierbij aan. De heer DE BRUIN (S.D.) vindt deze zaak niet erg belangrijk, doch maakt aanmerking op de rekening van den R.K. Bond van Gei- tenfokvereenigingen, die met vermoedelijke uitgaven van pl.m. zooveel en een batig saldo- van pl.m. zooveel prijkt. De heer HEUKELS (Ged.) wijst er op, dat de rekening niet anders kan worden opge maakt, omdat de betrokken posten nog niet verantwoord konden worden. Een fusie, die er komen zal, kan eerst tot stand komen als de R.K. Bond zijn schuld gedelgd heeft. Het voorstel wordt z. h. s. aangenomen. Bij het voorstel tot het verleenen van sub sidie in de kosten van den Bouw van een nieuwe brug over den Rijn te Katwijk be toogt de heer TEN HOPE (V.B.) dat een breedte van 5.50 M. te smal is. Hij wenscht een wijziging der voorwaarden waardoor de breedte op 6 M. wordt gebracht. De heer DE BRUIN (S.D.) steunt het voor stel hartelijk, als een bewijs, dat ook de landwegen onder handen genomen worden. De heer SCHOKKING (C.H.) voorzitter van de commissie, steunt eveneens het voorstel. De heer VON FISENNE (Ged.) antwoordt dat een breedte van 5.50 M., ook volgens den hoofdingenieur, voor dezen weg alles zins breed genoeg is. De heer TEN HOPE stelt bij amendement voor om de breedte op 6 M. te bepalen en de meerdere kosten desnoods voor rekening der provincie te nemen. De heer DE BRUIN (S.D.) vraagt of het mogelijk is de brug in het binnenland te doen vervaardigen. De heer VON FISENNE bestreed het amendement en maakte in het bijzonder be zwaar tegen het betalen der kosten door de provincie. Dq heer v. AALTZ (V.D.) vroeg of de breedte, die aan bruggen voor het doorgaand verkeer gegeven wordt, 51/» of 6 M. is. De heer v. STAAL betoogde, dat de pro vincie de kosten zal moeten betalen. De heer TER LAAN stelde voor de stem ming aan te houden om de commissie gele genheid te geven zich over het amendement te beraden. Dit voorstel werd aangenomen met 41—25 stemman. De heer TER LAAN kwam op tegen het subsidie in de kosten van verbetering van een gedeelte van de Burgemeester de Jongh- kade te Maassluis, omdat de gemeente ge baggerd heeft voor een muur, die niet sta biel genoeg was en daarvan nu zelf de ge volgen moet dragen. De heer VON FISENNE (Ged.) verdedigde het voorstel en merkte op, dat verbetering van de kade toch binnenkort noodig zou zijn. De heer TER LAAN zou voor het voorstel stemmen indien dit vast stond. De heer VON FISENNE citeerde een schrijven van den hoofdingenieur, waaruit bleek, dat de muur reeds vele zakkingen vertoonde. De heer TER LAAN zou zich hierna niet meer verzetten tegen het subsidie. Het voorstel werd z.^h. st. aangenomen Naar aanleiding van de missive van Ged. Staten betreffende geneeskundig schooltoe zicht, betoogde de heer WARNAAR (A.-R.), dat deze missive een afspraak vermeldt met de Vér. van Nederlandsche Gemeenten en Het Groene Kruis, volgens welke de provincie 50 pCt. der kosten draagt, het geen om te beginnen f40.000 is. Tegen deze wijze van doen was spr. gekant, even als tegen de zaak zelf, waarvan de platte landsgemeenten niets moeten hebben. Dit is weer een poging om de zorg voor de kinderen over te dragen van de ouders op de overheid. Zulke maatregelen ontwrich ten het gezin. Spr. wees hierbij ook op de taak der onderwijzers. Mevr. MAILETTE DE BUY WENNIGER (V.-B.) betoogde, dat het gaat om de kin deren, de onderwijzers en de ouders. De school is niet veilig voor gezonde kinderen zoolang zij daar in aanraking kunnen ko men met kinderen, wier verzorging te wen- schen overlaat. De onderwijzer kan tegen een bepaald kind wel een zekeren argwaan koesteren, dien hij niet durft uit te spre ken, omdat hij geen zekerheid heeft. In het belang van het kind is het noodig, dat er iemand is, die deskundig is en controle kan uitoefenen. De 'heer v. EESTEREN (C.-H.) zeide minder sympathiek te staan tegenover de zaak dan Gedep. Staten. Wanneer hel tot een voorstel mocht komen, behield spr. zich zijn vrijheid van handelen geheel voor. De heer KERSTEN (S. G. P.), die vrijwel onhoorbaar spreekt, meende, dat door deze overheidshulp het verantwoordelijksgevoel der ouders verslapt wordt. Men heeft bo vendien niet aangetoond, dat de invloed van de school geneeskundig toezicht noo dig maakt. De heer v. BAREN (A.-R.): Daaruit blijkt, dnt dit geen principieele kwestie voor u is. Mevrouw DE VRIES—BRUTNS (S U) merkt op, dat uit de rede van den hepr Kersten p<-ri onkunde bleek, waarvan spr. verbaasd stond. Het werk van het school toezicht is van buitengrwone hetedcenis. Helaas is het werk der zuigelingenzorg en kleuterzorg nog ongeorganiseerd, maar in den schoolleeftijd kan het toezich' georga niseerd aijn. Spr. ging d= beteekea!s van het g'-neeskundig schooltoezicht na en wee? er cp, dat pen eerste eisch is, dat het kind geen nadeelen ondervindt van het verblijf in de school, zooals oververmoeid heid door overlading der leerlingen met leerstof, afwijkingen aan de oogen door ver keerde plaatsing, besmetting door andere kinderen, die bacillendragers zijn, hetgeen alleen door bacteriologisch onderzoek aan het ficht kan komen, of door de onderwij zers, die tuberculeus kunnen zijn zonder bepaald ziek te zijn. Deze gevallen zijn ver van denkbeeldig en de overheid, die de ouders dwingt hun kinderen naar school te zenden, heeft den plicht die kinderen daartegen te beschermen. Zij heeft voorts de taak te zorgen, zooveel in haar vermogen ligt, voor een flink opgroeiend geslacht. De ouders zijn niet bij machtte alle fouten op te sporen in het gestel van de kinderen en in de praktijk komt heilniet voor. dat ouders geregeld, ook bij gezonde of schijnbaar ge zonde kinderen, den huisarts raadplegen. Wat de resultaten betreft, wees spr op Amsterdam, waar, dank zij het schooltoe zicht, de reinheid zeer sterk vooruit is ge gaan. Voor de moeder blijft een belang rijke taak, ja zij kan die taak dikwijls pas goed vervullen als de schoolarts hygiëni sche voorlichting geeft. Wat aangaat de voordracht van Gedep. Staten maakte spr. deze bedenking, dat, wanneer de zaak komt. onder Het Groene Kruis, de schoolarts niet voldoenden in vloed zal hebben, minder althans dan de arts in dienst van het gemeentebestuur. Dit is evenwel nog slechts een voorloopige voordracht en een definitief voorstel moet 'nog worden afgewacht. De heer BEEKENKAMP (V.-B.) sloot zich geheel aan bij de redevoeringen van mevr. Wenniger en mevr. De Vries Bruins. Spr. meende, dat stelling ten aan zien der kosten een besluit zal moeten vallen, opdat men voort zal komen Die kosten zouden voor de provincie slechts" dan f 40.000 zijn, indien de regeling on- middelijk geheel volledig in werking kan treden, maar daaraan behoeft niet te wor den gedacht. De heer DE BRUIN (S.-D.) wees op den politieken kant van de kwestie, die tot uiting komt in de bezwaren der anti-revo- lutionnairen en Chr.-historischen. In anti-rev. kringen heeft men dit ver zat echter reeds ten deele opgegeven. In vragenrubriek van het tijdschrift Anti- Rev. Staatkunde heeft de redacteur, in ant woord op een vraag, geschreven, dat in principe geen bezwaar bestaat tegen een hygiënisch schooltoezicht door artsen in overheidsdienst. De h^er Warnaar zeide, dat het platteland het toezicht niet noodig heeft, omdat men daar de wijkverpleging heeft. Maar die oefent geen toezicht uit en heeft met de zaak niets te maken. Hoewel spr. niet bevredigd is door het schema door Ged. Staten voorgesteld, zal hij er voor stemmen, omdat het hem in de eerste plaats gaat om de zaak. De heer HOFFMAN (R.-K.) meende, dat het stelsel van het schooltoezicht goed kan werken, doch dat het zijn schaduwzijde heeft, zooals gebleken is in Weenen, waar het geleid heeft tot inentingen gedurende drie jaar tegen diphtherie, met zulke fu neste gevolgen, dat de regeering moest in grijpen. Spr. moest op die schaduwzijde wijzen, hoewel hij voorstander van school toezicht was binnen beperkten kring Hij hoorde evenwel met groote waardeering naar principieele tegenstanders, omdat de geest boven het lichaam gaat. Men zal altijd de ouders vrij moeten laten. Spr. zou de definitieve voorstellen afwachten. De vergadering werd te 5.20 verdaagd tot heden 11 uur. RECLAME. Maar weinig mensohen hebben geen last -van aambeien, doch velen bevrijdden zich spoedig van deze kwaal door het gebruik van Foster's Zalf. Deze zalf gaat de ontste king tegen, en wordt ook met het grootste succes gebruikt tegen bloedende en uitwen dige aambeien. Foster's Zalf is alom verkrijgbaar 2i f 1.75 per doos, f 1.per tube. 6239 NED. HERV. KERK. Beroepen: te Geervliet, A. E. van Baaien te Kage (gem. Alkemade); le Moercapelle, PI. van Elven te Nijkerk (gem. Oostdongera- deel); te Surhuizum (toez.), S. Ybema te Hijkersmilde; te Vreeswijk, J. Ronge te Hoogbloklandte Putten o. d. Veluwe (2de pred.pl.), E. V. J. Japchen te Kockengen (U.). Bedankt: voor Ouddorp, S. Goverts te Oldebroek; voor Almkerk, G. P. Yan Itter- zon te Gelselaar; voor Kolham, F. A. Visser te Oosterzee (Fr.). GEREF. KERKEN. Beroepen: te Ottoland, J. M, Spier, cand. te 's Gravenhage. ALGEMEENE SYNODE DER NED. HERV. KERK. In de 7de zitting verwelkomt de president dr. H. Schokking en wijdt woorden van dankbare waardeering aan de nagedachte nis van wijlen den heer P. P. Couvret, in leven predikant te Cuijk. die <fc>k gedurende zijn vroegeren rusttijd zoo vele diensten heeft bewezen aan de besturen der Neder landsche Hervormde Kerk. Vervolgens rapporteert de heer Bloem over een voorstel van de classicae vergadew ring van Zwolle tot wijziging van art. 23 Alg. Reglement. Het blijkt dat hier het wel bekende voorstel terugkeert, om de kiescol leges en den 10-jaarlijkschen termijn geu noemd in het Syn. Reglement op de benoe ming te doen vervallen, en de beroeping van de predikanten door de kerkeraden, de be noeming van de ouderlingen en diakenen door de stemgerechtigden te doen geschie den, Het rapport zal later worden behandeld. Eenige bespreking hebft plaats over een rapport van den heer Franck naar aanlei ding van een verzoek van de classicale ver gadering van Utrecht, dat de Synode een wardig protest zal indienen tegen het be staan van het gezantschap van den Paus in Nederland. De bespreking geeft aanleiding om de beslissing over de conclusie van het rapport nog aan le houden. Het provinciaal kerkbestuur van Zeeland heeft voorlichting gevraagd met betrekking tot het feit dat in de reglementen som9 al leen van meerderjarigheid, soms ook van meerderjarigheid volgens de burgerlijke wet wordt gesproken, terwijl elders de 23-jarige leeftijd Wordt genoemd. Dit kan leiden tot moeilijkheid bepaaldelijk met betrekkink tot den duur van het gratiejaar. Over dez^e quaestie rapporteert de heer Franck. De stemming over de copcusie wordt aange houden. Naar aanleiding van een brief van kerk- visitaloren in Friesland spreekt de Synode als haar oordefcl uit, dat alleen de kosten van een vergadering van kerkvisilatoren, gehouden bij den aanvang van een vijfjarig tijdperk, kunnen worden vergoed. De heer Barbas rapporteert over een ver zoek van den Nederlandschen Kinderzorg- bond. om afgevaardigden te benoemen die als lid in het bestuur van dic'n bond zitting zullen nemen. De conclusie leidt tot afwij zing van het verzoek. Hoezeer de Synode dic'n arbeid op prijs stelt, het zou bezwaar voor haar opleveren b es luursaf ge vaardigden te benoemen, ook voor andere vereenigingen die wellicht met het zelfde verzoek zouden komen. Prof, dr. Brouwer behandelt een verzoek van de commissie voor diaconale armenzorg hierop neerkomend dat a.s. predikanten reeds aan de universiteit de gelegenheid zullen hebben vertrouwd te geraken met de diaconie-aangelegenheden en met de boek houding. Dit rapport zal bij de behandeling van het Hooger Onderwijs aan de orde komen. Dezelfde rapporteur bespreekt een verzoek van de Confessioneele vereeniging lot het benoemen van een commissie voor reorga nisatie. Hel blijkt dat een minderheid in de commissie' voor de stukken dit voorstel wil steunen, terwijl 'de meerderheid de gronden ontwikkelt, waarop zij de benoeming van zoodanige commissie ontraadt. Het rapport wordt ter inzage gelegd. De Synode van 1926 had aan de alge- meene synodale commissie1 advies gevraagd betreffende de mogelijkheid van een begroe tingssamenkomst waartoe afgevaardigden van andere kerken en kringen zouden wor den uilgenoodigd. Tevens was de gedachte uitgesproken van een wijdingssamenkomst te houden vóór den- aanvang der Synode in een der kerken te 's-GraVenhage. De Svnodale commissie heeft geantwoord dat zij zulk een begroetingssamenkomst vooralsnog niet wel mogelijk acht, maar zij stelt voor, te besluiten lot het houden van een wijdingssamenkomst aan den vóóravond van de Synode van 1323 in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage. Naar aanleiding van eenige opmerkingen van den president, rakehde de formeele zijde van ^it plan, treedt de Synode in zijn voorstel, om de bedoelde wijdingssamen komst te doen houden op den avond van den eersten dag, waarop de Synode van 1928 bijeenkomt, en de voorbereiding od te dra gen aan de Alg. Syn. Commissie. Aan het einde van deze ziting wordt een Synodus Contracta gehouden. DE MOORD IN DE DE RIEMERSTRAAT TE DEN HAAG. Een opzienbarende arrestatie. Toen Dinsdagmiddag het s.s. „Volen- dam" uit Amerika aan de Wilhelminakade te Rotterdam, meerde, stond onder de menigte meuschen, die menden en ken nissen opwachtten, ook de inspecteur der Haagsche politie M. J. v. d. Heuvel, met eenige rechercheurs. Nauwelijks lag de loopplank vast, of zij begaven zich aan boord en arresteerden daar de 40-jarige varensgezel L. H. S., die verdacht wordt de dader te zijn van den moord op den ouden heer v. d. Stijl, op 24 Juli 1924 in diens woning aan de De Riemerstraat, te Den Haag gepleegd. S. was eenige dagen na den moord reeds door de recherche aangehouden. Door een geval van overlijden was de familie S. een erfenis ten deel gevallen, waarin stak een post van een hypotheek, welke de over ledene op het huis van den heer v. d. Stijl gegeven had. Toen de erfeniszaak uitgezocht weTd, bleek evenwel dat de heer v. d. Stijl de hypotheek reeds geheel afgelost had. De post was door een verzuim open blijven staan. De notaris bevestigde deze verklar ring. Het thans gearresteerde lid der familie S. bleef echter aan de juistheid van deze opgave twijfelen. Hij had daar geen enkele reden voor, maar het feit dat hij destijds bij de Marine in Indië afgekeurd was we gens geestelijke afwijkingen, verklaart dit onbegrijpelijke feit. Bij het onderzoek in 1924 werd bekend dat S. den heer v. d. Stijl over deze kwes tie nogal eens lastig viel Er was toen dus voldoende aanleiding om hem te ver- hooren. Temeer daar een in de kamer van den verslagene gevonden tramkaartje een kleine aanwijzing tegen hem was. Het kaartje was n.l^ den avond van den vori- gen dag afgegeven op een wagen van lijn 8 naar Scheveningen. S. werkte destijds als bordenwasscher in een groot hotel op Scheveningen. Het lag voor de hand dat men den chef van S. ging vragen 'of de verdachte den dag van den moord op zijn werk geweest was. De chef verklaarde pertrinent dat S. op tijd te werk gekomen was en den ge- heelen morgen het hotel niet verlaten had. Hij had hem meermalen aan het werk ge zien. Op deze verklaring liep het spoor dood. Maand na maand is voorbijgegaan zon der dat men eenig houvast aan de zaak vond. Daar kwam in Januari van dit jaar een rechercheur uit Scheveningen terug met de boodschap, dat de chef, die des tijds verhoord waa, ontslagen werd, om dat... hij zijn personeel nooit controleerde. Onmiddellijk werd de man aangehouden. En -nu hij toch ontslagen was bekende hij maar, dat hij destijds gelogen had. Hij had geen idee of S op zijn werk ge weest was. Hij had hem dien morgen niet gezien. De argwaan steeg. „Waar zit S. nu", was de volgende vraag. f ,,In Amerika", rapporteerde al spoedig een rechercheur. De argwaan steeg nog meer. Men zocht en zocht... en vond hoe langenr hoe meer aanwijzingen. De verslagene was gevonden mèfc een koord om den hals. Vischkoord, werd aan vankelijk gezegd. Deskundigen hadden evenwel vastgesteld dat het behanger»- koord was van een soort, die zeer zeldzaam geworden was. Het bleek dat S., nadat hij, afgekeurd, uit Indië terug kwam, een beetje behanger gespeeld heeft. In het touw lag een zeemansknoop. S. had gevaren 1 Men vond in Februari twee koffers, 'die S. achtergelaten had, toen hij naar Ame rika ging. En in die koffers vond meneen kluwen touw van precies dezelfde soort als aan het lijk gevonden was. Verder den sleutelring van v. d. Stijl en eenige sleu tels. Toen in 1924 kwam vast te staan dat de Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. 29) In de gang, welke zij door moest om zich naar de trap te begeven, stond iemand, een vreemde, zooals zij bij den eersten oogop slag zag, al stond hij daar met zijn rug naar haar gekeerd. Die breede schouders behoor den niet aan een bewoner van villa Olym- pia. Bij het hooren van de voetstappen achter hem keerde hij zich om, een beetje op zij de gaande om niet in den weg te staan. Maar zij ring hem niet voorbij.' Want op het oogenblik, dat hij zich omkeerde, bleef Katya in een aanval van stomme ver bazing voor hem staan. Zij had in den man tegenover haar den vreemdeling herkend, dien, zij eens vroeger in Augustus, op Lu- bynia had gezien, den geheimzinnigen in dringer, dien zij verdacht een politiespion te zijn zoo niet een inbreker. Zij herkende hem onmiddellijk, vergissen was uitgesloten De kortgeknipte kastanje-bruine baard, het machtige voorhoofd, de klare blauwgrijze oogen, waarnaar zij vergeefs had (Rondge keken te Feliksoto en te Kowno, zij zag dat alles weer voor zich. was daarvan ze ker. Zelfs de rand van het 'door de zon verbrand gelaat zag zij, hoewel die door een anderen zomer was ontstaan. Zoo groot was haar verrassing, dat zij voor het oogen blik roerloos bleef staan, tot niets anders in staat als hem aan te staren met even groote oogen als die van Kazimira, er geen oogenblik aan denkend welken indruk een dergelijke ongewone houding wel op hem moest maken. Maar hoe zonderling. Werkt verbazing dan aanstekelijk? Waarom zou de vreemdeling haar even stijf blijven aan kijken als zij hem? Ineens herinnerde zij zich haar costuum en begreep zij den toestand. Wie niet op de hoogte was van de geschiedenis van het portret, dat er van haar gemaakt was, moest wel getroffen worden door de schijn bare ongewoonheid van haar verschijning. Nauwelijks zich hiervan bewust, werd zij door een plotseling gevoel van verlegenheid aangegrepen. Een donkere blos kleurde haar wangen, terwijl zij naar de trap ijlde. Toen zij "naar boven holde, had zij het gevoel alsof zij zijn blikken ontliep, zij had het gevoel, dat deze haar volgden tot de deur van haar kamer. Daar viel zij ademloos neer in den eenigen gemakkelijken stoel, die er stond. Hij leefde dus, hij bestond dus zonder dat zij er zelve van bewust was geweest. Het was geen schepping van haar fantasie, dat gelaat, dat zij zoo Vaak in haar droomen had gezien, maar nooit meer in levenden lijve vóór heden. Eerst nu, in haar blijd schap over de herkenning, gevoelde zij met hoeveel verlangen zij naar hem had gezocht. Zij had het gevoel van iemand, die een verloren schal terugvindt. En dat alles, omdat zij een gelaal had herkend, dat zij eenmaal gedurende vijf minuten had ge zien, nu tien maanden geleden I Toen zij wat op haar verhaal gekomen was. gevoelde Katya eenige neiging zich zelve uit te lachen Maar zelfs zelfbespot ting was niet in staat de innerlijke vreugde te temperen, hoewel er toch een schaduw op viel, een schaduw, welke zij zich genood zaakt zag onder de oogen te zien. Van nabij beschouwd bleek die schaduw den naam Swigello te dragen, en hij kreeg den vorm van een spook, dat het pad kruiste, hetwelk haar anders zou gevoegd hebben naar.... ja waarheen? Misschien tot het geluk I Een oogenblik laler sprong zij op en reeg haar keurslijf los. Zij herinnerde zich, dal het uur van het middagmaal nabij was. wat beteekende, dat zij weer een kans had om den vreemdeling te zien. Bij de gedaohte, dat zij dien kans zou misloopen, sloeg haar plotseling de angst om het hart. „Ben ik door mijn besluit gebonden?" vroeg zij zich af. terwijl zij een andere japon aantrok. „Heb ik een gelofte afge legd? Zij hebben geweigerd op mijn uit- noodiging in te gaanen dus ben ik vrij.... vrij.... vrijI" Ze herhaalde de woorden hardop terwijl zij met koortsachtige vingers heuj haar weer opstak. In de eetzaal beneden waarden haar oogen langs de tafel om teleurgesteld naar haar eigen bord terug le keeren. Van den vreemdeling was niets te zien. Niets ook van Kazimira en Witek. Iets scheen hen er toe gebracht te hebben boven te blijven. Ze bleef na het eten ook niet lang op de waranda en langzaam ging zij de trap weer op. maar de verschijning in de ochtenduren liet op zich wachten. Boven aan de trap vond zij Olympia Gra- binska. „O. Panna Sagorska! Ik zocht u juist! Kazimira vraagt u. of u in haar kamer wil komen. U zou haar een gToot genoegen doen I als u dadelijk bij haar wilde komen." j „Ik zal er voor zorgen," zei Katya niet al te vriendelijk, want het vooruitzicht den namiddag in Kazimira's kamer door te brengen scheen de kans voor haar te ver minderen om de verlangde ontmoeting te hebben. Een oogenblik stond zij op het punt Olympia naar den nieuwen gast te vragen, maar zij zag er van af. „BinnenI" riep Kazimira, toen zij op deur klopte. Toen zij deze had geópend, bleef zij een oogenblik staan, daar zij naast Witek nog een gestalte van een man in het zonlicht zag staan. Maar Kazimira. die, door kussens gesteund, op haar sofa zat schitterende oogen en een blos op haar wangen, riep haastig: „O Katya, kom toch gauw hier!" reeds laag noemden zij elkaar bij den voornaam). „Stel je mijn verbazing voor! Mijn broeder Tadeusz komt hier uit den hemel vallen zonder met een enkel woord te waarschu wen I Je moet bepaald kenni9 met hem ma ken. Hij gaat van avond weer weg en nectmt dan Witek mede, die booswicht! Hier staat hij Tadeusz, dat is nu de jonge dame, waarvan ik je verteld heb. Katya's hand vasthoudend,.drukte zij die tegen haar wang. Maar bij het vasthouden verkilde de hand. „Ik zei wel, dat hij in slaat was mij bij de haren weg te komen halen," riep Witek lachend. Doch Kazimira keelk verbaasd naar Katya's gelaat. „Maar lieve kind wat ben je bleek! Ik heb je nog nooit zoo bleek gezien Dat lange zitten was op den duur te zwaar voor jou. Of heb je last van de warmte? Witek, haal eens een glas water!" „Neetn, neen," zei Katya, uiterlijk len minste haar zelfbelheersching herwinnen, hoewel het glimlachje, dat op haar gelaat versoheen, niet haar gewone lachje was. „Het is de warmte, denk ik ten minste. Mag ik gaan zitten?" Zij ging zitten, nog altijd zeer duizelig en met nog steeds hel werktuigelijke lachje orn haar lippen. Het eerste noodige was we'l zeker, dat zij zich niet belachelijker maakte dan onvermijdelijk was. En daar voor weer was het noodig, dat zij niet keek naar den man met den kort geknipten brui nen baard, die bij haar binnenkomen was opgeslaan en haar nu met verbazing aan schouwde. ..Het i9 niet de eerste maal, dat wij elkaar ontmoeten, Panna Sagorska, nipt waar? Ofschoon de andere keer wel wat sensationeeler was." „Neen. het is niet de eerste maal," er kende zij. En voor zitóh zelve liet zij er op volgen: „En ook dat was de eerste keer niet, al denk u dat ook." „Ik moet u nog mijn verontschuldigin gen aanbieden voor mijn optreden, die u wel hoogst ongemanierd moet hebben ge vonden Het is mijn gewoonte niet om zoo onbescheiden de mensohen aan te kijken maar het costuum draagt er de schuld van. Litauen in vleesch en bloed te aanschou wen, is geen dagelijksche ervaring." „Het was ongetwijfeld om van te schrik ken Ln terzijde liet zij er in haar binnenste op volgen: „O. ja, hij heeft voldoende verklaring voor zijn houdingl" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5