No. 20650 MAANDAG 11 JULI Anno 1927 STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENTIËN: 30 Cts. per regel. Bij regelabonnement belangrijk lageren prijs. Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week0.18 Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week t0.18 Franco per post ƒ2.35 portokosten. Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. AFSCHEID VAN Dr. N. J. BEVERSEN ALS RECTOR VAN HET GYMNASIUM. Tegen tien uur hedenmorgen hebben de leeraren en leerlingen van het t Gymnasium alhier zich in den foyer van de Stadsge hoorzaal vereenigd om afscheid te nemen van den rector, dr. N. J. Beversen. Ook de curatoren van het Gymnasium waren bij deze plechtigheid aanwezig en namens het gemeentebestuur waren, we gens verhindering van den burgemeester, de wethouders de heeren J. B. Meynen en Aug. L. Heimeringer gekomen om het af scheid van dr. Beversen bij te wonen En verder waren behalve de chef der afdee- ling Onderwijs van de afdeeling van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, de heer Vriend en de inspecteur der Gymnasia dr. J. C. Vinkesteijn, verschillende bekende figuren uit de onderwijswereld in den foyer aanwezig. Wij zagen o.a. den direc teur van de Gem. H. B. S. alhier, dr. J. C. Schalkwijk en de oud-leeraar van het Gymnasium den heer Gleuns Om precies tien uur werd dr. Beversen met zijn familie de zaal binnengeleid en nadat de aanwezigen, die zich van hun stoelen hadden verheven, weer waren ge zeten, nam de heer Jan van Blom. als eerste spreker het woord, om te getuigen van den dank. die de leerlingen koesteren voor de lessen, die zij van dr. Beversen mochten genieten, maar vooral voor de vriendschap, de toewijding, die hij hen steeds geschonken heeft. Na den heer Van Blom sprak de heer Voores namens de oud-leerlingen. Spr. wees erop, dat dr. Beversen altijd alles had gedaan wat in zijn vermogen lag om de eer van het Leidsche Gymnasium hoog te houden en hij prees den rector om de vele goede eigenschappen, die hij bezit, als do cent van oude talen, als opvoeder vooral. Hij'richtte aldus spr. ons niet af voor een examen, doch hij wijdde zich met liefde aan een belangrijk deel van onze opvoe ding. Niemand trok het zich meer aan wan neer een leerling een slecht examen maakte of wanneer een klasse slecht was. Daarom koesteren allen, die hem in zijn werk heb ben gekend blijvende sympathie voor den rector. Als ouder van een der leerlingen van het Leidsch Gymnasium, als leeraar, die vroe ger onder dr. Beversen te Zwolle aan h3t Gymnasium aldaar had gedoceerd en als vriend, sprak daarna prof. J. Muller, die zeide, dat er nauwelijks één rector in d.n lande in staat zou zijn te volbrengen, wat dr. Beversen volbracht heeft. Hij herin nerde aan de vele aangename besprekingen, die hij met den rector mocht hebben, per telefoon, op straat en vooral in de recto rale kameh Dr. Beversen aldus prof. Muller heeft velen den weg voor hun verder leven gewezen. Hij had een leven- digen geest, gezond liberalisme en artisti citeit kenmerkten hem in al zijn werk. En de ouders weten hoe zij dezen rector tot grooten dank verplicht zijn. Wij wenschen u een zonnigen levensavond toe. De voorzitter van het College van Cura toren, prof. dr. D. C. Hesseling, herinnerde er den scheidenden rector aan, dat het reed9 vijftig jaar geleden, toen hij nog als leerling op de banken van het „Gym" zat, zijn ideaal was om eens Rector te worden. Dat ideaal heeft dr. Beversen venvezin- lijkt, gezien en dank zij zijn veelomvattende kennis en groote belangstelling voor kunst en wetenschap heeft hij van zijn rectoraat veel genoegen mogen beleven Ook pref. Hesseling memoreerde de vele aangename gesprekken, die hij met dr. Beversen in diens kamer in den loop der jaren heeet gehad en waardoor hij steeds meer waardeering ^n achting voor hem heeft gekregen. De volgende spreker was de heer J B Meynen, die zich met de volgende woorden tot den scheidenden recb'.r wendde- Namens Burgemeester en Wethouders zeg ik U dank voor de uitnoodiging lot deelne ming aan deze plechtigheid. Het College heeft deze uitnoodiging gaarne aanvaard, hetgeen blijkt uit de tegenwoordigheid te dezer plaatse van den heer Reimeringer en mij, alsook van den heer Vriend, den Chef der afdeeling Onderwijs. Met het oog op de vergadering van het College, welke dezen ochtend en die van den Gemeenteraad, welke vanmiddag zal plaats hebben, heeft de Burgemeester mij verzocht hem wel te willen verontschuldigen Zeer Geachte Rector! Menschen, die een betrekking bekleeden als de Uwe staan bloot natuurlijk aan critiek. In zoover die criliek juist, welwillend en opbouwend is, heeft zij haar goede zijde. Maar daarnaast hebt U ook blootgestaan aan critiek, die juist omdat zij niet altijd billijk, welwillend en opbouwend was. onnoodig Uw taak zal hebben verzwaard, uw leven veronaan genaamd en uw krachten ondermijnd. Ook dat betreuren Burgemeester en Wet houders. Die criliek had men U moeten spa ren. Zeer geachte mijnheer Beversen! Het College stelt er prijs op bij deze gelegenheid als hun overtuiging uit te spreken, dat het Gymnasium in U een rector heeft gehad van groote bekwaamheid en kunde. Ik mag U den dank van het College over brengen voor de vele moeite, die U zich voor Uw Gymnasium en voor Uw leerlingen hebt gegeven, voor de zorg en de toewijding, waarmede U gedurende zooveel jaren, niet altijd onder gunstige omstandigheden Uw moeilijken arbeid hebt verricht; voor de vele en belangrijke diensten, die U daardoor aan de Gemeente hebt bewezen. Persoonlijk ben ik U erkentelijk voor. de zeer welwillende wijze, waarop U mij steeds als Wethouder hebt bejegend en waarop U altijd hebt voldaan aan elk verzoek, dat ik meende tot U te moetin richten. Ik hoop, mijnheer Beversen, dat U in de hartelijkheid, die U vandaag wordt bewe zen, eenig tegenwicht zult vinden tegen het zware, dat er ligt in het loslaten van een werkkring, waarin U Uw kracht hebt ge legd en waaraan U gehecht zijt. Ik hoop, dat U gedurende Uw verder leven in het welslagen uwer oud-leerlingen nog veel voldoening zult smaken van den arbeid, dien U onder hen hebt verricht. Ik hoop ook. dat U bij het klimmen uwer jaren persoonlijk moogt ervaren, wat er slaat in het profetische bijbelwoord: ,,En het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen." Nog sprak verder dr. D. A. H. van Eek, de conrector van het Gymnasium, die in een geestige rede de vele goede eigenschap pen van dr. Beversen schetste Wij houden te veel van u om uw afscheid heelemaal als een feest te beschouwen, en wij hopen, dat u in d?n herfst van uw leven nog ve^l ge luk moge smaken. Dr. C. J. Vinkesteyn. inspecteur der gym nasia. zeide dat dr. Beversen gewerkt heeft zoolang het dag was, van den vroogen ochiord tot den laten avond. Mij past, aldus spr., een woord van dark voor uw arbeid als leeraar te Gorkum en te Arnhem, later als conrector en rector te Zwolle. Al dat werk is een voorbereiding geweest voor de zware taak, die u hier wachtte. Maar behalve uw vprd'ensten als docent en als rector past mij tp herinner ren aan uw groote verdiensten als bewer ker van de I.afijnsche Grametica, een be werking. die nog altijd en overal wordt gohru'kt hij hef onderwijs, op de gymnasia. Ook dr. Vinkesteyn findigdp met zijn bests wenschen voor de toekomst. Nadal dr. Beversen zijn dank had uitge sproken aan de vertegenwoordigers van het Gemeentebestuur, die wegens de vergade ring van het college van B. en W. vertrek ken moesten en daaraan een woord van persoonlijken dank voor de aangename samenwerking aan den heer Meynen had toegevoegd, sprak de nieuwbenoemde rector dr. Bosselaar, die getuigde van den grooten, heilzamen invloed, dien dr. Beversen steeds had geoefend op de leeraren in de klas sieke talen. En als laatste spreker trad de heer Van Beeck naar voren. Ook hij huldigde den scheidenden rector en prees zijn vele verdiensten en dankte hem voor dNe vriend schap, die de leeraren altijd van hem heb ben mogen ondervinden. Spr. bood dr. Be versen een enveloppe met inhoud aan, en hoopte dat hij voor het bedrag dat hem werd aangeboden een mooie reis zou maken. De concierge van het Gymnasium bood met een paar hartelijke woorden dr. Bever sen een foto van het Gymnasium aan, en daarop nam dr. Beversen het woord om de verschillende sprekers te beantwoorden en te bedanken. Dr. Beversen gewaagde van de aange name samenwerking met vroegere curatoria evenals met het tegenwoordige curatorium. Hij sprak vooral nog de leerlingen toe, die wel in menig opzicht verschillen van die van jaren geleden, maar waarvan hij wei gert te gelooven, dat zij geen plichtsbesef bezitten of niet meer bescheiden zijn. Ook namens .zijn familie dankte dr. Beversen voor het afscheid, dat men hem hedenmor gen heeft bereid en hij verklaarde met blijde herinnering er aan te zullen terugdenken. ADRES AAN DEN RAAD. Door den Verhuurdersbond voor Leidon en Omstreken is een adres aan den Raad gericht, waarin het bestuur als zijn over tuiging uitspreekt, dat zulk een verordening tegen onredelijke huuropdrijving zoo in strijd is met het algemeen belang en als gevolg daarvan zulk een ongunstige wer king zal hebben len aanzien van de volks huisvesting, dat het den Raad met den meesten ernst verzoekt zijn goedkeuring aan deze verordening te onthouden; dat de uitgesproken verwachting, dat na de opheffing der „Huurwetten" de ver huurder zal overgaan tot het opleggen van onredelijke huurprijzen dan ook door de bondsleden, bphoudens een ongunstige uit zondering. met de meeste stelligheid wordt ontkend; dat het bestuur van meening is. dat een huurverordening dan alleen bestaansrecht heeft, wanneer het zou blijken, dat na de opheffing der „Huurwetten" in het alge meen een huurprijs zou worden bedongen, welke oiTredelijk en in strijd met het alge meen belang geacht kan worden Zoolang echter niet met voldoende zeke^ heid vaststaat, dat zulk? zal gebeuren, wordt door het inwerkingstellen eener huurverordening een deel der burgerij, waarvan het overgroote deel zijn sociale taak volkomen bewust is. onncodig en on- gewenscht onder controle gesteld. Een betere waardeering ware zeker op haar plaats. Het bestuur is overtuigd, dat een huur verordening practisch onuitvoerbaar zaJ! blijken te zijn, daar de bonafide verhuur der met of zonder verordening toch geen onredelijke huurprijzen zal bedingen, ter wijl de 'niet-bonafide verhuurder zich toch niet zal laten afschrikken het hem naar zijn meening meer toekomende te aanvaar den. wat veelal bij het leegkomen van een woning door den huurder in de hand word\ gewerkt. De meening bij een meerderheid in den Raad, dat in deze gemeente nog woning nood heerscht, wordt door den Bond niet aanvaard, doch wel is hij overtuigd, dat bij de werking der huurverordehing binnen afzienbaren tijd er woningnood zal zijn, want het zal den Raad toch duidelijk zijn, dat x geen enkele particuliere bouwonder nemer, zoolang het verhuurdersbedrijf aan handen blijft gelegd, er aan denkt zich te interesseeren voor den volkswoningbouw, want het is toch volkomen duidelijk, dat als zulk een verordening mogelijk is, de vraag rijst, waar is bet einde van overheids bemoeiing in deze?; dus elke ondernemers- lust verlamt en hypotheekgevers of koopers angstig en bevreesd maakt, wat vanzelf de werkverschaffing in het bouwbedrijf in hooge mate schaadt. Wien daaraan de schuld, aan wien de verantwoordelijk heid? dat zij zich verplicht achten den Raad ter kennis te brengen, dat bij een vrij ver huurdersbedrijf, ten aanzien der leden, zij alles in het werk zullen stellen, bij een onverhoopt geval van onredelijke huurop drijving deze te voorkomen of ongedaan te maken, maar elke verantwoordelijkheid ten aanzien van do naleving eener huur verordening van de hand wijzen. DE WONING- EN GEZINSTELLING IN 1926. Vanwege het Gemeentelijk Bouw- en Wo ningtoezicht alhier io thans 'verschenen deel II van de Woning- en Gezin-telling, waarvan reeds eerder het eerste deel Woningtel ling verscheen. Ook dit deel is een met zorg bewerkt boekdeel. Het gaat vergezeld van en wordt toegelicht door staten en een graphische voorstelling. Deze aan de wo ningtelling 1926 verbonden gezinstelling is de eerste als zoodanig gehouden. De aan de Rijkswoningtelling 1919 verbonden gezins telling heeft wegens onvolledigheid en on nauwkeurigheid weinig betrouwbare gege vens opgeleverd. Met dit is dit geheel anders. Naar den toestand op 1 Maart 1926 be droeg de bevolking 69039. Het aantal gezin nen bedroeg 16124, waarvan in woonschepen enz., hotels en pensions, onbewoonbaar ver klaarde woningen en hofjeswoningen 816 en in woningen 15208 gezinnen. Van deze laat ste bevonden zich in de binnenstad 7424 en in de buitenstad 8710 gezinnen Van het totaal aantal gezinnen waren 979 niet woningbehoevend en 15971 woningbe- hoevend, onder welke laatste zich bevonden 864 gezinnen van alleen- of samenwonende ongehuwde personen. Het percentage wo- ningbehoevenden was 94.92 pet. van het toaal aantal gezinnen. Het aantal woningbehoevende gezinnen was als volgt ondergebracht: 14520 in zelf- stondige woning als hoofdbewoner zonderen 1019 met inwonenden, 153 inwonend in woningen en 279 in onbewoonbaar ver klaarde woningen. De niet atè woningbehoefte te beschouwen 979 gezinnen, zijn voor het grootste gedeelte, n.l. 909, inwonend in woningen. Van deze laatste gezinnen werden er gevormd door weduwnaren: 232 en door weduwen: 399. Deze gezinnen zijn regelmatig over de bui ten- en binnenstad versheid. De uit de cijfers te trekken bijzondere con clusies zijn: Het percentage inwonnende, niet-woninghehoevende gezinnen is normaal te noemen. Het aantal gezinnen, welke een zelfstandige woning verlangt en deze nog niet bezit, bedraagt slechts 2,71 pet. van het totaal aantal woningbehoevende gezinnen. Voor d$ gezinnen, welke de huur van een zelf-supporting woningwetwoning kunnen betalen, was een voldoend aantal woningen in aanbouw. In de goedkoope, eenvoudige woningen, welke zonder bijslag op de huren niet geëxploiteerd kunnen worden, is de on bevredigde behoefte het grootst en in die categorie zal daarom van de mogelijkheden, geboden in de Ministerieele circulaires de eerstvolgende jaren gebruik gemaakt dienen te worden. Aldus de directeur van het Gemeelelijk Bouw- en Woningtoezicht, de heer C. F. E. Kiers in zijn voorwoord. Na een inleiding waarin wordt medege deeld hoe de gezinstelling plaats had en be toogd dat zij nondig was om tegenover den woningvoorraad het aantal woningbehoe vende gezinnen te plaatsen, waaruit dan de woningbehoefte op dat moment kan worden afgeleid, zijn in een viertal hoofdstukken de resultaten van het onderzoek weergege ven en wel: I Het totaal aantal gezinnen; II De woningbehoevende gezinnen; III. De niet-woningbehoevende gezin nen en IV. Vergelijking uitkomsten der woning en gezinslelling. Woningbezetting en wo- ningreserve. Het aantal woningbehoevende gezinnen wordt voor 78,95 pet. gevormd door echtpa ren, voor 5,41 pet. door ongehuwden in zelf standige woningen, en voor 15,64 pet. door afzonderlijk levend gehuwden en in wedu wen- of gescheiden staat verkeerende perso nen. Het aantal weduwen is belangrijk grooter dan het aantal weduwnaren, in de percen tages komt dit ook tot uiting. De oorzaak zal hier in hoofdzaak wel te vinden zijn in de omstandigheid, dat meer weduwnaren her trouwen dan weduwen. Ook het aantal ge scheiden vrouwen is hooger dan het aantal gescheiden mannen en evenzeer geldt dit voor de gehuwde vrouwen en mannen. De percentages voor gehuwde mannen, gehuwde rouwen, gescheiden mannen en -vrouwen, d. i. ten opzichte van het totaal aantal 'ge zinnen, is niet hoog te noemen en is eerder beneden dan boven het cijfer van grootere gemeenten. De percentages voor de afzonderlijk le vend gehuwden en de personen in geschei den staat, naar de verhouding van het al of niet woningbehoevend zijn, vertoonen merkwaardig veel overeenkomst. Zoowel voor de mannen als voor de vrouwen zijn de percentages voor het woningbehoevend zijn lager dan de overige percentages. Het tweede Hoofdstuk: „De Woningbehoe vende gezinnen" spreekt van bevredigde en onbevredigde woningbehoefte. De bevredigde woningbehoevende gezinnen zijn in aantal gelijk aan de .bewoonde woningen, waarover zij als hoofdbewoner, hetzij als gezin hetzij als alleen- of samenwonnede ongehuwden, beschikken. De onbevredigde behoefte wordt weergegeven door het aantal gezinnen, welke bij anderen inwonen en een zelfstandige wo ning verlangen, en die in verblijven, welke niet als woning kunnen worden beschouwd. Uit elkaar gevallen gezinnen, d. z. de ge huwde mannen en vrouwen, waarvan de le den bij verschillende gezinnen inwonen, zijn ook als ten deele onbevredigde woningbe hoefte te beschouwen. In vele gevallen bleek echter dat zij niet woningbehoevend waren, maar dan had geen inwoning doch samen woning met personen van andere kunne plaats. Heeft de scheiding pi a at s gehad door woningnood en wonen de twee leden bij ver schillende andere gP7«r.nèn in. terwijl veree- niging plaats zal vin^n indien een woning beschikbaar was, dan is er slechts één wo ningbehoevend gezin. In de onbevredigde woningbehoefte is niet rekening gehouden met voorgenomen en mogelijk wegens woningnood uitgestelde huwelijken. Bij de berekening van de toe komstige behoefte, uit de gegevens van de woning- en gezinsstatistiek op een bepaald moment, moet mede den bouwtijd in aan merking worden genomen Gedurende de voltooiing van in aanbouw zijnde plannen zal normaal het aantal gezinnen vermeerde ren, o.m. door huwelijk. Hebben deze laatste in een bepaald tijdvak in meerdere mate dan normaal plaats, dan moet de woningreserve voldoende zijn om dezen stoot op te vangen. Een zelfstandige woning, zonder inwoning bezaten 14520, met inwoning 1019 gezinnen. In onbewoonbaar verklaarde woningen verbleven nog 279 gezinnen. Nietwoningbehoevende gezinnen zijn die, welke bij andere gezinnen inwonen. Deze kan toelaatbaar en niet toelaatbaar zijn. De bepaling van toelaatbare samenwoning is zeer moeilijk. In de binnenstad bedraagt het aantal niet als woningbehoefte te beschouwen gezinnen 446, in de buitenstad 463, in woonschip of v/agen, hotel, pension, logement, keet, hofjes woning en Caeciliagasth. 71, totaal dus 979. Van onbevredigde woningbehoefte was sprake bij 153 gezinnen, inwonend in wo ningen, en de 279 gezinnen in onbewoon baar verklaarde woningen. Het is zeer de vraag of die inwonenden niet een hoogere huur kunnenn betalen dan zij hebben opge geven. Bevreemdend is het evenwel, dat er gezinnen zijn, die hunne inwoning niet wen- schen te bestendigen en een huur van meer dan f6.per week hebben opgegeven als verlangde huur. Zij wenschen alzoo een wo ning in een categorie, waarin in het geheel geen gebrek bestaat. De oorzaak kan hiervan zijn, dat die woningbehoefte zich richt op een bepaald stadskwartier of een bepaalde straat. Afgescheiden van het vorenstaande zijn die 153 gezinnen te verdeelen in 3 categoriën: 52, welke een huur kunnen verwonen be neden f 2.50 per week; 61, welke een huur kunnen verwonen van f2.50 tot (4.per week; 29, welke een huur kunnen verwonen van f 4.tot f 6.per week. 11. welke een huur kunnen verwonén van meer dan f 6.per week. Wat de woningbezetling aangaat moge het volgende staatje dienen bewoonde woningen in 1899: 11100; inwoners: 52643; gemiddelde woningbezet ting 4,74; bewoonde woningen in 1911: 12480; in woners: 58136; gemiddelde woningbezet ting: 4,66; bewoonde woningen in 1919 13494. in woners: 60411, gemiddelde woningbezet- ting: 4,48; bewoonde woningen in 192615539; in- ners: 68042; gemiddelde woningbezet ting- 4,38. Een geregelde afname is hierbij te con- sfateeren. In poorten en sloppen kwamen op 1 April 1927 voor 136 onbewoonbaar verklaarde wo- BINNENLAND. Afscheid van dr. N. J. Beversen als rector van het Leidsch Gymnasinm. (Stadsn., Ie blad). De HollandIndië-vliegeis op de lenig- reis te Rangoor aangekomen; heden reeds naar Calcutta vertrokken. (Binnenland en Laatste Berichten, 1ste blad). De onbewaakte overwegen eischen weer een slachtoffer, thans tnsschen Bodegraven en Gouda. (Gemengd, 2e blad en Laatste Ber., Ie blad). Ernstig auto-ongeval hij Woerden; 2 dooden. (Gemengd, 2e blad). Branden te Hilversum en Ooslerbeek. (Gemengd, 2e blad). BUITENLAND. De Iersche minister O'Higgins is te Dublin lafhartig vermoord. (Buitenl. en Tel., Ie bl.) De maritieme ontwapeningsconferentie nog altijd in een impasse. (Buitenl., Ie bl Saksen door onweer en storm zwaar ge teisterd. (2e blad). De Dnitsche Rijksdag op reces. (Buitenl,. Ie blad). ningen met 641 bewoners en 242 woningen met 983 bewoners (hofjeswoningen buiten beschouwing gelaten). De gemiddelde wo ningbezetling bedroeg dus 3.24. Opgemerkt zij verder dat bij het systematisch woning- onderzoek in 1899/1900 zijn onderzocht 6873 13 kamerwoningen, waarvan er 6711 be woond waren. In die woningen vertoefden 28218 bewoners. De gemiddelde woningbe zetling was alzoo: 4,20. Voor de woningen aan straat of gracht gelegen, dus niet in de poorten of sloppen, waaronder yele hofjes woningen. waren deze cijfers resp.: 5445, 23806 en 4,37. Waar dit de allereenvoudigste woningen betrof, waren deze cijfers gunstig te noemen en was, merkwaardig genoeg, de gemiddelde woningbezetting in dat soort wo ningen, behoudens een enkele uitzondering, geringer dan van alle woningen in de ach tereenvolgende tijdstippen. VOLKS- EN SCHOOLBADEN. In een Zaterdag te Den Haag gehouden vergadering der Ned. Ver. voor Volks- en Schoolbaden heeft dr. M. D. Horst, directeur van den Gem. Geneeskundigen Dienst, alhier, een voordracht gehouden over den invloed van het schoolbad op de frequentie van het Volksbad. Spr. moest zich tot Leiden bepalen. Tot 1895 werd er zeer weinig gebaad in Leiden, maar in dat jaar wera door een bekend fabrikaat een badhuis go- sticht, eerst voor mannen, later ook voor vrouwen, waarvan een vr\j nauwkeurige statistiek werd bijgehouden. In het eerste jaar bedroeg het aantal baden van 6 cent voor mannen 17.000, voor vrouwen 6000. B\j deze goedkoopste baden zag men daarna een voortdurende daling. In de duurdere baden zag men aanvankelijk een rijzing, daarna ook een daling, in de schoolbaden uai de daling over vjjf jaren eveneens zeer merkbaar. Alleen de baden van het garnizoen namen na een daling, plotseling toe, ten gevolge waarvan de totalen in ?let vijfde jaar na de oprichting 44.410 waren, tegen 43.600 in het eerste jaar. Van in vloed zijn verschillende tijdelijke omstandig heden, In Leiden neemt tegen de 3-October- feesten het aantal baden af omdat men dan zijn geld in den zak wil houden voor 't feest. Ook de seizoenen doen hun 'nvloed gelden: in den zomer neemt het aantal af, in den winter bereikt het zijn hoogtepint. Een andere factor is de samenstelling der bevolking. Is er een garnizoen, dan is het aantal baden grooter; in Leiden nam hot aantal volksbaden toe tijdens den oorlog aoor de invasie van Duitsche fabrieks meisjes, die aan baden gewend waren. Voorts doen bediening, inrichting van Tiet bad, tarieven enz. hun invloeden gelden. In 1922 bouwde de wnningbouwvereeniging „De Eendracht" een badhuis en tevens werd een gemeentelijk badhuis ingericht, waar schoolbaden genomen worden. Van toen af zag men een regelmatige stijging in het totaa; aantal haden. In 1921 werden in het fabneksbad 36000 baden genomen, dit jaar, meende spr., zou in de gezamenlijke bad huizen bet aantal van 100.000 bereikt werden. De vraag is nu welken invloed de school baden op het bezoek aan het volksbad heb ben. Is die invloed inderdaad aanwezig, dan moet tot een zeker maximum en regelmatige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 1