GEMENGD NIEUWS.
KINADRUPPEL5
zou kunnen doen eindigen wanneer hg dat
wil.
De heer VAN DEN TEMPEL (S.-D.) acht
het uiterst moeilgk zgn stem aan dit ont
werp te geven. Als hg het doet, dan be-
toekent dit, dat hij van twee kwaden het
minste kiest. De gang van zaken met het
middenstands-credietwezen is de laatste jaren
verre van bemoedigend geweest. Wat vooral
geconstateerd moest worden, dat was een
gebrek aan belangstelling in eigen zaak.
Dat gebrek aan medewerking van den mid
denstand is ook de zwakke plek van dat
wetsontwerp.
Spr. aoht de regeling van de oprichters-
bewijzen een ongepaste vrijgevigheid. Het
uitloten van de oprichlersbewgzexi mag zijns
inziens niet geschieden vóór de staat van
zijn garantie-plicht is ontslagen. Hoe denkt
de Minister voorts een zoo snel mogelijke
vermindering der garantie te bevorderen?
De heeren zouden het wel eens zóó prettig
kunnen vinden, dat zjj van de garantie in
't geheel niet meer atwillen. In ieder geval
behoeft die vermindering niet samen te gaan
met de stijging van het aandeelenkapitaal.
Ten 6lotte dient, zoolang de garantie be
staat, de voorzitter van den Raad van Toe
zicht niet te worden benoemd door de Ned.
Bank, maar door de regeering.
Spr. vraagt de stellige toezegging, dat de
regeering al het mogelijke zal doen om da
garantie zoo snel mogelijk te doen ver
minderen.
De heer VAN GIJN (V.-B.) wijst er op,
dat het maximum risico-bedrag voor den
Staat kleiner wordt en de concurrentie schijnt
te verdwijnen. Bovendien ziet hij een zeer
goede reden voor een apart middenstands-
credietwezen. En mits het bedrijf goed wordt
beheerd, kan een middenstandsbank bestaan.
Maar ieder crediet, dat bedoeld wordt om
uitbreiding of verbetering aan een zaak te
geven, moet worden vermeden. Dit geld moet
uitsluitend worden gevonden door uiterst
spaarzaam te leven. Verder zou spr. wen-
schen, dat een maximum crediet werd be
paald, waarvan slechts zou mogen worden
afgeweken met toestemming van den regee-
nngsv ertegen woordiger.
Spr. deelt mede, dat zijn fractie bereid
is, vóór dit ontwerp te stemmen, in d&
hoop, dat men zonder onderscheid van gods
dienst of wat ook, een bekwamen leider
zal vinden en dat de Minister alsnog de
overeenkomst, die h\j gesloten heeft, zal
overleggen.
De heer FLESKENS (R.-K.) komt op
tegen hetgeen in het voorloopig verslag
en in de memorie van antwoord is gezegd
over de boerenleenbanken.
Deze banken hebben veel bijgedragen tot
de welvaart van het land. Evenwel acht
hij een combinatie van middenstands- en land-
bouwcrediet onbestaanbaar. De boerenleen
banken hebben een plaatselijk karakter en
verieenen het crediet slechts tegen groote
zekerheid, tantièmes worden niet verleend
en de beheerders hebben zelfs geen salaris.
Zji zullen zich niet leenen om ondergebracht
te worden bij het middenstandserediet, ook
niet om daarmede samen te werken.
De heer v. d. HEUVEL (A. R.) merkt op,
dat er wel niemand in de Kamer zal zijp,
die groote bewondering heeft voor dit ont
werp. Het brengt voor den Slaat een groot
risico mede. De vraag is ook, of de thans
voorgestelde oplossing de meest juiste is.
Wel is hel een voordeel, dat de garantie
wordt verlaagd en overgaat op een ander
lichaam, dat een redelijke kans geeft, dat
de Staat van de garantie nog eens afkomt.
,Het gaat niet aan, de 9chuld van het slecht
gaan der zaken te werpen op de beheerders
der middenstandsbanken. Zij hebben in
uiterst moeilijke omstandigheden gewerkt
en allen, die met financiën te maken had
den, hebben zich in die tijden vergist door
de onderstelling, dat de welvaart, die slechts
schijn was, zou aanhouden. Ware er toen
een centrale bank geweest, dan zouden er
evengoed verliezen geleden zijn.
Spr. wenscht ten slotte de vraag te stellen
■of hier geen gevaar dreigt.
De heer v. WIJNBERGEN (R. K.) betoogt
dat een middenstandscredietbank wensche-
lijk en mogelijk is.
De vraag of de kans beslaat, dat de voor
gestelde regeling aan den Staat geld zal
kosten, wordt in het rapport op oplimistische
wijze besproken en naar spr. meent, niet
zonder grond. Echter is de mogelijkheid
niet uitgesloten, dat het den Staat geld zal
kosten, maar dit is voor spr. geen reden
zich tegen het ontwerp te -verklaren.
Volgaarne zal spr. zijn slem aan het ont
werp geven.
De heer SCHOKKING (C. Hbetoogt, dat
de Slaat tegenover den middenstand reeds
gebonden is en niet alleen financieele over
wegingen tegenover den middenstand mag
laten gelden. Daar men met een overgangs
maatregel te doen heeft, dringt zich volgens
spr. de vraag op of hier geen aanleiding be
staat, een' termijn Ie stellen.
De heer BRAAT (P. B.). overigens geen
voorstander van staatsbemoeiing, ziet in dit
ontwerp een stap in de goede 'richting.
Een uitbreiding van de credictmogelijk-
heid acht spr. dringend noodig.
MINISTER DE GEER is dankbaar voor
den steun, eigenlijk van alle zijden ontvan
gen.
Al is het ontwerp inderdaad niet fraai, de
goede zijde er van is, dat het de unificatie
van het middenslandscredielwezen brengt
en het risico van den Staat verkleint en
korter maakt.
Spr. is het niet eens met hen, die in het
voorl. verslag zeiden, dat eischen van gods-
dienstigen aard niet mogen primeeren bo
ven eischen van economischen aard. Dit is
natuurlijk onjuist, doch waarschijnlijk be
doelde men: er zijn hier geen eischen van
godsdiensligen aard en zoo gestold, kan spr.
deze uitspraak onderschrijven
Op de vraag van den heer Oud, wanneer
de garantie eindigt, antwoordt spr., dat de
garantie van 67j millioen zal, verminderen
naarmate het aandeelenkapitaal wordt uil-
gegeven en dat zij zal ophouden zoodra de 6
millioen aan aandeelen geplaatsl zijn.
Wat de 272 millioen betreft, is beweerd,
dat het een halve eeuw zal duren, eer deze
is afgelost Dit is natuurlijk absurd.
Van die 272 mi'lioen gaal eerst af wat de
oude posten meer opbrengen dan is geta
xeerd, voorts de oude posten, die terecht ko
men en dan f 60.000 per -jaar afschrijving.
Als uit de winst oprichtersbewijzen worden
uitgeloot, dan worden deze niet in geld, doch
in aandeden geplaatst. Daardoor vermin
dert de garantie van de 67a millioen. Als er
geen winst is worden ze niet uitgeloot.
Wat de vraag van den heer v. d. Tempel
betreft omtrent de benoeming van een voor
zitter van den Raad van Toezicht, antwoordt
spr., dat deze benoeming geschiedt door den
Raad van Commissarissen, in overleg met
Regeering en Ned. Bank. Reeds hebben deze
laatsten een persoon op het oog. En wat
aangaat de bevoegdheden van' den voorzit
ter, omschreven in het reglement, betoogt
spr., dat de bepalingen van dit reglement
eerst moeten worden goedgekeurd.
Spr. zal gaarne alles doen om zoo spoedig
mogelijk de verplichlingen van den Staat te
verminderen. Hij meent, dat het voor de
bank wel degelijk gewenscht zal zijn van
de garantie af te komen. Een termijn acht
spr. niet gewenscht en daarom zou met.par
tijen ook geen overeenstemming bereikt
kunnen worden.
Spr. antwoordt ten slotte den heer Braat,
dat het niet in de bedoeling ligt een Staats
steun aan hef landbouwcrediet.Ie geven als
voor het middenstandserediet wordt voorge
steld.
Het ontwerp wordt z. h. 9t. aangenomen.
de invoering van het zevende lëèrjaar
Het zevende leerjaar.
Aan d-e orde zijn de wetsontwerpen tot
wijziging van de artikelen 56, 07 en 203
der L. O. wet 1920 en t-ofc wijziging van
art. 3 der Leerplichtwet, zooals het wordt
gelezen krachtens de wet van 30 Juni 1924
en het voorstel-Albarda c.s. tot invoering
van de leerverplichting voor het zevende
leerjaa-r.
De heer SURING (R.-K.) gaat accoord
met de ontwerpen der regeering, doch
meent, dat de wijziging van art. 203 der
L. O.-wet niet veel te beteekenen heeft.
Op het oogenblik hebben 75 pCt. der scho
len een zevende leerjaar, waar 20.000 kin
deren onderwijs ontvangen. Wordt artikel
203 hersteld zonder dat de leerverplichting
wordt ingevoerd, dan zal het aantal leer
lingen tot 25 a 26.000 stijgen, terwijl het
bij invoering van de zevenjarige leerver
plichting 100.000 zal bedragen. Spr. be
grijpt niet welk bezwaar de regeering te
gen de leerverplichting kan hebben, en
bestrijdt de geopperde bezwaren.
De heer ALBARDA (S.-D.acht de ont
werpen. van belang, maar van groote betee-
nis worden zij pas, indien do leerverplich
ting wordt ingevoerd. Het verstoken blij
ven van het onderwijs in het 7e leerjaar
is een nadeel voor het geheele volk, in het
bijzonder voor de armsten, die alleen la
ger onderwijs genieten. Niet alleen intel
lectueel, ook zedelijk is het vervallen, van
het 7e leerjaar een nadeel.
Terecht heeft de heer Sunng in zijn op
19 November aangenomen motie de nood-
zajcelijkheid yap onmiddellijke invoering
uitgesproken. Én nu is het merkwaardig,
dat onmiddellijk van dé zijde van "de re
geering heftig verzet is uitgegaan tegen de
motie, dat echter steeds gepaard ging met
een sympathiebetuiging van den minister
van Onderwijs.
Aanvankelijk heette het, dat de kosten
op 4 millioen per jaar moesten worden ge
schat, daarna zijn zij gedaald tot 3mil
lioen. Laten nu 's lands financiën een der
gelijke uitgave toe? De stijging der mid
delen boven de raming was in de eerste
drie maanden van dit jaar 61 millioen
meer dan 3/12 der raming voor dit jaar.
De grootere opbrengst der rijwielbelasting
daar aftrekkende, houdt men nog een meer
opbrengst van 2V£ millioen in drie maan
den. We moeten van de 16$ millioen aan
belastingverlaging 8 millioen overschot af
trekken, zoodat er 8V$ millioen blijft m
tc halen. Rekent men, dat de opbrengst
der middelen een accres blijven vertooncn
als de eerste drie maanden te zien gaven,
dan gaat dit accres over het geheele jaar
dit bedrag met nog 1% millioen te boven.
Het is trouwens niet noodig, dat het geld
voor liet zevende leerjaar in 1927 gevon
den wordt, het zal eerst in 1928 moeten
worden gevonden. Èn het bedrag, dat dan
beschikbaar moet zijn is met 3Vé miliioen
te hoog geschat. Voor de 70 000 kinderen,
die boven het tegenwoordige aantal het
zevende leerjaar zullen bezoeken, zullen
volgens den heer Suring 2000 onderwijzers
noodig zijn, doch hij vergat, dat deze nies
allen nieuwe onderwijzers zullen behoeven
te zijn. Er zullen vele scholen zijn, waar
men door de invoering van het 7e leerjaar
geen nieuwe onderwijzers behoeft aan te
stellen. En bovendien zullen bij de nieuwe
onderwijzers vele wachtgelders zijn. Voorts
moet men zich niet voorstellen, dat alle
aan te stellen onderwijzers op 1 Februari
reikhalzend naar een girobiljet staan uit
te zien. De cursussen beginnen niet op 1
Januari, maar in het voorjaar en in het
najaar. In 1926 zal dus ten deele 8 maan
den, ten deele 4 maanden, salaris moeten
worden betaald als gevolg van de invoe
ring van de 7-jarige leerverplichting. Het
benoodigde bedrag, zal in 1923 dientenge
volge l.l millioen zijn.
Het spijt spr. dat de minister van Finan
ciën niet aanwezig is Van hem is het ver
zet uitgegaan niet van minister Waszink,
op wiens misschien onschuldig hoofd nu
de critiek moet neerkomen. De aanwezig
heid van den minister van Financiën ware
hoffelijker en moediger geweest. In het
verzet van do regeering zit een element
van koppigheid; zij wil de leiding behou
den. Waarom 1 Kan het parlement in kwes
ties als deze de leiding niet hebben Er
zijn nu in korten tijd drie onaannemeJijk-
verklaringen geweest. Gaat het zoo voort,
dan zullen we op de scholen Italiaansch
moeten gaan onderwijzen, want dit is Ita
liaansch. De regeering schijnt de invoe
ring van het 7e leerjaar een kwelling te
vinden, zij zegt tenminste, dat het platte
land er te zeer door zal worden „getrof
fen Spr. echter meent, dat vooral het
platteland behoefte heeft aan de zegenin
gen van de 7 jarige leerverplichting.
De heer RUTGERS (A.-R.) betaoogt-, dat
schade d"oet~ aan het economisch herstel en
beklaagt hem, die te laat in het botren-
bedrijf komt; de handen staan hem ver
keerd.
In dezen vorm moeten deontwerpen wor
den afgewezen. De mogelijkheid moet ech
ter geschapen, wordép om lessen Tri land
en tuinbouwkunde te ontvangen.
De heer TI LAN LTS (C.-H.J hefeft niet
gestemd voor de motie-Suring op 19 Nov.
1926, doch gewaardeerd, dat de regeering
bet gemeen overleg mét de Kamer in eere
wil houden. Spr. acht het juist, dat het
zevende leerjaar zal worden ingevoerd afe
verplicht voor de scholen. De leerverplich
ting voor de leerlingen moet daarop vol
gen om een geleidelijke ontwikkeling mo
gelijk te maken Dit zal in 1930 geschie
den over het principe behoeft dus niet
meer gesproken te /worden Spf. acht de
zienswijze van den minister juist, dat het
zevende leerjaar eerst moot worden inge
voerd in de steden? die er het meest be
hoefte aan hebben, waarom de invoering
gesteld is op 1 Juli, wanneer in de stad
de cursussen beginnen.
Wat de kosten betreft, méént spr., dat
een last van 3.6 millioen op de gemeenten
en 3Vf» millioen op het Rijk wegens invoe
ring van den 7-jarigen leerplicht stellig
moeten wegen Reden ora te twijfelen aan
deze cijfers heeft spr. niet. En spr. betoogt
dat de regeering de leiding behoort te
houden, omdat zij het best kan beoordee-
len welke uitgaven het eër6t gedaan kun
nen wordep. Spv. hoopt, dat de 'regeering
dit standpunt niet zal prijs geven. Daar
mee is spr.'s standpunt bepaald ten op
zichte van het voorstel-Albarda.
Wat de tewerkstelling van wachtgelders
betreft vraagt spr. den Minister daarbij
rekening te houden met de belangen van
het onderwijs.
Mej. WESTERMAN (V.-B.) vraagt zich
af of de tewerkstelling van wachtgelders
wel zoo vlot zal gaan als de Minister hot
zich voorstelt. De ongeschikte krachten
onder do wachtgelder* zullen toch worden
aangesteld en dit is een bevoorrechting
i van do bijzondere scholen, die alleen maar
te maken zullen'hébben mét de leerkrach
ten, die zij'zelf- hébben a-angesteld. Spr.
hoopt, dat met voorzichtigheid zal worden
te werk gegaan en het oordeel van de in
spectie zal worden ingewonnen". Spr. vraagt
voorts of de mogelijkheid, zal worden ge
schapen van het gecentraliseerde leerjaar
en of op de lagêffe-en M.U.L.O.-scholen,
die in éen gebouw zjjn ondergebracht* dfa
uitzondering van fid 2'van art. 3 zal wor
den toegepast. -
Wat de 7-jarige fëeTm-plichting-betreit
meent spr. dat., wadV de middelen ruimer
vloeien, de leemte tussche'n Leerplichtwet
on Arbeidswet zco spoedig mogelijk1 moot
worden aangevuld. EVèr.wel sluit'spr. zich
aan bij den heer' Rutten, waar die een
ander zevende leerjiaV-bepleitte. Spr. zou
de invoering der 7%rige ..leerverplichting
echter niét op Jan^éri 1928; maar ;op J
Juli 1928 gesteld vallen 'rión. Zij wil in
dien zin een sub-amèndément op hét amom
dement-Suring ihdienén, doch tevoren we
tan hoe de rpgcering hierover'denkt.
De heer ZILJSTRA (A.-R.hoopt, dat-,
de regeering voet bij- stuk zal houden en
voélt als principieel tégcnstander van leer
plicht niet veel voor uitbreiding daArvari op
een vroegeren datum dan in uitzicht -is
gesteld. Een tegenstander van uitbreiding
van het onderw ijs is spr. echter niet,'doch
hij meent, dat het de vraag is welke uit
breiding bedoeld is: een zevende leerjaar,
dat een herhaling is of een, dat zich aau-
past bij den leeftijd.
Spr. meent, dal do benoodigde 3$ mil
lioen voorts beter besteed kan worden aan
de 6-klas.sige .scholen^ n-L door het 48 stel-,
pel te vervangen dóór een beter, en aaU
hot schippersonderwijs. Ook is spr; van
meening, dat de tegenwoordige paedago-
gen aan bet zevende leerjaar niét zoo heel
groote waarde meer1 "hechten, doch meer
den nadruk leggen op vakonderwijs.
De heer v. VOORST TOT VOORST
(R.-K.) meent, dat er uit een oogpiint van
algemeenc volksontwikkeling veel pleit
voor de invoering van de 7-jarige leerver
plichting en wil dan nog niet spreken van
de leemte tusschen Leerplichtwet ori Ar
beidswet, die ook. dóór' land- en tuinbouw*
cursussen wordt aangevuld.' Spr. zou de
vraag Willen stéllen of de leerlingen van
lagere landbouwscholen vrijgesteld zullon
zijn van het verplichte zevqnde leerjaar
en of deze scholen tot 't nijverheidsonder
wijs zullen worden gerekend. Spr. is éen
voorstander van 't verplichte "de leerjaar,
maar wenscht. dat aan die verplichting kan
worden voldaan door het bezoeken van een
lagere landbouwschool.
De heer v WIJNBERGEN (R--R wijst
er op, dat met de pacificatie verschillende
onderwijsverbeteringen zijn toegezegd,
waarvan verschillende dpor den nood der
tijden zijn uitgesteld. Nu heeft mén uit
deze verbetering er éen genomen, de 7-ja-
rige leerverplichting, waaromheen een ze
kere agitatie is gewekt Dit had kunnen
worden voorkomen als men het 7e leerjaar
beschouwd had als de andere zaken, die
nog tot stand moeten komen. Spr. meent,
dat de leiding moet blijven bij de regee-
ving en, warm voorstander v,in het 7e
leerjaar, vertrouwt spr., dat de minister
met evenveel verlangen het tijdstip af
wacht, waarop de 7 jarige leerplicht kan
worden ingevoerd. Een nadere verklaring
daaromtrent heeft spr. niet noodig.
De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer
DE GEER. deelt mee. dat hij geen uilnoodi-
p;ng. heeft ontvangen, noch van den Voor
zitter. noch van den heer- Albarda om bij de
behandeling van deze ontwerpen aanwezig
te zijn. Had hij een schijn van uitnoodiging
ontvangen, hij ware aanwezig geweest, nie
mand zal vermoeden, dat hij den moed zou
missen hier aanwezig te zijn. Het komt spr.
voor. dat de heer Albarda bij het maken van
zijn opmerking geen blijk gaf van de ge
wone urbanjtpjl van cj^n heer Albarda. Het
betrof.hier geen bèzuinigingsontwérp'pti spr.
kon. ni,et vermoeden, dat zijn aanwezigheid
hier géwenscht werd.*Toen hijr> hier loéval-
lig uit belangstelling kwam. en omdat hij
hiér toch iemand mce9t spreken, hoorde-hij
tot zijn verbazing van de opmerking van
den heer Albarda. Hij acht het optreden van
den heer Albarda niet een blijk van correct
heid.
Spr. verzocht Vrijdag zijn rede te mogen
voortzetten.
Persoonlijk feit
De heer ALBARDA vraagt het woord voor
een persoonlijk feit
De VOORZ. verzoekt den heer Albarda
mede te deel en waaruit dit persoonlijk feit
bestaat.
De heer ALBARDA: De Minister heeft mij
verweten, dat mijn optreden niet correct
was.
De VOORZ.: Ik kan U daarvoor midden in
een rede van den Minister niet het woord
geven.
De heer ALBARDA: Ik meen. dat het een
goede gewoonte is een persoonlijk feit on
middellijk te behandelen.
De VOORZ.: Ik kan U het woord niet
geven.
De Voorz. verdaagt te 6.30 de vergadering
tot hedenmiddag 1 Jur-#
Amendementen.
De heer Bijlévèld heeft op het'betreffende
ontwerp (het 7e leerjaar) een amendement
ingediend om aan art. 97 tweede lid een
nieuwe alinea toe te voegen, luidende:
„De vermindering,^bedoeld onder a. en c.
wordt niet toegepast ten aanzien van onder
wijzers, Wier jaarwedde'of wèdde niet voor
de Rijksvergoeding in aanmerking komt".
Een ander amendement beoogt toevoeging
van een nieuw art. Illbis, 'luidende:
„Het Bepaalde bij de artikelen I en H
geldt slechts ten aanzien van hoofden en
onderwijzers, aangesteld na het in werking
treden dezer wet."
De heer Suring heeft op het wetsontwerp
tot wijziging van art. 3 der Leerplichtwet
een amendement ingediend, dat de strekking
heeft, de voorgestelde wijziging van art.
3 al. 3 slechts van kracht te doen zijn tot en
.met'31 Dec. 1927 in plaats van tot en met
31 Dec. 1929.
ffij wenscht met 1 Januari 1928 de zeven
jarige leerverplichting te herstellen, met al
leen diit voorbehoud, dat hij wenscht tege
moet te komen aan het bezwaar, dat de oor-,
sprorrkelijke redactie in het vierde lid van
art. 3 in sommige gevallen de leerverplich
ting ook na het bereiken van den veertien
jarigen leeftijd uitstrekt. In art. 3 wordt
daarom opgenomen de bepaling: De ver
plichting eindigt in ieder geval indien het
kind den li-jarigen leeftijd heeft bereikt.
RECLAME.
444a
AUTO-ONGEV ALLEN.
Gistermiddag le ongeveer twaalf uur reed
de heer Lasscher uit Amsterdam met zijp
auto van Renswolde in de richting Ede. Na
dat hij De Klomp gepasseerd was, wilde hij
in groote vaart een anderen auto voorbijrij
den, toen zijn wagen in het mulle zand
langs den berm van den aldaar nieuw aan-
gelegden rijksstraatweg slipte en tegen een
boom vloog. Doer den schok sloeg- de auto.
ongeveer een meter terug en -werd van vo
ren geheel in elkander gedrukt. De heer L.
die alleen in de auto zat, werd door een
der ruiten van het rechter-portier gedrukt.
Zwaar aan het gelaat en hel onderlijf ge
wond, werd hij per auto naar Amsterdam
overgebracht.
Op den Badhuisweg te Den Haag werd
gisteren een 13-jarige wielrijder aangereden
door qen auto, die bestuurd werd door een
knaap van 13 jaar. onder toezicht van diens
vader. De jeugdige wielrijder bekwam ern
stige kneuzingen en moest naar het zieken
huis worden vervoerd.
ONVEILIG STRAND.
Het strand le Scheveningen is Maandag
en. Dinsdag 20 en 21 Juli onveilig tot Waa-
senaarsehe Slag van 6 30 uur v.m. lot 11
uur v.m. wegens het schieten van mitrail
leurs.
De aandacht van het publiek wordt er op
gevestigd, dat het strand eerst dan weder
voor het publiek toegankelijk zal zijn. als-
de roode vlaggen, welke de onveiligheid aan
duiden zijn weggenomen.
FRAUDE MET FRANKEER. EN
FLAKZEGELS TE HAARLEM.
Voor dnizenden guldens in beslag genomen.
Aan de Haarlemsche recherche was het
ter oore gekomen, dat daar of in een andére
plaats van ons land een part ij ongebruikte
post- en plakzegels legen een lageren dan
den vastgestelden prijs zou verhandeld
worden Omdat de zegels voor minder dan
de hel ft van de waarde werden aangeboden
en het hier bovendien een zeer groote partij
gold. waaronder zegels van hooge waarde,
was het duidelijk, dal misdrijf in het spel
moest zijn. te meer. omdat het hier lieeiè
en halve vellen zegels waren.
Toen de zegels fe Haarlem verhandeld
zouden Worden, werden de verkoöpers en
de gegadigden gearresteerd.
Op het politiebureau bleek, dat de heeren
in- hel- bezit waren van een zeer groote
partij frankeer- en plakzegels. De waarde
kon ,nog niet worden opgegeven, maar rgel
is te zeggen dat die ver in de duizenden
guldens loopt.
Hel bleken echte zegels te zijn. geen yer-
vatschle. of misdrukken, aldus de „Tel.".
De aangehoudenen we igereneen verkla
ring te gaven, hoe zij aan de zegels gekomen
zijn. De recherche is er- nog niet in geslaagd
vast te stellen, waar de diefstal geheurd is.
Het is natuurlijk mogelijk dat die te Haar
lem heeft plaats gehad, maar evenzeer is er
kans, dat de diefstgl gepleegd is in Den
Haag, nadat, de zegels daar waren afge
leverd.
N'u is rog niet te zeggen welk aandeel
de thans aangehouden helefs in de zaak
hebben.
Natuurlijk is het hoofdbestuur van de
posterijen met de zaak in kennis gesteld.
Dit volgt met belangstelling het verloop van
hei onderzoek, want hel geldt hier voor de
posterijen een zeer belangrijke zaak. Alsde
zegels in den handel gebracht waren, gou
de post dus de staat voor een zèer
belangrijk bedrag benadeeld zijn.
VERDRONKEN.
Gisteravond is aan het strand te Zand-
voort een tragisch ongeluk gebeurd. De 34-
jarige F. Beuks wonende Admiraal de Ruy-
lerweg te Amsterdam en tijdelijk te Zand-
vQort verblijvende, werd bij het zwemmen
door krampen bevangen. Hij verdween on
middellijk in de golven. Den geheèlen avond
heeft men-met talrijke booten de kust afge
zocht doch niets gevonden. Het slachtoffer
laat een vrouw en' een l'/j-jarig kind na-
De vrouw bevond zich aan het strand toen
haar man verdronk.
Bij Zuidbroek is gisteren een schippers
vrouw over boord gevallen en verdronken.
JONGEN ONDER DE TRAM GERAAKT.
Gistermiddag is te Amsterdam op de We
teringschans nabij het Weleringplansoen
een 15-jarige boodschappenjongen, die op de
fiets in de richting van het Leidscheplein
reed, door onverklaarbare oorzaak tegen
een van de tegenovergestelde zijde komen
den tramwagen van lijn 7 gereden. De jon
gen geraakte onder de tram en liep zeer
zware verwondingen op. In zorgwekkender!
toestand is hij per ziekenauto naar het-Wil-
helminagasthuis vervoerd.
DE INBRAAK IN HET STATION TE VENLO
Als verdacht van de inbraak in de sta
tionswachtkamer te' Venlo, die dezer dagen
plaats had werd naar Venlo overgebracht de
te Rotterdam aangehouden Duitscher A- S-
Een gedeelte van het gestolene werd nog in
zijn bezit gevonden. Hij werd naar de ge
vangenis te Roermond overgebracht.
BRANDEN..
Door onbekende oorzaak is de kuiperij en
gedeeltelijk ook de kistenmakerij van Gebr.
Worsteling te Vlaardingen door brand ver
nield. Assurantie dekt de schade.
Te Lip dp COv.). is de, bperderR van M,
Meijer door den bliksem getroffen en afge
brand. M. werd getroffen, doch niet doo-
dèijlt.
DOODELIJK ONGEVAL BIJ HET
RANGEEREN.
Te Breskens is de werkman G. uit Groeda
bij het rangeeren van een wagen der tram
BreskensMaldeghem met het hoofd tus
schen twee wagens bekneld geraakt en aan
de gevolgen overleden.
HET SPOORWEGONGEVAL BIJ HALLUM.
Er is niet te snel gereden.
De spoorwegraad heeft een onderzoek in
gesteld paar het ongeval, dat Zondag j.l. te
Ilallum plaats vond. De machinist, leerling
machinist. conducteur en andere leden van
heL personeel, die bij het ongeval betrokken
waren, werden door den Raad gehoord, zegt
de „Tel."
Daarbij is gebleken, dal er geen sprake is
geweest van te groote snelheid.
Een nader onderzoek zal nu moeten uit
wijzen, wat wel de oorzaak van het onge
luk is geweest. Daartoe zijn de leden van
den Spoorwegraad na het hooren van de
getuigen per. extra-trein naar Hallum ver
trokken.
Daar ligt de 'locomotief'nog steeds op de-
i zelfde plaats in de HallumervaarL Deze zal
;door het spoorwegpersoneel met eigen mid
delen worden opgetakeld.
WAGEN DOOR EEN TRAM AANGEREDEN.
Terwijl de melkboer S. F., uit Farmsum,
gem. Delfzijl, zichgisteravond met zijn
melkwagen op den FarmSummerweg be
vond.' schrikte het paard plotseling voor -de
naderende -stoomtram. Het dier sprong vóór
de tram, waarbij het zoodanig werd ver-'
wond, dat het moest worden afgemaakt.'De
wagen werd zwaar beschadigd zegt de.
■■Tel"
De eigenaar en twee kinderen, die zich op
den wagen bevonden, werden op den weg
geslingerd, waarhij'F die nog een eind met
de tram werd- meegesleurd, errfstig aan
hooid' en borst Werd vprwond. terwijl een
der kinderen bij het ongeval een vinger
brak; hel andere kind kwam 'met dén
schrik vrij Geneeskundige hulp was spoe
dig Ier plaatse. De getrofienen werden per
auto naar hun woning vervoerd. Naar wij
vernemen, is de toestand'vrij goed.
A.: „Wat zie ik, meneer van L., is ui
thans in een haringzaak werkzaam?"
„Ja, wat moet je doen? De dokter heeft-
me zeelucht voorgeschreven,"
RECLAME.
Dr. H.NANNING'S
1 EÉTLÜ5T-0PWEKKEND /l.30pfl
3582
3-2