VRAAGT
10 ets
NIEUWE BEREIDING
PAPIEREN ROZEN
REEPEN
JiJTPs
AMANDELTJES
No. 20628
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 15 Juni
Tweede Blad
Anno 1927
even®
TWEEDE KAMER.
RECHTZAKEN.
FEUILLETON.
RECLAME.
4425
WARE
GROOTTE
VASTSTELLING VAN DE ONTWERPEN
BETREFFENDE HET WEGENFONDS.
(Zitting van gisteren.)
Den heer Kleerekoper wordt verlof ver
leend tot het richten van vragen aan den
Minister van Justitie over de weigering der
erkenning van den Nieuw-Malthusiaan-
schen Bond en in verband daarmede over
de wenschelijkheid van herziening der wet
telijke regeling van ons Vereenigingsrecht.
De VOORZITTER stelt voor aan de
agenda toe te voegen de interpellatie-Kl ee
rekoper, benevens een aantal wetsontwer
pen, waaronder dat betreffende het mid-
denstandscrediet.
Voort9 stelt spr. aan de orde tegen Woens
dag 1 uur de benoeming van twee raads-
heeren in den Hoogen Raad.
De heer J. B. v. DIJK (R.-K.) heeft be
zwaar tegen het behandelen van het wets-
ontwerp-middenstandscrediet voordat hei
jaarverslag der Centrale Middenstandscre-
dietbank over 1926 is verschenen en het
vertrouwelijk karakter der ter griffie neer
gelegde stukken is opgeheven.
De VOORZITTER kan aan dezen wensch
niet voldoen, daar de regeering prijs stelt op
behandeling vóór het reces.
Het voorstel van den voorzitter wordt
aangenomen met 58 tegen 10 stemmen.
De heer ALBARDA (S.-D.) wensch t
plaatsing op de agenda van de beide ont
werpen in zake het zevende leerjaar.
De VOORZITTER zal met de regeering in
overleg treden omtrent de vraag, wanneer
de memorie van antwoord is te verwachten
De heer ALBARDA zal hierop nader
terugkomen.
Het overige deel van het voorstel van den
Voorzitter wordt eveneens aangenomen.
De heer L. L. H. DE VISSER (C.-P.) ver
zoekt vragen tot de regeering te mogen
richten over den inval in de woningen van
Indonesische studenten te 's-Gravenhage en
Leiden.
Op dit verzoek zal nader worden beslist.
Aan de orde is het wetsontwerp tot vast-
«telling eener comptabiliteitswet.
De heer v. d. TEMPEL (S.-D.) maakt be
zwaar tegen leden 3 en 4 van art. 11 en be
toogt, dat de bestaande practijk geen wijzi
ging behoeft.
Dit'deel van het artikel laat ruimte voor
de opvatting, dat den Minister een veto
recht gegeven wordt. Spr. wenscht niet dat
een machtswoord van den Minister in de
plaats treedt van de besluiten van den
ministerraad. Hij acht een versterkten in
vloed van het Departement van Financiën
goed, maar wil geen almacht van dat De
partement.
De Minister van Financiën, de heer DE
GEER, zegt, dat de practijk van (hans be
stendigd blijft en in de wet wordt vastge
legd. Hij kan den heer v. d. Tempel geheel
geruststellen. Het artikel houdt geen veto in.
De heer v. d. WAERDEN (S.-D.) dringt
aan op spoedige totstandkoming van een be-
drijvenwet.
DE MINISTER antwoordt, dat de Kamer
zeer waarschijnlijk reeds vóór hel einde van
dit kalenderjaar een ontwerp-bedrijvenwet
zal bereiken.
Het wetsontwerp wordt z. h. st. aange
nomen.
Aan de orde zijn:
1. Wetsontwerp bepalingen omtrent het
vervoer en de nederlage van suiker op het
terrein van toezicht aan landzijde, omschre
ven in art. 177 der Algemeene Wet van 26
Augustus 1822.
2. Conclusie van het verslag der Commis
sie voor de Staatsuitgaven omtrent de reke
ning van inkomsten en uitgaven van Pos
terijen, Telegrafie en Telefonie over 1925
3. Conclusie van het verslag der Commis
sie voor de Staatsuitgaven omtrent de reke
ningen van ontvangsten en uitgaven over
1924 van verschillende fondsen.
Deze punten worden zonder beraadslaging
of stemming vastgesteld.
Het Wegenfonds.
Aan de orde zijn de wetsontwerpen be
treffende de begrooting van het Wegen
fonds.
De heer KRIJGER (C.-H.) zegt ontstemd
te zijn over het beleid van den Minister.
De wijze van uitvoering van het plan kan
hem geenszins bevredigen. De Minister
beschikt thans over eenige millioenen, die
gebruikt zullen worden voor werken, die
reeds veel te lang zijn uitgesteld.
Zoo profiteert de Staat van de gelden, die
voor een ander doel in het Wegenfondss zijn
gestort. Niet zonder reden is in het voor-
loopig verslag dan ook aangedrongen op
meer voortvarendheid. Aan de hand van de
Handelingen betoogt spr., dat de Kamer er
op zou moeten rekenen, dat de Staat jaar
lijks 47* millioen zou storten in het fonds.
Dit is nu niet geschied, hoewel niet van
abnormale omstandigheden kan worden ge
sproken.
Ook staat het nu nog niet vast, wat ai
dan niet naar den wegendienst zal over
gaan en hoe de technische dienst zal func-
tioneeren. Spr. gelooft, dat de minister van
goeden wil is, doch dat de technische dienst
niet voor zijn taak berekend zal blijken. De
minister zoeke dan ook particuliere techni
sche hulp.
De heer BOISSEVAIN (V.-B.) stemt in
met de rede van den heer Krijger, die een
scheiding maakte tusschen den minister en
zijn technischen dienst. De minister schijnt
nog slechts een schetsmatig plan te hebben.
De minister zegt, in 5 jaren den achter
stand te zullen inhalen, maar geeft geen de
tailleering. Het is spr. opgevallen, dat in
het buitenland, zelfs in de streken, die het
meest geleden hebben door den oorlog, de
wegenverbetering heel wat beter ter hand
is genomen dan hier te lande.
Een zeer urgent punt vormen de over
gangen over de rivieren. De minister schijnt
de oplossing van deze zaken te willen op
schorten tot hij gereed is met zijn wegen
plan. Spr. was van meening, dat er in Den
Haag een centraal orgaan zou komen, dat
het werk zou dirigeeren in de verschillende
provinciën. Thans ziet men het verouderde
provincialisme gehandhaafd.
De heer EBELS (V.-D sluit zich bij
de vorige sprekers aan. Nu het geld er is.
dient ook te worden aangepakt. Hij meent
dat er geen reden bestaat, om de wegen
te scheiden in Rijkswegen en andere.
Wanneer andere dan rijkswegen niet op
het wegenplan komen, zullen deze wegen
zoo slecht blijven als zij zijn.
De heer WINTERMANS (R.-K.) had
reeds verwacht, dat de instelling van het
Wegenfonds een teleurstelling zou worden.
De minister zegt, dat het apparaat nog
niet groot genoeg is om het geld te ver
werken. De Weer Krijger deed hem een mid
del aan de hand, n.l. het apparaat uit te
breiden met particuliere hulp. Doch spr.
gelooft, dat men zich ook van die uitbrei
ding niet veel moet voorstellen, omdat men
betrouwbaar en bekwaam personeel noodig
heeft, wat niet uit den grond te stampen is.
Wellicht kan medewerking van provin
cies een oplossing brengen.
De heer v. d. WAERDEN (S.-D.) zoekt
den tragen gang van zaken in de stroeve
samenwerking met de diverse bureaux. De
voorbereiding moet gecentraliseerd wor
den. Spr. dient daarom een motie in, vra
gende om maatregelen, teneinde te komen
tot instelling van een Wegenraad.
De VOORZITTER stelt voor, de motie
te behandelen op een nader te bepalen
dag.
Aldus wordt besloten.
De heer v. d. WAERDEN (S.-D.) merkt
verder op, dat, toen minister De Geer bij
de Wegenbelastingwet zeide, dat een Rijks
bijdrage van 4.J millioen niet noodig zou
zijn, niemand had vermoed, dat den eer
sten den besten keer van dat bedrag een
paar millioen zou afgaan. Had spr, dat
geweten, dan had hij geheel anders tegen
over dat ontwerp gestaan.
De heer v. ZADELHOFF (S.-D.) ver
zoekt bij den aanleg van een weg van Rot
terdam naar het Oosten, rekening te hou
den met de belangeD van Dordrecht.
De heer J. TER LAAN (S.-D.) merkt op,
dat groote gedeelten van het land bij het
plan slecht bedoeld zijn, speciaal Gronin
gen. Als er goede wegen komen, dienen er
bindende bepalingen te komen om te voor
komen, dat het wegdek weer spoedig wordt
vernield.
Tenslotte dringt hij aan op bespoediging
van de totstandkoming van den weg Rot
terdamBetuwe en verbetering van het
veer bij Numansdorp.
/De heer v. GIJN (V.-B.) houdt een on
verstaanbare rede,
De heer v. RIJCKEVORSEL (R.-K.)
sluit zich aan bij de vorige sprekers, spe
ciaal bij den heer Boissevain. Hij dringt
aan op bespoediging van den bruggen
bouw, waarmee niet gewacht mag worden
tot later. Ook dienen zooveel mogelijk
nieuwe wegen te worden aangelegd, spe
ciaal met het oog op de werkverruiming.
Daarbij wijst spr. er op, dat de uitgaven
alleen bepaald moeten worden voor het
geen economisch en technisch mogelijk is.
Hij kan echter niet bevorderen, dat de
Rijksbijdrage zoover beneden de 4% mil
lioen blijft.
Den heer K. TER LAAN (S.-D.) komt
het voor, dat op het wegenplan niet ge
noeg wegen voorkomen. Wegenverbetering
in de omgeving van Zaandam heeft hij ge
mist. De weg RotterdamBodegraven dient
over Gouda te ioopen. Gouda heeft ook
recht op een weg naar Gorinchem.
Minister DE GEER zegt, dat het niet
zal loggen aan de geldmiddelen van het
Wegenfonds als de wegverbetering niet in
die mate plaats heeft als men zou wen-
schen. De Staat blijft optreden als ban
kier. Het departement van Financiën heeft
geenszins aangedrongen op besnoeiing der
uitgaven. Reeds bij de behandeling der
Wegenbelasting zette spr. uiteen, dat voor
den eersten keer geen 44/fc millioen zou kun
nen worden gestort. Van de rijwielbelas
ting is 3 millioen meer in het fonds ge
stort, dan was voorgenomen. Daarom is
een paar millioen ten bate van de gewone
begrooting behouden. De autobelasting
bracht in April en Mei 4.6 millioen op,
zoodat verwacht wordt, dat het wegen
fonds ruim een millioen meer zal ontvangen
dan geraamd was.
Minister v. d. VEGTE zegt, dat de Wa
terstaatsambtenaren met alle kracht bezig
zijn om dit jaar een draaglijk figuur te
6laan en datgene voor te bereiden, wat
volgend jaar geschieden moet. Natuurlijk
is geruitnen tijd heengegaan met het sa
menstellen van plan en kaart. Ware er
een Wegenraad geweest, dan zou deze
voorbereiding nog langer geduurd hebben.
Wanneer er eerst een plan zou moeten
worden gemaakt, waarop thans geen enkele
aanmerking zou zijn te maken, dan zou
spr. daarmede het volgend jaar nog niet
gereed zijn. Doel was, een werkplan op te
stellen voor de eerste jaren. Er zal oveT-
leg moeten worden gepleegd met alle pro
vincies. Daarna kan eerst een plan worden
ontworpen, dat voor de eerste tien jaren
kan gelden. Daaraan kan begonnen wor
den, als eerst de thans gevraagde gelden
maar zijn toegestaan. Bij de begrooting
van 1918 zal spr. een plan voor 5 jaren
overleggen. Over eenige jaren zullen onze
wegen met de buitenlandscbe kunnen wed
ijveren. Doch zoo slecht als men 't voor
stelt, zijn onze wegen niet. Voor de ophef
fing der tollen is een wettelijke grondslag
noodig. Er wordt hard gewerkt aan een
wegennet. Misschien kan spr. die in het
najaar indienen.
Spr. meent niet, dat er met de niet-
Rijkswegen gewacht moet worden tot alle
Rijkswegen in orde zijn. Doch de eerste
5 jaren zal er niet veel aan kunnen worden
gedaan. Van alle bijzondere punten, ter
sprake gebracht, zal er verder niet één aan
de aandacht van den minister ontgaan.
Wat de bruggen betreft, in het plan voor
vijf jaren wordt niet gerekend op het tot
standkomen van bruggen. Dat wil echter
niet zeggen, dat er niets zal worden ge
daan. Spr. hoopt, dat er in de komencre
jaren aan den bruggenbouw het noodige
kan worden verricht.
De algemeene beschouwingen worden ge
sloten.
Op art. 1 licht de heer KRIJGER (C.-H.)
een amendement toe, waarvan de bedoeling
is om, in afwachting van een reorganisa
tie van den Rijkswaterstaat, als gevolg
waarvan een aantal ingenieurs, technisch-
ambtenaren en bureel-ambtenaren, mis
schien op wachtgeld zouden moeten wor
den gesteld, in de behoefte van den we
gendienst te voorzien, door het aanstellen
van tijdelijk personeel en dus voorloopig
geen nieuw vast personeel aan te stellen.
De MINISTER moet een vasten kring
van menschen hebben, die zich aan den
dienst wijden. De reorganisatie is nog niet
in een zoodanig stadium, dat daarop kan
worden gewacht.
De heer KRIJGER trekt zijn amende
ment in.
Het eerste van d© drie begrootingshoofd-
'stukken wordt z.h.st. aangenomen (begroo
ting Wegenfonds).
De heer VAN GIJN (V.-B.) licht op art.
S van het. volgende wetsontwerp (wijzi
ging negende hoofdstuk) een amendement
toe om het bedrag van f 2.871.950 te wijzi
gen in f 4.866.950.
Spr. betoogt, dat er in het voorloopig ver
slag ie becijferd, dat er ingevolge art. 31
van de Wegenbelastingwet ongeveer
f 5.300.000 dienden te worden verstrekt
aan bet Wegenfonds uit de gewone midde
len der Staat-sbegrooting. Het amendement
heeft de bedoeling zulks te verwezenlijken
doch beperkt zich er toe het bedrag op
f 4.866.950 te brengen, in hoofdzaak buiten
rekening latende de bijzondero werken m
de posten 127. 128 en 131 van de begrooting
(hoofdstuk wegen) van 1926, doch de ver
hooging aldus regelende dat zonder het
beoogde voorschot de voor 1927 beschikbare
middelen voor het fonds even hoog blij
ven als de minister voorstelt.
Minister DE GEER zegt dat het amen
dement onaannemelijk is. Het had moeten
worden ingediend in het najaar, doch niet
in Juni.
Het amendement wordt verworpen met
44 tegen 17 stemmen.
De ontwerpen betreffende het Wegen
fond® worden z.h.s. vastgesteld.
Zonder beraadslaging of stemming wer
den aangenomen de volgende wetsontwer
pen:
Onteigening ten behoeve van uitbreiding
van het 6t.ations-emplacement Eijsden;
wijziging van de wet tot regeling van de
inkomsten en uitgaven van het Staatsmunt-
bedrijf 1926;
goedkeuring van het ontwerp-verdrag
van Genève betreffende de gelijkheid van
behandeling van vreemde arbeiders «A
eigen onderdanen voor de on ge vallen-ver
zekering;
goedkeuring van het ontwerp-verdrag van
Genève betreffende de schadeloosstelling
voor ongevallen, overkomen in verband
met de dienstbetrekking;
voorbehoud der bevoegdheid tot toetre
ding tot het ontwerp verdrag van Genève
betreffende schadeloosstelling voor be
roepsziekten
naturalisatie van:
le. J. F. van Boven en 20 anderen;
2e. K. Gast en 20 anderen.
De vergadering wordt verdaagd tot he-2
den 1 uur.
HAAGSCHE RECHTBANK.
BEDREIGING.
Deze rechtbank heeft geëischt tegen den
29-jarigen H. W. H. M. van H., barbier
te Noord wjjker hout, die na een twist iemanti
met een geweer heeft gedreigd en daarna
een schot in de lucht heeft gelost, wegens
bedreiging met zwaar lichamelijk letsel, f25
boete, suds. 10 dagen hechtenis.
Verdachte zedde zoo gehandeld te hebben
om de tegenpartij bang te maken en een
beetje reject af te dwingen.
Uitspraak 28 dezer.
DE VERGIFTIGING VAN KAPITEIN QUECK
De Derde Kamer der Haagsche Recht
bank heeft de gevangenhouding van majoor
G., die is gearresteerd in verband met de
vergiftiging van kapitein Queck, opnieuw
met 30 dagen verlengd.
RECLAME.
758
De Roman van een Circnsmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden).
42)
Ik geloof het toch niet. Ze herhaalde
deze woorden verscheidene malen, alsof ze
daarmee de in haar opkomende overtuiging,
die haar hart verscheurde, wou trachten tot
zwijgen te brengen.
Roric getrouwd 1 Roric getrouwd met
een circusmeisje I
Wat maakte hel voor verschil dat ze dood
was. Voor haar jaloersche verbeelding zou
het doode meisje voor eeuwig tusschen hen
staan, een hinderpaal voor iedere kans op
geluk, een droevige geestverschijning, aan
wie Roric eigenlijk toebehoorde. Het Nood
lot had haar wel héél zwaar getroffen I
Hij zette zijn hoed op, maar nam hem
direct weer zenuwachtig af.
Ik kan bewijzen wat ik zeg, zei hij
kortaf. Ik kan het elk uur van den dag
bewijzen. Vraagt u het maar aan mi. Briton
Hij wachtte even. maar Lilian sprak noch
bewoog zich; hij sloop op zijn teen en naar
de deur en een oogenblik later was hij h'et
huis uit en liep haastig de oprijlaan af, alsof
bij verlangend was zoo gauw mogelijk weg
te komen van de vrouw, aan wie hij den
hardsten slag in haar zelfzuchtig, ijdel leven
had toegebracht. Mrs. Fane hoorde hem weg
gaan; zij ging op een kippendraf naar de
voorkamer terug.
Lilian, wat had hij; wat zei hij?
Lilian keerde zich langzaam om; zij was
zoo bleek als een doek.
Ik ga naar Roric, moeder. Direct. U be
hoeft geen tegenwerpingen te maken en u
behoeft niets te vragen. Als u wilt kunt u
meegaan.
Maar Lilian, denk toch aan de praatjes
je lijkt wel gek.
Lilian antwoordde niet. Ze ging zonder
een woord langs haar moeder heen.
Mevrouw Fane ontdekte plotseling het ge
opende chéque-boek op het schrijfbureauze
las de souche, waarvan de inkt nog maar
nauwelijks droog was; ze gaf even een gil.
Maar in de allereerste plaats was ze een za
kenvrouw; ze scheurde de souche uit, tele
foneerde naar Lilian's bank en gaf opdracht
om de chéque niet uit te betalen. Daarop
rende ze naar boven en zette haar hoed op.
Het leek wel alsof Lilian gek geworden was,
maar in elk geval zou ze nu eens definitief
een eind aan de zaak maken.
Een uur later waren de beide dames on
derweg naar „Four Winds". Lilian leunde
achterover in een hoek van de auto. bleek,
de oogen gesloten en de lippen op elkaar ge
perst; in weerwil van alle pogingen van
mrs. Fane was er geen woord uit haar le
krijgen. En de moeder verging letterlijk van
nieuwsgierigheid, wat de man in zijn armoe
dige jas haar toch gezegd had Het leek een
eeuwigheid voor ze ..Four Winds" bereikten.
Roric was uitBlunt, de huisknecht, zei,
dat hij elk oogenblik terug kon komen. Hij
bracht de beide dames naar het salon en
bood haar port en biscuits aan.
Banshell kwam kort daarop binnen...."
Hij wist niet dat er bezoek was. Hij maakte
een paar zinlooze opmerkingen en ging on
gemakkelijk op den kant van een stoel zitten
in de hoop, dat Roric spoedig mocht verschij
nen. Hij kon zich niet begrijpen, waarom
zijn vriend zich den dood van mrs. Myers
zoo aantrok; hij was lot de overtuiging geko
men dat er meer achter moest zitten dan
men oogenschijnlijk zou denken.
Banshell vond het een opluchting toen hij
Roric de oprijlaan zag inkomen.
Daar komt hij aan, zei hij opgewekt
Hij stond op, maar Lilian hield hem tegen.
Laat mij gaan, als-'t-je-blieft. Ze ging
de kamer uit. zonder antwoord af te wach
ten; ze stond in de open deur toen Roric de
stoep opkwam. Hij liep met gebogen hoofd;
toen hij haar aankeek schrok ze van de uit
drukking in zijn oogen. Hij zag er uit als
iemand die pas een ontzettenden schok heeft
gehad.
Roric! Ze stak hem haar handen toe.
Lilian. Hij raakte haar vingers even
aan. Ik ben blij dat je gekomen bent, zei
hij. Anders was ik vandaag bij jou gekomen.
Ze volgde hem in de eetkamer en sloot de
deur achter zich.
Weer kreeg ze dat verschrikkelijke gevoel,
dat deze man een vreemde voor haar was;
dat ze hem nooit eerder gezien had, ze was
bijna bang voor hem.
Roric stond afwezig in het vuur te kijken.
Wat zag hij er vermoeid uit en hij was niet
eens geschoren. Later was ze er verwonderd
over. dat ze dergelijke details had opge
merkt. terwijl er zooveel op het spel stond
Zij sprak het eerst.
Ik meest je komen opzoekenik zou
het anders niet uitgehouden hebben. Van
morgen is er iemandhij noemde zich
Shernybij me geweest. Het.... was
afpersing, Roric. Haar stem trilde maar
Roric keek zelfs niet op.
Hij zei me, dat je hem tweehonderd
pond betaald had.en nu verlangde hij
van mij hetzelfde bedragom zijn mond
te houden over een of ander schandaal
een schandaalwaarin jij betrokken
was. Hij maakte me gek van jalouzie....
daarom gaf ik hem het geld. Toen vertelde
hij het mij. Ze snikte; tranen liepen over
haar wangen. Hij zei, dat je getrouwd
was, Roric.dat je getrouwd was met een
pupil van hemeen ordinair circus-
meisje
Toe, zeg me toch dat het niet waar is. Ik
dacht, dat mijn hart brak. Tot dat oogenblik
heb ik nooit geweten, dat ik zóóveel van je
hield. Zelfs als is ze dood.... en hij zegt,
dat ze dood is. nooit zal alles weer zijn
zooals vroeger, Roric, als het waar is, dat je
met haar getrouwd geweest bent.Waar
om geef je geen antwoord, Roric? Waarom
kijk je me niet aan? Waarom zeg je me niet,
dat het niet waar is?
Ze kwam naar hem toe en legde haar
handen op zijn schouders; haar wang
drukte ze tegen zijn mouw.
Maar, Roric wendde zich af, hij leunde
tegen den schoorsteenmantel en liet zijn
hoofd op zijn armen rusten. Hij antwoordde
haar met doffe stem.
Maar, het is waar, Lilian.dat was
juist wat ik je wilde komen vertellen
het is waar; ik ben met haar getrouwd
Alles wat hij je vertelde is waar; behalve
dat.
Hij kon niet verder spreken, hij besefte
dat Lilian, al was het dan ook op haar
ijdele, en zelfzuchtige manier, werkelijk van
hem hield en zijn ridderlijkheid verzette
zich er tegen om haar ongenadig den slag
toe te brengen, al wist hij dat zij toch spoe»
dig de waarheid zou moeten hooren.
Ze keek hem met angstige oogen aan.
Behalve.... behalve.... Wat,
Roric?
Behalve dat ze dood is, Lilian! Ze is
niet dóód. Maar dat weet ik zelf pas 6edert
vanmorgen. Ze is niet dood.... herhaal
de hij.
De stilte die volgde werd alleen verbro
ken door het vroolijke knetteren van het
vuur in den haard en het eentonige getik
van de antieke klok op den schoorsteen
mantel.
Roric hief wanhopig het hoofd op. De
stilte werd ondragelijk. Hij kon Lilian's ge
zicht zien in den langen spiegel boven den
schoorsteen, bleek, met starende oogen.
Roric, zei ze eindelijk hartstochtelijk met
heesche stem en jagenden adem, het kan
immers niet waar zijn. Je houdt me toch
immer9 maar voor den gek? Zeg toch, dat
het niet waar is
Het is waar, zei de jonge Briton wan
hopig. Ik weet werkelijk niet wat ik zeg
gen moet, Lilian; het lijkt me onmogelijk
om je een verklaring te geven. Ik trouwde
haar in wanhoop. Jij had me den bons gege
ven en ik bezat geen stuiver meer op de we
reld; geen sterveling bekommerde zich meer
om me. behalve zij. Ze was zoo vriendelijk
en gaf me nieuwen moed. Ik was zoo een
zaam en zij was zoo aandoenlijk hulpeloos
en zoo liefenfin, ik trouwde met haar.
(Wordt vervolgd).