INSCHRIJVING
GELDERSCHEN ACHTERHOEK
EN TWENTE,
No. 20627
DINSDAG 14 JUNI
Anno 1927
OFFICIEELE KENNISGEVING
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DHR ADVERTENTIËN:
30 Cts. per regel. Bij regelabonnement belangrijk lageren prijs.
Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en
Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 3 maanden ƒ2.35, per week
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week
Franco per post 2.35 portokosten.
ƒ0.18
,0.18
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen
EERSTE BLAD.
VOOR DEN
Wij ontvingen nog van:
J. A. A. D te L. f 10; fam. N. N. f 12;
f&m. V. f 1.50.
In totaal ontvingen wij dus: 1 1193.67.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
brengen ter algemeene kennis, dat door hen
de beslissing op het verzoek van: a. de Ba-
taafsche Import Mij. v.h. N.V. Acelylena te
's-Gravenhage, om vergunning tot het op
richten van een inrichting voor het bewaren
en aftappen van benzine, petroleum en gas-
olie op het perceel kadastraal bekend Ge
meente Leiden, Secti P. No. 349, celegen aan
den Hooge Morschweg, b. de N.V. Leidsche
Kalkzandsteenfabriek om vergunning tot het
oprichten van een kalkzandsteenfabriek op
het perceel kadastraal bekend Gemeente
Leiden. Sectie N. Nis. 351 en 352 gelegen
aan de Rijnkade, is verdaagd. 4402
A. VAN DE SANDE BAKHUIJZEN.
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 14 Juni 1927.
DE HUISZOEKINGEN IN WONINGEN VAN
INDISCHE STUDENTEN.
De juslilie noch de politie laten zich
sinds de invallen hier Ier stede en in Den
Haag in huizen waar Indische studenten
wonen of verblijven die naar men zegt lid
zijn van de Vereeniging Perhimpoenan Indo
nesia, met geen enkel woord uit over het
doel van deze invallen en de daarmede ge
paard gaande verhooren en huiszoekingen,
beslagnemingen, enz. Ook tegenover de Pers
wordt een volkomen stilzwijgen bewaard,
zoodat deze genoodzaakt is, wil zij het
krantenlezend publiek niet geheel in onwe
tendheid laten over het ingrijpen der justi
tie, de motieven die daartoe geleid hebben
en de gevolgen ervan, haar licht op te ste
ken in verschillende kringen.
In een ernstig en vooral gewichtig geval
als het onderhavige behoort men met het
lanceeren van niet officieele berichten uit
den aard van de zaak bijzonder voorzichtig
te zijn.
Bronnen zijn er genoeg waaruit men
nieuws kan pulten, doch slechts zelden is
het water, dat aan deze bronnen ontspuit,
volkomen helder. Zoo was het ook met de
berichten omtrent de oorzaken en de be-
teekenis van de invallen der justitie alhier
en in Den Haag bij Indische Studenten.
Uit allerlei „bronnen" heeft men ons willen
voeden met „betrouwbare berichten"
waarvan de betrouwbaarheid echter bg in
formatie steeds bleek twijfelachtig te zjjn.
Wij prijzen >ns dan ook gelukkig, dat wjj
geen gehoor hebben verleend aan de vele
vrienden, die ons allerlei berichten ter plaat
sing in onze kolommen aanboden, en die
intusschen wellicht in andere bladen zijn
verschenen.
Waar wij tot nu toe ons niet lieten ver
lokken min of meer gewaagde berichten ter
zake te publiceeren, hebben wij te meer
reden om ons naar aanleiding van een be
richt in „De Avondpost" van gisteren, waar
in het prestige van de Indologische faculteit
der Leidsche Hoogeschool dreigt in het
gedrang te worden gebracht, eenige op
merkingen te veroorlooven.
En dit te meer nog, waar ook ons het
zelfde bericht ter plaatsing werd aangeboden,
waartoe wij zonder meer niet ons gerechtigd
achten zonder grondig onderzoek als anders
zins.
In dit bericht, dat blijkbaar is geschreven
op gezag van leden van Perhimpoenan In
donesia, althans van hun welgezinde per
sonen, wordt de veronderstelling gemaakt, als
zou de reden tot de justitieele invallen zijn,
niets andersdan een poging om de
Leidsche opleiding te treffen en tegenover
die te Utrecht in een minder gunstig dag
licht te stellen. En daarbij zouden ook
aldus de Av.post de bg dit onderwijl?
betrokken hoogleeraren zich het optreden
der justitie kunnen aantrekken.
„Deze hoogleeraren," aldus het Haag
sche blad de heeren Hazeu, Snouck
Lurgronje en Van Vollenhoven, zouden dan
ook allerminst van oordeel zjjn, dat de
Leidsche Indonesiërs zich aan eenig politiek
toisdrgf hebben schuldig gemaakt.
„Als de auctor-intellectualis van het in
grijpen der justitie beschouwt men daar den
Rijksadviseur van de Indonesische Studenten,
den heer Westenenk, waarmede de Leidsche
Indonesische studenten niet op al te besten
voet staan.
De heer W. zou een geheim schrgven
naar Indië hebben verzonden, waarin den
Europ. autoriteiten in Indië verzocht werd
te verhinderen, dat inlandsche hoofden,
waarvan kinderen in Nederland studeoren,
die met sterk nationalistische gevoelens
besmet zjjn, gelden aan hun zonen of pupillen
toe te zenden. Op deze wgze zou men aan
dezulken de studie onmogelijk maken en
daarvoor voorkomen, dat zij later als leiders
der publieke opinie in Indonesië zouden kun-
nne optreden. Dit schrijven is niet geheim
gebleven. Een afschrift er van zou berus
ten bij de leden van „Perhimpoenan Indo
nesia" in Holland en de Justitie zou dit
middel aangrgpen om in de inbeslaggenoraen
schrifturen het afschrift te vinden en daar
mede tegelijk den dader of de daders van
deze onthulling te ontdekken.
Wij geven deze lezing zonder eenig
commentaar en zonder de juistheid er van
te willen demonstreeren."
Tot zoover citeeren wij weer de Avond
post van 13 Juni.
Wij hebben ons naar aanleiding van dit
bericht waarin wij behalve een aantijging
van het prestige van de Leidsche Hooge
school, ook een weinig vleiende beoordee
ling meenen le moeten zien voor het gedrag
van onze Nederlandsche justitie, nog gister
avond gewend, tot iemand die zeker mag
worden beschouwd als een zeer vooraan
staande persoonlijkheid in kringen van In
donesiërs in Nederland, tot Raden Mas Noto
Soeroto, eere-voorzitter van het Neder-
landsch Indonesisch Verbond van Jongeren-
Organisaties, en redacteur van het maand
blad Oedaya. Ook de heer Nolo Soeroto is
en voelt zich Indonesiër en is als een Indo
nesisch nationalist te beschouwen. Hij maakt
propaganda voor Indonesië, maar uitsluitend
door te wijzen op de cultuur van Indonesië,
en daarbij zich nimmer begevende op poli
tiek gebied. Want de heer Noto Soeroto en
zijn talrijke vrienden in Nederland willen
weten dat zij Nederlandsche onderdanen
zijn en zich als zoodanig hebben te gedra
gen.
De heer Noto Soeroto gaf ons terstond zijn
levendige verontwaardiging te kennen over
het bovenaangehaalde bericht in de „Avond
post", dat hij beleedigend noemt voor de
Nederlandsche Juslilie, waarvan hij onder
geen voorwaarde wil veronderstellen dat zij
zich zou leenen tot een instrument voor po
litieke doeleinden, die zich terzake culmi
neert in den bekenden strijd tusschen de
Leidsche en Utrechtsche Indonesische facul
teitenindien er nog van een dergelij-
ken strijd sprake is!
Indien de zegsman van de „Avondpost"
een Nederlander mocht zijn, dan zijn zijn
uitlatingen te kwaJificeeren al sin hooge
mate illoyaal, en zoo het van bepaalde Indo
nesische zijde komt, meent Raden Mas Noto
Soeroto dit schrijven te moeten beschouwen
als uiterst dom ten opzichte van het doel dat
zekere Indonesische elementen met name
de leden van Perhimpoenan Indonesia zich
stellen.
Raden Mas Noto Soeroto betreurt het in
cident ten zeerste en hij wees ons op de on
vermijdelijke gevolgen, die o.a. tot uiting ko
men in de pers-stemmen uit Indië en die
ook tot uiting zal komen in een minder aan
gename bejegening van de Indonesiërs in
ederland in het algemeen, die onwillekeu
rig allen zullen wordén verantwoordelijk ge
steld voor eventueele verkeerde gedragingen
van een minderheid.
Ook het onder verdenking stellen van den
heer L. C. Westenink. oud-lid van den Raad
van Indië en Rijksadviseur van de Indone
sische studenten in Den Haag verzekerde de
heer Noto Soeroto ons ten sterkste af te
keuren.
Na ons bezoek in Den Haag aan den
sympathieken Indonesiër hebben wij ons
later in den avond van gisteren nog gewend
tot een der drie hoogleeraren aan de Univer
siteit alhier, wiens naam in het meer ge
noemde bericht in de Avondpost wordt ge
noemd, tot prof. Hazeu, die evenals de
heer Nolo Soeroto terstond bereid was ons
even te ontvangen.
Veel heeft de hoogleeraar niet gezegd, na
dat hij kennis had genomen van den inhoud
van het bericht waarin zijn naam en die
van twee andere Leidsche hoogleeraren
die ook eerder in één adem genoemd wer
den, waar werd gesproken over een „strijd"
tusschen Leiden en Utrecht voorkomen.
Doch nieletmin betoonde prof. Hazeu zich
zeer verwonderd over de veronderstelling
die in de Avondpost wordt geuit, als zou de
justitie pogen de Leidsche opleiding te tref
fen, enz.
Ook deze Leidsche hoogleeraar acht het
boven allen twijfel verheven dat de justitie
zich voor dergelijk werk zou leenen. Prof.
Hazeu herinnert zich niet zich ooit te heb
ben uitgelaten over de schuldvraag in deze
justitieele aangelegenheid waarbij te Lei
den werkende en wonende Indonesiërs zijn
betrokken. En waar dus in de Avondpost
wordt gesproken van een „oordeel van
deze hoogleeraren".. dan is dit. voor
zoover het prof. Hazeu belrefl. van allen
grond ontbloot.
Merkwaardig is zeker in verband met het
bericht in de Avondpost ook dat het blad
spreekt van een oordeel van prof. Van Voi-
lenhoven over de (door de justitie ver
meende. Red. L. D.) schuld aan politiek mis
drijf.
Het onderzoek is na de invallen op Vrij
dag j.l., dus eerst eenige dagen gaande. En
prof. Van Vollenhoven is reeds sinds veie
maanden in Amerika.1
Ook wat deze passage uit het bericht in
het Haagsche blad betreft mogen we dus
veilig aanemen dat het onjuist, en daar
door evenals het geheele bericht onnuttig
en weinig bevorderlijk is om „licht" te
brengen in deze hoogst ernstige zuiver
justitieele aangelegenheid.
Tenzij valsch licht in zulke zaken nuttig
kan worden geacht.
Gisteren heeft het Kamerlid mr. M. A.
Joekes, die zich in de Kamer speciaal voor
Indische vraagstukken interesseert, een be
zoek in Leiden gebracht en ook de Indo
nesische studenten bezocht, teneinde zich
over het dezer dagen gebeurde op de hoogte
te stellen en te overtuigen of er ook termen'
aanwezig kunnen zijn daarover inlichtingen
aan den Minister te vragen.
Maandag 20 Juni a.s. komt de Ge
meenteraad in openbare zitting bijeen, waar
verschillende belangrijke agendapunten zul
len worden behandeld.
De dezer dagen hier ter slede tot arts
bevorderde semiarls W. P. Maal is bestemd
tot reserve-officier van gezondheid 2de kl.
bij het leger hier te lande.
Heden herdacht in het Diaconessen-
huis de verpleegster mej. R. Quicooy in het
Huis bekend onder den naam van Zuster
Rika, den dag waarop zij voor 25 jaar in
deze inrichting in betrekking kwam. Zuster
Rika verwierf in deze jaren het vertrouwen
van bestuur en directie en maakte zich
onder de patiënten door haar hartelijkheid
en zorgzaamheid vele vrienden terwijl hare
collega's en verder personeel haar hebben
leeren waardeeren en hoogachten.
Het lag dus voor de hand dat deze dag
niet onopgemerkt zou voorbijgaan en dit is
dan ook niet geschied.-
Van alle zijden werd Zuster Rika in de
bloemen gezet en gewerden haar huldeblij
ken. Ook het bestuur en de directie lieten
zich niet onbetuigd.
Zuster Rika heeft het dubbel en dwars
verdiend Moge zij nog vele jaren in het be
lang der patiënten in het Huis werkzaam
zijn. i
De belangstelling voor het circus
„Amar" blijft onverminderd voortduren en.
ook gisteravond kwam men plaatsen te kort.
Het uitvoerige programma wordt steeds met
groole aandacht gevolgd, terwijl talloozen
gebruik maken van.de gelegenheid tot het
bezichtigen van de menagerie. Hedenavond
wordt de laatste voorstelling gegeven.
Op Donderdag 16 Juni, 's avonds 8
uur, zal de Vereeniging „Ons Hollandsch
Lied", onder leiding van J. D. van Rams-
horst, een volkszangavond houden in den
tuin van Musis Sacrum, met medewerking
van hel koor der Vereeniging. het Leidsche
Politie-orkest en het publiek. Toegang voor
een ieder kosteloos.
Gisteravond, circa 9 uur, kregen eenige
pc-rsor.en in de Koolstraat hoogloopenda
ruzie, die zoo boog liep, dat de 24-jarigo
M. V., schoenmaker van beroep, den 27-
jarïgen koopman W. F. F. met een schoen
makersmes in den buik stak, waardoor een
vrij diepe wonde werd aangebracht. Hoewel
vermoedelijk geen edele deeien zgn geraakt,
wordt levensgevaar niet uitgesloten geacht,
omdat niet ondenkbaar is, dat buikvlies-
ontsteking er door zou kunnen ontstaan.
F. is in het Academisch Ziekenhuis opge
nomen en de dader is in arrest gesteld.
Gistermiddag, circa 4 uur, reed een
zwaar geladen wagen over de Singelhrug
bg hel Utrechtsche Veer. Twee knapen waren
achter op den wagen geklommen. Vermoe
delijk was het paard den last om deze over
de helling van de brug te trekken te zwaar,
zoodal hel voertuig achteruit liep. Tegelijker
tijd viel een der knapen, de 10-jarige A. S.,
wonende in de Kanaalstraat, van den wagen
en kreeg een wiel over den rechtervoet, die
daardoor ernstig gekneusd werd.
Na voorloopig verbonden te zjjn in de
woning van dr. De Graaf, aan de Plantage,
werd de knaap per politie-brancard naar het
Academisch Ziekenhuis vervoerd en daar
behandeld. Later werd hij weer naar zijn
woning gebracht.
DE DURE BOUW VAN HET
POLITIEBUREAU.
Op 12 Maart 1923 besloot de raad tot
den bouw van een nieuw politiebureau aan
de Zonneveldstraat, waarvoor een crediet
werd toegestaan van f250 000. Dit bedrag
is evenwel niet voldoende gebleken Thans
nu de eindoplevering heeft plaats gehad
en het gebouw in gebruik is genomen, kan
een nader overzicht worden verkregen van
de werkelijke kosten Deze blijken te heb
ben bedragen f 319.000. Het toegestane cre
diet is derhal re met f 69 000 overschreden.
B. en W. geven thans volgende specifi
catie van de kosten:
I 1
m I
a
3 3 I I
H. t
8
I I
ri O O
-
nj CT
2' S
O
O O
8 8
IA 15 71 lO O OD O
to
o
o
fco
c
■B
.•I I
-2
C C .p
ri, g *-3 5
J3 5
to r5
Het belangrijkste deel der overschrijding
valt echter op den eigenlijken bouw. De ra
ming van dit onderdeel was geschied op do
basis van een eenheidsprijs van f 25 per
M3. De kubieke inhoud van het aanvanke
lijke ontwerp, dat ten grondslag lag aan het
ter beschikking gestelde crediet, was 7400
M3. Derhalve bedroeg het crediet voor dit
onderdeel 7400 X f 25.f 185.000. Dat
dit crediet niet toereikend is gebleken, vindt
in de eerste plaats zijn oorzaak in de om
standigheid, dat het bouwplan, naarmate do
uitwerking daarvan vorderde, gaandeweg
een grooleren inhoud verkreeg. De inhoud
van het definitieve plan bedroeg ten slotte
8800 M3. Vasthoudenden aan den eenmaal
aangenomen eenheidsprijs, zou er mitsdien
aanleiding zijn geweest, een verhooging van
het crediet tevragen van 1400 X f 25.
f 35.000.Dit geschiedde echter niet;
immers, de Directeur der Gemeentewerken
berichtte B. en W. dat een nieuw opgezette
begrooting had uitgewezen, dat ondanks de
vergrooting der kubieke ruimte, het ter be
schikking gestelde crediet vermoedelijk toe
reikend zou zijn. Aangezien mededeeling
van de mate, waarin het oorspronkelijke
plan vergroot was, hierbij achterwege bleef,
hadden B. en W. geen aanleiding aan de
juistheid van dit oordeel te twijfelen, te
minder, toen- na gehouden aanbesteding
bleek, dat de inschrijvingssom nog beneden
de raming bleef. Door dezen uitslag werden
zij uiteraard versterkt in de meening, dat
het toegestane crediet ondanks de vergroo
ting van de kubieke ruimte niet zou worden
overschreden.
En toch is deze meening onjuist geble
ken. De raming was wel degelijk veel te
laag. Deze te lage raming werd echter
verhinderd bij de aanbesteding aan den dag
te treden, doordat daarnaast een tweede
omstandigheid werkte, welke een sterk ver-
lagenden invloed op de aannemingssom had.
Deze omstandigheid was het le laag uitge
trokken zijn van een aantal in het bestek
opgenomen z.g. verrekenbare posten.
Hadden B. en W. geweten, dat de kubieke
ruimte met niet minder dan 1400 M3. ver
groot was, dan zouden zij zich over het
feit, dat niettemin de aannemingssom nog
beneden de raming bleef, allicht verwonderd
hebben en een nader onderzoek naar de
onderdeden van raming en aannemingssom
hebben ingesteld, waarbij z\j ook de vraag
zouden hebben gesteld, wat de Directie zich
voorstelde met de uitgetrokken verrekenbare
posten tot stand te brengen, en nader zouden
hebben onderzocht of die posten niet te laag
waren uitgetrokken. Thans bestond hiertoe
6cliter geen aanleiding.
De overschrijding van het crediet moet
derhalve, gelgk door de Commissie van Fa
bricage in een rapport terzake uitvoeriger
is uiteengezet, geweten worden aan een on-
gelukkigen samenloop van omstandigheden,
welke echter door de Directie had kunnen
en moeten vermeden worden. Intusschen zal
het beschikbaar gestelde crediet thans alsnog
mei f 69.000 moeten worden verhoogd
Gelgk bekend is, werd de termijn van
oplevering van het werk ook belangrijk
overschreden; het werk had ingevolge de
besteksbepahngen op 25 Mei 1926 gereed
moeten zijn; de eindoplevering had echter
eerst op 29 Maart 1927 plaats, in welke
vertraging de aannemers aanleiding gevon
den hebben schaderekeningen in te dienen
Do Commissie van Fabricage heeft in
haar rapport een uitvoerig overzicht gegeven
van -de redenen, die lot deze aanzienlijke
vertraging hebben geleid. Hieruit blijkt, dat
de oorzaak in hoofdzaak niet bij de aanne-
nemers lag, doch bij de Directie. Aangezien
BINNENLAND.
Het tekort op het Politiebureau te Leiden
bedraagt i 69.000. (Gemeentezaken, le
blad).
Het rapport der regeeringscommissie om
trent de samenvoeging van vliegdiensten.
(Binnenland, 2e blad).
De HollandIndiC-vluchten. (Binnenland,
2e blad).
Burgemeester Schokking door de Katwijk-
•che bevolking feestelijk ingehaald. (2e blad)
Een tocht naar de Zuiderzeewerken. (2e
blad).
Kans op een Volkenbondsconferentie te
den Haag (Buitenl. le blad).
Voor de Haagsche Rechtbank is behandeld
de goederentreinontsporing bij Leiden.
(Rechtzaken, le blad).
Uitspraak inzake de malversaties te Woer
den. (Rechtzaken, le blad).
BUITENLAND.
De zitting van den Volkenbondsraad te
Geneve. (Buitenl. le blad).
Het Engelsch-Egyptisch geschil heet bij
gelegd. (Buitenland le blad).
Japansche bemiddeling in China. (Buitenl.
le blad).
B. en W. zich met deze meening geheel ver
eenigen kunnen, hebben zij dan ook geen
gebruik gemaakt van hun recht, om de voor
geval van vertraging in de oplevering con
tractueel bepaalde boete op te leggen, doch
zijn zij integendeel met de aannemers in on
derhandeling getreden, ten einde te trachten
tot een minnelijke schikking met betrekking
tot de schaderekeningen te komen en aldus
een voor beide partijen ongewenschte, langdu
rige en kostbare arbitrageprocedure te ver
mijden. Het resultaat hiervan was, dat over
eenstemming werd bereikt behoudens
goedkeuring van den Raad op de basis
van een schadevergoeding, door de gemeente
aan de aannemers te betalen, groot f 8000.
De oorzaken Van de vertraging in de op
levering zijn, kort samengevat, de volgende.
De Directie heeft den aannemers een te
geringe vrijheid van beweging gelaten. Door
hare wijze van werken bepaalde zij bijna
van dag tot dag, wat er gedaan moest wor
den. Zoowel wa de volgorde van de te ver
richten werkzaamheden, als wat het tempo
betreft, beïnvloedde zij den gang van zaken,
waardoor de aannemers zich steeds meer
de leiding der werkzaamheden ontnomen,
zagen. Dit geldt in het bijzonder twee pun
ten, n.l. de tijdige aanwezigheid op het werk
van de materialen, die de aannemers noodig
hadden, voorzoover de Directie volgens de
besteksbepalingen verplicht was voor die
aanwezigheid zorg te dragen, en voorts het
tgdig ter beschikking van de aannemers
staan van de détailteekeningen, die de Direc
tie verplicht was hun te verschaffen en zon
der welke de aannemers geen voortgang
konden maken met het werk.
Ten opzichte van deze beide punten is
de directie te kort geschoten. Herhaaldelijk
waren de materialen, die de aannemers op
een bepaald oogenblik noodig hadden, nog
niet aanwezig; evenzeer ontbraken meer
malen op het gewenschte tijdstip de ver-
eisebte détailteekeningen. Bij een en ander
heeft de Directie te veel uit het oog ver
loren. dat aanneming van werk risico-over
dracht beoogt en dat dus, wil deze vorm
van uitvoering, eenmaal gekozen zijnde, tot
zijn recht komen en zoowel voor de gemeente,
als voor de aannemers nuttig zijn, den aan
nemers ook de gelegenheid moet wordca
gelaten het risico van den bouw daadwer
kelijk van de gemeente over te nemen.
Het is duidelijk, dat onder deze omstan
digheden de aannemers niet voor de ver
traging in de oplevering en de schade, die
zij zelf en de gemeente daardoor geleden
hebben, verantwoordelijk kunnen worden ge
steld. Tiet is natuurlijk zeer wel mogelijk,
dat ook de aannemers op sommige punien
niet geheel vrij uit gaan en in dit ver
band heeft de te treffen schikking dan ook
geheel het karakter van een compromis
tusschen beide partijen doch de Directie
heeft door haar geheele wijze van werken
aan de gemeente de gelegenheid vrjjwel
benomen, het bewgs van eventueele tekort
komingen der aannemers te leveren. Er
heeft met betrekking tot het tempo en den
voortgang van het werk een funeste wissel
werking tusschen aannemers en Directie
plaats gehad, waarvoor de verantwoordelijk
heid evenwel in hoofdzaak berust bij de
Directie.