GEMENGD NIEUWS. KINADRUPPEL5 zou kunnen doen eindigen wanneer hg dat wil. De heer VAN DEN TEMPEL (S.-D.) acht het uiterst moeilgk zgn stem aan dit ont werp te geven. Als hg het doet, dan be- toekent dit, dat hij van twee kwaden het minste kiest. De gang van zaken met het middenstands-credietwezen is de laatste jaren verre van bemoedigend geweest. Wat vooral geconstateerd moest worden, dat was een gebrek aan belangstelling in eigen zaak. Dat gebrek aan medewerking van den mid denstand is ook de zwakke plek van dat wetsontwerp. Spr. aoht de regeling van de oprichters- bewijzen een ongepaste vrijgevigheid. Het uitloten van de oprichlersbewgzexi mag zijns inziens niet geschieden vóór de staat van zijn garantie-plicht is ontslagen. Hoe denkt de Minister voorts een zoo snel mogelijke vermindering der garantie te bevorderen? De heeren zouden het wel eens zóó prettig kunnen vinden, dat zjj van de garantie in 't geheel niet meer atwillen. In ieder geval behoeft die vermindering niet samen te gaan met de stijging van het aandeelenkapitaal. Ten 6lotte dient, zoolang de garantie be staat, de voorzitter van den Raad van Toe zicht niet te worden benoemd door de Ned. Bank, maar door de regeering. Spr. vraagt de stellige toezegging, dat de regeering al het mogelijke zal doen om da garantie zoo snel mogelijk te doen ver minderen. De heer VAN GIJN (V.-B.) wijst er op, dat het maximum risico-bedrag voor den Staat kleiner wordt en de concurrentie schijnt te verdwijnen. Bovendien ziet hij een zeer goede reden voor een apart middenstands- credietwezen. En mits het bedrijf goed wordt beheerd, kan een middenstandsbank bestaan. Maar ieder crediet, dat bedoeld wordt om uitbreiding of verbetering aan een zaak te geven, moet worden vermeden. Dit geld moet uitsluitend worden gevonden door uiterst spaarzaam te leven. Verder zou spr. wen- schen, dat een maximum crediet werd be paald, waarvan slechts zou mogen worden afgeweken met toestemming van den regee- nngsv ertegen woordiger. Spr. deelt mede, dat zijn fractie bereid is, vóór dit ontwerp te stemmen, in d& hoop, dat men zonder onderscheid van gods dienst of wat ook, een bekwamen leider zal vinden en dat de Minister alsnog de overeenkomst, die h\j gesloten heeft, zal overleggen. De heer FLESKENS (R.-K.) komt op tegen hetgeen in het voorloopig verslag en in de memorie van antwoord is gezegd over de boerenleenbanken. Deze banken hebben veel bijgedragen tot de welvaart van het land. Evenwel acht hij een combinatie van middenstands- en land- bouwcrediet onbestaanbaar. De boerenleen banken hebben een plaatselijk karakter en verieenen het crediet slechts tegen groote zekerheid, tantièmes worden niet verleend en de beheerders hebben zelfs geen salaris. Zji zullen zich niet leenen om ondergebracht te worden bij het middenstandserediet, ook niet om daarmede samen te werken. De heer v. d. HEUVEL (A. R.) merkt op, dat er wel niemand in de Kamer zal zijp, die groote bewondering heeft voor dit ont werp. Het brengt voor den Slaat een groot risico mede. De vraag is ook, of de thans voorgestelde oplossing de meest juiste is. Wel is hel een voordeel, dat de garantie wordt verlaagd en overgaat op een ander lichaam, dat een redelijke kans geeft, dat de Staat van de garantie nog eens afkomt. ,Het gaat niet aan, de 9chuld van het slecht gaan der zaken te werpen op de beheerders der middenstandsbanken. Zij hebben in uiterst moeilijke omstandigheden gewerkt en allen, die met financiën te maken had den, hebben zich in die tijden vergist door de onderstelling, dat de welvaart, die slechts schijn was, zou aanhouden. Ware er toen een centrale bank geweest, dan zouden er evengoed verliezen geleden zijn. Spr. wenscht ten slotte de vraag te stellen ■of hier geen gevaar dreigt. De heer v. WIJNBERGEN (R. K.) betoogt dat een middenstandscredietbank wensche- lijk en mogelijk is. De vraag of de kans beslaat, dat de voor gestelde regeling aan den Staat geld zal kosten, wordt in het rapport op oplimistische wijze besproken en naar spr. meent, niet zonder grond. Echter is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het den Staat geld zal kosten, maar dit is voor spr. geen reden zich tegen het ontwerp te -verklaren. Volgaarne zal spr. zijn slem aan het ont werp geven. De heer SCHOKKING (C. Hbetoogt, dat de Slaat tegenover den middenstand reeds gebonden is en niet alleen financieele over wegingen tegenover den middenstand mag laten gelden. Daar men met een overgangs maatregel te doen heeft, dringt zich volgens spr. de vraag op of hier geen aanleiding be staat, een' termijn Ie stellen. De heer BRAAT (P. B.). overigens geen voorstander van staatsbemoeiing, ziet in dit ontwerp een stap in de goede 'richting. Een uitbreiding van de credictmogelijk- heid acht spr. dringend noodig. MINISTER DE GEER is dankbaar voor den steun, eigenlijk van alle zijden ontvan gen. Al is het ontwerp inderdaad niet fraai, de goede zijde er van is, dat het de unificatie van het middenslandscredielwezen brengt en het risico van den Staat verkleint en korter maakt. Spr. is het niet eens met hen, die in het voorl. verslag zeiden, dat eischen van gods- dienstigen aard niet mogen primeeren bo ven eischen van economischen aard. Dit is natuurlijk onjuist, doch waarschijnlijk be doelde men: er zijn hier geen eischen van godsdiensligen aard en zoo gestold, kan spr. deze uitspraak onderschrijven Op de vraag van den heer Oud, wanneer de garantie eindigt, antwoordt spr., dat de garantie van 67j millioen zal, verminderen naarmate het aandeelenkapitaal wordt uil- gegeven en dat zij zal ophouden zoodra de 6 millioen aan aandeelen geplaatsl zijn. Wat de 272 millioen betreft, is beweerd, dat het een halve eeuw zal duren, eer deze is afgelost Dit is natuurlijk absurd. Van die 272 mi'lioen gaal eerst af wat de oude posten meer opbrengen dan is geta xeerd, voorts de oude posten, die terecht ko men en dan f 60.000 per -jaar afschrijving. Als uit de winst oprichtersbewijzen worden uitgeloot, dan worden deze niet in geld, doch in aandeden geplaatst. Daardoor vermin dert de garantie van de 67a millioen. Als er geen winst is worden ze niet uitgeloot. Wat de vraag van den heer v. d. Tempel betreft omtrent de benoeming van een voor zitter van den Raad van Toezicht, antwoordt spr., dat deze benoeming geschiedt door den Raad van Commissarissen, in overleg met Regeering en Ned. Bank. Reeds hebben deze laatsten een persoon op het oog. En wat aangaat de bevoegdheden van' den voorzit ter, omschreven in het reglement, betoogt spr., dat de bepalingen van dit reglement eerst moeten worden goedgekeurd. Spr. zal gaarne alles doen om zoo spoedig mogelijk de verplichlingen van den Staat te verminderen. Hij meent, dat het voor de bank wel degelijk gewenscht zal zijn van de garantie af te komen. Een termijn acht spr. niet gewenscht en daarom zou met.par tijen ook geen overeenstemming bereikt kunnen worden. Spr. antwoordt ten slotte den heer Braat, dat het niet in de bedoeling ligt een Staats steun aan hef landbouwcrediet.Ie geven als voor het middenstandserediet wordt voorge steld. Het ontwerp wordt z. h. 9t. aangenomen. de invoering van het zevende lëèrjaar Het zevende leerjaar. Aan d-e orde zijn de wetsontwerpen tot wijziging van de artikelen 56, 07 en 203 der L. O. wet 1920 en t-ofc wijziging van art. 3 der Leerplichtwet, zooals het wordt gelezen krachtens de wet van 30 Juni 1924 en het voorstel-Albarda c.s. tot invoering van de leerverplichting voor het zevende leerjaa-r. De heer SURING (R.-K.) gaat accoord met de ontwerpen der regeering, doch meent, dat de wijziging van art. 203 der L. O.-wet niet veel te beteekenen heeft. Op het oogenblik hebben 75 pCt. der scho len een zevende leerjaar, waar 20.000 kin deren onderwijs ontvangen. Wordt artikel 203 hersteld zonder dat de leerverplichting wordt ingevoerd, dan zal het aantal leer lingen tot 25 a 26.000 stijgen, terwijl het bij invoering van de zevenjarige leerver plichting 100.000 zal bedragen. Spr. be grijpt niet welk bezwaar de regeering te gen de leerverplichting kan hebben, en bestrijdt de geopperde bezwaren. De heer ALBARDA (S.-D.acht de ont werpen. van belang, maar van groote betee- nis worden zij pas, indien do leerverplich ting wordt ingevoerd. Het verstoken blij ven van het onderwijs in het 7e leerjaar is een nadeel voor het geheele volk, in het bijzonder voor de armsten, die alleen la ger onderwijs genieten. Niet alleen intel lectueel, ook zedelijk is het vervallen, van het 7e leerjaar een nadeel. Terecht heeft de heer Sunng in zijn op 19 November aangenomen motie de nood- zajcelijkheid yap onmiddellijke invoering uitgesproken. Én nu is het merkwaardig, dat onmiddellijk van dé zijde van "de re geering heftig verzet is uitgegaan tegen de motie, dat echter steeds gepaard ging met een sympathiebetuiging van den minister van Onderwijs. Aanvankelijk heette het, dat de kosten op 4 millioen per jaar moesten worden ge schat, daarna zijn zij gedaald tot 3mil lioen. Laten nu 's lands financiën een der gelijke uitgave toe? De stijging der mid delen boven de raming was in de eerste drie maanden van dit jaar 61 millioen meer dan 3/12 der raming voor dit jaar. De grootere opbrengst der rijwielbelasting daar aftrekkende, houdt men nog een meer opbrengst van 2V£ millioen in drie maan den. We moeten van de 16$ millioen aan belastingverlaging 8 millioen overschot af trekken, zoodat er 8V$ millioen blijft m tc halen. Rekent men, dat de opbrengst der middelen een accres blijven vertooncn als de eerste drie maanden te zien gaven, dan gaat dit accres over het geheele jaar dit bedrag met nog 1% millioen te boven. Het is trouwens niet noodig, dat het geld voor liet zevende leerjaar in 1927 gevon den wordt, het zal eerst in 1928 moeten worden gevonden. Èn het bedrag, dat dan beschikbaar moet zijn is met 3Vé miliioen te hoog geschat. Voor de 70 000 kinderen, die boven het tegenwoordige aantal het zevende leerjaar zullen bezoeken, zullen volgens den heer Suring 2000 onderwijzers noodig zijn, doch hij vergat, dat deze nies allen nieuwe onderwijzers zullen behoeven te zijn. Er zullen vele scholen zijn, waar men door de invoering van het 7e leerjaar geen nieuwe onderwijzers behoeft aan te stellen. En bovendien zullen bij de nieuwe onderwijzers vele wachtgelders zijn. Voorts moet men zich niet voorstellen, dat alle aan te stellen onderwijzers op 1 Februari reikhalzend naar een girobiljet staan uit te zien. De cursussen beginnen niet op 1 Januari, maar in het voorjaar en in het najaar. In 1926 zal dus ten deele 8 maan den, ten deele 4 maanden, salaris moeten worden betaald als gevolg van de invoe ring van de 7-jarige leerverplichting. Het benoodigde bedrag, zal in 1923 dientenge volge l.l millioen zijn. Het spijt spr. dat de minister van Finan ciën niet aanwezig is Van hem is het ver zet uitgegaan niet van minister Waszink, op wiens misschien onschuldig hoofd nu de critiek moet neerkomen. De aanwezig heid van den minister van Financiën ware hoffelijker en moediger geweest. In het verzet van do regeering zit een element van koppigheid; zij wil de leiding behou den. Waarom 1 Kan het parlement in kwes ties als deze de leiding niet hebben Er zijn nu in korten tijd drie onaannemeJijk- verklaringen geweest. Gaat het zoo voort, dan zullen we op de scholen Italiaansch moeten gaan onderwijzen, want dit is Ita liaansch. De regeering schijnt de invoe ring van het 7e leerjaar een kwelling te vinden, zij zegt tenminste, dat het platte land er te zeer door zal worden „getrof fen Spr. echter meent, dat vooral het platteland behoefte heeft aan de zegenin gen van de 7 jarige leerverplichting. De heer RUTGERS (A.-R.) betaoogt-, dat schade d"oet~ aan het economisch herstel en beklaagt hem, die te laat in het botren- bedrijf komt; de handen staan hem ver keerd. In dezen vorm moeten deontwerpen wor den afgewezen. De mogelijkheid moet ech ter geschapen, wordép om lessen Tri land en tuinbouwkunde te ontvangen. De heer TI LAN LTS (C.-H.J hefeft niet gestemd voor de motie-Suring op 19 Nov. 1926, doch gewaardeerd, dat de regeering bet gemeen overleg mét de Kamer in eere wil houden. Spr. acht het juist, dat het zevende leerjaar zal worden ingevoerd afe verplicht voor de scholen. De leerverplich ting voor de leerlingen moet daarop vol gen om een geleidelijke ontwikkeling mo gelijk te maken Dit zal in 1930 geschie den over het principe behoeft dus niet meer gesproken te /worden Spf. acht de zienswijze van den minister juist, dat het zevende leerjaar eerst moot worden inge voerd in de steden? die er het meest be hoefte aan hebben, waarom de invoering gesteld is op 1 Juli, wanneer in de stad de cursussen beginnen. Wat de kosten betreft, méént spr., dat een last van 3.6 millioen op de gemeenten en 3Vf» millioen op het Rijk wegens invoe ring van den 7-jarigen leerplicht stellig moeten wegen Reden ora te twijfelen aan deze cijfers heeft spr. niet. En spr. betoogt dat de regeering de leiding behoort te houden, omdat zij het best kan beoordee- len welke uitgaven het eër6t gedaan kun nen wordep. Spv. hoopt, dat de 'regeering dit standpunt niet zal prijs geven. Daar mee is spr.'s standpunt bepaald ten op zichte van het voorstel-Albarda. Wat de tewerkstelling van wachtgelders betreft vraagt spr. den Minister daarbij rekening te houden met de belangen van het onderwijs. Mej. WESTERMAN (V.-B.) vraagt zich af of de tewerkstelling van wachtgelders wel zoo vlot zal gaan als de Minister hot zich voorstelt. De ongeschikte krachten onder do wachtgelder* zullen toch worden aangesteld en dit is een bevoorrechting i van do bijzondere scholen, die alleen maar te maken zullen'hébben mét de leerkrach ten, die zij'zelf- hébben a-angesteld. Spr. hoopt, dat met voorzichtigheid zal worden te werk gegaan en het oordeel van de in spectie zal worden ingewonnen". Spr. vraagt voorts of de mogelijkheid, zal worden ge schapen van het gecentraliseerde leerjaar en of op de lagêffe-en M.U.L.O.-scholen, die in éen gebouw zjjn ondergebracht* dfa uitzondering van fid 2'van art. 3 zal wor den toegepast. - Wat de 7-jarige fëeTm-plichting-betreit meent spr. dat., wadV de middelen ruimer vloeien, de leemte tussche'n Leerplichtwet on Arbeidswet zco spoedig mogelijk1 moot worden aangevuld. EVèr.wel sluit'spr. zich aan bij den heer' Rutten, waar die een ander zevende leerjiaV-bepleitte. Spr. zou de invoering der 7%rige ..leerverplichting echter niét op Jan^éri 1928; maar ;op J Juli 1928 gesteld vallen 'rión. Zij wil in dien zin een sub-amèndément op hét amom dement-Suring ihdienén, doch tevoren we tan hoe de rpgcering hierover'denkt. De heer ZILJSTRA (A.-R.hoopt, dat-, de regeering voet bij- stuk zal houden en voélt als principieel tégcnstander van leer plicht niet veel voor uitbreiding daArvari op een vroegeren datum dan in uitzicht -is gesteld. Een tegenstander van uitbreiding van het onderw ijs is spr. echter niet,'doch hij meent, dat het de vraag is welke uit breiding bedoeld is: een zevende leerjaar, dat een herhaling is of een, dat zich aau- past bij den leeftijd. Spr. meent, dal do benoodigde 3$ mil lioen voorts beter besteed kan worden aan de 6-klas.sige .scholen^ n-L door het 48 stel-, pel te vervangen dóór een beter, en aaU hot schippersonderwijs. Ook is spr; van meening, dat de tegenwoordige paedago- gen aan bet zevende leerjaar niét zoo heel groote waarde meer1 "hechten, doch meer den nadruk leggen op vakonderwijs. De heer v. VOORST TOT VOORST (R.-K.) meent, dat er uit een oogpiint van algemeenc volksontwikkeling veel pleit voor de invoering van de 7-jarige leerver plichting en wil dan nog niet spreken van de leemte tusschen Leerplichtwet ori Ar beidswet, die ook. dóór' land- en tuinbouw* cursussen wordt aangevuld.' Spr. zou de vraag Willen stéllen of de leerlingen van lagere landbouwscholen vrijgesteld zullon zijn van het verplichte zevqnde leerjaar en of deze scholen tot 't nijverheidsonder wijs zullen worden gerekend. Spr. is éen voorstander van 't verplichte "de leerjaar, maar wenscht. dat aan die verplichting kan worden voldaan door het bezoeken van een lagere landbouwschool. De heer v WIJNBERGEN (R--R wijst er op, dat met de pacificatie verschillende onderwijsverbeteringen zijn toegezegd, waarvan verschillende dpor den nood der tijden zijn uitgesteld. Nu heeft mén uit deze verbetering er éen genomen, de 7-ja- rige leerverplichting, waaromheen een ze kere agitatie is gewekt Dit had kunnen worden voorkomen als men het 7e leerjaar beschouwd had als de andere zaken, die nog tot stand moeten komen. Spr. meent, dat de leiding moet blijven bij de regee- ving en, warm voorstander v,in het 7e leerjaar, vertrouwt spr., dat de minister met evenveel verlangen het tijdstip af wacht, waarop de 7 jarige leerplicht kan worden ingevoerd. Een nadere verklaring daaromtrent heeft spr. niet noodig. De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer DE GEER. deelt mee. dat hij geen uilnoodi- p;ng. heeft ontvangen, noch van den Voor zitter. noch van den heer- Albarda om bij de behandeling van deze ontwerpen aanwezig te zijn. Had hij een schijn van uitnoodiging ontvangen, hij ware aanwezig geweest, nie mand zal vermoeden, dat hij den moed zou missen hier aanwezig te zijn. Het komt spr. voor. dat de heer Albarda bij het maken van zijn opmerking geen blijk gaf van de ge wone urbanjtpjl van cj^n heer Albarda. Het betrof.hier geen bèzuinigingsontwérp'pti spr. kon. ni,et vermoeden, dat zijn aanwezigheid hier géwenscht werd.*Toen hijr> hier loéval- lig uit belangstelling kwam. en omdat hij hiér toch iemand mce9t spreken, hoorde-hij tot zijn verbazing van de opmerking van den heer Albarda. Hij acht het optreden van den heer Albarda niet een blijk van correct heid. Spr. verzocht Vrijdag zijn rede te mogen voortzetten. Persoonlijk feit De heer ALBARDA vraagt het woord voor een persoonlijk feit De VOORZ. verzoekt den heer Albarda mede te deel en waaruit dit persoonlijk feit bestaat. De heer ALBARDA: De Minister heeft mij verweten, dat mijn optreden niet correct was. De VOORZ.: Ik kan U daarvoor midden in een rede van den Minister niet het woord geven. De heer ALBARDA: Ik meen. dat het een goede gewoonte is een persoonlijk feit on middellijk te behandelen. De VOORZ.: Ik kan U het woord niet geven. De Voorz. verdaagt te 6.30 de vergadering tot hedenmiddag 1 Jur-# Amendementen. De heer Bijlévèld heeft op het'betreffende ontwerp (het 7e leerjaar) een amendement ingediend om aan art. 97 tweede lid een nieuwe alinea toe te voegen, luidende: „De vermindering,^bedoeld onder a. en c. wordt niet toegepast ten aanzien van onder wijzers, Wier jaarwedde'of wèdde niet voor de Rijksvergoeding in aanmerking komt". Een ander amendement beoogt toevoeging van een nieuw art. Illbis, 'luidende: „Het Bepaalde bij de artikelen I en H geldt slechts ten aanzien van hoofden en onderwijzers, aangesteld na het in werking treden dezer wet." De heer Suring heeft op het wetsontwerp tot wijziging van art. 3 der Leerplichtwet een amendement ingediend, dat de strekking heeft, de voorgestelde wijziging van art. 3 al. 3 slechts van kracht te doen zijn tot en .met'31 Dec. 1927 in plaats van tot en met 31 Dec. 1929. ffij wenscht met 1 Januari 1928 de zeven jarige leerverplichting te herstellen, met al leen diit voorbehoud, dat hij wenscht tege moet te komen aan het bezwaar, dat de oor-, sprorrkelijke redactie in het vierde lid van art. 3 in sommige gevallen de leerverplich ting ook na het bereiken van den veertien jarigen leeftijd uitstrekt. In art. 3 wordt daarom opgenomen de bepaling: De ver plichting eindigt in ieder geval indien het kind den li-jarigen leeftijd heeft bereikt. RECLAME. 444a AUTO-ONGEV ALLEN. Gistermiddag le ongeveer twaalf uur reed de heer Lasscher uit Amsterdam met zijp auto van Renswolde in de richting Ede. Na dat hij De Klomp gepasseerd was, wilde hij in groote vaart een anderen auto voorbijrij den, toen zijn wagen in het mulle zand langs den berm van den aldaar nieuw aan- gelegden rijksstraatweg slipte en tegen een boom vloog. Doer den schok sloeg- de auto. ongeveer een meter terug en -werd van vo ren geheel in elkander gedrukt. De heer L. die alleen in de auto zat, werd door een der ruiten van het rechter-portier gedrukt. Zwaar aan het gelaat en hel onderlijf ge wond, werd hij per auto naar Amsterdam overgebracht. Op den Badhuisweg te Den Haag werd gisteren een 13-jarige wielrijder aangereden door qen auto, die bestuurd werd door een knaap van 13 jaar. onder toezicht van diens vader. De jeugdige wielrijder bekwam ern stige kneuzingen en moest naar het zieken huis worden vervoerd. ONVEILIG STRAND. Het strand le Scheveningen is Maandag en. Dinsdag 20 en 21 Juli onveilig tot Waa- senaarsehe Slag van 6 30 uur v.m. lot 11 uur v.m. wegens het schieten van mitrail leurs. De aandacht van het publiek wordt er op gevestigd, dat het strand eerst dan weder voor het publiek toegankelijk zal zijn. als- de roode vlaggen, welke de onveiligheid aan duiden zijn weggenomen. FRAUDE MET FRANKEER. EN FLAKZEGELS TE HAARLEM. Voor dnizenden guldens in beslag genomen. Aan de Haarlemsche recherche was het ter oore gekomen, dat daar of in een andére plaats van ons land een part ij ongebruikte post- en plakzegels legen een lageren dan den vastgestelden prijs zou verhandeld worden Omdat de zegels voor minder dan de hel ft van de waarde werden aangeboden en het hier bovendien een zeer groote partij gold. waaronder zegels van hooge waarde, was het duidelijk, dal misdrijf in het spel moest zijn. te meer. omdat het hier lieeiè en halve vellen zegels waren. Toen de zegels fe Haarlem verhandeld zouden Worden, werden de verkoöpers en de gegadigden gearresteerd. Op het politiebureau bleek, dat de heeren in- hel- bezit waren van een zeer groote partij frankeer- en plakzegels. De waarde kon ,nog niet worden opgegeven, maar rgel is te zeggen dat die ver in de duizenden guldens loopt. Hel bleken echte zegels te zijn. geen yer- vatschle. of misdrukken, aldus de „Tel.". De aangehoudenen we igereneen verkla ring te gaven, hoe zij aan de zegels gekomen zijn. De recherche is er- nog niet in geslaagd vast te stellen, waar de diefstal geheurd is. Het is natuurlijk mogelijk dat die te Haar lem heeft plaats gehad, maar evenzeer is er kans, dat de diefstgl gepleegd is in Den Haag, nadat, de zegels daar waren afge leverd. N'u is rog niet te zeggen welk aandeel de thans aangehouden helefs in de zaak hebben. Natuurlijk is het hoofdbestuur van de posterijen met de zaak in kennis gesteld. Dit volgt met belangstelling het verloop van hei onderzoek, want hel geldt hier voor de posterijen een zeer belangrijke zaak. Alsde zegels in den handel gebracht waren, gou de post dus de staat voor een zèer belangrijk bedrag benadeeld zijn. VERDRONKEN. Gisteravond is aan het strand te Zand- voort een tragisch ongeluk gebeurd. De 34- jarige F. Beuks wonende Admiraal de Ruy- lerweg te Amsterdam en tijdelijk te Zand- vQort verblijvende, werd bij het zwemmen door krampen bevangen. Hij verdween on middellijk in de golven. Den geheèlen avond heeft men-met talrijke booten de kust afge zocht doch niets gevonden. Het slachtoffer laat een vrouw en' een l'/j-jarig kind na- De vrouw bevond zich aan het strand toen haar man verdronk. Bij Zuidbroek is gisteren een schippers vrouw over boord gevallen en verdronken. JONGEN ONDER DE TRAM GERAAKT. Gistermiddag is te Amsterdam op de We teringschans nabij het Weleringplansoen een 15-jarige boodschappenjongen, die op de fiets in de richting van het Leidscheplein reed, door onverklaarbare oorzaak tegen een van de tegenovergestelde zijde komen den tramwagen van lijn 7 gereden. De jon gen geraakte onder de tram en liep zeer zware verwondingen op. In zorgwekkender! toestand is hij per ziekenauto naar het-Wil- helminagasthuis vervoerd. DE INBRAAK IN HET STATION TE VENLO Als verdacht van de inbraak in de sta tionswachtkamer te' Venlo, die dezer dagen plaats had werd naar Venlo overgebracht de te Rotterdam aangehouden Duitscher A- S- Een gedeelte van het gestolene werd nog in zijn bezit gevonden. Hij werd naar de ge vangenis te Roermond overgebracht. BRANDEN.. Door onbekende oorzaak is de kuiperij en gedeeltelijk ook de kistenmakerij van Gebr. Worsteling te Vlaardingen door brand ver nield. Assurantie dekt de schade. Te Lip dp COv.). is de, bperderR van M, Meijer door den bliksem getroffen en afge brand. M. werd getroffen, doch niet doo- dèijlt. DOODELIJK ONGEVAL BIJ HET RANGEEREN. Te Breskens is de werkman G. uit Groeda bij het rangeeren van een wagen der tram BreskensMaldeghem met het hoofd tus schen twee wagens bekneld geraakt en aan de gevolgen overleden. HET SPOORWEGONGEVAL BIJ HALLUM. Er is niet te snel gereden. De spoorwegraad heeft een onderzoek in gesteld paar het ongeval, dat Zondag j.l. te Ilallum plaats vond. De machinist, leerling machinist. conducteur en andere leden van heL personeel, die bij het ongeval betrokken waren, werden door den Raad gehoord, zegt de „Tel." Daarbij is gebleken, dal er geen sprake is geweest van te groote snelheid. Een nader onderzoek zal nu moeten uit wijzen, wat wel de oorzaak van het onge luk is geweest. Daartoe zijn de leden van den Spoorwegraad na het hooren van de getuigen per. extra-trein naar Hallum ver trokken. Daar ligt de 'locomotief'nog steeds op de- i zelfde plaats in de HallumervaarL Deze zal ;door het spoorwegpersoneel met eigen mid delen worden opgetakeld. WAGEN DOOR EEN TRAM AANGEREDEN. Terwijl de melkboer S. F., uit Farmsum, gem. Delfzijl, zichgisteravond met zijn melkwagen op den FarmSummerweg be vond.' schrikte het paard plotseling voor -de naderende -stoomtram. Het dier sprong vóór de tram, waarbij het zoodanig werd ver-' wond, dat het moest worden afgemaakt.'De wagen werd zwaar beschadigd zegt de. ■■Tel" De eigenaar en twee kinderen, die zich op den wagen bevonden, werden op den weg geslingerd, waarhij'F die nog een eind met de tram werd- meegesleurd, errfstig aan hooid' en borst Werd vprwond. terwijl een der kinderen bij het ongeval een vinger brak; hel andere kind kwam 'met dén schrik vrij Geneeskundige hulp was spoe dig Ier plaatse. De getrofienen werden per auto naar hun woning vervoerd. Naar wij vernemen, is de toestand'vrij goed. A.: „Wat zie ik, meneer van L., is ui thans in een haringzaak werkzaam?" „Ja, wat moet je doen? De dokter heeft- me zeelucht voorgeschreven," RECLAME. Dr. H.NANNING'S 1 EÉTLÜ5T-0PWEKKEND /l.30pfl 3582 3-2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 6