ONRECHTMATIG BEZIT
No. 20665
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 28 Juli Tweede Blad Anno 1927
Prov. Staten v. Zuid-Holland.
KERK- EN SCHQ0LN1EUWS.
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
Subsidies voor de geitenfokkerij.
De nieuwe brug te Katwijk.
Geneeskundig schooltoezicht.
Het voorstel tot wijziging der bijzondere
reglementen der Vereenigde polders Kedi
chem, met Oosterwijk, polder Hoog- of
Klein-Oosterwijk en polder Rietveld onder
Ark el, werd aangenomen met 6218 stem
men.
Bij het voorstel tot aanvulling van het
reglement op de wegen en voetpaden,
maakte de heer WERKER (V.D.) eenige
onverstaanbare opmerkingen over de re
dactie van de voorgestelde aanvullingen.
De heer BRAAT (PL B.), kwam op tegen
het voorschrift, dat de wielen van eqn
wagen moeten worden ontdaan van mod
der, voor de wagen óp een eerste klas weg
komt. Dit voorschrift was z.i. te vaag en
het was in vele gevallen onmogelijk klei
en modder geheel van de wielen te ver
wijderen.
De heer SCHAPER (Ged.) antwoordde,
dat deze bepaling natuurlijk door een ver-
standigen rechter moet worden toegepast.
Het voorstel werd aangenomen z.h.&.
De subsidie-aanvrage voor een te hou
den land- eai tuinbouwtentoonstelling te
Ridderkerk werd z.h.st. goedgekeurd.
Vervolgens maakte de heer LINGBEEK
(H.G.S.P.) bij het voorstel tot het verleenen
van subsidie ten behoeve der geitenfokkerij,
bezwaar tegen het onnoodig verspillen, ja
het schadelijk gebruik van geld ten behoeve
van Roomsche geitenfokkerijen. De anti
these op dit gebied door te voeren, noemde
spr. onzinnig.
De heer ALBLAS (H.G.S.P.) sloot zich
hierbij aan.
De heer DE BRUIN (S.D.) vindt deze zaak
niet erg belangrijk, doch maakt aanmerking
op de rekening van den R.K. Bond van Gei-
tenfokvereenigingen, die met vermoedelijke
uitgaven van pl.m. zooveel en een batig
saldo- van pl.m. zooveel prijkt.
De heer HEUKELS (Ged.) wijst er op, dat
de rekening niet anders kan worden opge
maakt, omdat de betrokken posten nog niet
verantwoord konden worden. Een fusie, die
er komen zal, kan eerst tot stand komen als
de R.K. Bond zijn schuld gedelgd heeft.
Het voorstel wordt z. h. s. aangenomen.
Bij het voorstel tot het verleenen van sub
sidie in de kosten van den Bouw van een
nieuwe brug over den Rijn te Katwijk be
toogt de heer TEN HOPE (V.B.) dat een
breedte van 5.50 M. te smal is. Hij wenscht
een wijziging der voorwaarden waardoor de
breedte op 6 M. wordt gebracht.
De heer DE BRUIN (S.D.) steunt het voor
stel hartelijk, als een bewijs, dat ook de
landwegen onder handen genomen worden.
De heer SCHOKKING (C.H.) voorzitter
van de commissie, steunt eveneens het
voorstel.
De heer VON FISENNE (Ged.) antwoordt
dat een breedte van 5.50 M., ook volgens
den hoofdingenieur, voor dezen weg alles
zins breed genoeg is.
De heer TEN HOPE stelt bij amendement
voor om de breedte op 6 M. te bepalen en
de meerdere kosten desnoods voor rekening
der provincie te nemen.
De heer DE BRUIN (S.D.) vraagt of het
mogelijk is de brug in het binnenland te
doen vervaardigen.
De heer VON FISENNE bestreed het
amendement en maakte in het bijzonder be
zwaar tegen het betalen der kosten door de
provincie.
Dq heer v. AALTZ (V.D.) vroeg of de
breedte, die aan bruggen voor het doorgaand
verkeer gegeven wordt, 51/» of 6 M. is.
De heer v. STAAL betoogde, dat de pro
vincie de kosten zal moeten betalen.
De heer TER LAAN stelde voor de stem
ming aan te houden om de commissie gele
genheid te geven zich over het amendement
te beraden.
Dit voorstel werd aangenomen met 41—25
stemman.
De heer TER LAAN kwam op tegen het
subsidie in de kosten van verbetering van
een gedeelte van de Burgemeester de Jongh-
kade te Maassluis, omdat de gemeente ge
baggerd heeft voor een muur, die niet sta
biel genoeg was en daarvan nu zelf de ge
volgen moet dragen.
De heer VON FISENNE (Ged.) verdedigde
het voorstel en merkte op, dat verbetering
van de kade toch binnenkort noodig zou
zijn.
De heer TER LAAN zou voor het voorstel
stemmen indien dit vast stond.
De heer VON FISENNE citeerde een
schrijven van den hoofdingenieur, waaruit
bleek, dat de muur reeds vele zakkingen
vertoonde.
De heer TER LAAN zou zich hierna niet
meer verzetten tegen het subsidie.
Het voorstel werd z.^h. st. aangenomen
Naar aanleiding van de missive van Ged.
Staten betreffende geneeskundig schooltoe
zicht, betoogde de heer WARNAAR (A.-R.),
dat deze missive een afspraak vermeldt
met de Vér. van Nederlandsche Gemeenten
en Het Groene Kruis, volgens welke de
provincie 50 pCt. der kosten draagt, het
geen om te beginnen f40.000 is. Tegen
deze wijze van doen was spr. gekant, even
als tegen de zaak zelf, waarvan de platte
landsgemeenten niets moeten hebben. Dit
is weer een poging om de zorg voor de
kinderen over te dragen van de ouders op
de overheid. Zulke maatregelen ontwrich
ten het gezin. Spr. wees hierbij ook op de
taak der onderwijzers.
Mevr. MAILETTE DE BUY WENNIGER
(V.-B.) betoogde, dat het gaat om de kin
deren, de onderwijzers en de ouders. De
school is niet veilig voor gezonde kinderen
zoolang zij daar in aanraking kunnen ko
men met kinderen, wier verzorging te wen-
schen overlaat. De onderwijzer kan tegen
een bepaald kind wel een zekeren argwaan
koesteren, dien hij niet durft uit te spre
ken, omdat hij geen zekerheid heeft. In het
belang van het kind is het noodig, dat er
iemand is, die deskundig is en controle
kan uitoefenen.
De 'heer v. EESTEREN (C.-H.) zeide
minder sympathiek te staan tegenover de
zaak dan Gedep. Staten. Wanneer hel tot
een voorstel mocht komen, behield spr.
zich zijn vrijheid van handelen geheel voor.
De heer KERSTEN (S. G. P.), die vrijwel
onhoorbaar spreekt, meende, dat door deze
overheidshulp het verantwoordelijksgevoel
der ouders verslapt wordt. Men heeft bo
vendien niet aangetoond, dat de invloed
van de school geneeskundig toezicht noo
dig maakt.
De heer v. BAREN (A.-R.): Daaruit
blijkt, dnt dit geen principieele kwestie
voor u is.
Mevrouw DE VRIES—BRUTNS (S U)
merkt op, dat uit de rede van den hepr
Kersten p<-ri onkunde bleek, waarvan spr.
verbaasd stond. Het werk van het school
toezicht is van buitengrwone hetedcenis.
Helaas is het werk der zuigelingenzorg en
kleuterzorg nog ongeorganiseerd, maar in
den schoolleeftijd kan het toezich' georga
niseerd aijn. Spr. ging d= beteekea!s van
het g'-neeskundig schooltoezicht na en
wee? er cp, dat pen eerste eisch is, dat het
kind geen nadeelen ondervindt van het
verblijf in de school, zooals oververmoeid
heid door overlading der leerlingen met
leerstof, afwijkingen aan de oogen door ver
keerde plaatsing, besmetting door andere
kinderen, die bacillendragers zijn, hetgeen
alleen door bacteriologisch onderzoek aan
het ficht kan komen, of door de onderwij
zers, die tuberculeus kunnen zijn zonder
bepaald ziek te zijn. Deze gevallen zijn
ver van denkbeeldig en de overheid, die de
ouders dwingt hun kinderen naar school
te zenden, heeft den plicht die kinderen
daartegen te beschermen. Zij heeft voorts
de taak te zorgen, zooveel in haar vermogen
ligt, voor een flink opgroeiend geslacht. De
ouders zijn niet bij machtte alle fouten op
te sporen in het gestel van de kinderen en
in de praktijk komt heilniet voor. dat ouders
geregeld, ook bij gezonde of schijnbaar ge
zonde kinderen, den huisarts raadplegen.
Wat de resultaten betreft, wees spr op
Amsterdam, waar, dank zij het schooltoe
zicht, de reinheid zeer sterk vooruit is ge
gaan. Voor de moeder blijft een belang
rijke taak, ja zij kan die taak dikwijls pas
goed vervullen als de schoolarts hygiëni
sche voorlichting geeft.
Wat aangaat de voordracht van Gedep.
Staten maakte spr. deze bedenking, dat,
wanneer de zaak komt. onder Het Groene
Kruis, de schoolarts niet voldoenden in
vloed zal hebben, minder althans dan de
arts in dienst van het gemeentebestuur.
Dit is evenwel nog slechts een voorloopige
voordracht en een definitief voorstel moet
'nog worden afgewacht.
De heer BEEKENKAMP (V.-B.) sloot
zich geheel aan bij de redevoeringen van
mevr. Wenniger en mevr. De Vries
Bruins. Spr. meende, dat stelling ten aan
zien der kosten een besluit zal moeten
vallen, opdat men voort zal komen Die
kosten zouden voor de provincie slechts"
dan f 40.000 zijn, indien de regeling on-
middelijk geheel volledig in werking kan
treden, maar daaraan behoeft niet te wor
den gedacht.
De heer DE BRUIN (S.-D.) wees op den
politieken kant van de kwestie, die tot
uiting komt in de bezwaren der anti-revo-
lutionnairen en Chr.-historischen.
In anti-rev. kringen heeft men dit ver
zat echter reeds ten deele opgegeven. In
vragenrubriek van het tijdschrift Anti-
Rev. Staatkunde heeft de redacteur, in ant
woord op een vraag, geschreven, dat in
principe geen bezwaar bestaat tegen een
hygiënisch schooltoezicht door artsen in
overheidsdienst. De h^er Warnaar zeide,
dat het platteland het toezicht niet noodig
heeft, omdat men daar de wijkverpleging
heeft. Maar die oefent geen toezicht uit en
heeft met de zaak niets te maken. Hoewel
spr. niet bevredigd is door het schema door
Ged. Staten voorgesteld, zal hij er voor
stemmen, omdat het hem in de eerste
plaats gaat om de zaak.
De heer HOFFMAN (R.-K.) meende, dat
het stelsel van het schooltoezicht goed kan
werken, doch dat het zijn schaduwzijde
heeft, zooals gebleken is in Weenen, waar
het geleid heeft tot inentingen gedurende
drie jaar tegen diphtherie, met zulke fu
neste gevolgen, dat de regeering moest in
grijpen. Spr. moest op die schaduwzijde
wijzen, hoewel hij voorstander van school
toezicht was binnen beperkten kring Hij
hoorde evenwel met groote waardeering
naar principieele tegenstanders, omdat de
geest boven het lichaam gaat.
Men zal altijd de ouders vrij moeten
laten. Spr. zou de definitieve voorstellen
afwachten.
De vergadering werd te 5.20 verdaagd
tot heden 11 uur.
RECLAME.
Maar weinig mensohen hebben geen last
-van aambeien, doch velen bevrijdden zich
spoedig van deze kwaal door het gebruik
van Foster's Zalf. Deze zalf gaat de ontste
king tegen, en wordt ook met het grootste
succes gebruikt tegen bloedende en uitwen
dige aambeien.
Foster's Zalf is alom verkrijgbaar 2i f 1.75
per doos, f 1.per tube. 6239
NED. HERV. KERK.
Beroepen: te Geervliet, A. E. van Baaien
te Kage (gem. Alkemade); le Moercapelle, PI.
van Elven te Nijkerk (gem. Oostdongera-
deel); te Surhuizum (toez.), S. Ybema te
Hijkersmilde; te Vreeswijk, J. Ronge te
Hoogbloklandte Putten o. d. Veluwe (2de
pred.pl.), E. V. J. Japchen te Kockengen (U.).
Bedankt: voor Ouddorp, S. Goverts te
Oldebroek; voor Almkerk, G. P. Yan Itter-
zon te Gelselaar; voor Kolham, F. A. Visser
te Oosterzee (Fr.).
GEREF. KERKEN.
Beroepen: te Ottoland, J. M, Spier, cand.
te 's Gravenhage.
ALGEMEENE SYNODE DER
NED. HERV. KERK.
In de 7de zitting verwelkomt de president
dr. H. Schokking en wijdt woorden van
dankbare waardeering aan de nagedachte
nis van wijlen den heer P. P. Couvret, in
leven predikant te Cuijk. die <fc>k gedurende
zijn vroegeren rusttijd zoo vele diensten
heeft bewezen aan de besturen der Neder
landsche Hervormde Kerk.
Vervolgens rapporteert de heer Bloem
over een voorstel van de classicae vergadew
ring van Zwolle tot wijziging van art. 23
Alg. Reglement. Het blijkt dat hier het wel
bekende voorstel terugkeert, om de kiescol
leges en den 10-jaarlijkschen termijn geu
noemd in het Syn. Reglement op de benoe
ming te doen vervallen, en de beroeping van
de predikanten door de kerkeraden, de be
noeming van de ouderlingen en diakenen
door de stemgerechtigden te doen geschie
den, Het rapport zal later worden behandeld.
Eenige bespreking hebft plaats over een
rapport van den heer Franck naar aanlei
ding van een verzoek van de classicale ver
gadering van Utrecht, dat de Synode een
wardig protest zal indienen tegen het be
staan van het gezantschap van den Paus in
Nederland. De bespreking geeft aanleiding
om de beslissing over de conclusie van het
rapport nog aan le houden.
Het provinciaal kerkbestuur van Zeeland
heeft voorlichting gevraagd met betrekking
tot het feit dat in de reglementen som9 al
leen van meerderjarigheid, soms ook van
meerderjarigheid volgens de burgerlijke wet
wordt gesproken, terwijl elders de 23-jarige
leeftijd Wordt genoemd. Dit kan leiden tot
moeilijkheid bepaaldelijk met betrekkink tot
den duur van het gratiejaar. Over dez^e
quaestie rapporteert de heer Franck. De
stemming over de copcusie wordt aange
houden.
Naar aanleiding van een brief van kerk-
visitaloren in Friesland spreekt de Synode
als haar oordefcl uit, dat alleen de kosten
van een vergadering van kerkvisilatoren,
gehouden bij den aanvang van een vijfjarig
tijdperk, kunnen worden vergoed.
De heer Barbas rapporteert over een ver
zoek van den Nederlandschen Kinderzorg-
bond. om afgevaardigden te benoemen die
als lid in het bestuur van dic'n bond zitting
zullen nemen. De conclusie leidt tot afwij
zing van het verzoek. Hoezeer de Synode
dic'n arbeid op prijs stelt, het zou bezwaar
voor haar opleveren b es luursaf ge vaardigden
te benoemen, ook voor andere vereenigingen
die wellicht met het zelfde verzoek zouden
komen.
Prof, dr. Brouwer behandelt een verzoek
van de commissie voor diaconale armenzorg
hierop neerkomend dat a.s. predikanten
reeds aan de universiteit de gelegenheid
zullen hebben vertrouwd te geraken met de
diaconie-aangelegenheden en met de boek
houding. Dit rapport zal bij de behandeling
van het Hooger Onderwijs aan de orde
komen.
Dezelfde rapporteur bespreekt een verzoek
van de Confessioneele vereeniging lot het
benoemen van een commissie voor reorga
nisatie. Hel blijkt dat een minderheid in de
commissie' voor de stukken dit voorstel wil
steunen, terwijl 'de meerderheid de gronden
ontwikkelt, waarop zij de benoeming van
zoodanige commissie ontraadt. Het rapport
wordt ter inzage gelegd.
De Synode van 1926 had aan de alge-
meene synodale commissie1 advies gevraagd
betreffende de mogelijkheid van een begroe
tingssamenkomst waartoe afgevaardigden
van andere kerken en kringen zouden wor
den uilgenoodigd.
Tevens was de gedachte uitgesproken van
een wijdingssamenkomst te houden vóór
den- aanvang der Synode in een der kerken
te 's-GraVenhage.
De Svnodale commissie heeft geantwoord
dat zij zulk een begroetingssamenkomst
vooralsnog niet wel mogelijk acht, maar zij
stelt voor, te besluiten lot het houden van
een wijdingssamenkomst aan den vóóravond
van de Synode van 1323 in de Kloosterkerk
te 's-Gravenhage.
Naar aanleiding van eenige opmerkingen
van den president, rakehde de formeele
zijde van ^it plan, treedt de Synode in zijn
voorstel, om de bedoelde wijdingssamen
komst te doen houden op den avond van den
eersten dag, waarop de Synode van 1928
bijeenkomt, en de voorbereiding od te dra
gen aan de Alg. Syn. Commissie.
Aan het einde van deze ziting wordt een
Synodus Contracta gehouden.
DE MOORD IN DE DE RIEMERSTRAAT
TE DEN HAAG.
Een opzienbarende arrestatie.
Toen Dinsdagmiddag het s.s. „Volen-
dam" uit Amerika aan de Wilhelminakade
te Rotterdam, meerde, stond onder de
menigte meuschen, die menden en ken
nissen opwachtten, ook de inspecteur der
Haagsche politie M. J. v. d. Heuvel, met
eenige rechercheurs. Nauwelijks lag de
loopplank vast, of zij begaven zich aan
boord en arresteerden daar de 40-jarige
varensgezel L. H. S., die verdacht wordt
de dader te zijn van den moord op den
ouden heer v. d. Stijl, op 24 Juli 1924 in
diens woning aan de De Riemerstraat, te
Den Haag gepleegd.
S. was eenige dagen na den moord reeds
door de recherche aangehouden. Door een
geval van overlijden was de familie S. een
erfenis ten deel gevallen, waarin stak een
post van een hypotheek, welke de over
ledene op het huis van den heer v. d. Stijl
gegeven had.
Toen de erfeniszaak uitgezocht weTd,
bleek evenwel dat de heer v. d. Stijl de
hypotheek reeds geheel afgelost had. De
post was door een verzuim open blijven
staan. De notaris bevestigde deze verklar
ring.
Het thans gearresteerde lid der familie
S. bleef echter aan de juistheid van deze
opgave twijfelen. Hij had daar geen enkele
reden voor, maar het feit dat hij destijds
bij de Marine in Indië afgekeurd was we
gens geestelijke afwijkingen, verklaart dit
onbegrijpelijke feit.
Bij het onderzoek in 1924 werd bekend
dat S. den heer v. d. Stijl over deze kwes
tie nogal eens lastig viel Er was toen
dus voldoende aanleiding om hem te ver-
hooren. Temeer daar een in de kamer van
den verslagene gevonden tramkaartje een
kleine aanwijzing tegen hem was. Het
kaartje was n.l^ den avond van den vori-
gen dag afgegeven op een wagen van lijn
8 naar Scheveningen. S. werkte destijds
als bordenwasscher in een groot hotel op
Scheveningen.
Het lag voor de hand dat men den chef
van S. ging vragen 'of de verdachte den
dag van den moord op zijn werk geweest
was.
De chef verklaarde pertrinent dat S. op
tijd te werk gekomen was en den ge-
heelen morgen het hotel niet verlaten had.
Hij had hem meermalen aan het werk ge
zien. Op deze verklaring liep het spoor
dood.
Maand na maand is voorbijgegaan zon
der dat men eenig houvast aan de zaak
vond. Daar kwam in Januari van dit jaar
een rechercheur uit Scheveningen terug
met de boodschap, dat de chef, die des
tijds verhoord waa, ontslagen werd, om
dat... hij zijn personeel nooit controleerde.
Onmiddellijk werd de man aangehouden.
En -nu hij toch ontslagen was bekende hij
maar, dat hij destijds gelogen had.
Hij had geen idee of S op zijn werk ge
weest was. Hij had hem dien morgen niet
gezien.
De argwaan steeg.
„Waar zit S. nu", was de volgende
vraag. f
,,In Amerika", rapporteerde al spoedig
een rechercheur. De argwaan steeg nog
meer. Men zocht en zocht... en vond hoe
langenr hoe meer aanwijzingen.
De verslagene was gevonden mèfc een
koord om den hals. Vischkoord, werd aan
vankelijk gezegd. Deskundigen hadden
evenwel vastgesteld dat het behanger»-
koord was van een soort, die zeer zeldzaam
geworden was. Het bleek dat S., nadat hij,
afgekeurd, uit Indië terug kwam, een
beetje behanger gespeeld heeft.
In het touw lag een zeemansknoop. S.
had gevaren 1
Men vond in Februari twee koffers, 'die
S. achtergelaten had, toen hij naar Ame
rika ging. En in die koffers vond meneen
kluwen touw van precies dezelfde soort
als aan het lijk gevonden was. Verder den
sleutelring van v. d. Stijl en eenige sleu
tels.
Toen in 1924 kwam vast te staan dat de
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
29)
In de gang, welke zij door moest om zich
naar de trap te begeven, stond iemand, een
vreemde, zooals zij bij den eersten oogop
slag zag, al stond hij daar met zijn rug naar
haar gekeerd. Die breede schouders behoor
den niet aan een bewoner van villa Olym-
pia. Bij het hooren van de voetstappen
achter hem keerde hij zich om, een beetje
op zij de gaande om niet in den weg te
staan. Maar zij ring hem niet voorbij.' Want
op het oogenblik, dat hij zich omkeerde,
bleef Katya in een aanval van stomme ver
bazing voor hem staan. Zij had in den man
tegenover haar den vreemdeling herkend,
dien, zij eens vroeger in Augustus, op Lu-
bynia had gezien, den geheimzinnigen in
dringer, dien zij verdacht een politiespion te
zijn zoo niet een inbreker. Zij herkende hem
onmiddellijk, vergissen was uitgesloten De
kortgeknipte kastanje-bruine baard, het
machtige voorhoofd, de klare blauwgrijze
oogen, waarnaar zij vergeefs had (Rondge
keken te Feliksoto en te Kowno, zij zag
dat alles weer voor zich. was daarvan ze
ker. Zelfs de rand van het 'door de zon
verbrand gelaat zag zij, hoewel die door
een anderen zomer was ontstaan. Zoo groot
was haar verrassing, dat zij voor het oogen
blik roerloos bleef staan, tot niets anders
in staat als hem aan te staren met even
groote oogen als die van Kazimira, er geen
oogenblik aan denkend welken indruk een
dergelijke ongewone houding wel op hem
moest maken. Maar hoe zonderling. Werkt
verbazing dan aanstekelijk? Waarom zou
de vreemdeling haar even stijf blijven aan
kijken als zij hem?
Ineens herinnerde zij zich haar costuum
en begreep zij den toestand. Wie niet op
de hoogte was van de geschiedenis van het
portret, dat er van haar gemaakt was,
moest wel getroffen worden door de schijn
bare ongewoonheid van haar verschijning.
Nauwelijks zich hiervan bewust, werd zij
door een plotseling gevoel van verlegenheid
aangegrepen. Een donkere blos kleurde haar
wangen, terwijl zij naar de trap ijlde. Toen
zij "naar boven holde, had zij het gevoel
alsof zij zijn blikken ontliep, zij had het
gevoel, dat deze haar volgden tot de deur
van haar kamer. Daar viel zij ademloos neer
in den eenigen gemakkelijken stoel, die er
stond.
Hij leefde dus, hij bestond dus zonder dat
zij er zelve van bewust was geweest. Het
was geen schepping van haar fantasie, dat
gelaat, dat zij zoo Vaak in haar droomen
had gezien, maar nooit meer in levenden
lijve vóór heden. Eerst nu, in haar blijd
schap over de herkenning, gevoelde zij met
hoeveel verlangen zij naar hem had gezocht.
Zij had het gevoel van iemand, die een
verloren schal terugvindt. En dat alles,
omdat zij een gelaal had herkend, dat zij
eenmaal gedurende vijf minuten had ge
zien, nu tien maanden geleden I
Toen zij wat op haar verhaal gekomen
was. gevoelde Katya eenige neiging zich
zelve uit te lachen Maar zelfs zelfbespot
ting was niet in staat de innerlijke vreugde
te temperen, hoewel er toch een schaduw op
viel, een schaduw, welke zij zich genood
zaakt zag onder de oogen te zien. Van
nabij beschouwd bleek die schaduw den
naam Swigello te dragen, en hij kreeg den
vorm van een spook, dat het pad kruiste,
hetwelk haar anders zou gevoegd hebben
naar.... ja waarheen? Misschien tot het
geluk I
Een oogenblik laler sprong zij op en reeg
haar keurslijf los. Zij herinnerde zich, dal
het uur van het middagmaal nabij was. wat
beteekende, dat zij weer een kans had om
den vreemdeling te zien. Bij de gedaohte,
dat zij dien kans zou misloopen, sloeg haar
plotseling de angst om het hart.
„Ben ik door mijn besluit gebonden?"
vroeg zij zich af. terwijl zij een andere
japon aantrok. „Heb ik een gelofte afge
legd? Zij hebben geweigerd op mijn uit-
noodiging in te gaanen dus ben ik
vrij.... vrij.... vrijI"
Ze herhaalde de woorden hardop terwijl
zij met koortsachtige vingers heuj haar
weer opstak.
In de eetzaal beneden waarden haar
oogen langs de tafel om teleurgesteld naar
haar eigen bord terug le keeren. Van den
vreemdeling was niets te zien. Niets ook
van Kazimira en Witek. Iets scheen hen
er toe gebracht te hebben boven te blijven.
Ze bleef na het eten ook niet lang op de
waranda en langzaam ging zij de trap weer
op. maar de verschijning in de ochtenduren
liet op zich wachten.
Boven aan de trap vond zij Olympia Gra-
binska.
„O. Panna Sagorska! Ik zocht u juist!
Kazimira vraagt u. of u in haar kamer wil
komen. U zou haar een gToot genoegen doen I
als u dadelijk bij haar wilde komen." j
„Ik zal er voor zorgen," zei Katya niet
al te vriendelijk, want het vooruitzicht den
namiddag in Kazimira's kamer door te
brengen scheen de kans voor haar te ver
minderen om de verlangde ontmoeting te
hebben. Een oogenblik stond zij op het punt
Olympia naar den nieuwen gast te vragen,
maar zij zag er van af.
„BinnenI" riep Kazimira, toen zij op
deur klopte. Toen zij deze had geópend,
bleef zij een oogenblik staan, daar zij naast
Witek nog een gestalte van een man in
het zonlicht zag staan. Maar Kazimira. die,
door kussens gesteund, op haar sofa zat
schitterende oogen en een blos op haar
wangen, riep haastig:
„O Katya, kom toch gauw hier!" reeds
laag noemden zij elkaar bij den voornaam).
„Stel je mijn verbazing voor! Mijn broeder
Tadeusz komt hier uit den hemel vallen
zonder met een enkel woord te waarschu
wen I Je moet bepaald kenni9 met hem ma
ken. Hij gaat van avond weer weg en nectmt
dan Witek mede, die booswicht! Hier staat
hij Tadeusz, dat is nu de jonge dame,
waarvan ik je verteld heb.
Katya's hand vasthoudend,.drukte zij die
tegen haar wang. Maar bij het vasthouden
verkilde de hand.
„Ik zei wel, dat hij in slaat was mij bij
de haren weg te komen halen," riep Witek
lachend.
Doch Kazimira keelk verbaasd naar
Katya's gelaat.
„Maar lieve kind wat ben je bleek! Ik
heb je nog nooit zoo bleek gezien Dat lange
zitten was op den duur te zwaar voor jou.
Of heb je last van de warmte? Witek, haal
eens een glas water!"
„Neetn, neen," zei Katya, uiterlijk len
minste haar zelfbelheersching herwinnen,
hoewel het glimlachje, dat op haar gelaat
versoheen, niet haar gewone lachje was.
„Het is de warmte, denk ik ten minste.
Mag ik gaan zitten?"
Zij ging zitten, nog altijd zeer duizelig
en met nog steeds hel werktuigelijke lachje
orn haar lippen. Het eerste noodige was
we'l zeker, dat zij zich niet belachelijker
maakte dan onvermijdelijk was. En daar
voor weer was het noodig, dat zij niet keek
naar den man met den kort geknipten brui
nen baard, die bij haar binnenkomen was
opgeslaan en haar nu met verbazing aan
schouwde.
..Het i9 niet de eerste maal, dat wij
elkaar ontmoeten, Panna Sagorska, nipt
waar? Ofschoon de andere keer wel wat
sensationeeler was."
„Neen. het is niet de eerste maal," er
kende zij.
En voor zitóh zelve liet zij er op volgen:
„En ook dat was de eerste keer niet, al
denk u dat ook."
„Ik moet u nog mijn verontschuldigin
gen aanbieden voor mijn optreden, die u
wel hoogst ongemanierd moet hebben ge
vonden Het is mijn gewoonte niet om zoo
onbescheiden de mensohen aan te kijken
maar het costuum draagt er de schuld van.
Litauen in vleesch en bloed te aanschou
wen, is geen dagelijksche ervaring."
„Het was ongetwijfeld om van te schrik
ken Ln terzijde liet zij er in haar binnenste
op volgen:
„O. ja, hij heeft voldoende verklaring voor
zijn houdingl"
(Wordt vervolgd).