ONRECHTMATIG BEZIT No. 20648 LEIOSCH DAGBLAD, Vrijdag 8 Juli Tweede Blad Anno 1927 Maatregelen tegen Bioscoopgevaar. DE UITVOERING DER WET. BINNENLAND. FEUILLETON. Verschenen is het verslag der Staatscom missie, ingesteld in November 1918 voor het onderzoek, welke maatregelen van overheidswege behooren te worden geno men om het zedelijk en maatschappelijk gevaar te bestrijden dat aan bioscoop voorstellingen verbonden is.' Wij ontleenen hieraan het volgende: De commissie kon beschikken over het rapport nopens de uitvoering der Bioscoop wet, aangeboden door de Vereniging van leden van gemeentelijke en particuliere bioscoopcommissies in Nederland ©n oveT het advies van den Nederlandschen Bios coopbond. De Bioscoopbond schat de per jaar te keuren lengte der films op 2.500.000 meter. Aangenomen, dat dit getal juist is dan zal men nog niet kunnen volstaan met een organisatie, berekend op het keuren van het 1/50 deel van deze hoeveelheid per week. Een veiligheidsmarge van 25 pCt. is niet overdreven. Er moet dus een organi satie worden ontworpen, welke in staat is tot het keuren van ongeveer 65.000 meter per week plus al het "reclame-materiaal. Wat betreft de vraag: ambtelijke of par ticuliere keuring, overweegt de commissie o.a. het volgende Wel is waar sluit de wet niet met zoo vele woorden keuring door een centrale oommissie van ambtenaren uit, maar de commissie zou, ook al fitond zij zelve an ders tegenover het vraagstuk, toch geen vrijheid kunnen vinden om te adviseeren tot een dergelijk stelsel, dat geheel afwij ken zou van datgene, wat aan vrijwel allen, die bij de voorbereiding en behandeling der wet betrokken waren, moet hebben voor oogen gestaan. De grootst mogelijke meerderheid der Staatscommissie meent, dat op overeenkom stige gronden als die welke toen. tot af wijzing van ambtelijke keuring leidden, ook moet afgewezen worden bet stelsel van uitvoering der wet, ontwikkeld door pro fessor Bemelmans in een door hem opge stelde nota. In deze nota bepleit de heer Bemelmans het opdragen van het keuringswerk aan een kleine commissie van vijf leden, die zich uitsluitend aan dien arbeid zouden moeten kunnen wijden en dus, gezien den aard van het werk, goed betaald zouden mogen worden. De commissie is van oor deel, dat de leden dezer kleine commissie, zij mogen, dan geen ambtenaren heeten, naar aard en wezen ambtenaren zullen zijn of binnen zeer korten tijd zullen worden. Vertegenwoordiging van belanghebbenden Indien, zoo luidt een volgende vraag, welke de Staatscommissie zich stellen moest, de centrale commissie voor de keu ring van films, bedoeld in art. 15 der Bios coopwet, een commissie van particulieren zal zijn, moet dan „het bedrijf" op eenige wijze in, die commissie vertegenwoordigd zijn. De Bioscoopbond heeft in zijn advies een dergelijke regeling met klem van re denen bepleit. De Staatscommissie is van oordeel, dat van rechtstreeksche vertegenwoordiging van personen, die bg vervaardiging en ex ploitatie van amusementsfilms betrokken zijn, in de Centrale Commissie geen sprake kan zijn. Zelfs zal er, naar haar meening, bij de keuze der leden van de Centrale Com missie angstvallig naar gestreeft worden om ook geen personen te benoemen, die indirect tot deze bedrijven in eenigszins nauwe re latie staan. De Staatscommissie is echter ook van oordeel, dat een op volstrekt vertrouwen gefundeerde regeling onder geen omstandig heden ©p den langen duur aan haar doel zal beantwoorden. Zij wenscht een regeling, welke de loyale en eerlijke medewerking van belanghebbende personen veronderstelt. Conclusies. De Staatscommissie kwam ten slotte tot de volgende stellingen als grondslag voor de door haar uit te werken regelingen: I. Het is niet verantwoord de te ont werpen regeling op te trekken op den grond slag, dat de keuring, behoudens uitzonde ringen, zal geschieden door een commissie van personen, wier woonplaatsen voor Dijv. een derde gedeelte zooveel mogelijk over het geheele land verspreid zijn. Het verdient aanbeveling de keuring op te dragen aan een commissie, waarvan de leden, uit verschillende richtingen en ver schillende maatschappelijke groepen geko zen, hoofdzakelijk in of in de nabpeid van een bepaalde gemeente zullen wonen. Het verdient aanbeveling, dat wordt be paald, dat de keuringen zullen geschieden ten kantore van een commissie, maar dat deze het recht heeft, om de vertooning ten behoeve van de keuring ook elders te laten geschieden. Het recht, bij de aanbieding van een film ter keuring te voldoen, zal aanvankelp be paald dienen te worden, naar de door den aanbieder op te geven lengte der film. De commissie moet in staat zp, iedere opgave, zoo zg dat noodig acht, door me ting te controleeren. Het zal aanvankelijk geen aanbeveling verdienen, bij de regeling van het iceurings- recht onderscheid te maken naar de plaats, waar, en de omstandigheden waaronder ge keurd wordt. Ook indien de regeling zou werden getroffen, dat de commissie keurt te haren kantore, maar ook elders keuren kan, is het voorloopig wenschelp, dat het keuringsrecht onder alle omstandigheden ge- lp zal zijn. Toelichting- Na deze beschouwingen van meer alge meen karakter volgt een algemeene toe- iichting op de verschillende door de Staats commissie ontworpen regelingen. Als „Bioscoopbesluit" duidt de Staats commissie aan de belangrijkste der alge meene maatregelen van bestuur, welke tot uitvoering van de Bioscoopwet moeten wor den vastgesteld. Het komt haar voor, dat de waarborg dat de strikt noodzakelpe differentiatie in de samenstelling der commissie ook inder daad bereikt zal kunnen worden, al!o?n kan worden verkregen door een aantal organen t6 noemen, die aanbevelingen van een niet nader te bepalen getal personen kunnen indienen. Van de tot aanbeveling geroepen organen zijn genoemd de gemeentebesturen, de pre sident der rechtbank te 's-Gravenhage, de de K. v. K. te 's-Gravenhage, bijzondere vereenigingen, waarbij de Staatscommissie vooral gedacht heeft aan lichamen als de Vereeniging voor Onderwp- en Ontwikae- lingsfilms (V.O.O.F.) en aan vereenigingen, tot wier taak o.m. behoort de bevordering van de zedelpe en maatschappelijke be langen, welke de wetgever door de Bioscoop wet heeft willen dienen. Vergunningsrecht. Elpens het ontwerp-besluit tot regeling van het vergunningsrecht, bedoeid in art. 8 der Bioscoopwet, zal dit recht bedragen: In gemeenten met minder dan 10.000 inwoners f60 per jaar; in gemeenten met 10.000 en meer inwoners, doch minder dan 60.000 f120 per jaar; in gemeenten met 60.000 en meer inwoners, doch minder dan I ÜG.000, f 180 per jaarin gemeenten met 100.000 en meer inwoners „f 240 per jaar. Het recht voor de keuring der films, bedoeld in art. 15 sub 3 der Bioscoopwex, bedraagt: voor keuring in eersten aanleg 4 cent per meter, en voor herkeuringen 8 cent per meter. Als zetel voor de centrale commissie heeft de Staatscommissie zich 's-Gravenhage gedacht. Aan het verslag is voorts toegevoegd een begrooting van kosten der uitvoering van de Bioscoopwet, waarin de uitgaven voor eerste inrichting zijn geraamd op f70.000, de jaarlpsche uitgaven op f 11.280, de onkosten van het kantoor der commissie op f22.200, zoodat de geheele begrooting met een post diversen en onvoorzien van f 3.520, een totaal bedrag aangeeft van 1100.000. Daarbg is gerekend op een jaarwedde van den voorzitter van f7000 of f9000, ver goeding voor tijdverzuim der leden f39.0UO, reis- en verblijfkosten f 15.000. Ten slotte stelde de Staatscommissie voor art. 30 der Bioscoopwet, in verband met de onmogelijkheid om de wet nog vóór 1 Juli 1927 te doen in werking treden, te wgzigön, zoodat in dit artikel geen tijdstip van inwerkingtreding genoemd wordt ten aanzien van films, welke op het tijdstip van het iD werking treden der wet bij verhuur kantoren in voorraad zijn, dat tot zes maan den daarna het bepaalde bij de art. 16 en 17 buiten toepassing kan blijven. DE VLUCHT HOLLAND—INDIË EN TERUG Oponthoud te Sengora. Naar het Haagsche Aneta-kantoor ver neemt is bij de K.L.M. bericht ontvangen uit Sengora, dat het Fokker-vliegtuig daar gisteren om 11 u 45 gedaald is. Om 12 u. 45 werd vertrokken naar Bang kok, doch wegens het breken van een klep- stooter, werd om 13 u. 15 teruggekeerd naar Sengora. Heden gaat het verder naar Bangkok. De H-NADP heeft dus over den afstand MedanSengora 5 uur 25 minuten gevlogen. Van der Hoop c.s. vlogen met de H-NACC in 1924 van Sengora naar Medan (tegenovergestelde richting) 5 uur en o minuten. De etappe is 563 K.M. lang. SALARISSEN BIJ HET MIDDELBAAR ONDERWIJS. Het antwoord op de vragen van den heer Ketelaar. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Ketelaar betreffende hel advies van het Centraal Bureau van voorbereiding van Ambtenaarszaken in zake de salarissen bij het middelbaar onderwijs, heeft de minister van Onderwijs. Kunsten en Weienschappen geantwoord, dat advies van het Centraal Bureau van Voorbereiding voor Ambtenaren zaken in zijn b^zil is gekomen. Overeenkomstig dat advies zullen zoo spoedig mogelijk de bepalingen betreffende de salarissen aan de Rijkskweekscholen, voor zooveel de toepassing der kortmgs- bepalingen, enz» betreft, in overeenstem ming worden gebracht met die voor de Rijkshoogere burgerscholen. Hetgeen de be langhebbenden t-ii gevolge van het uileen- loopen dier bepalingen te weinig hebben onlvangen, zal hun ten spoedigste worden uitgekeerd. HET GEHUWDE RESERVEPERSONEEL. Vcor toekenning van verblijfsvergoedingen als ongehuwd beschouwd. Op de vragen van den heer K. ter Laan betreffende de ministerieele beschikking van 1 Maart 1926, waarbij hel gehuwde re- servepersoneel, dat zich in werkelijken dienst bevindt, vcor de toekenning van ver blijfsvergoedingen als ongehuwd wordt be schouwd heeft de lieer Lambooy, Minister van Oorlog o.m. het volgende geantwoord: Het in de ministerieele beschikking van 1 Maart 1926, Tide afd. no. 27 (L. 0. 1926 no. 79) met betrekking tol het recht op ver blijfsvergoeding van 't verlofspersoneel be paalde acht ik niet in strijd met art. 9 van de Wet voor het reservepersoneel der land macht 1905 en in overeenstemming met de sedert de totstandkoming dezer wel steeds door de Regeermg gehuldigde opvatting. Het gehuwde reservepersoneel, dat zich in werkelijken dienst bevindt, wordt als on gehuwd beschouwd krachlens het bepaalde in punt e van par. II van de Algemeene Be palingen van het Reglement van Admi nistratie bij de Landmacht, vastgesteld bij Kon. besluit van 6 Juni 1916 no. 25. en bij Kon. besluit van 2f April 1920 no. 33 ge wijzigd. Thans sedert de daarin bij Kon. besluit van 7 December 1922 no. 36 gebrachte wij ziging luidt het: „Bij dit reglement wordt verstaan door: e. Gehuwden: vrijwillig dienende mili tairen. niet behoorende tot het verlofsperso neel, die gehuwd zijn of die weduwnaar of gescheiden man zijn met één of meer bij hen inwonende onverzorgde eigen of aange huwde kinderen, mits, voor zooveel de mili tairen beneden den rang van officier be treft, voldaan wordt aan de door Onzen Mi nister van Oorlog vastgestelde of nader vast te stellen eischen, dan wel de belangheb benden met toeslemming van den Minister van Oorlog als gehuwden voor den militai ren dienst zijn aangenomen". Ik leeken hierbij voorts aan, dal ook vóór het in werking treden van de Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 alleen het beroepspersoneel militair-administratief tot de gehuwden gerekend werd en wel al leen. wanneer tot het huwelijk de vereischle toestemming of goedkeuring was verkregen. LEERSTOEL FRIESCHE TAAL. Het standpunt van den minister. Op de vragen van de Eerste Kamer leden de hoeren Croles en De Vries, betref fende het oprichten van een ieerstosl in de Friesche taal en geschiedenis en het geven van onderwijs in de Friesche taal op de lagere school, antwoordde de Minister van Onderwijs: Op de begrooting voor 1921 zijn bij hoofdstuk Va de gelden uitgetrokken, noo dig voor de benoeming van een gewoon hoogleeraar voor de Friesche taal- en lel- terKunde, tevens voor een deel van het onderwijs in de Germaansche taalwetenschap, aan do Rijksuniversiteit te Groningen; deze gelden zijn bij de begrootingswet toegestaan. Toen curatoren de faculteit raadpleegden, teneinde een aanbevelingslijst in te zenden, ter benoeming van een hoogleeraar. bleek slechts één buitenlander in aanmerking te komen, die evenwel de voorkeur gaf aan zijn hoogleeraarschap aan een Duitse lie uni versiteit. Dc faculteit verklaarde, dat voor dat oogenblik noch binnens- noch buitens lands een geschikte kracht voor de be zetting van dezen leerstoel vinden was, zoodal zjj zich niet in staat zag een voor dracht bij curatoren in te dienen. Sindsdien heeft het departement van den Minister geen mededeeling bereikt, waaruit bleek, dat hierin verandering is gekomen. In verband met een en ander is de post voor dezen leerstoel komen te vervallen. In tegenstelling met de vrijheid, die de wet op het L.O. van 1878 ten aanzien van de leervakken liet. bevat de L.O.-wet 1920 bindende voorschriften. Deze beletten, dat op de lagere school onderwijs wordt gegeven in andere vakken, dan in art. 2 dezer wet genoemd. Zij staat dus ook niet toe. dat op die school onderwijs in het Friesch wordt gegeven. Ook de Minister is gehouden, zich naar die voorschriften te gedragen. COMPTABILITEITSWET. Blqkens het afdeelingsond^rzoek in de Eerste Kamer van het wetsontwerp tot vaststelling van een Comptabiliteitswet be treurden onderscheidene leden, dat aan de Kamer niet meer tijd gegeven was om dit zeer gewichtig wetsontwerp te bestudeeren. Alen kon zich echter in het algemeen wel vereenigen met dit wetsontwerp, dat een greote verbetering van den bestaanden toe stand brengt. Andere leden meenden, dat dit ontwerp nu tevens de vraag onder de oogen had moeten zien, in hoeverre de regeering, zon der medewerking van de Staten-Generaal, der. Staat financieel kan verbinden. Nu be staat er op dit punt onzekerheid. Gevraagd werd ook, of het niet beter ware geweest, het ontwerp uit te breiden tot alle rechts handelingen, waardoor zou komen vast te staan, welk gezag bevoegd is het Rgk te verbinden. Art. II geeft groote verantwoordelijkheid en bevoegdheid aan den Minister van Fi nanciën, die feitelijk de bevoegdheid ver krijgt te bepalen wat al of niet op d9 begrooting zal komen, en hoe de splitsing van gewone en buitengewone uitgaven zal zijn. Er is blijkbaar niet voorzien in het geen zal geschieden, als het Kabinet zich hiermede niet zal kunnen verenigen; hce zullen werd gevraagd eventueele ge schillen beslecht worden? RECLAME. 6059 Bg art. 29 merkten eenige leden op, dat voorschriften ontbreken aangaande het verrichten van schenkingen in natura. Zij herinnerden er aan, dat vorige bewinds lieden eenige malen uiterst waarde voile schilderijen uit 's Rijks kunstverzamelingen hebben ten geschenke gegeven te weten aan het Vredespaleis, het Internationaal Arbeidsbureau, het raadhuis van Rotterdam zonder daarop de toestemming te hebben gevraagd der Staten-Generaal. Zulk eea beschikking komt der Regeering niet toe. Het zeer gewichtige onderdeel van de in dit wetsontwerp voorgedragen regelingen misschien wel het allergewichtigste: ae controle op de ontvangsten bestaat uit één enkel artikel, art. 75. En dat artikel bevat nog geen enkel concreet controle middel. Slechts verwijzingen naar bestaande of toekomstige regelingen. Gevraagd werd, waanii óet vanwege den Minister van Fi nanciën gehouden toezicht thans bestaat, welke controle thans geoefend wordt doof de Alg. Rekenkamer. VERZWEGEN ONGEVALLEN. Op de vragen van den lieer Drop in ver hand met de wijze van berechting der in het vorig jaar geconstateerde overtredingen van art. 66 der Ongevallenwet 1921 betref fende verzwijging van ongevallen hebben de Min. Slolemaker de Brume, Van der Vegte en Donner geantwoord, dat in 1926 door de Raden van Arbeid, belast met het toezicht op de uivoering der Ongevallenwet. 20 pro cessen-verbaal zijn opgemaakt tegen 14 werkgevers. Van deze 20 werden er 4 om verschillende redenen door het O.M. gesepo neerd. In 9 gevallen vond openbare berech ting en veroordecling plaals lot een geld boete, subsidair hechtenis, terwijl in 7 ge vallen lot transactie werd overgegaan On der deze 7 waren er 6, welke mijndirectie9 •betroffen. De bevoegdheid tot het aangaan van •transacties berust niet op het ..Boetewetje", maar op art. 74 W. v. S., en de beslissing over de toelating tot transactie behoort niet •tot de bevoegdheid van eenig rechtscollege, doch is aan de ambtenaren O. M. opge dragen. Van de 20 geconstateerde overtredingen, werden er 4 begaan door één werkgever, terwijl drie werkgevers ieder tweemaal in overtreding bleken. Het treffen van schikkingen ter voorko ming van strafvervolging is een wettelijk in stituut, welke toepassing, indien de ver dachte een daartoe strekkend verzoek doet, alle'en om bepaalde redenen behoort te wor den geweigerd. Er bestond, naar het oor deel van de betrokken ambtenaren O. M. en de ministers sluiten zich onvoorwaarde lijk bij dat oordeel aan geen zoodanige •bepaalde reden, waarom hetzij in" het alge<- meen, hetzij aan de werkgeefster de direc tie der Staatsmijnen, in tegenstelling met andere werkgevers, de toepassing van het instituut zou moeten zijn geweigerd. Minister v. d Vegte heeft dan ook. daar gelaten of dit binnen de grenzen zijnpr be voegdheid zou liggen, geen reden gevonden om te dezen eenigen maatregel te nemen. CONFERENTIE VOOR LUCHTPOST- VERKEER. Als gedelegeerden voor Nederland op de conferentie van de Wereldpostvereeniging, speciaal voor luchtposlverkeer, welke 1 Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. Eerste deel. 1861—1863. 12) Deze laatste vermaning was niet tot Malania Petrouwna gericht, doch tot een zorgvuldig gekamden witten poedel, die voor de porceleinen kachel gezeten, korte zenuw achtige blafjes slaakte, de oogen gericht op een raadselachtigdonker voorwerp, dat op het eerste gezicht deed denken aan een reusachtige spin, die zich in een nis van de kachel had genesteld. „Twintig minuten 1" herhaalde Malania, met een wanhoopsgebaar haar tanige han den opheffend. „Ziet mijn haar er uit. alsof het in twintig minuten gereed kan zijn?" Zij. wees met die woorden niet naar haar hoofd, waarvan het gladde oppervlak met pijnlijke duidelijkheid doorscheen door een dun laagje haar, dat op het achterhoofd een knotje vormde, maar naar de wonderlijke spin op de kachel, waartegen Bijou veront waardigd zat te blaffen en die bij nader onderzoek bleek te zijn een prachtpruik. die met behulp van papilolten welke als klauwen naar builen slaken was opgemaakt. Wanneer men be denkt, dat voor de plechtigheid van wat men zou noemen het „roosteren" van Malania's pruik, zelfs des zomers de kachel in de huiskamer (daarmede begunstigd we gens de nis, die er in was) dagelijks op zijn minst een uur lang moest branden en dat Bijou reeds meer dan zes jaar sedert zijn prilste jeugd onder dit dak woonde, was het toch wel wat mal van hem om te doen alsof hij niet wist, wat de ware'aard was van die ochtendspin. Mogelijk, dat hij uit beginsel geregeld op dit uur behoefte gevoelde aan zijn ergernis lucht te geven, maar het kan ook wel een vaste grap van hem geweest zijn. „U heeft haar te hard geroosterd," ver klaarde Kalya na de spin ernstig bekeken te hebben. Malania sloeg zich met de hand op haar magere borst. „Zoo zou je dat denken? Dat komt om dat Timosh niet voldoende let op die meis jes! Ik had hem gezegd, dal er niet meer dan een schepje op moest, 't Is toch wel ergerlijk, die vrijheid die die kerel neemtl Geen wonder ook bij die minzame wijze waarop jij hem behandelt. En nu is mijn haar vermoedelijk wel vernield door zijn toe doen. O, dat dienstpersoneel!" Malania pakle de geroosterde spin van de kachel en zacht kreunend boog zij zich er over heen alsof het een of ander ge wond lievelingsdier was. „Heeft u reeds ontbeten?" vroeg Katya. Als het ware als een antwoord op die vraag ging de deur open en verleende toe gang aan een optocht van kleine barre voets loopende meisjes, die achter elkaar binnentraden. De eerste droeg een klein trekpotje in de ééne en een suikervaasje in de andere hand. de volgende een kop en schotel, de derde een blad beladen met goudgeel brood, de vierde, een glazen pot met jam. Bij het gezicht der laatste verhelderden zich Malania's tamelijk mistroostig voor zich uitblik-kende bruine oogen. „Aardbeien?" vroeg zij het vierde meisje. „Ja, Matoushka". Dé vroegere kinderjuffrouw slaakte een zucht van voldoening, een einde makend aan haar angstige beschouwing van haar geroosterde pruik, die op haar schoot bleef liggen en waarlegen Byou, zijn beginsel ge trouw, op een afstand bleef zitten brommen, zette zij haar elboog op tafel, waarop de vier meisjes haar vrachtjes hadden ge plaatst, en verdiepte zich weldra in een eerste portie aardbeienjam. Intusschen was de optocht weer naar de deur getrokken, waar hij werd opgevangen door een woe dende oude vrouw met een vuurrooden hoofddoek, die het eerst te pakken kreeg, trok en vroeg waarom zij het theezeefje had vergeten. Toen die storm weer was gaan liggen, kwam een andere oude vrouw binnen om Ie vragen, of zij ook den hoed van de genadigde vrouw beneden zou bren gen. Het was een der eigenaardigste instel lingen van hel huishouden op Lubynin. dat liet vrouwelijk element onder het bedien- dc-npersoneel vertegenwoordigd was door kinderen en door oude wijven, ten bijzon derheid welke te danken was aan het diep- ingewortelde wantrouwen, dat Timosh. die sinds onheugelijke lijden aan het hoofd van het huishouden stond, koesterde voor het vrouwvolk. ..Zoolang zii nog te jong zijn om oogjes te geven aan de mannen, kan je nog iets van ze gedaan krijgen", was hij gewoon !e zeggen; ..en zoo is hel er ook mee gesteld als zij te oud er voor zijn. Maar ik kan ze niet gebruiken, zoolang zij op een leeftijd j zijn, dat zij een vrijer kunnen hebben." Het gevolg hiervan was, dat er geen meisjes boven de twaalf en geen vrouwen onder de zestig bij het personeel van Lu- bynia waren, een regeling, die ontegenzeg gelijk gunstig was voor de moraliteit, hoe wel moraliteit niets had te maken met Ti mosh motieven, die alleen rekening hield met wat nuttig kon zijn. De algemeene regel was, dat de meisjes allen beefden voor de oude vrouwen, die haar aan de ooren trokken of ze een klap in het gezicht gaven, terwijl de oude vrouwen en de jonge meisjes gezamenlijk beefden voor Timosh, die zeer onpartijdig oud en jong op oor- veegen tracteerde. Terwijl Malania zich geheel wijdde aan een tweede portie jam verscheen kort daar op de dictator der huishouding zelf met de medtrdeeling. dat het rijtuig voor de deur stond. De verwachte boekenzending was inder daad aangekomen, en toen Kalya de trap pen van het postkantoor te Foliksato afging vlaste zij reeds op een rustigen namiddag óp een harer geliefkoosde plekjes in het park. Zoo vervuld was zij met die aange name gedachte, dat zij onder aan de trap bijna aanbonsde tegen een ander, die met een briefkaart in de hand de trap opliep. ..O, neem mij niet kwalijk." zeide de ander op ietwat verlegen toon. Opkijkende zag Katya een bekend gelaat, dat van een schooljuffrouw, die onlangs aan de Poolsche school werd aangesteld, waar wel de landtaal werd onderwezen, doch onder het gestrenge nog van de vader lijke Russische regeering die dit onderricht dus met de gebruikelijke bemoeilijking dwars zat Een paar dagen te voren had j Katya kennis met haar gemaakt door he- I middeling van een harer jonge dienstmeis jes, die onverwachts was aangegrepen door dorst naar wetenschap en waarvoor zij een afspraak voor avondlessen had gemaakt. „Het was mijn schuld, geloof ik." zeide Katya, die altijd veel vriendelijker was voor haar maatschappelijk minderen dan voor haarsgelijken. „Al te vriendelijk van prevelde het meisje. „Laat ik u niet ophouden. U wil die kaart in de bus werpen Kalya. die even een oog had geworpen op de brief kaart in de hand van de schooljuffrouw, hield plotseling met een strakken blik on, terwijl zij hevig bloosde tot achter de ooren. De schooljuffrouw volgde haar blik, kreeg ook een kleur en deed een haastige poging om het adres op de briefkaart te ver bergen „Dank u. Tot genoegen. U zult een pret tig ritje hebben bij dit mooie weer." Met een haastige buiging ging zij voorbij. Kalya maakte een enkele snelle beweging als om haar tegen te houden, hield zich echter in, bleef eén oogenblik weifelend en blijkbaar van haarlstuk gebracht «taan, keerde vervolgens naar de open victoria te rug en ging aan den anderen kant van de bank zitten. „Naar huis?" vroeg de koetsier, die wel een soort van liverei droeg, doch een strooien hoed had opgezet als een geschike bescherming tegen de stralende September- zon. „Neen. Blijf tot ik je zeg op Ie rijden." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5