ONRECHTMATIG BEZIT
No. 20648
LEIOSCH DAGBLAD, Vrijdag 8 Juli
Tweede Blad Anno 1927
Maatregelen tegen Bioscoopgevaar.
DE UITVOERING DER WET.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Verschenen is het verslag der Staatscom
missie, ingesteld in November 1918 voor
het onderzoek, welke maatregelen van
overheidswege behooren te worden geno
men om het zedelijk en maatschappelijk
gevaar te bestrijden dat aan bioscoop
voorstellingen verbonden is.'
Wij ontleenen hieraan het volgende:
De commissie kon beschikken over het
rapport nopens de uitvoering der Bioscoop
wet, aangeboden door de Vereniging van
leden van gemeentelijke en particuliere
bioscoopcommissies in Nederland ©n oveT
het advies van den Nederlandschen Bios
coopbond.
De Bioscoopbond schat de per jaar te
keuren lengte der films op 2.500.000 meter.
Aangenomen, dat dit getal juist is dan zal
men nog niet kunnen volstaan met een
organisatie, berekend op het keuren van
het 1/50 deel van deze hoeveelheid per
week. Een veiligheidsmarge van 25 pCt. is
niet overdreven. Er moet dus een organi
satie worden ontworpen, welke in staat is
tot het keuren van ongeveer 65.000 meter
per week plus al het "reclame-materiaal.
Wat betreft de vraag: ambtelijke of par
ticuliere keuring, overweegt de commissie
o.a. het volgende
Wel is waar sluit de wet niet met zoo
vele woorden keuring door een centrale
oommissie van ambtenaren uit, maar de
commissie zou, ook al fitond zij zelve an
ders tegenover het vraagstuk, toch geen
vrijheid kunnen vinden om te adviseeren
tot een dergelijk stelsel, dat geheel afwij
ken zou van datgene, wat aan vrijwel allen,
die bij de voorbereiding en behandeling der
wet betrokken waren, moet hebben voor
oogen gestaan.
De grootst mogelijke meerderheid der
Staatscommissie meent, dat op overeenkom
stige gronden als die welke toen. tot af
wijzing van ambtelijke keuring leidden, ook
moet afgewezen worden bet stelsel van
uitvoering der wet, ontwikkeld door pro
fessor Bemelmans in een door hem opge
stelde nota.
In deze nota bepleit de heer Bemelmans
het opdragen van het keuringswerk aan
een kleine commissie van vijf leden, die
zich uitsluitend aan dien arbeid zouden
moeten kunnen wijden en dus, gezien den
aard van het werk, goed betaald zouden
mogen worden. De commissie is van oor
deel, dat de leden dezer kleine commissie,
zij mogen, dan geen ambtenaren heeten,
naar aard en wezen ambtenaren zullen zijn
of binnen zeer korten tijd zullen worden.
Vertegenwoordiging van
belanghebbenden
Indien, zoo luidt een volgende vraag,
welke de Staatscommissie zich stellen
moest, de centrale commissie voor de keu
ring van films, bedoeld in art. 15 der Bios
coopwet, een commissie van particulieren
zal zijn, moet dan „het bedrijf" op eenige
wijze in, die commissie vertegenwoordigd
zijn. De Bioscoopbond heeft in zijn advies
een dergelijke regeling met klem van re
denen bepleit.
De Staatscommissie is van oordeel, dat
van rechtstreeksche vertegenwoordiging
van personen, die bg vervaardiging en ex
ploitatie van amusementsfilms betrokken zijn,
in de Centrale Commissie geen sprake kan
zijn. Zelfs zal er, naar haar meening, bij
de keuze der leden van de Centrale Com
missie angstvallig naar gestreeft worden om
ook geen personen te benoemen, die indirect
tot deze bedrijven in eenigszins nauwe re
latie staan.
De Staatscommissie is echter ook van
oordeel, dat een op volstrekt vertrouwen
gefundeerde regeling onder geen omstandig
heden ©p den langen duur aan haar doel
zal beantwoorden. Zij wenscht een regeling,
welke de loyale en eerlijke medewerking
van belanghebbende personen veronderstelt.
Conclusies.
De Staatscommissie kwam ten slotte tot
de volgende stellingen als grondslag voor
de door haar uit te werken regelingen:
I. Het is niet verantwoord de te ont
werpen regeling op te trekken op den grond
slag, dat de keuring, behoudens uitzonde
ringen, zal geschieden door een commissie
van personen, wier woonplaatsen voor Dijv.
een derde gedeelte zooveel mogelijk over
het geheele land verspreid zijn.
Het verdient aanbeveling de keuring op
te dragen aan een commissie, waarvan de
leden, uit verschillende richtingen en ver
schillende maatschappelijke groepen geko
zen, hoofdzakelijk in of in de nabpeid
van een bepaalde gemeente zullen wonen.
Het verdient aanbeveling, dat wordt be
paald, dat de keuringen zullen geschieden
ten kantore van een commissie, maar dat
deze het recht heeft, om de vertooning
ten behoeve van de keuring ook elders
te laten geschieden.
Het recht, bij de aanbieding van een film
ter keuring te voldoen, zal aanvankelp be
paald dienen te worden, naar de door den
aanbieder op te geven lengte der film.
De commissie moet in staat zp, iedere
opgave, zoo zg dat noodig acht, door me
ting te controleeren.
Het zal aanvankelijk geen aanbeveling
verdienen, bij de regeling van het iceurings-
recht onderscheid te maken naar de plaats,
waar, en de omstandigheden waaronder ge
keurd wordt. Ook indien de regeling zou
werden getroffen, dat de commissie keurt
te haren kantore, maar ook elders keuren
kan, is het voorloopig wenschelp, dat het
keuringsrecht onder alle omstandigheden ge-
lp zal zijn.
Toelichting-
Na deze beschouwingen van meer alge
meen karakter volgt een algemeene toe-
iichting op de verschillende door de Staats
commissie ontworpen regelingen.
Als „Bioscoopbesluit" duidt de Staats
commissie aan de belangrijkste der alge
meene maatregelen van bestuur, welke tot
uitvoering van de Bioscoopwet moeten wor
den vastgesteld.
Het komt haar voor, dat de waarborg
dat de strikt noodzakelpe differentiatie in
de samenstelling der commissie ook inder
daad bereikt zal kunnen worden, al!o?n kan
worden verkregen door een aantal organen
t6 noemen, die aanbevelingen van een niet
nader te bepalen getal personen kunnen
indienen.
Van de tot aanbeveling geroepen organen
zijn genoemd de gemeentebesturen, de pre
sident der rechtbank te 's-Gravenhage, de
de K. v. K. te 's-Gravenhage, bijzondere
vereenigingen, waarbij de Staatscommissie
vooral gedacht heeft aan lichamen als de
Vereeniging voor Onderwp- en Ontwikae-
lingsfilms (V.O.O.F.) en aan vereenigingen,
tot wier taak o.m. behoort de bevordering
van de zedelpe en maatschappelijke be
langen, welke de wetgever door de Bioscoop
wet heeft willen dienen.
Vergunningsrecht.
Elpens het ontwerp-besluit tot regeling
van het vergunningsrecht, bedoeid in art.
8 der Bioscoopwet, zal dit recht bedragen:
In gemeenten met minder dan 10.000
inwoners f60 per jaar; in gemeenten met
10.000 en meer inwoners, doch minder dan
60.000 f120 per jaar; in gemeenten met
60.000 en meer inwoners, doch minder dan
I ÜG.000, f 180 per jaarin gemeenten met
100.000 en meer inwoners „f 240 per jaar.
Het recht voor de keuring der films,
bedoeld in art. 15 sub 3 der Bioscoopwex,
bedraagt: voor keuring in eersten aanleg
4 cent per meter, en voor herkeuringen
8 cent per meter.
Als zetel voor de centrale commissie
heeft de Staatscommissie zich 's-Gravenhage
gedacht.
Aan het verslag is voorts toegevoegd een
begrooting van kosten der uitvoering van
de Bioscoopwet, waarin de uitgaven voor
eerste inrichting zijn geraamd op f70.000,
de jaarlpsche uitgaven op f 11.280, de
onkosten van het kantoor der commissie
op f22.200, zoodat de geheele begrooting
met een post diversen en onvoorzien van
f 3.520, een totaal bedrag aangeeft van
1100.000.
Daarbg is gerekend op een jaarwedde van
den voorzitter van f7000 of f9000, ver
goeding voor tijdverzuim der leden f39.0UO,
reis- en verblijfkosten f 15.000.
Ten slotte stelde de Staatscommissie voor
art. 30 der Bioscoopwet, in verband met
de onmogelijkheid om de wet nog vóór 1
Juli 1927 te doen in werking treden, te
wgzigön, zoodat in dit artikel geen tijdstip
van inwerkingtreding genoemd wordt ten
aanzien van films, welke op het tijdstip van
het iD werking treden der wet bij verhuur
kantoren in voorraad zijn, dat tot zes maan
den daarna het bepaalde bij de art. 16 en
17 buiten toepassing kan blijven.
DE VLUCHT HOLLAND—INDIË EN TERUG
Oponthoud te Sengora.
Naar het Haagsche Aneta-kantoor ver
neemt is bij de K.L.M. bericht ontvangen
uit Sengora, dat het Fokker-vliegtuig daar
gisteren om 11 u 45 gedaald is.
Om 12 u. 45 werd vertrokken naar Bang
kok, doch wegens het breken van een klep-
stooter, werd om 13 u. 15 teruggekeerd naar
Sengora.
Heden gaat het verder naar Bangkok.
De H-NADP heeft dus over den afstand
MedanSengora 5 uur 25 minuten gevlogen.
Van der Hoop c.s. vlogen met de
H-NACC in 1924 van Sengora naar Medan
(tegenovergestelde richting) 5 uur en o
minuten. De etappe is 563 K.M. lang.
SALARISSEN BIJ HET MIDDELBAAR
ONDERWIJS.
Het antwoord op de vragen van den heer
Ketelaar.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid
Ketelaar betreffende hel advies van het
Centraal Bureau van voorbereiding van
Ambtenaarszaken in zake de salarissen bij
het middelbaar onderwijs, heeft de minister
van Onderwijs. Kunsten en Weienschappen
geantwoord, dat advies van het Centraal
Bureau van Voorbereiding voor Ambtenaren
zaken in zijn b^zil is gekomen.
Overeenkomstig dat advies zullen zoo
spoedig mogelijk de bepalingen betreffende
de salarissen aan de Rijkskweekscholen,
voor zooveel de toepassing der kortmgs-
bepalingen, enz» betreft, in overeenstem
ming worden gebracht met die voor de
Rijkshoogere burgerscholen. Hetgeen de be
langhebbenden t-ii gevolge van het uileen-
loopen dier bepalingen te weinig hebben
onlvangen, zal hun ten spoedigste worden
uitgekeerd.
HET GEHUWDE RESERVEPERSONEEL.
Vcor toekenning van verblijfsvergoedingen
als ongehuwd beschouwd.
Op de vragen van den heer K. ter Laan
betreffende de ministerieele beschikking
van 1 Maart 1926, waarbij hel gehuwde re-
servepersoneel, dat zich in werkelijken
dienst bevindt, vcor de toekenning van ver
blijfsvergoedingen als ongehuwd wordt be
schouwd heeft de lieer Lambooy, Minister
van Oorlog o.m. het volgende geantwoord:
Het in de ministerieele beschikking van 1
Maart 1926, Tide afd. no. 27 (L. 0. 1926 no.
79) met betrekking tol het recht op ver
blijfsvergoeding van 't verlofspersoneel be
paalde acht ik niet in strijd met art. 9 van
de Wet voor het reservepersoneel der land
macht 1905 en in overeenstemming met de
sedert de totstandkoming dezer wel steeds
door de Regeermg gehuldigde opvatting.
Het gehuwde reservepersoneel, dat zich
in werkelijken dienst bevindt, wordt als on
gehuwd beschouwd krachlens het bepaalde
in punt e van par. II van de Algemeene Be
palingen van het Reglement van Admi
nistratie bij de Landmacht, vastgesteld bij
Kon. besluit van 6 Juni 1916 no. 25. en bij
Kon. besluit van 2f April 1920 no. 33 ge
wijzigd.
Thans sedert de daarin bij Kon. besluit
van 7 December 1922 no. 36 gebrachte wij
ziging luidt het:
„Bij dit reglement wordt verstaan door:
e. Gehuwden: vrijwillig dienende mili
tairen. niet behoorende tot het verlofsperso
neel, die gehuwd zijn of die weduwnaar of
gescheiden man zijn met één of meer bij
hen inwonende onverzorgde eigen of aange
huwde kinderen, mits, voor zooveel de mili
tairen beneden den rang van officier be
treft, voldaan wordt aan de door Onzen Mi
nister van Oorlog vastgestelde of nader vast
te stellen eischen, dan wel de belangheb
benden met toeslemming van den Minister
van Oorlog als gehuwden voor den militai
ren dienst zijn aangenomen".
Ik leeken hierbij voorts aan, dal ook vóór
het in werking treden van de Wet voor het
reserve-personeel der landmacht 1905 alleen
het beroepspersoneel militair-administratief
tot de gehuwden gerekend werd en wel al
leen. wanneer tot het huwelijk de vereischle
toestemming of goedkeuring was verkregen.
LEERSTOEL FRIESCHE TAAL.
Het standpunt van den minister.
Op de vragen van de Eerste Kamer
leden de hoeren Croles en De Vries, betref
fende het oprichten van een ieerstosl in de
Friesche taal en geschiedenis en het geven
van onderwijs in de Friesche taal op de
lagere school, antwoordde de Minister van
Onderwijs:
Op de begrooting voor 1921 zijn bij
hoofdstuk Va de gelden uitgetrokken, noo
dig voor de benoeming van een gewoon
hoogleeraar voor de Friesche taal- en lel-
terKunde, tevens voor een deel van het
onderwijs in de Germaansche taalwetenschap,
aan do Rijksuniversiteit te Groningen; deze
gelden zijn bij de begrootingswet toegestaan.
Toen curatoren de faculteit raadpleegden,
teneinde een aanbevelingslijst in te zenden,
ter benoeming van een hoogleeraar. bleek
slechts één buitenlander in aanmerking te
komen, die evenwel de voorkeur gaf aan
zijn hoogleeraarschap aan een Duitse lie uni
versiteit. Dc faculteit verklaarde, dat voor
dat oogenblik noch binnens- noch buitens
lands een geschikte kracht voor de be
zetting van dezen leerstoel vinden was,
zoodal zjj zich niet in staat zag een voor
dracht bij curatoren in te dienen. Sindsdien
heeft het departement van den Minister geen
mededeeling bereikt, waaruit bleek, dat
hierin verandering is gekomen. In verband
met een en ander is de post voor dezen
leerstoel komen te vervallen.
In tegenstelling met de vrijheid, die de
wet op het L.O. van 1878 ten aanzien
van de leervakken liet. bevat de L.O.-wet
1920 bindende voorschriften. Deze beletten,
dat op de lagere school onderwijs wordt
gegeven in andere vakken, dan in art. 2
dezer wet genoemd. Zij staat dus ook niet
toe. dat op die school onderwijs in het
Friesch wordt gegeven. Ook de Minister is
gehouden, zich naar die voorschriften te
gedragen.
COMPTABILITEITSWET.
Blqkens het afdeelingsond^rzoek in de
Eerste Kamer van het wetsontwerp tot
vaststelling van een Comptabiliteitswet be
treurden onderscheidene leden, dat aan de
Kamer niet meer tijd gegeven was om dit
zeer gewichtig wetsontwerp te bestudeeren.
Alen kon zich echter in het algemeen wel
vereenigen met dit wetsontwerp, dat een
greote verbetering van den bestaanden toe
stand brengt.
Andere leden meenden, dat dit ontwerp
nu tevens de vraag onder de oogen had
moeten zien, in hoeverre de regeering, zon
der medewerking van de Staten-Generaal,
der. Staat financieel kan verbinden. Nu be
staat er op dit punt onzekerheid. Gevraagd
werd ook, of het niet beter ware geweest,
het ontwerp uit te breiden tot alle rechts
handelingen, waardoor zou komen vast te
staan, welk gezag bevoegd is het Rgk te
verbinden.
Art. II geeft groote verantwoordelijkheid
en bevoegdheid aan den Minister van Fi
nanciën, die feitelijk de bevoegdheid ver
krijgt te bepalen wat al of niet op d9
begrooting zal komen, en hoe de splitsing
van gewone en buitengewone uitgaven zal
zijn. Er is blijkbaar niet voorzien in het
geen zal geschieden, als het Kabinet zich
hiermede niet zal kunnen verenigen; hce
zullen werd gevraagd eventueele ge
schillen beslecht worden?
RECLAME.
6059
Bg art. 29 merkten eenige leden op,
dat voorschriften ontbreken aangaande het
verrichten van schenkingen in natura. Zij
herinnerden er aan, dat vorige bewinds
lieden eenige malen uiterst waarde voile
schilderijen uit 's Rijks kunstverzamelingen
hebben ten geschenke gegeven te weten
aan het Vredespaleis, het Internationaal
Arbeidsbureau, het raadhuis van Rotterdam
zonder daarop de toestemming te hebben
gevraagd der Staten-Generaal. Zulk eea
beschikking komt der Regeering niet toe.
Het zeer gewichtige onderdeel van de
in dit wetsontwerp voorgedragen regelingen
misschien wel het allergewichtigste: ae
controle op de ontvangsten bestaat uit
één enkel artikel, art. 75. En dat artikel
bevat nog geen enkel concreet controle
middel. Slechts verwijzingen naar bestaande
of toekomstige regelingen. Gevraagd werd,
waanii óet vanwege den Minister van Fi
nanciën gehouden toezicht thans bestaat,
welke controle thans geoefend wordt doof
de Alg. Rekenkamer.
VERZWEGEN ONGEVALLEN.
Op de vragen van den lieer Drop in ver
hand met de wijze van berechting der in
het vorig jaar geconstateerde overtredingen
van art. 66 der Ongevallenwet 1921 betref
fende verzwijging van ongevallen hebben de
Min. Slolemaker de Brume, Van der Vegte
en Donner geantwoord, dat in 1926 door de
Raden van Arbeid, belast met het toezicht
op de uivoering der Ongevallenwet. 20 pro
cessen-verbaal zijn opgemaakt tegen 14
werkgevers. Van deze 20 werden er 4 om
verschillende redenen door het O.M. gesepo
neerd. In 9 gevallen vond openbare berech
ting en veroordecling plaals lot een geld
boete, subsidair hechtenis, terwijl in 7 ge
vallen lot transactie werd overgegaan On
der deze 7 waren er 6, welke mijndirectie9
•betroffen.
De bevoegdheid tot het aangaan van
•transacties berust niet op het ..Boetewetje",
maar op art. 74 W. v. S., en de beslissing
over de toelating tot transactie behoort niet
•tot de bevoegdheid van eenig rechtscollege,
doch is aan de ambtenaren O. M. opge
dragen.
Van de 20 geconstateerde overtredingen,
werden er 4 begaan door één werkgever,
terwijl drie werkgevers ieder tweemaal in
overtreding bleken.
Het treffen van schikkingen ter voorko
ming van strafvervolging is een wettelijk in
stituut, welke toepassing, indien de ver
dachte een daartoe strekkend verzoek doet,
alle'en om bepaalde redenen behoort te wor
den geweigerd. Er bestond, naar het oor
deel van de betrokken ambtenaren O. M.
en de ministers sluiten zich onvoorwaarde
lijk bij dat oordeel aan geen zoodanige
•bepaalde reden, waarom hetzij in" het alge<-
meen, hetzij aan de werkgeefster de direc
tie der Staatsmijnen, in tegenstelling met
andere werkgevers, de toepassing van het
instituut zou moeten zijn geweigerd.
Minister v. d Vegte heeft dan ook. daar
gelaten of dit binnen de grenzen zijnpr be
voegdheid zou liggen, geen reden gevonden
om te dezen eenigen maatregel te nemen.
CONFERENTIE VOOR LUCHTPOST-
VERKEER.
Als gedelegeerden voor Nederland op de
conferentie van de Wereldpostvereeniging,
speciaal voor luchtposlverkeer, welke 1
Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD.
Door Mr. G. KELLER.
Eerste deel. 1861—1863.
12)
Deze laatste vermaning was niet tot
Malania Petrouwna gericht, doch tot een
zorgvuldig gekamden witten poedel, die voor
de porceleinen kachel gezeten, korte zenuw
achtige blafjes slaakte, de oogen gericht
op een raadselachtigdonker voorwerp, dat
op het eerste gezicht deed denken aan een
reusachtige spin, die zich in een nis van
de kachel had genesteld.
„Twintig minuten 1" herhaalde Malania,
met een wanhoopsgebaar haar tanige han
den opheffend. „Ziet mijn haar er uit. alsof
het in twintig minuten gereed kan zijn?"
Zij. wees met die woorden niet naar haar
hoofd, waarvan het gladde oppervlak met
pijnlijke duidelijkheid doorscheen door een
dun laagje haar, dat op het achterhoofd een
knotje vormde, maar naar de wonderlijke
spin op de kachel, waartegen Bijou veront
waardigd zat te blaffen en die bij nader
onderzoek bleek te zijn een prachtpruik.
die met behulp van papilolten welke
als klauwen naar builen slaken
was opgemaakt. Wanneer men be
denkt, dat voor de plechtigheid van wat
men zou noemen het „roosteren" van
Malania's pruik, zelfs des zomers de kachel
in de huiskamer (daarmede begunstigd we
gens de nis, die er in was) dagelijks op
zijn minst een uur lang moest branden en
dat Bijou reeds meer dan zes jaar sedert
zijn prilste jeugd onder dit dak woonde,
was het toch wel wat mal van hem om te
doen alsof hij niet wist, wat de ware'aard
was van die ochtendspin. Mogelijk, dat hij
uit beginsel geregeld op dit uur behoefte
gevoelde aan zijn ergernis lucht te geven,
maar het kan ook wel een vaste grap van
hem geweest zijn.
„U heeft haar te hard geroosterd," ver
klaarde Kalya na de spin ernstig bekeken
te hebben.
Malania sloeg zich met de hand op haar
magere borst.
„Zoo zou je dat denken? Dat komt om
dat Timosh niet voldoende let op die meis
jes! Ik had hem gezegd, dal er niet meer
dan een schepje op moest, 't Is toch wel
ergerlijk, die vrijheid die die kerel neemtl
Geen wonder ook bij die minzame wijze
waarop jij hem behandelt. En nu is mijn
haar vermoedelijk wel vernield door zijn toe
doen. O, dat dienstpersoneel!"
Malania pakle de geroosterde spin van de
kachel en zacht kreunend boog zij zich
er over heen alsof het een of ander ge
wond lievelingsdier was.
„Heeft u reeds ontbeten?" vroeg Katya.
Als het ware als een antwoord op die
vraag ging de deur open en verleende toe
gang aan een optocht van kleine barre
voets loopende meisjes, die achter elkaar
binnentraden. De eerste droeg een klein
trekpotje in de ééne en een suikervaasje in
de andere hand. de volgende een kop en
schotel, de derde een blad beladen met
goudgeel brood, de vierde, een glazen pot
met jam.
Bij het gezicht der laatste verhelderden
zich Malania's tamelijk mistroostig voor
zich uitblik-kende bruine oogen.
„Aardbeien?" vroeg zij het vierde meisje.
„Ja, Matoushka".
Dé vroegere kinderjuffrouw slaakte een
zucht van voldoening, een einde makend
aan haar angstige beschouwing van haar
geroosterde pruik, die op haar schoot bleef
liggen en waarlegen Byou, zijn beginsel ge
trouw, op een afstand bleef zitten brommen,
zette zij haar elboog op tafel, waarop de
vier meisjes haar vrachtjes hadden ge
plaatst, en verdiepte zich weldra in een
eerste portie aardbeienjam. Intusschen was
de optocht weer naar de deur getrokken,
waar hij werd opgevangen door een woe
dende oude vrouw met een vuurrooden
hoofddoek, die het eerst te pakken kreeg,
trok en vroeg waarom zij het theezeefje
had vergeten. Toen die storm weer was
gaan liggen, kwam een andere oude vrouw
binnen om Ie vragen, of zij ook den hoed
van de genadigde vrouw beneden zou bren
gen. Het was een der eigenaardigste instel
lingen van hel huishouden op Lubynin. dat
liet vrouwelijk element onder het bedien-
dc-npersoneel vertegenwoordigd was door
kinderen en door oude wijven, ten bijzon
derheid welke te danken was aan het diep-
ingewortelde wantrouwen, dat Timosh. die
sinds onheugelijke lijden aan het hoofd
van het huishouden stond, koesterde voor
het vrouwvolk.
..Zoolang zii nog te jong zijn om oogjes
te geven aan de mannen, kan je nog iets
van ze gedaan krijgen", was hij gewoon !e
zeggen; ..en zoo is hel er ook mee gesteld
als zij te oud er voor zijn. Maar ik kan ze
niet gebruiken, zoolang zij op een leeftijd j
zijn, dat zij een vrijer kunnen hebben."
Het gevolg hiervan was, dat er geen
meisjes boven de twaalf en geen vrouwen
onder de zestig bij het personeel van Lu-
bynia waren, een regeling, die ontegenzeg
gelijk gunstig was voor de moraliteit, hoe
wel moraliteit niets had te maken met Ti
mosh motieven, die alleen rekening hield
met wat nuttig kon zijn. De algemeene
regel was, dat de meisjes allen beefden
voor de oude vrouwen, die haar aan de
ooren trokken of ze een klap in het gezicht
gaven, terwijl de oude vrouwen en de jonge
meisjes gezamenlijk beefden voor Timosh,
die zeer onpartijdig oud en jong op oor-
veegen tracteerde.
Terwijl Malania zich geheel wijdde aan
een tweede portie jam verscheen kort daar
op de dictator der huishouding zelf met de
medtrdeeling. dat het rijtuig voor de deur
stond.
De verwachte boekenzending was inder
daad aangekomen, en toen Kalya de trap
pen van het postkantoor te Foliksato afging
vlaste zij reeds op een rustigen namiddag
óp een harer geliefkoosde plekjes in het
park. Zoo vervuld was zij met die aange
name gedachte, dat zij onder aan de trap
bijna aanbonsde tegen een ander, die met
een briefkaart in de hand de trap opliep.
..O, neem mij niet kwalijk." zeide de
ander op ietwat verlegen toon.
Opkijkende zag Katya een bekend gelaat,
dat van een schooljuffrouw, die onlangs
aan de Poolsche school werd aangesteld,
waar wel de landtaal werd onderwezen,
doch onder het gestrenge nog van de vader
lijke Russische regeering die dit onderricht
dus met de gebruikelijke bemoeilijking
dwars zat Een paar dagen te voren had
j Katya kennis met haar gemaakt door he-
I middeling van een harer jonge dienstmeis
jes, die onverwachts was aangegrepen door
dorst naar wetenschap en waarvoor zij een
afspraak voor avondlessen had gemaakt.
„Het was mijn schuld, geloof ik." zeide
Katya, die altijd veel vriendelijker was
voor haar maatschappelijk minderen dan
voor haarsgelijken.
„Al te vriendelijk van prevelde het
meisje.
„Laat ik u niet ophouden. U wil die
kaart in de bus werpen Kalya. die
even een oog had geworpen op de brief
kaart in de hand van de schooljuffrouw,
hield plotseling met een strakken blik on,
terwijl zij hevig bloosde tot achter de
ooren.
De schooljuffrouw volgde haar blik,
kreeg ook een kleur en deed een haastige
poging om het adres op de briefkaart te ver
bergen
„Dank u. Tot genoegen. U zult een pret
tig ritje hebben bij dit mooie weer."
Met een haastige buiging ging zij voorbij.
Kalya maakte een enkele snelle beweging
als om haar tegen te houden, hield zich
echter in, bleef eén oogenblik weifelend en
blijkbaar van haarlstuk gebracht «taan,
keerde vervolgens naar de open victoria te
rug en ging aan den anderen kant van de
bank zitten.
„Naar huis?" vroeg de koetsier, die wel
een soort van liverei droeg, doch een
strooien hoed had opgezet als een geschike
bescherming tegen de stralende September-
zon.
„Neen. Blijf tot ik je zeg op Ie rijden."
(Wordt vervolgd).