PAPIEREN ROZEN No. 20632 LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 20 Juni Tweede Blad Anno 1927 GEMEENTEZAKEN. s I 8 51' 12 VOOR DE HUISKAMER, j INGEZONDEN. FEUILLETON. GEEN GEMEENTELIJKE HUURVERORDENING. Zaterdag hebben wij nog kort medege deeld, dat B. en W. er niet voor voelden een gemeentelijke huurverordening in te stellen. Nu is intusschen desbetreffend stuk verscheden, waarin B. en W. uitvoerig de redenen daartoe uiteenzetten. Daarin wordt o.m. gezegd: De huurcommissiewet strekte tot bescher ming van de huurders (eerst van woningen met lagere huurprijzen, later van alle wo ningen), tegen de gevolgen van- de crisis, d. i. van den woningnood. De wet was een crisiswet, bestemd om te gelden zoolang de crisis heerschte en om te verdwijnen, zoo dra de crisis voorbij was. Hetzelfde geldt voor de huuropzeggingswet, die een jaar later kwam, en wel als een inmiddels nood zakelijk gebleken aanvulling op de huur commissiewet. Beide wetten beoogden geens zins een permanent instituut van over heidszorg en overheidstoezicht ten opzichte van de contractvrijheid betreffende huur en verhuur in het leven te roepen. Dat zulks geheel vreemd was aan deze wetten, wérd nog geaccentueerd door haar laatste artikel, bepalende, dat zij zouden vervallen zes maanden na den dag waarop door de Kroon zou zijn verklaard, dat de tegenwoordige buitengewone omstandigheden haar langer voortbestaan niet noodig maakten. En dit beginsel heeft geen van beide wetten bij latere wijzigingen verlaten. Integendeel, toen in 1921 een huurver hooging tot 20 pCt. en in 1923 een van 50pCt. boven den huurprijs van 1 Januari 1916 zonder goedkeuring van de huurcom- missie voor arbeiders- en kleine midden standswoningen (voor de andere woningen waren, deze percentages 10 en 37V' van den huurprijs op 1 Januari 1918) werd toege staan, en in eerstgenoemd jaar tevens de na 31 December 1919 gebouwde huizen aan de werking van de huurcommissiewet wer den onttrokken, geschiedde dit, om de ni velleering van de huren van oude en nieuwe woningen te bevorderen en den overgang naar het tijdperk, waarin geen huurwetten meer zouden gelden, te vergemakkelijken, kortom ten einde de intrekking van de wetten voor te bereiden. Naar mate de toe standen op woninggebied verbeterden, her kregen verhuurder en huurder een deel der verloren vrijheid in zake vaststelling van den huurprijs. Waar nu de huurwetten zuivere cnsis- wetten waren, die haar taak volbracht hadden, zoodra de woningnood tot het ver leden behoorde, daar is het alleszins logisch, dat de Regeering, toen zg tot het inzicht was gekomen, dat een genormaliseerde toe stand op woninggebied was ingetreden, de verklaring, bedoeld in het laatste artikel, uitvaardigde. De huurwetten, evenals zoovele andere crisiswetten, te verdedigen in feen abnor- malen tijd, waren niet meer op haar plaats, toen vraag en aanbod zich weer normaal konden ontwikkelen. Op een en ander hebben wg de aandacht gevestigd, aldus B. en W., omdat dezelfde gedachtengang, die aan de huurwetten ten grondslag lag, moet beslissen over de vraag, of het op den weg van de gemeente ligt, een gemeentelijke huurbeperkingsverorde- ning in het leven te roepen. De allereerste vraag, die zich derhalve opdringt, is deze: bestaat er in de gemeente woningnood in zoodanige mate, dat straks onredelijke huur- opdrijving op belangrijke schaal is te vree- zen Moest deze vraag bevestigend beantwoord worden (in dien zin dus, dat onredelijke opdrijving van de huren zich als alge meen verschijnsel zal Voordoen), dan zou het maken van een huurbeperkingsverorde- ning inderdaad kunnen worden overwogen, indien jnen slechts niet op talrijke^ moei lijkheden stuitte. Over die moeilijkheden bier onder nader. De vraag nu, of er in onze 'gemeente geacht kan worden woningnood te bestaan, moet, naar de meening van B. en W., met stelligheid voor alle soorten van woningen ontkennend worden beantwoord, en dit op grond van de uitkomsten van "de woning telling. Nadat de Directeur van het Bouw en Woningtoezicht in het voorwoord van zijn rapport reeds als conclusie laat vooraf gaan, dat van woningnood geen sprake meer is, geeft hij op bladz. 24 het volgende staatje van de leegstaande woningen tegen over het totale aantal woningen in de ver schillende huurgroepen: Ja 3 »-i e -s jsl I (M CD O O E> O O 03 O "H O O e. - '5 H CO (M N N •2 'O is J, C O o c fco 5 -2 '5 -£ g P - S O rt G r-i g 1 «*-, i T3 ""O O O G G G - o -W T3 ca 5 G G G Hieruit blijkt dus, dat voor de woningen met een huurprijs beneden f 6 in Maart 1926 een reserve van pl.m. 2 pCt. en voor de wo ningen met hoogeren huurprijs een nog grootere reserve aanwezig was, terwijl een percentage van l1/» tot 2 pCt. onbewoond voor Leiden over het geheel voldoende kan worden geacht. In deze berekeningen is nog niet verwerkt de nieuwbouw na Maart 1926, welke aanbouw het natuurlijk accres van de bevolkingstoeneming in dat jaar overtrof. Wel is dit overschot voornamelijk te dan ken aan het stichten van woningen met huurprijzen boven f 6 per week, doch een grooter aanbod van middenstandswoningen zal vanzelf leiden tot drukking van de la gere huurprijzen. De toestand is dus op dit oogenblik nog gunstiger, dan het rapport der woningtel ling kon vermelden. Vermits derhalve uit deze cijfers inder daad niet anders kan worden geconcludeerd dan dat geen woningnood te dezer stede bestaat en de verhouding tusschen vraag en aanbod normaal is, moet de vrees van onredelijke opdrijving van huren bij het buiten werking komen van de huurcom missiewet onsegrond worden geacht. De toestanden op woninggebiéd te dezer stede zijn thans niet ongunstiger, dan vóór den oorlog, hetgeen wel hieruit blijkt, dat in 1911 gemiddeld voor 4.63 zielen een woning beschikbaar was, terwijl dit cijfer in 1926 was gedaald tot 4.34. Gelijk wij hiervoren opmerkten, aldus B. en W„ zou oc gemeentelijke huurbeperkingsverordening zoo daartegen al geen andere bezwaren be stonden, alleen rechtvaardiging kunnen vin den in exceptioneel e toestanden op woning gebied Een dergelijke toestand is niet aan wezig- en evenmin als de gemeente in 1911 er aan gedacht zou hebben bij verordening de contractvrijheid te beperken, mag zij thans, nu de omstandigheden niet ongun stiger zjjn dan in 1911, hier ingrijpen. De gemeente heeft met betrekking tot het woningvraagstuk immers niet tot taak zorg te dragen, dat ieder ingezetene een woning bekomt, overeenkomende met de eischen, die men in verband met draag kracht en maatschappelijke positie meent te moeten stellen. Dit moet aan het vrije verkeer in de maatschappij zelve worden overgelaten. Alleen wanneer, zooals in en bouwde en in de toekomst nog te stichten woningen, op welke categorie woningen de huurcommissiewet niet van toepassing was. Deze woningen werden in 1921 uitgescha keld, ten einde de belemmering, die de wet den nieuwbouw in den weg legde, zooveel mogelijk te verwijderen. Onttrekt men een steeds grooter wordende groep woningen aan de werking van de ver ordening, din betracht men niet de billijk heid, terwijl de remmende invloed van de verordening op den nieuwbouw toch nog niet volkomen kan worden vermeden; m het tegenovergestelde geval echter dreigt het gevaar, dat de nieuwbouw geheel stop koint te liggen. In beide gevallen streeft men der halve het doel voorbij door nieuwbouw, die juist noodig is voor een behoud van een nor male verhouding tusschen vraag en aanbod, om het oploopen van de huren te voorko men, onmogelijk of zoo goed als onmogelijk te maken. Hieruit blijkt dus, dat, ingeval er werke lijk van een woningtekort sprake was, niet het maken van eene verordening, doch het bevorderen van den woningbouw het meest aangewezen middel zou zijn, om verbete ring in den toestand te brengen. Een ander voornaam bezwaar is, dat een huurbeperkingsverordening zonder huurop- zeggingsverordening niet tot het gewenschte doel zal voeren, doch integendeel tot allerlei misbruiken zal aanleiding geven. Terwijl over de vraag, of de eerstgenoem de verordening binnen den bevoegdheids kring van den gemeenteraad ligt, de mee- nigen althans nog zijn verdeeld en naast tegenstanders dus ook voorstanders worden gevonden, is daarentegen wel iedereen het er over eens, dat het onderwerp, hetwelk de huuropzeggingswet regelde, voor den ge meenteraad verboden terrein is. Maar even als inderl'jd aan een huuropzeggingswet niet te ontkomen was, zal een gemeentelijke huurbeperkingsverordening alleen voldoende effect kunnen hebben, indien zij gevolgd wordt door een huuropzeggingsverordening. Tot welk eongewenschle practijken men an ders zijn toevlucht zal nemen, voorbeelden hiervan liggen voor het grijpen. Het heffen van sleulelgelden en het plegen van velerlei andere misbruiken liggen nog versch in het geheugen. En dergelijke misstanden worden juist bevorderd door het scheppen van al -zulke overbodige, diep in het maatschappe lijk leven ingrijpende verbodsbepalingen.- De neiging van verhuurders en huurders, om zich van de knellende banden van de verordening te ontdoen, te sterker naar mate. haar overbodigheid en onbillijkheid meer aan den dag treden, lokt van zelf allerlei on rechtmatige handelingen uit om de bepalin gen te ontduiken. Een huurbeperkingsverordening sluit ver der het gevaar in, dat de maximum-loegela- ten huurprijzen in de praktijk beschouwd worden als minima. Weer een andere bedenking is gelegen in den vorm, waarin een huurbeperkings verordening de zaak zou hebben te regelen en waardoor de uitvoering zeer bemoeilijkt wordt. Men is he't er over eens, dat de beslissing op aanvragen om goedkeuring van huur prijzen gelegd moet worden in de handen van B. en W. en aangezien het niet mogelijk is, dat zij zelf de'ze zaken behandelen, zal de beslissing practisch moeten worden over gelaten aan de gemeentelijke huurcommis-. sie. hoewel die commissie formed slechts een adviseerende bevoedheid mag hebben. Een dergelijke' gang van zaken is moeilijk overeen te brengen met de verantwoordelijk heid, die het College van B. en W. tegen over den Raad ingevolge artikel 183 der gemeentewet draagt. In de beslaande wet geving is beroep op den Kantonrechter mo gelijk en is derhalve een procedure gescha pen, die objectiviteit en rechtszekerheid waarborgt. Ook bij gemeentelijke regeling kan een beroepsinstantie niet worden ge mist, doch deze kan wettelijk alleen de Gemeenteraad zijn. Evenwel zal de Raad met ons zijn. dat een talrijk College als de Gemeenteraad, ook met het oog op samen stelling en werkkring, niet het meest aan gewezen lichaam is, om in beroep te oor- deelen over verzoeken betreffende een dik wijls onbeteekende huurverhooging. Men moet hierbij niet vergeten, dat zoo lang de mogelijkheid bestaat, om tegen een huurverhooging in verzet te komen, er men- DE RING EN HET GELDSTUK. Ziehier de oplossing van het vraagstuk van Zaterdag; Grijp één der zijkanten met beide han- den en rol dezen kant op, tot men aan den ring komt. Duw nu het opgerolde gedeelte door den ring en er ontstaat een opening, waardoor men het geldstuk verwijderen kan. scheto zullen gevonden worden, die alleen reeds op grond van dit feit bezwaren in brengen. zonder zich af te vragen, of de verhooging niet billijk e*n noodzakelijk is. Onredelijke overdrijvingen van de huren het bleek uit het vorenstaande ver wachten wij intusschen nie't zeggen B. en W. Een factor van beteekenis is, dat pl.m. 2700 woningen in handen van gemeente en boüwvereenigingen zijn, terwijl de Verhuur- derbond (waarondet ruim 3000 van de pl.m. 5300 particuliere huurwoningen met een' huurprijs tot f 4.ressorteeren) aan het slot van zijn hdres de verzekering geeft, al lei middelen, welke te zijne diensten staan, te zullen aanwenden om bij onverhoopt ge- val van onredelijke huurverhooging deze ongedaan te maken. Trouwens, gelijk ook de Yerhuurdersbond schrijft de kans dat de huiseigenaren hun eigen belangen schaden, zal hen wel weerhouden van ongemotiveerde huurverhoogingen. Bovendien kan er op worden gewezen, dat het aantal zaken, het welk de huurcommissie' als uitvloeisel van de huurcommissiewet in de jaren 1924, 1925 en 1926 behandelde, resp. 388, 322 en 252 bedroeg, en derhalve zich in een dalende richting bewoog. Over 1926 bedroeg het aantal woningen waaromtrent een huurverhooging geheel of gedeeltelijk werd afgewezen 65, vormende de onbeteekende' fractie van 0.5% van het totaal aan huurwoningen.' Met het bovenstaande zijn de bezwaren tegen een gemeentelijke huurbeperkings- verordening niet uitgeput; aan de opgesomde zijn nog meerdere toe te voe'gen, doch wij meenen thans voldoende te hebben aange toond, aldus eindigen B. eh W. dat een verordening, als bedoeld, niet alleen niet noodig. doch ook niet gewenscht is. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie) Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. SCHOOL- EN WERK TUINEN. Mijnheer de Redacteur, Het zjj mij vergund een kleine verbetering te geven op Uw mededeelingen betreffende de School- en Werktuinen. Dankbaar voor den steun, dien het be stuur in ruime mate mag ondervinden, heeft het de gewoonte ieder jaar, wanneer de tuintjes in volle fleur zjjn, de leden en be gunstigers tot een bezoek uit te noodigen. De datum daartoe werd voor dit jaar be paald op 2 Juli; een uitnoodiging tot een bezoek werd gisteren tot ons gemeente* bestuur gericht en zal ook binnen enkele dagen allen belangstellenden worden toe gezonden. Ten einde de zorg en de liefhebberij voor de tuintjes aan te moedigen, zullen ook dit jaar weder een aantal prijsjes wor den beschikbaar gesteld. De tuintjes zullen daartoe twee keer, eens in de maand Juli en eens in de maand September worden beoordeeld; eerst na de laatste beoordeeling zal de uitreiking der prijzen plaats hebben, dus in geen geval den 2den Juli. Gek den ouders der kinderen, Tn het bezit van een tuintje, zal in de maand Juli gelegenheid worden gegeven tot een bezoek aan de terreinen. Zeker mag het bestuur veel hulp onder vinden van mej. De Baat en den heer Mater, die heel wat van hun tgd beschikbaar stellen maar het moet dankbaar erkend worden, dat er nevens hen tal van dames en heeren zijn, die krachtdadig aan dit nuttige werk mede helpen. Dat de tuintjes er, mede dank zij deze hulp, thans zoo fleurig bij staan, zal voor hen allen een groote voldoening zijn. E. Th. WITTE. De Roman van een Circnsmeisje. Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES. Vertaald door J. van der Sluys. (Nadruk verboden). 46) Ik dank je, Briton, dat je me alles zoo uitvoerig en eerlijk hebt verteld, het maakt het mij gemakkelijker op te biechten wat ik op hel hart heb. Maar misschien weet je het alje hebt haar immers vanmiddag gesproken. Zeker, maar ze heeft geen woord over u gezegd. Werkelijk geen woord? Het eenige wat ze zei is, dat u zoo buiten gewoon vriendelijk en zorgzaam voor haar bent en hoe ze meeleefde met het groote ver driet dat u getroffen heeft. Roderick's woorden brachten hem weer midden in zijn eigen ellende en voor de zoo- veelste maal ging de gedachte dat ze niet in vrede afscheid van elkaar hadden genomen, •hem als een steek door hel hart.-.het zou hem nog gek maken Het duurde lang voor de dokier weer sprak. Eindelijk klonk een heesche stem: Rosalie Briton is mijn dochter, Briton. Een schok voer door Roderick, maar de mededeeling was zoo ontstellend, zoo ver- bijsterend-onbegrijpelijk dat hij zich het volle gewicht ervan nauwelijks realiseerde. Geen woord kwam over zijn lippen en hij wachtte geduldig tot de dokter weer zou be ginnen te spreken. Hij was te kiesch om den geslagen man met één vraag te storen. Na een lange pauze begon Myers weer te spreken Het is een geschiedenis die al heel lang geleden is.... een gewoon studentenroman netje. Ik ontmoette in mijn studententijd Rosalie's moeder in Londen. Het was een lief, hartelijk meisje en in mijn jeugdige on bezonnenheid ben ik met haar in het geheim getrouwd. Maar ik kan na zoovele jaren helaas nog niet zeggen dal ik een mooie rol in deze zaak heb gespeeldik kreeg al gauw genoeg van haar en heb haar verlaten. Maanden later begon mijn geweten te spre ken.... ik deed rechts en links nasporin gen, hoorde eindelijk dat ze gestorven was. Dat was alles wat ik gewaar werd; mis schien was ik in mijn egoïsme ook wel te vreden dat ik niet méér hoorde. Roderick voelde de eigenaardige overeen komst met zijn geschiedenis en een groot gevoel van dankbaarheid kwam over hem dat het hem vergund was alles wat hij had aangericht behalve dan helaas Brenda's dood nog te kunnen goed maken. Het was toeval, ging de dokter voort, dat ik met Rosalie in kennis kwam. De gelijkenis vie! me terstond op, de oogen. de glimlach en de herinnering aan het vrouwtje uit mijn studententijd liet me niet meer los. Het was gewoon een nachtmerrie je kunt je -nu misschien beter dan iemand anders voorstellen wat ik uitgestaan heb. Ik kreeg Rosalie ten slotte aan het praten over haar moeder. Ze wist zich niets meer van haar te herinneren; ze is kort na haar geboorte gestorven. Maar ze bezat een oude foto en na de oorlogsjaren, de verhoudingen ernstig zijn verbroken, kan zij geroepen zijn aan die ycatègonè van personen, die niet voor zich zelf kan zorgen, de helpende hand te bie den. De gemeente heeft, toen het oogenblik daar was, niet nagelaten dit te doen, ge tuige het groot aantal arbeiderswoningen, dat met haar medewerking werd tot stand gebracht (sinds 1914 pl.m. 2500). Evenzoo heeft de gemeente den bouw van woningen (in het bijzonder ter ont ruiming van krotwoningen) ter hand ge nomen en bevorderd voor hen, die niet in staat zijn een huur te betalen van f4 (be neden welken huurprijs woningen met een sluitende exploitatie-rekening niet kunnen worden gebouwd). Deze bewoners genieten daarom uit de kas van rijk en gemeente een huurtoeslag. En wanneer te eeniger tgd mocht blijken, dat er voor deze categorie van bewoners nog niet voldoende woningen mochten zijn, dan zal de gemeente bij het Rgk opnieuw om voorschotten en bijdragen aankloppen. Een en ander leidt echter tot de conclusie, dat, al mocht in de huurgroep beneden f 4 behoefte aan meerdere woningen bestaan, hetgeen vooralsnog rfiet het geval is, Jaar voor geen hulp bij een gemeentelijke huur beperkingsverordening behoeft te worden gezocht, aangezien in een dergelijk woning tekort desnoodig door de gemeente zal worden voorzien. Wij merken dit uitdrukke lijk op, aldus B. en W., omdat in de onmiddellijk daarboven liggende huurgroep (f4 tot f6) een woningreserve van 3.06 pet. gevonden werd, hooger dus, dan het algemeen aangenomen minimum, hetgeen de overbodigheid van een gemeentelijke huur beperkingsverordening nog sterker aantoont. f De gemeente zou echler de natuurlijke grenzen van haar taak óverschrijden, in dien zij bij een normalen stand van den woningvoorraad, zich ging bemoeien met de vaststelling van de huurprijzen van par ticuliere woningen; dit beginsel eenmaal aangenomen, zou zij evengoed maximum prijzen voor allerlei andere artikelen kun nen vaststellen, of den verkoop van huizen, enz. kunnen reglementeeren. Men voelt, dat dit alles in gewone tijdsomstandigheden niet op den weg van de gemeente ligt. Zeker, na de afschaffing van de huur wetten kunnen huurverhogingen voorko men, maar deze mogen niet reeds van te voren alle onredelijk genoemd worden, daar deze verhoogingen b.v. het gevolg kunnen zijn van aangebrachte herstellingen, terwijl een andere factor kan zijn de noodzakelijk heid, dat de huurprijzen van oude en nieuwe woningen zich naar elkander richten. En al geeft men toe, dat een enkele maal een onbillijke huurverhooging plaats heeft, dan is dit een op zich zelf normaal ver schijnsel, dat zich vóór het bestaan van de huurwetten ook wel eens zal hebben voor gedaan; evenmin als voorheen gaat het thans aan voor die enkele gevallen de hu ren van duizenden woningen te binden. Nu zou misschien de mogelijkheid kun nen worden geopperd ook de huurcom missie wijst er in haar advies op dat een bewoner van een nieuwe woning bereid is, om voor een woning van vékV 1 Januari 1926 een hoogeren huurprijs te besteden, dan onder de huurcommissiewet geoorloofd is, maar welke hem toch nog een besparing geeft, zoodat ook de tegenwoordige bewoner tot die verhooging bereid zal moeten zijn. Dit zou echter niet. meer dan een veronder stelling zijn; trouwens ook in het advies van de huurcommissie wordt gezegd, dat niet is uit te maken, in welke mate die mo gelijkheid werkelijkheid zal worden. Maar al werd deze veronderstelling bewaarheid, hetgeen wij niet gelooven, zeggen B. en W. omdat men in het algemeen niet zoo gauw van een nieuwe tot een oude woning terug keert, zou dan die verschuiving niet ten ge volge hebben, dat de huren van de duur dere woningen daalden; m.a.w. zou dit euvel zich niet vanzelf herstellen op de vrije wo ningmarkt? Intusschen, al deed de woningvoorraad op zichzelf behoefte aan een gemeentelijke huurbeperkingsverordening gevoelen, dan zouden tegen het maken daarvan toch nog zeer gewichtige bedenkingen bestaan. De billijkheid zon meebrengen, zoowel ten opzichte van verhuurders als huurders, dat de verordening gold voor alle woningen, dus ook voor de na 31 December 1919 -ge- brieven, enfin, voor mij voldoende bewijzen. Het bleek dat de moeder, nadat ik haar ver laten had, bij het circus van Sherny was te recht gekomen. Toen zij stierf bracht hij Rosalie groot. Het kind heeft een geboorte bewijs en een ring die ik indertijd aan haar moeder gegeven heb. De moeder moet wel den dapperen aard van haar lief dochtertje hebben gehad dat ze nooit over mij gespro ken heeft ze had me anders in groote moeilijkheden kunnen brengen. De bewijs stukken die voor mij voldoende zijn, har den aan een ander mij nooit als haar man kunnen aanwijzen. Dus Rosalie weet het? vroeg Roric aar zelend. Dat z£ mijn dochter is? Ja. Hij zuchtte en steunde zijn hoofd in de handen. Was dat pas gisteravond geweest dat hij naar huis was gegaan met het vaste voornemen zijn vrouw alles te vertellen? Het geleek wel een eeuw geleden. Het was alsof alle din gen hun gestalte en hun werkelijkheid voor hem verloren hadden. Een gevoel dat verwant leek aan jalouzie kwam bij Roric op. Rosalie stond dus niet langer alleen op de wereld, zooals hij ge dacht en bijna gehoopt had. Hij was niet de eenige, op wien ze heelemaal was aangewe zen; haar levensgeluk hing niet meer van hem-alleen af Dr. Myers was haar vader en wa9 het niet heel natuurlijk dat hij zich als bij intuïtie naar haar gedreven zou ge voelen om troost na dezen vreeselijken slag? Het was alsof de dokter raadde wat er in hem omging. Als mijn vrouwals Brenda.... nog leefde, kwam het er met moeite uit. weet ik niet hoe alles geloopen zou zijn Ik had toch al. voor dal ik de waarheid wist, half en half het plan om haar te adoplee- ren. Ze zou het zonnetje van onzen ouden dag zijn geworden. Ons huwelijk wa9 immers kinderloos Hij zweeg een oogenblik. Dat lijkt me nu totaal onmogelijk Als Brenda alles geweten had en ze had zich in den toestand geschikt.en dat zou ze zeker; ze was zoo goed, dan was alles anders geweest. Maar nu zou het een on recht tegenover haar zijn. Het verbaast me, zei Roderick dof, dat u zoo kalm met me spreken kunt. Indi rect ben ik toch de schuld van den dood van uw vrouw. Het is allemaal een gevolg van mijn vervloekte zelfzucht, zooals mr. Fergerson het altijd noemde. Het was maar beter geweest dat de kogel dengeen getrof fen had die hem verdienden. Dr. Myers glimlachte zwakjes. Dat kun je niet meenen en dat meen je ook niet. Jonge men9chen vergeten gauw en dat ia maar gelukkig ook. Wees goed voor haar, Roric.Hij had Roderick nooit eerder bij den voornaam genoemd. Deze stak hem implusief de hand toe. Dat beloof ik u, zei hij met groolen en ernstigen hadruk. Als ze weer beter is.... De dokier schudde het hoofd. Nog niet al te optimistisch zijn, jongen. Heb goeden moed, maar wees niet te vast overtuigd. Het zal in elk geval een laaie strijd zijn en je zult al je geduld noodig hebben. Daar ben ik in zeker opzicht blij om. Het -geeft me een kans om te bewijzen dat ik den ernstigen wil heb om het gebeurde weer goed le maken. Plotseling viel hij zichzelf in de rede: Wist mr. Fergerson dat Ro salie nog leefde? Zeker; hij is nog met mij bij haar ge weest. Roric schrok even. Hij mocht den ouden man niets verwijten; hij schaamde zich ge weldig. Mr. Fergerson moest dan wel bui tengewoon weinig vertrouwen in hem gehad hebben.... en terecht. Hij dacht aan de scène bij den advocaat thuis, toen hij van Lilian's verloving gehoord had en hij kon zich begrijpen dat de oude man het toen maar verstandig had gevonden om te zwij gen Brenda's dood zal ook voor den ouden heer een zware slag zijn, zei Myers en hij vertelde Roric hoe zij eenmaal rivalen waren geweest. Roderick was blij toen hij het huis van de stilte had verlaten. Banshell had gedul dig op hem gewacht, een doosje sigaretten opgerookt en de tragedie gTondig besproken met den dorpsveldwachter, die zijn perma nente aanwezigheid voor het huis van den dokter onontbeerlijk scheen te vinden. Het bleek Banshell hoe weinig van de juiste toedracht nog was uitgelokt bij de dorpsbevolking; de onthullingen bij het ge rechtelijk onderzoek den volgenden morgen zouden een sensationeele verrassing voor de brave dorpelingen zijn. Je zou verstandig doen om morgen na afloop van t onderzoek met me mee te gaan naar de stad, zei Banshell. Je voelt er toch waarschijnlijk niets voor om door het geheele dorp met den vinger te worden na gewezen. Het is heel vriendelijk van je om daaraan le denken, maar jo vergeet dat ik toch moei lijk Rosalie hier alleen kan achterlaten, vooral waar de operatie spoedig zal plaats hebben. Daa- dacht ik niet aan, oud" jongen, zei de ander een beetje verlegen. KWordfc .vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5