X ONRECHTMATIG BEZIT No. 20645 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 5 Juli Tweede Blad Anno 1927 BINNENLAND. FEUILLETON. naar de mogelijkheid van bezuiniging op het nijverheidsonderwijs met een lid, dat deskundig is op het gebied van het land- bouwhuishoudonderwijs, antwoordde de minister van Financien, voorzitter van den Raad van Ministers Volgens art. 2 van het K. B. van 29 Sept.- 1926, waarbij de tegenwoordige Bezuini- gingscommissio is ingesteld, worden com missies van deskundigen, ak de onderha vige, door de regeering benoemd in over leg met de Bezuinigingscommissie. Er moet dus omtrent de samenstelling der commis sie wilsovereenstemming zijn tusschen den betrokken minister (in c-asu dien van On derwijs) en de Bezuinigingscommissie. In het betrokken geval is deze na eenige on derhandeling bereikt. Omtrent de aanvul ling, welke thans gevraagd wordt, heeft de minister van Onderwijs de Bezuinigings- comraissie gehoord. Deze schrijft, dat zij de aanvulling niet wenschelijk acht. De samenstelling der commissie is h. i. zoo danig, dat zij bestaat uit personen, op wier kennis en oordeel men kan bouwen, dtie al len één of meer takken van de nijverheid of van het nijverheidsonderwijs beheer- schen, en die in ruime mate het onderschei dingsvermogen bezitten, dat hen tot het uitspreken van een onbevangen oordeel zal in staat stellen, ook omtrent die onderdee- len, welke niet tot hun dagelijksche be moeiing behooTen. De vraag moet dus ontkennend worden beantwoord. DE RADIO-RUZIE BIJGELEGD? Er schijnt thans eindelijk een einde te zullen komen aan de onfrissche radio-ruzie tusschen de N. 0. V. (Radin-Luistergids) en de A. N. R. 0. (Aetherbode). Gemeld wordt tenminsle dat de directies van de N.V. Drukkerij Jacob van Campen en de N.V. Aandeelen Exploitatie Mij. De Eenheid zijn, naar aanleiding van e'en door den minister van Waterstaat uitgesproken wensch. geko men zijn tot een regeling, waarbij belangen hunnerzijds geen belemmering meer be hoeven te vormen voor eene pacificatie van den neutralen omroep. HET OPTREDEN DER MARECHAUSSEES IN ZUNDERT. Op de vragen van den heer Drop betref fende het doen instellen van een nader onderzoek naar het gebeurde in een hotel te Zundert en het publiceeren van de resul taten van datMonderzoek, heeft minister Donner geantwoord, dat hel onderzoek mpt bijzondere zorg is geschied. Het parket le Breda had eenvoudig het onderzoek aan de militaire autoriteit kunnen overlaten, maar gezien juist, dat van onderzoek door een deskundige rechter-commissaris te Breda het meest bevredigende resultaat te wachten was, is. in overleg tusschen het parket en den auditeur-militair, waarin ook de pro cureur-generaal bij het gerechtshof le '8-HeTtogenbosch gekend is. besloten de zaak zóó op te zetten, dat de rechtercom missaris hot onderzoek kon doen. Het feit heeft in den nacht van 10 op 11 3h?. uari heeft de officier van justitie te Breda het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek gevorderd. Onder leiding van den rechtercommissaris heeft toen een hauwkeurig oriderzoek plaats gehad. Bij beschikking van 7 Februari is dit gesloten. Daarna is het dossier in handen van den auditeur-militair gesteld, die aan den gar nizoenscommandant he't door dezen ge volgd advies heeft gegeven, dat tot het in stellen van een strafvervolging geen termen konden worden gevonden. De Minister had. toen hij op 6 April j.l. het geval in de Eerste Kamer besprak kenni9 ge nomen van het geheele dossier van onder- loek door politie en justitie, in welk dos sier zich o.m. bevonden processenverbaal van herhaald verhoor van alle in deze vraag bedoelde personen. Volgens de hem ten dïeTiste staande ge gevens is de verhouding tusschen de be trokken marechaussees en de ordelievende bevolking goed Van een onjuist optreden van het hoofd der politie! is hem niet ge bleken. De Minister is niet van oordeel, dal het antwoord op de vragen van den heer Drop dd. 21 Maart, alsmede zijn uiteenzetting in de eerste Kamer, welke uit den aard der zaak slechts de conclusie van het onderzoek RECLAME. 5258 uiumftKaÉliiSlËlii iiiiilll Eenige druppels zijn voldoende! Het mondwater Odol is zoo voordeelig in het gebruik, omdat slechts enkele druppels voldoende zijn, waardoor men maanden lang aan een flacon genoeg heeft. Odol is dus het voordeeligste van alle middelen ter verzorging van mond en tanden! 5258 gaven, onvoldoende zijn jWveest. Een gron dig onderzoek ter zake is ingesteld. Voor het instellen van een nader onderzoek acht hij, ook na herhaaldé kennisneming der stukken ge'en reden aanwezig. HET ONDERZOEK NAAR DEN VERGANEN LOODSSCHOENER. De mijnenvegers no. 1,2 en 3, die' onder zoekingen hebben gedaan naar den verga pen loodsschoener, zijn van Terschelling te Nieuwedieb teruggekeerd. Het onderzoek heeft ook nu weer niets opgeleverd. NED. SYND. VAKVERBOND. In eene onder leiding van den heer B. Lansink Jr.. gehouden vergadering van be- styren der bij het Nederlandsch Syndicalis tisch Vakverbond aangesloten Federaties en plaatselijke centralen, is besloten, naar aan leiding van hetgeen gebeurde tusschen het Nationaal Arbeidssecretariaat ten €"ene, het Revolutionair Internationaal Vakverbond le Moscou en de Communistische partij-Hol land ten andere, pogingen aan te wenden om tusschen het Ned. Synd. Vakverbond en het N. A. S. op in de vergadering aangewe zen grondslagen de eenheid tusschen beide organisaties le herstellen. Er werd eene Commissie gekozen die de eventueele besprekingen met de vertegen woordigers van het N. A. S. zal voeren. DE NACHTELIJKE UITSTAPJES DER BELGISCHE ANNEXIONISTEN. Naar de „Morgen" van zijn Maastricht- schen medewerker verneemt, zijn naar aan leiding van de herhaalde nachtelijke grens overschrijdingen dooi Belgische annexio- nislen, die in de Limburgsche en Brabant- sche grensdorpen biljetten aanplakken, de politietroepen langs de grens versterkt en wordt door hen zoowel overdag als vooral ook des nachts veel gepatrouilleerd, om eve'ntueel verdere plakluslige bezoekers uit België op een afstand te houden. VAKOPLEIDING. De Vereeniging tot bevordering van de vakopleiding voor handwerkslieden in Ne derland heeft haar 63e algemeene' vergade ring gehouden. Na het behandelen van eenige huishou delijke zaken werd voorzien in twee vaca tures in het hoofdbestuur der vereeniging door h^t periodiek aftreden van mevr. H. A. Van RielSmecnge en den heer H. J. Rui ters. In de plaats van mevr. Van Riel, die wegens drukke ambtsbezigheden haar man daat ter beschikking van de leden gesteld had, werd uit het opgemaakte tweetal - de heer R. C. van Ree en ir. J. M. Steffe- laar laatstgenoemde gekozen. Uit het tweetal candidaten de heeren P. A. Ca pel en H. J. Ruiters voor de an dere vacature, werd de heer Rutters ge- koze*n. Bij de bespreking vaifdc vraag hoe moet wordpn voorzien in het tekort aan vakarbei ders in de metaalbedrijven, stelde de heer Worp voor een onderscheid te maken in de actie en voor het bepalen van de meest bevredigende methode om tot geoefende arbeiders op te leiden, een commissie te be noemen samengesteld uit afgevaardigden uit deskundige kringen. Dit voorstel werd aangenomen en ter uit voering aan het hoofdbestuur opgedragen. Aan de orde was nu het bespreken van de in den laalsten lijd door de regiering voor gestelde maatregelen betreffende het Nij-* verheidsonderwijs. Hierover ontspon zich een uitgebreid de bat. waarbij vooral de wijziging van art. 88 der Arbeidswet criliek uitlokt; zoo ook de poging van de regeering om het bekende hiaat tusschen de Arbeidswet en de Leer plichtwet te verhelpen. De heer Worp resu meerde de wenschelijke oplossing deT be zwaren in een motie, welke werd aange nomen. NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST. De 78ste algemeene vergadering. Gisteren vergaderde deze Maatschappij te Amsterdam, onder voorzitterschap van dr. A. J. A. Thomas uit Baarn, die een rede hield over de psychologie der menschheid ten opzichte van de kwakzalverij, en ver volgens een speciaal woord van welkom sprak tol minister Slotemaker de Bruine Aan de Koningin werd een telegram van hulde gezonden. Dr. H. J. W. Droogleever Forluyn werd als secretaris-penningmeester der Maat schappij herbenoemd. Na de behandeling der commissie-ver slagen volgde de bestuursverkiezing. In de beide vacatures in het hoofdbestuur ontslaan door het periodiek aftreden van dr. J. P. L. Hulst uit Leiden en dr. J. L. Ch. G. A, le Rütle uit Deventer, werden gekozen dr. Af. Mauritz te Haarlem en dr. A. Th. Planten te Neede. Hierna was aan de orde het rapport van dp commissie, beslaande uit de heeren dr. Sikkel Azn., Den Haag, dr. H. Pinkhof, dr. H. J. Coert en dr. L. Navis Hzn., inzake het beroepsgeheim. WIJZIGING LAGER ONDERWIJS-WET. Het zevende leerjaar. Blijkens het voorloopig verslag van de Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot wijziging van art. 56, 97 en 203 der Lager-onderwijswet 1920 gaven eei.ige leden uiting aan hun misnoegen, dat wederom wijziging der Lager-onderwijswet 1920 wordt voorgesteld. Zij wezen er op, dat het gebrek aan stabiliteit op dit gebied zeer na- deelig is voor ons volksonderwijs. Van an dere zijde werd hiertegen opgekomen. Een der leden achtte het instellen van een zevende leerjaar ongewenscht. Hij was van gevoelen, dat kinderen van arme ouders veel gelukkiger zijn, wanneer zij vroeg wat verdienen en dat het daarom allereerst noodzakelijk is de Arbeidswet in dier voege te wijzigen, dat de moglijkheid wordt ge opend voor het verrichten van arbeid op dertienjarigen leeftijd. Bovendien ontwricht het groot aantal intellectueelen de maat schappij. Een der leden betreurde, dat niet tege lijk met dit ontwerp een regeling werd ge troffen voor het voorbereidend lager onder wijs. Verschillende leden juichten dit wetsont werp toe. Zij zagen daarin een slap in de goede richting, namelijk om tot en verplicht zevende leerjaar te komen. Verscheidene leden hadden tegen dit wetsontwerp be zwaar op grond van de lasten, welke daar door op den gemeenten worden gelegd. Door sommige leden werd toegejuicht, dat de Regeering in de eerste plaats wacht gelders wenscht te benutten voor de te verwachten uitbreiding van het onderwij zerspersoneel. Deze maatregel zal eenen zeer gunstigen invloed hebben op de kosten, welke van dit wetsontwerp eventueel het gevolg zullen zijn. Van meer dan een zijde had men echter principieele bezwaren tegen den dwang, die door de bepalingen vervat in de ari. 56 en 97 aan de gemeenten en schoolbesturen wordt opgelegd. Dat de re geering naar bezuinging streeft, is h. i. alleszins toe te juichen, maar niet, ^00 dit geschiedt op de hier voorgestelde wijze. Ver der aantasting der gemeentelijke autono mie werd door bedoelde leden ontoelaatbaar geacht. Ten slótte werd gevraagd, of de Minister bereid is, in verband met den korten ter mijn, die aan de gemeente- en schoolbe sturen is gelaten lot 1 September 1927 om de noodige voorbereidingen te treffen voor het inrichten van het zevende leerjaar, voorzooveel van hem afhangt, de noodige faciliteiten te verleenen wat betreft de uil voering der wet. HET COLLEGE VAN GED. STATEN VAN ZUID-HOLLAND. De S. D. A. P. eischt twee zetels. In de vergadering van de soc.-dem. Sta tenfractie in Zuid-Holland is, meldt de „Voorw.", het standpunt van de rechtsche Statenclub inzake de samenstelling van het college van gedeputeerden afgewezen. De voorzitter van dè s.-d. Statenfractie, de heer J. ter Laan, heeft den volgenden brief aan de rechtsche Statenclub geschreven: „In de heden gehouden vergadering van de S.-D. Statenfractie heeft de van u ont vangen "mededeeling, dat de-rechtsche Sta tenclub tot een overeenkomst wilde komen voor de samenstelling van het college van Ged. Staten op den grondslag, dat vier le den zouden worden aangewezen door de rechtsche Statenclub, één lid door do fractie van den Vrijheidsbond en één lid door de S.-D. Statenfractie, een punt van bespre king uitgemaakt. Het resultaat van deze bespreking is, dat de S.-D. Slatenfractie niet bereid is, in dezo overeenkomst te treden. Een op dien grond slag samengesteld college toch zou aller minst in overeenstemming zijn met de samenstelling der Prov. Staten, noch met de sterkte en de beteekenis der partijen. Met name zou de invloed der S.-D. in het dage- lijkseh bestuur der provincie beduidend be neden het rechtmatig aandeel dpr partij blijven. Op grnn<3 van deze overweging besloot de S.-D. Slatenfractie te uwer kennis te brengen, dat zij haar aanvankelijk ingeno Naar 't Engelsch van DOROTHEA GERARD. Door Mr. G. KELLER. Eerste deel. 1861—1863. 9) „Tegenover Vadertje," antwoordde TimosK, een kruis slaande. „Hoe kunnen dergelijke menschen hopen ooit het hoogste heil te zullen verwerven?" „Maar de tsaar is hun Vadertje niet,*' zeide Katya met een lachje waaruit ook ergernis sprak, want de bewering was van ouden datum, „evenmin als hij de vader der Japanners is. Zij deden alleen wat jijzelf in hun plaals zou gedaan hebben. Zeg eens, Timosh, wat zou jij doen, als de Duitsche keizer het land kwam bezetlen?" „Ik zou hem overhoop steken zoodra ik er kans toe zag," antwoordde Timosh on middellijk. „Welnu, dan zou je hetzelfde doen wat de Polen in 1863 wilden doen." „Neen, dat is niet waar. want zij vochten tegen Vadertje, die Poolsche zwijnsjakken, en ik zou voor hem vechten „Och, Timosh, je bent een hopeloos geval! Daar is de aanlegplaats! Breng mij daar maar naar toe. Het is vandaag te warm om te kibbelen." Toen Katya langzaam een der paden volgde, welke zich kronkelden door een ver- waardoosde en schilderachtige wildernis van hazelaars en berkeboschjes, van in het men standpunt, dat twee zetels in het coll. van Gedeputeerden door soc.-democraten behooren te worden bezet, volledig hand haaft Zij meent te mogen vertrouwen, dat uw club bereid zal zijn, dit standpunt op nieuw te overwegen. Verder deel ik u mee, dat de S.-D. Staten fractie als haar eersten candidaat den heer Schaper en als haar tweeden candidaat den heer Ter Laan heeft aangewezen. Voorloo pig is vastgesteld, dat voor de vervulling van de vacature-Schaper de leden der frac tie zullen stemmen op den heer Schaper, terwijl voor de vervulling van de vacature- Borghols de stemmen zullen worden uitge bracht op den heer Ter Laan." Van dezen brief is mededeeling gedaan aan de vrijzinnige partijen. DE BOUW VAN DE BRUG OVER DE KONINGSHAVEN TE ROTTERDAM. Minister Kan over de Rijkssubsidie. In verband met het feit, dat de door het Eerste Kamerlid De Zeeuw aangevraagde interpellatie inzake de gunning van de brug over de Koningshaven te Rotter3am, ten ge volge van het reces der Kamer, voorloopig niet zal kunnen plaats hebben, heeft de minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw een uitvoerig schrijven aan de Eerste Kamer gericht, waarin hij antwoordt op de bereids door den heer De Zeeuw ge formuleerde vragen. De minister geeft uitvoerig de gevoerde correspondentie weer en herinnert er aan dat de gemeentebesturen van Amsterdam en Utrecht f 5000 aan den Staat zullen ver goeden als bijdrage en de kosten van werk verschaffing „Werkspoor" zegde f 14.000 toe. Naar aanleiding daarvan heeft de mi nister zich bereid verklaard in zake den bouw van de brug over de Koningshaven le Rotterdam het resteerende verschil van f 49.000 tusschen de Duitsche inschrijving en die van „Werkspoor" aan te zuiveren. Hij deed dit op grond van de overweging, dat indien het werk aan „Werkspoor" werd i gegund bij normale uitvoering van het werk, niet minder dan ongeveer f 150.000 méér in Nederland zou worden vertoond. Zelfs als dit bedrag van f49.000 ten volle ten laste van den Staat ware gekomen, zou dit nog slechts een bijdrage beteekenen van 6 pCt. veel geringer dus dan de 15 pCt. in de volle kosten van het werk (ongeveer f800 000), welke marge als richtlijn pleegt te worden gebruikt. De minister meent, dat het onjuist is, deze bijdrage te beschouwen als een zijde- hngsche verlaging van den inschrijvings prijs. In antwoord op de vraag, of de regeering op soortgelijke wijze ook in andere geval len bevorderd heeft, dat werk aan Neder- fandsche ondernemers gegund werd. ver wijst de minister naar vroegere voorstel len van B. en W. van Rotterdam aan den Raad dier gemeente, en naar een schrijven van B, en W. aan de Rijkscommissie voor Werkverruiming, welke alle betrekking hebben op voorstellen en besluiten in zak*1 het verleenen van bijdragen door het Rijk aan de gemeente Rotterdam, om een werk door een Nederlandsche onderneming zich geldelijke offers moeten getroosten, ter wille van de werkverschaffing. In antwoord op de vraag, of de regeering geen reden aanwezig acht om op dezen weg niet voort te gaan, zegt de minister, dat hij, zooals vanzelf spreekt, niet de belofte kan en mag doen, zich in de toekomst van steun aan de Nederlandsche industrie te onthouden. Wel wil hij gaarne verklaren, dal groofe omzichtigheid in deze geboden is, en dat, niet dan bij hooge uitzondering een derge lijke toezegging mag worden gedaan. Met betrekking tot het Rotterdamsche geval merkt de minister nog op, dat in het tele gram van B. en W. van Rotterdam van 3 Juni uitsluitend sprake is van overbrug ging van een prijsverschil. De minister kon daaruit niet anders afleiden, dan dat het hier slechts ging om een geldkwestie. Hei geen verder aan deze gunning vastzat, is hem eerst later uit de dagbladen gebleken. BEZUINIGING NIJVERHEIDSONDERWIJS- Op de vraag van het lid der Tweede Kamer den heer Deckers betreffende het uitbreiden van de commissie tot onderzoek wild groeiende seringen en zich overal neste lende braamstruiken, had men aan haar ver strooide blikken kunnen zien, dat haar ge dachten elders waren, vermoedelijk verdiept in beschouwingen naar aanleiding van de den vorigen dag door haar ontvangen inlich tingen, door het jongste gesprek daartoe ge prikkeld. Maar toen het einde van het pad door het bosch was bereikt en zij in het open veld kwam, beschenen door de straleu van de ondergaande zon, deed een onge woon gezicht haar haar schreden inhouden en bracht haar naar de werkelijkheid terug. De zon ging schitterend onder en schonk, gelijk altijd bij dit weer en op dit uur, het statige, witte huis een gansch ander, een in drukwekkender aanzien. De zuilen van het terras schenen, badende in net licht, dub belen omvang te hebben gekregen, en een gulden zonnestraal streek iangs» het groote geslachtswapen boven den ingang waarvan de op zijn achterpooten staande beer en de kronkelende slang zich even duidelijk af- teekenden als op dien anderen 12den Augustus. Over het niet bijster goed onder houden maar weelderige grasveld wierpen reusachtige lindeboomen hun lange schadu wen tol den voet van het statige huis, ais nederige smeekelingen het hoofd in het stof buigend. Katya had dit alles reeds cntelbare malen waargenomen, maar zij werd het nimmer moe het telkens weer te aanschouwen. Maar toch deed dit dagelijksch terugkeerend schouwspel haar niet stilstaan, doch het on verwachte gezicht van een vreemdeling, die roerloos onder een der lindeboomen stond, het gelaat van haar afgekeerd en naar het hui9 gewend. Niet alleen waren vreemdelin gen buitengewoon zeldzaam op dit terrein, maar de gansche houding van den man had iets raadselachtigs. Wat deed hij daar? Waarom nam hij het huis zoo nauwkeurig op? Was het een inbreker, die de mogelijk heid van een nachtelijke expeditie over woog? Een detective, die de bewoners be spiedde? Uit overweging, dat de figuur van den alles bekijkenden toerist in deze streken nog onbekend was, scheen een derde onder stelling vooralsnog uitgesloten. Katya's eerste gedachte was te vluchten, want een leven van volstrekte eenzaamheid had haar wel niet menschenschuw gemaakt, maar haar toch zekeren afkeer voor nieuwe gezichten ingeboezemd. Maar nieuwsgierig heid behield de overhand. Onhoorbaar slooo zij een paar schreden terug tot zij een kijk gaatje vond tusschen de lakken van een groote seringenstruik, waardoor zij een goe'l gezicht had op den onverwachten bezoeker. Zij leidde uil zijn figuur en de omtrekken van zijn profiel dat echter door een korten, dikken baard was omlijst, af. dat het een jongeman was. Ha, daar wendde hij zijn hoofd zeer langzaam van links naar rechts, als trachtte hij het schouwspel goed in zich op le nemen, waardoor hij haar gelegenheid schonk hem beter op te nemen. Ja. hij was jong, zij het ook niet zoo jong als zij eerst had ondersteld zoo om en bij de dertig, leek haar het waarschijnlijkst met'een korten, vierkant afgeknipteD baard, bruin van kleur, maar met een gouden weerschijn, waar hel zonlicht er langs streek Hij had zijn hoed naar achteren gesehoven en dui delijk kon Katva dp scherpe afscheiding zien tusschen hel b'anke deel van het voor hoofd, dat anders steeds door den hoed is bedekt, en de rest van het door het zonlicht gebruindp gelaat. Zijn kleeren en laarzen waren met een laag stof bedpkf als bij iemand, die een langen weg te voel heeft afgelegd. Maar de kleeren en laarzen waren van betere hoedanigheid dan men bij een inbreker mocht verwachten. Katya's adem stokte, want hij had zich geheel naar haar omgekeerd en met angst vroeg zij zich af, of het inderdaad mogelijk was, dat hij haar niet kon zien. Een oogen- blik schenen zijn oogen door de bladeren heen de hare te ontmoeten, rustige, blauw grijze oogen onder ietwat zware wenkbrau wen. Maar zij waarden verder zonder iels gezien te hebben. Zoo roerloos was zij blij ven slaan, dat zelfs het wit van haar zomer- costuum zich voor zijn blikken had ver- eenigd met den glans der berkeslammen in het dichte bosch. Katya zuchtte diep, toen zij begreep niet ontdekt te zijn, maar die zucht trilde toch nog even onder den indruk van de verrassing. Ze werd benieuwd naar wat hij nu ging doen. Zou hij dichter bij het huis komen? Maar terwijl zij daarover nog peinsde, druk te hij zich met een snel gebaar den stroo- hoed stevig op het hoofd en ging hij langs de laan naar den uitgang. In gedachten verdiept keerde Katya huis waarts De gedachte aan een inbreker had zij reeds lang laten vervallen; die aan een detective hield zij vast; het scheen de eenige aannemelijke verklaring. Toch was zij zich niet bewust, dat zij zich niet aan wetsschennis had schuldig gemaakt, maar dat was. gelijk zij wist, geen bezwaar. En een ambtelijk bezoek aan haar bibliotheek zou. wist zij echter ook, haast onvermijde lijk een minder aangenaam gpvolg voor haar kunnen hebben. Zij mocht niet ver wachtten. dal de regeeringscensor al de boe ken zou goedkeuren, welke zij in dën laal sten lijd had gelpzen. Het zou misschien wel zoo verstandig zijn, ze weg te stoppen I Kalya dacht een oogenblik na en schudde toen het hoofd. Ook de bheorie, dat het een detective was, leek haar evenmin aanne melijk als de onderstelling, dat het een in breker was. „Hij leek volstrekt niet op zoo iemand," zeide zij in zi^chzelve, hoewel zij, toen zij trachtte verder na te denken, geen enkelen aannemelijken grond kon vinden, waarom zij er hem niet voor zou houden. „Zal ik het aan Malania Pelrowna vertel len?" was haar volgende gedachte. Weer dacht Katya na en weer schudde zij ont kennend het hoofd. Als zij zoo iets aai Malania Petrowna vertelde, zou het met haar rust gedaan zijn. daar Malania even hang was voor inbrekers als voor delectives. Misschien zou zij er met Timosh over kun nen spreken, maar neen, dat deed zij toch liever ook niet. Zij wilde maar liever haar ontdekking voor zich houden, zooals zij te voren met andere ontdekkingen had gedaan. Katya was allijd iemand geweest, die gaarne haar mond hield. HOOFDSTUK II. Welsprekende wanden. Kalaryne Malkoff behoorde tot de niet zeldzame maar aan vele gevaren bloot gestelde wezens, die men ouderlooze erfge namen noemt. Zij behoorde ook. naar de meening van haar uit Poolsch bloed voort gesproten buren, tot de overweldigers, hoe wel zij er persoonlijk geen schuld aan had. De verbeurdverklaring van het landgoed Lubynia, onvermijdelijk gevolg van de ge beurtenissen van 1863. welke den val van het geslacht der Swigello's had beduid, was tegelijkertijd de opkomst van het geslacht der Malkoffs geweest. (Wordt rerrolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5