No. 20650
MAANDAG 11 JULI
Anno 1927
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
30 Cts. per regel. Bij regelabonnement belangrijk lageren prijs.
Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en
Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week0.18
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week t0.18
Franco per post ƒ2.35 portokosten.
Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
AFSCHEID VAN Dr. N. J. BEVERSEN
ALS RECTOR VAN HET GYMNASIUM.
Tegen tien uur hedenmorgen hebben de
leeraren en leerlingen van het t Gymnasium
alhier zich in den foyer van de Stadsge
hoorzaal vereenigd om afscheid te nemen
van den rector, dr. N. J. Beversen.
Ook de curatoren van het Gymnasium
waren bij deze plechtigheid aanwezig en
namens het gemeentebestuur waren, we
gens verhindering van den burgemeester,
de wethouders de heeren J. B. Meynen en
Aug. L. Heimeringer gekomen om het af
scheid van dr. Beversen bij te wonen En
verder waren behalve de chef der afdee-
ling Onderwijs van de afdeeling van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, de
heer Vriend en de inspecteur der Gymnasia
dr. J. C. Vinkesteijn, verschillende bekende
figuren uit de onderwijswereld in den
foyer aanwezig. Wij zagen o.a. den direc
teur van de Gem. H. B. S. alhier, dr. J. C.
Schalkwijk en de oud-leeraar van het
Gymnasium den heer Gleuns
Om precies tien uur werd dr. Beversen
met zijn familie de zaal binnengeleid en
nadat de aanwezigen, die zich van hun
stoelen hadden verheven, weer waren ge
zeten, nam de heer Jan van Blom. als
eerste spreker het woord, om te getuigen
van den dank. die de leerlingen koesteren
voor de lessen, die zij van dr. Beversen
mochten genieten, maar vooral voor de
vriendschap, de toewijding, die hij hen
steeds geschonken heeft.
Na den heer Van Blom sprak de heer
Voores namens de oud-leerlingen. Spr.
wees erop, dat dr. Beversen altijd alles had
gedaan wat in zijn vermogen lag om de
eer van het Leidsche Gymnasium hoog te
houden en hij prees den rector om de vele
goede eigenschappen, die hij bezit, als do
cent van oude talen, als opvoeder vooral.
Hij'richtte aldus spr. ons niet af voor
een examen, doch hij wijdde zich met liefde
aan een belangrijk deel van onze opvoe
ding. Niemand trok het zich meer aan wan
neer een leerling een slecht examen maakte
of wanneer een klasse slecht was. Daarom
koesteren allen, die hem in zijn werk heb
ben gekend blijvende sympathie voor den
rector.
Als ouder van een der leerlingen van het
Leidsch Gymnasium, als leeraar, die vroe
ger onder dr. Beversen te Zwolle aan h3t
Gymnasium aldaar had gedoceerd en als
vriend, sprak daarna prof. J. Muller, die
zeide, dat er nauwelijks één rector in d.n
lande in staat zou zijn te volbrengen, wat
dr. Beversen volbracht heeft. Hij herin
nerde aan de vele aangename besprekingen,
die hij met den rector mocht hebben, per
telefoon, op straat en vooral in de recto
rale kameh Dr. Beversen aldus prof.
Muller heeft velen den weg voor hun
verder leven gewezen. Hij had een leven-
digen geest, gezond liberalisme en artisti
citeit kenmerkten hem in al zijn werk. En
de ouders weten hoe zij dezen rector tot
grooten dank verplicht zijn. Wij wenschen
u een zonnigen levensavond toe.
De voorzitter van het College van Cura
toren, prof. dr. D. C. Hesseling, herinnerde
er den scheidenden rector aan, dat het
reed9 vijftig jaar geleden, toen hij nog als
leerling op de banken van het „Gym" zat,
zijn ideaal was om eens Rector te worden.
Dat ideaal heeft dr. Beversen venvezin-
lijkt, gezien en dank zij zijn veelomvattende
kennis en groote belangstelling voor kunst
en wetenschap heeft hij van zijn rectoraat
veel genoegen mogen beleven Ook pref.
Hesseling memoreerde de vele aangename
gesprekken, die hij met dr. Beversen in diens
kamer in den loop der jaren heeet gehad en
waardoor hij steeds meer waardeering ^n
achting voor hem heeft gekregen.
De volgende spreker was de heer J B
Meynen, die zich met de volgende woorden
tot den scheidenden recb'.r wendde-
Namens Burgemeester en Wethouders zeg
ik U dank voor de uitnoodiging lot deelne
ming aan deze plechtigheid. Het College
heeft deze uitnoodiging gaarne aanvaard,
hetgeen blijkt uit de tegenwoordigheid te
dezer plaatse van den heer Reimeringer en
mij, alsook van den heer Vriend, den Chef
der afdeeling Onderwijs. Met het oog op de
vergadering van het College, welke dezen
ochtend en die van den Gemeenteraad,
welke vanmiddag zal plaats hebben, heeft
de Burgemeester mij verzocht hem wel te
willen verontschuldigen
Zeer Geachte Rector! Menschen, die een
betrekking bekleeden als de Uwe staan
bloot natuurlijk aan critiek. In zoover die
criliek juist, welwillend en opbouwend is,
heeft zij haar goede zijde. Maar daarnaast
hebt U ook blootgestaan aan critiek, die
juist omdat zij niet altijd billijk, welwillend
en opbouwend was. onnoodig Uw taak
zal hebben verzwaard, uw leven veronaan
genaamd en uw krachten ondermijnd.
Ook dat betreuren Burgemeester en Wet
houders. Die criliek had men U moeten spa
ren.
Zeer geachte mijnheer Beversen! Het
College stelt er prijs op bij deze gelegenheid
als hun overtuiging uit te spreken, dat het
Gymnasium in U een rector heeft gehad
van groote bekwaamheid en kunde.
Ik mag U den dank van het College over
brengen voor de vele moeite, die U zich
voor Uw Gymnasium en voor Uw leerlingen
hebt gegeven, voor de zorg en de toewijding,
waarmede U gedurende zooveel jaren, niet
altijd onder gunstige omstandigheden Uw
moeilijken arbeid hebt verricht; voor de vele
en belangrijke diensten, die U daardoor aan
de Gemeente hebt bewezen.
Persoonlijk ben ik U erkentelijk voor. de
zeer welwillende wijze, waarop U mij steeds
als Wethouder hebt bejegend en waarop U
altijd hebt voldaan aan elk verzoek, dat ik
meende tot U te moetin richten.
Ik hoop, mijnheer Beversen, dat U in de
hartelijkheid, die U vandaag wordt bewe
zen, eenig tegenwicht zult vinden tegen het
zware, dat er ligt in het loslaten van een
werkkring, waarin U Uw kracht hebt ge
legd en waaraan U gehecht zijt.
Ik hoop, dat U gedurende Uw verder
leven in het welslagen uwer oud-leerlingen
nog veel voldoening zult smaken van den
arbeid, dien U onder hen hebt verricht.
Ik hoop ook. dat U bij het klimmen uwer
jaren persoonlijk moogt ervaren, wat er
slaat in het profetische bijbelwoord: ,,En
het zal geschieden ten tijde des avonds,
dat het licht zal wezen."
Nog sprak verder dr. D. A. H. van Eek,
de conrector van het Gymnasium, die in
een geestige rede de vele goede eigenschap
pen van dr. Beversen schetste Wij houden
te veel van u om uw afscheid heelemaal als
een feest te beschouwen, en wij hopen, dat
u in d?n herfst van uw leven nog ve^l ge
luk moge smaken.
Dr. C. J. Vinkesteyn. inspecteur der gym
nasia. zeide dat dr. Beversen gewerkt heeft
zoolang het dag was, van den vroogen
ochiord tot den laten avond.
Mij past, aldus spr., een woord van dark
voor uw arbeid als leeraar te Gorkum en
te Arnhem, later als conrector en rector te
Zwolle. Al dat werk is een voorbereiding
geweest voor de zware taak, die u hier
wachtte. Maar behalve uw vprd'ensten als
docent en als rector past mij tp herinner
ren aan uw groote verdiensten als bewer
ker van de I.afijnsche Grametica, een be
werking. die nog altijd en overal wordt
gohru'kt hij hef onderwijs, op de gymnasia.
Ook dr. Vinkesteyn findigdp met zijn bests
wenschen voor de toekomst.
Nadal dr. Beversen zijn dank had uitge
sproken aan de vertegenwoordigers van het
Gemeentebestuur, die wegens de vergade
ring van het college van B. en W. vertrek
ken moesten en daaraan een woord van
persoonlijken dank voor de aangename
samenwerking aan den heer Meynen had
toegevoegd, sprak de nieuwbenoemde rector
dr. Bosselaar, die getuigde van den grooten,
heilzamen invloed, dien dr. Beversen steeds
had geoefend op de leeraren in de klas
sieke talen.
En als laatste spreker trad de heer
Van Beeck naar voren. Ook hij huldigde
den scheidenden rector en prees zijn vele
verdiensten en dankte hem voor dNe vriend
schap, die de leeraren altijd van hem heb
ben mogen ondervinden. Spr. bood dr. Be
versen een enveloppe met inhoud aan, en
hoopte dat hij voor het bedrag dat hem werd
aangeboden een mooie reis zou maken.
De concierge van het Gymnasium bood
met een paar hartelijke woorden dr. Bever
sen een foto van het Gymnasium aan, en
daarop nam dr. Beversen het woord om de
verschillende sprekers te beantwoorden en
te bedanken.
Dr. Beversen gewaagde van de aange
name samenwerking met vroegere curatoria
evenals met het tegenwoordige curatorium.
Hij sprak vooral nog de leerlingen toe, die
wel in menig opzicht verschillen van die
van jaren geleden, maar waarvan hij wei
gert te gelooven, dat zij geen plichtsbesef
bezitten of niet meer bescheiden zijn. Ook
namens .zijn familie dankte dr. Beversen
voor het afscheid, dat men hem hedenmor
gen heeft bereid en hij verklaarde met blijde
herinnering er aan te zullen terugdenken.
ADRES AAN DEN RAAD.
Door den Verhuurdersbond voor Leidon
en Omstreken is een adres aan den Raad
gericht, waarin het bestuur als zijn over
tuiging uitspreekt, dat zulk een verordening
tegen onredelijke huuropdrijving zoo in
strijd is met het algemeen belang en als
gevolg daarvan zulk een ongunstige wer
king zal hebben len aanzien van de volks
huisvesting, dat het den Raad met den
meesten ernst verzoekt zijn goedkeuring
aan deze verordening te onthouden;
dat de uitgesproken verwachting, dat na
de opheffing der „Huurwetten" de ver
huurder zal overgaan tot het opleggen van
onredelijke huurprijzen dan ook door de
bondsleden, bphoudens een ongunstige uit
zondering. met de meeste stelligheid wordt
ontkend;
dat het bestuur van meening is. dat een
huurverordening dan alleen bestaansrecht
heeft, wanneer het zou blijken, dat na de
opheffing der „Huurwetten" in het alge
meen een huurprijs zou worden bedongen,
welke oiTredelijk en in strijd met het alge
meen belang geacht kan worden
Zoolang echter niet met voldoende zeke^
heid vaststaat, dat zulk? zal gebeuren,
wordt door het inwerkingstellen eener
huurverordening een deel der burgerij,
waarvan het overgroote deel zijn sociale
taak volkomen bewust is. onncodig en on-
gewenscht onder controle gesteld. Een
betere waardeering ware zeker op haar
plaats.
Het bestuur is overtuigd, dat een huur
verordening practisch onuitvoerbaar zaJ!
blijken te zijn, daar de bonafide verhuur
der met of zonder verordening toch geen
onredelijke huurprijzen zal bedingen, ter
wijl de 'niet-bonafide verhuurder zich toch
niet zal laten afschrikken het hem naar
zijn meening meer toekomende te aanvaar
den. wat veelal bij het leegkomen van een
woning door den huurder in de hand word\
gewerkt.
De meening bij een meerderheid in den
Raad, dat in deze gemeente nog woning
nood heerscht, wordt door den Bond niet
aanvaard, doch wel is hij overtuigd, dat bij
de werking der huurverordehing binnen
afzienbaren tijd er woningnood zal zijn,
want het zal den Raad toch duidelijk zijn,
dat x geen enkele particuliere bouwonder
nemer, zoolang het verhuurdersbedrijf aan
handen blijft gelegd, er aan denkt zich te
interesseeren voor den volkswoningbouw,
want het is toch volkomen duidelijk, dat
als zulk een verordening mogelijk is, de
vraag rijst, waar is bet einde van overheids
bemoeiing in deze?; dus elke ondernemers-
lust verlamt en hypotheekgevers of koopers
angstig en bevreesd maakt, wat vanzelf de
werkverschaffing in het bouwbedrijf in
hooge mate schaadt. Wien daaraan de
schuld, aan wien de verantwoordelijk
heid?
dat zij zich verplicht achten den Raad
ter kennis te brengen, dat bij een vrij ver
huurdersbedrijf, ten aanzien der leden, zij
alles in het werk zullen stellen, bij een
onverhoopt geval van onredelijke huurop
drijving deze te voorkomen of ongedaan te
maken, maar elke verantwoordelijkheid
ten aanzien van do naleving eener huur
verordening van de hand wijzen.
DE WONING- EN GEZINSTELLING
IN 1926.
Vanwege het Gemeentelijk Bouw- en Wo
ningtoezicht alhier io thans 'verschenen deel
II van de Woning- en Gezin-telling, waarvan
reeds eerder het eerste deel Woningtel
ling verscheen. Ook dit deel is een met
zorg bewerkt boekdeel. Het gaat vergezeld
van en wordt toegelicht door staten en een
graphische voorstelling. Deze aan de wo
ningtelling 1926 verbonden gezinstelling is
de eerste als zoodanig gehouden. De aan de
Rijkswoningtelling 1919 verbonden gezins
telling heeft wegens onvolledigheid en on
nauwkeurigheid weinig betrouwbare gege
vens opgeleverd. Met dit is dit geheel anders.
Naar den toestand op 1 Maart 1926 be
droeg de bevolking 69039. Het aantal gezin
nen bedroeg 16124, waarvan in woonschepen
enz., hotels en pensions, onbewoonbaar ver
klaarde woningen en hofjeswoningen 816 en
in woningen 15208 gezinnen. Van deze laat
ste bevonden zich in de binnenstad 7424 en
in de buitenstad 8710 gezinnen
Van het totaal aantal gezinnen waren 979
niet woningbehoevend en 15971 woningbe-
hoevend, onder welke laatste zich bevonden
864 gezinnen van alleen- of samenwonende
ongehuwde personen. Het percentage wo-
ningbehoevenden was 94.92 pet. van het
toaal aantal gezinnen.
Het aantal woningbehoevende gezinnen
was als volgt ondergebracht: 14520 in zelf-
stondige woning als hoofdbewoner zonderen
1019 met inwonenden, 153 inwonend in
woningen en 279 in onbewoonbaar ver
klaarde woningen.
De niet atè woningbehoefte te beschouwen
979 gezinnen, zijn voor het grootste gedeelte,
n.l. 909, inwonend in woningen. Van deze
laatste gezinnen werden er gevormd door
weduwnaren: 232 en door weduwen: 399.
Deze gezinnen zijn regelmatig over de bui
ten- en binnenstad versheid.
De uit de cijfers te trekken bijzondere con
clusies zijn: Het percentage inwonnende,
niet-woninghehoevende gezinnen is normaal
te noemen. Het aantal gezinnen, welke een
zelfstandige woning verlangt en deze nog
niet bezit, bedraagt slechts 2,71 pet. van het
totaal aantal woningbehoevende gezinnen.
Voor d$ gezinnen, welke de huur van een
zelf-supporting woningwetwoning kunnen
betalen, was een voldoend aantal woningen
in aanbouw. In de goedkoope, eenvoudige
woningen, welke zonder bijslag op de huren
niet geëxploiteerd kunnen worden, is de on
bevredigde behoefte het grootst en in die
categorie zal daarom van de mogelijkheden,
geboden in de Ministerieele circulaires de
eerstvolgende jaren gebruik gemaakt dienen
te worden.
Aldus de directeur van het Gemeelelijk
Bouw- en Woningtoezicht, de heer C. F. E.
Kiers in zijn voorwoord.
Na een inleiding waarin wordt medege
deeld hoe de gezinstelling plaats had en be
toogd dat zij nondig was om tegenover den
woningvoorraad het aantal woningbehoe
vende gezinnen te plaatsen, waaruit dan de
woningbehoefte op dat moment kan worden
afgeleid, zijn in een viertal hoofdstukken
de resultaten van het onderzoek weergege
ven en wel:
I Het totaal aantal gezinnen;
II De woningbehoevende gezinnen;
III. De niet-woningbehoevende gezin
nen en
IV. Vergelijking uitkomsten der woning
en gezinslelling. Woningbezetting en wo-
ningreserve.
Het aantal woningbehoevende gezinnen
wordt voor 78,95 pet. gevormd door echtpa
ren, voor 5,41 pet. door ongehuwden in zelf
standige woningen, en voor 15,64 pet. door
afzonderlijk levend gehuwden en in wedu
wen- of gescheiden staat verkeerende perso
nen.
Het aantal weduwen is belangrijk grooter
dan het aantal weduwnaren, in de percen
tages komt dit ook tot uiting. De oorzaak zal
hier in hoofdzaak wel te vinden zijn in de
omstandigheid, dat meer weduwnaren her
trouwen dan weduwen. Ook het aantal ge
scheiden vrouwen is hooger dan het aantal
gescheiden mannen en evenzeer geldt dit
voor de gehuwde vrouwen en mannen. De
percentages voor gehuwde mannen, gehuwde
rouwen, gescheiden mannen en -vrouwen,
d. i. ten opzichte van het totaal aantal 'ge
zinnen, is niet hoog te noemen en is eerder
beneden dan boven het cijfer van grootere
gemeenten.
De percentages voor de afzonderlijk le
vend gehuwden en de personen in geschei
den staat, naar de verhouding van het al of
niet woningbehoevend zijn, vertoonen
merkwaardig veel overeenkomst. Zoowel
voor de mannen als voor de vrouwen zijn de
percentages voor het woningbehoevend zijn
lager dan de overige percentages.
Het tweede Hoofdstuk: „De Woningbehoe
vende gezinnen" spreekt van bevredigde en
onbevredigde woningbehoefte. De bevredigde
woningbehoevende gezinnen zijn in aantal
gelijk aan de .bewoonde woningen, waarover
zij als hoofdbewoner, hetzij als gezin hetzij
als alleen- of samenwonnede ongehuwden,
beschikken. De onbevredigde behoefte wordt
weergegeven door het aantal gezinnen, welke
bij anderen inwonen en een zelfstandige wo
ning verlangen, en die in verblijven, welke
niet als woning kunnen worden beschouwd.
Uit elkaar gevallen gezinnen, d. z. de ge
huwde mannen en vrouwen, waarvan de le
den bij verschillende gezinnen inwonen, zijn
ook als ten deele onbevredigde woningbe
hoefte te beschouwen. In vele gevallen bleek
echter dat zij niet woningbehoevend waren,
maar dan had geen inwoning doch samen
woning met personen van andere kunne
plaats. Heeft de scheiding pi a at s gehad door
woningnood en wonen de twee leden bij ver
schillende andere gP7«r.nèn in. terwijl veree-
niging plaats zal vin^n indien een woning
beschikbaar was, dan is er slechts één wo
ningbehoevend gezin.
In de onbevredigde woningbehoefte is niet
rekening gehouden met voorgenomen en
mogelijk wegens woningnood uitgestelde
huwelijken. Bij de berekening van de toe
komstige behoefte, uit de gegevens van de
woning- en gezinsstatistiek op een bepaald
moment, moet mede den bouwtijd in aan
merking worden genomen Gedurende de
voltooiing van in aanbouw zijnde plannen
zal normaal het aantal gezinnen vermeerde
ren, o.m. door huwelijk. Hebben deze laatste
in een bepaald tijdvak in meerdere mate dan
normaal plaats, dan moet de woningreserve
voldoende zijn om dezen stoot op te vangen.
Een zelfstandige woning, zonder inwoning
bezaten 14520, met inwoning 1019 gezinnen.
In onbewoonbaar verklaarde woningen
verbleven nog 279 gezinnen.
Nietwoningbehoevende gezinnen zijn die,
welke bij andere gezinnen inwonen. Deze
kan toelaatbaar en niet toelaatbaar zijn. De
bepaling van toelaatbare samenwoning is
zeer moeilijk.
In de binnenstad bedraagt het aantal niet
als woningbehoefte te beschouwen gezinnen
446, in de buitenstad 463, in woonschip of
v/agen, hotel, pension, logement, keet, hofjes
woning en Caeciliagasth. 71, totaal dus 979.
Van onbevredigde woningbehoefte was
sprake bij 153 gezinnen, inwonend in wo
ningen, en de 279 gezinnen in onbewoon
baar verklaarde woningen. Het is zeer de
vraag of die inwonenden niet een hoogere
huur kunnenn betalen dan zij hebben opge
geven. Bevreemdend is het evenwel, dat er
gezinnen zijn, die hunne inwoning niet wen-
schen te bestendigen en een huur van meer
dan f6.per week hebben opgegeven als
verlangde huur. Zij wenschen alzoo een wo
ning in een categorie, waarin in het geheel
geen gebrek bestaat. De oorzaak kan hiervan
zijn, dat die woningbehoefte zich richt op een
bepaald stadskwartier of een bepaalde straat.
Afgescheiden van het vorenstaande zijn die
153 gezinnen te verdeelen in 3 categoriën:
52, welke een huur kunnen verwonen be
neden f 2.50 per week;
61, welke een huur kunnen verwonen van
f2.50 tot (4.per week;
29, welke een huur kunnen verwonen van
f 4.tot f 6.per week.
11. welke een huur kunnen verwonén van
meer dan f 6.per week.
Wat de woningbezetling aangaat moge het
volgende staatje dienen
bewoonde woningen in 1899: 11100;
inwoners: 52643; gemiddelde woningbezet
ting 4,74;
bewoonde woningen in 1911: 12480; in
woners: 58136; gemiddelde woningbezet
ting: 4,66;
bewoonde woningen in 1919 13494. in
woners: 60411, gemiddelde woningbezet-
ting: 4,48;
bewoonde woningen in 192615539; in-
ners: 68042; gemiddelde woningbezet
ting- 4,38.
Een geregelde afname is hierbij te con-
sfateeren.
In poorten en sloppen kwamen op 1 April
1927 voor 136 onbewoonbaar verklaarde wo-
BINNENLAND.
Afscheid van dr. N. J. Beversen als rector
van het Leidsch Gymnasinm. (Stadsn.,
Ie blad).
De HollandIndië-vliegeis op de lenig-
reis te Rangoor aangekomen; heden reeds
naar Calcutta vertrokken. (Binnenland en
Laatste Berichten, 1ste blad).
De onbewaakte overwegen eischen weer
een slachtoffer, thans tnsschen Bodegraven
en Gouda. (Gemengd, 2e blad en Laatste
Ber., Ie blad).
Ernstig auto-ongeval hij Woerden; 2
dooden. (Gemengd, 2e blad).
Branden te Hilversum en Ooslerbeek.
(Gemengd, 2e blad).
BUITENLAND.
De Iersche minister O'Higgins is te Dublin
lafhartig vermoord. (Buitenl. en Tel., Ie bl.)
De maritieme ontwapeningsconferentie
nog altijd in een impasse. (Buitenl., Ie bl
Saksen door onweer en storm zwaar ge
teisterd. (2e blad).
De Dnitsche Rijksdag op reces. (Buitenl,.
Ie blad).
ningen met 641 bewoners en 242 woningen
met 983 bewoners (hofjeswoningen buiten
beschouwing gelaten). De gemiddelde wo
ningbezetling bedroeg dus 3.24. Opgemerkt
zij verder dat bij het systematisch woning-
onderzoek in 1899/1900 zijn onderzocht 6873
13 kamerwoningen, waarvan er 6711 be
woond waren. In die woningen vertoefden
28218 bewoners. De gemiddelde woningbe
zetling was alzoo: 4,20. Voor de woningen
aan straat of gracht gelegen, dus niet in de
poorten of sloppen, waaronder yele hofjes
woningen. waren deze cijfers resp.: 5445,
23806 en 4,37. Waar dit de allereenvoudigste
woningen betrof, waren deze cijfers gunstig
te noemen en was, merkwaardig genoeg, de
gemiddelde woningbezetting in dat soort wo
ningen, behoudens een enkele uitzondering,
geringer dan van alle woningen in de ach
tereenvolgende tijdstippen.
VOLKS- EN SCHOOLBADEN.
In een Zaterdag te Den Haag gehouden
vergadering der Ned. Ver. voor Volks- en
Schoolbaden heeft dr. M. D. Horst, directeur
van den Gem. Geneeskundigen Dienst, alhier,
een voordracht gehouden over den invloed
van het schoolbad op de frequentie van
het Volksbad. Spr. moest zich tot Leiden
bepalen. Tot 1895 werd er zeer weinig
gebaad in Leiden, maar in dat jaar wera
door een bekend fabrikaat een badhuis go-
sticht, eerst voor mannen, later ook voor
vrouwen, waarvan een vr\j nauwkeurige
statistiek werd bijgehouden. In het eerste
jaar bedroeg het aantal baden van 6 cent
voor mannen 17.000, voor vrouwen 6000.
B\j deze goedkoopste baden zag men daarna
een voortdurende daling. In de duurdere
baden zag men aanvankelijk een rijzing,
daarna ook een daling, in de schoolbaden
uai de daling over vjjf jaren eveneens
zeer merkbaar. Alleen de baden van het
garnizoen namen na een daling, plotseling
toe, ten gevolge waarvan de totalen in ?let
vijfde jaar na de oprichting 44.410 waren,
tegen 43.600 in het eerste jaar. Van in
vloed zijn verschillende tijdelijke omstandig
heden, In Leiden neemt tegen de 3-October-
feesten het aantal baden af omdat men dan
zijn geld in den zak wil houden voor 't
feest. Ook de seizoenen doen hun 'nvloed
gelden: in den zomer neemt het aantal af,
in den winter bereikt het zijn hoogtepint.
Een andere factor is de samenstelling der
bevolking. Is er een garnizoen, dan is het
aantal baden grooter; in Leiden nam hot
aantal volksbaden toe tijdens den oorlog
aoor de invasie van Duitsche fabrieks
meisjes, die aan baden gewend waren. Voorts
doen bediening, inrichting van Tiet bad,
tarieven enz. hun invloeden gelden.
In 1922 bouwde de wnningbouwvereeniging
„De Eendracht" een badhuis en tevens werd
een gemeentelijk badhuis ingericht, waar
schoolbaden genomen worden. Van toen af
zag men een regelmatige stijging in het
totaa; aantal haden. In 1921 werden in het
fabneksbad 36000 baden genomen, dit jaar,
meende spr., zou in de gezamenlijke bad
huizen bet aantal van 100.000 bereikt
werden.
De vraag is nu welken invloed de school
baden op het bezoek aan het volksbad heb
ben. Is die invloed inderdaad aanwezig, dan
moet tot een zeker maximum en regelmatige