PAPIEREN ROZEN
O. 20619
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 3 Juni
Derde Blad Anno 1927
BINNENLAND.
FEUILLETON.
't Is een aardige gewoonte van een Amsterdamsch Comité om telkenjare een autotocht te organiseeren
voor de oudjes van het Armenhuis te Amsterdam. Het schijnt ook do dames best bevallen te fijn.
Deze week is men begonnen met het plaatsen van de eerste groole sluisdeur in de nieuwe schutsluis
te I-J mui den. De sluisdeur, die in het Noordzeekanaal lag, werd door drie sleepbooten naar het binnen-
sluishoofd gesleept. Op onze foto: langzaam komt de deur overeind om op haar' plaats gebracht
te worden, waartoe de kisten worden volgepompt.
week twaalf uur en per kwartaal 25 uur
mag worden overgewerkt, onder voorwaar
de, dat van de afwijkingen van den norma
len arbeidstijd wordt aanleekening gehou
den. Het jaarmaximum mag echter niet meer
bedragen dan het aantal werkweken (52
min de vaeantieweken) vermenigvuldigd met
55, d. i. met het aantal uren, dat de wet als
normaal weekraaximum heeft vastgesteld.
DE COMPTABILITEITSWET.
De positie van den minister van financiën.
Verschenen is het Verslag der Bijzondere
Commissie dor Tweede Kamer in wier han
den het wetsontwerp is gesteld met de nota
van den Minister van Financiën naar aan
leiding van dit verslag.
De Commissie verklaart de beperking te
betreuren van de voorgestelde regeling tot
cene bepaling omtrent de splitsing van den
dienst-in de begrooling zelve in gewone en
kapitaalsdienst almede tot eenige bepalingen
van meer formeelen aard. De voorgestelde
regeling wijkt af van het ingetrokken wets
ontwerp van minister van Gijn.
De Minister antwoordt dat door gevolg te
geven aan den wensch der Commissie het
hoofdbeginsel van het ontwerp 1916 in het
nieuwe wetsontwerp in zeer hooge mate zou
worden vertraagd, terwijl bovendien hel uit
gangspunt van hel stelsel van dit ontwerp
hem niet onaanvaardbaar voorkomt. Voor
den algemeenen Staatsdienst acht de Minis
ter dit stelsel van twijfelachtige waarde. Dit
neemt niet Weg, dat hij het zeer juist acht
voor die takken van dienst, die min of meer
op een commcrcialen grondslag steunen. Hij
is voornemens ter vervanging van de Be-
drïjvenwef van 1912 eene nieuwe algemee-
ne wet in te dienen, geldende voor alle bij
speciale weiten nader aan te wijzen lakken
van dienst, die behoefte hebben aan de in
richting van een meer commercieele boek
houding. Op deze wijze wordt derhalve aan
den wensch der Commissie met betrekking
tot het onlwerp-1916 in zoover tegemoet
gekomen, dat in alle takken van Slaals
dienst, die individueel met een bedrijf over
eenkomst verloonen, de begrooling en de
rekening naar de daarvoor geldende begin
selen zullen worden ingericht.
Bij het mondeling overleg kwam de vraag
naar de inrichting der Staatsbegrooling als
een begrooting van baten en lasten opnieuw
ter sprake.De Commissie kan niet mede
gaan met de door den minister gemaakte
tegenstelling lusschen die takken van dienst
die min of meer op commercieelen grond
slag steunen en den algempenen Staats
dienst. doch meende, nu de Regeering niet
bereid bleek aan haar wenschen tegemoet
te komen, daarop niet langer te moeten aan
dringen.
Verder wijst de Commissie er in haar
Verslag op, dat een regeling van de gelde
lijke verantwoordelijkheid van de hoofden
der ministerieele departementen nog steeds
is blijven ontbreken en daarin ook met de
bij dit wetsontwerp voorgestelde regeling,
daarin niet wordt voorzien. De Minister ant
woordt, tot de conclusie te zijn gekomen dat
hol beter is aan de geldelijke verantwoorde
lijkheid der ministers thans geen sanctie te
geven. Immers de wenschelijkheid van zulk
een regeling berust alleen op theorie ter
wijl dc nadeelen daarvan wel eens in de
practijk zouden kunnen blijken.
Naar aanleiding van een desbetreffende
opmerking der Comm. verklaart de Minis
ter verder, dat het hem voorkomt dat in de
Comptabiliteitswet speciaal omtrent het
walskarakter van subsidieposten geen af
zonderlijke bepalingen behoeven te worden
opgenomen. Ook verdient het z.i. geèn aan
beveling in dit wetsontwerp de bepalingen
op le nemen belreffeïide de verjaring van
vorderingen ten laste van het Rijk, die
thans zijn nedorgelegd in de wet van 31
October 1921 (Staatsblad no. 482)
Zoowel in het Verslag als bij het monde
ling overleg zijn beschouwingen gevoerd
omtrent de positie van den Minister van Fi
nanciën tegenover zijn ambtgenoolen bij
het samenstellen der begrooting. Het bleek
's Ministers bedoeling de historische prak
tijk te handhaven Eenstemmigheid werd
mede hierover verkregen, dat de Minister
van Financiën ook bezwaar zal kunnen
maken tegen posten, die de eenheid van het
Regeeringsbelcid op het gebied der finan
ciën in gevaar zouden kunnen brengen, al
mocht hij tegen het eindcijfer van het be-
grootingsontwerp, waarop die posten voor
komen. op zichzelf geen bezwaar hebben.
Bij het Verslag gaan twee nola's van wij
ziging.
DE SCHIPPERSWET.
Naar wij vernemen heeft de Minister van
Waterstaat dezer dagen de op 22 Januari
1912 door den Minister van Landbouw.
Handel en Nijverheid ingestelde Commissie
aan welke was opgedragen te onderzoeken
in hoeverre de schipperswet van 1907 wij
ziging behoefde, ontbonden.
Dit besluit staat naar wij verder verne
men in verband met heigeen in de Tweede
Kamer bij de behandeling van de begroo
ling van Waterstaat voor het jaar 1927 ten
aanzien van de Schipperswet is opgemerkt.
DE WERKING VAN HET INSTITUUT
VAN DEN FABRIEKSARTS.
Advies van de bezuinigingscommissie-Pop.
Naar aanleiding van het onlangs aan len
Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid
uitgebrachte verslag van de commissie-Nolens
tot onderzoek naar de werking van het in
stituut van den fabrieksarts, wordt mede
gedeeld, dat ook de bezuinigingscommissie-
rop over de wenschelijkheid om ten aanzien
PRINSES JULIANA LIDMATE DEN
NED. HERVORMDE KERK.
De Koninklijke Familie wordt de volgende
week te 's-Gravenhage verwacht in verband
met de aanneming en bevestiging van H.K.H.
Prinses Juliana tot lidmate van de Nederl.
Hervormde Kerk. Deze zullen respectievelijk
plaats hebben ten Koninklijken Paleize en
in de Julianakerk te 's-Gravenhage op nader
bekend te maken data.
HET VOORONTWERP-VERPLEGINGS-
BESLUIT.
Bijzonderheden omtrent den inhond.
De Minister van Arbeid, H. en N. heeft
het advies van den Hoogen Raad van Arbeid
gevraagd omtrent een voorontwerp van een
Yerplegingsbesluit.
Omtrent dit voorontwerp zal Commissie
VII uit den Raad praeadvies uitbrengen.
Wat den inhoud van het voor-ontwerp be
treft, merkt de Minister op, dat in de meeste
verplegingsinrichtingen in den loop der lij
den werktijden zijn ingevoerd van 45, 48 of
5-1 uren per week. Er zijn echter ook ver
schillende inrichtingen, waar een langere,
soms zelfs aanmerkelijk langere, werktijd
geldt. Bovendien is gedurende de laatste ja
ren hier en daar van een streven naar
werktijdverlenging gebleken, veroorzaakt
door een drang naar bezuiniging, die men
wil vinden in het verminderen van het per
soneel en in 't langer laten werken van het
overblijvende gedeelte van het personeel.
De Minister acht thans het tijdstip geko
men om bepalingen vast te stellen ter be
perking van den arbeidsduur in verplegings-
ïnrichlingen. Hij betwist geenszins de nood
zakelijkheid van bezuiniging ook op het ter
rein van ziekenverpleging, doch aan den
anderen kant acht hij het evenzeer noodza
kelijk, dat de arbeidstijd in deze inrichtin
gen binnen redelijke grenzen beperkt blijft.
Een 55-urige werkweek behoort als regel
z. i. niet te worden overschreden. De ver-
plegingsarbeid is veelal van zoo inspannen-
den aard, dat 55 uren per week als een be
hoorlijk maximum moet worden beschouwd.
In art 1: de definitie van ..diensttijd" ont
leend aan de overeenkomstige bepaling uit
het Werktijdenbesluit (Stuwadoorswet). Er
ligt in de definitie opgesloten, dat diensttij
den, die door kortere rustpoozen dan van ze
ven uur worden onderbroken, als een dienst
tijd worden aangemerkt.
In het eerste lid van art. 2 worden de per
sonen opgesomd, op wie als leidende per
sonen werktijdbepalingen niet van toepas
sing zijn Evenals dit het geval is voor lei
dende personen in fabrieken of werkplaat
sen, moet de positie van de hierbedoelde
functionarissen van dien aard worden be
schouwd. dat voor hen de beschermende
De Roman van een Circusmeisje.
Uit het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden).
33)
Maar die is eergisteren bij een auto-ongeluk
om het leven gekomen en ik durf voorspel
len, dat ze nu wet weer probeeren zal om
Roderick aan het lijntje te krijgen.
Mr Briton zal zich toch niet op die ma
nier als een kwajongen laten behandelen,
2ei mrs. Fowler smalend, maar Brenda
haalde de schouders op.
Mannen zijn zoo onberekenbaar als er
een vrouw in het spel is, zei ze gewichtig.
Ze stond op en knoopte haar mantel dicht.
Ze keek naar Rosalie, maar ze moest tot de
conclusie komen, dat ook het laatste vlie
gertje niet was opgegaan Het leek wel alsof
in het geheel niet geluisterd had. Haar
oogen bleven lusteloos staren naar de spaar-
zame. gele bladeren, die nog aan de boomen
huiverden in den vochfigen herfstwind.
Toen mrs Mvers zich tot haar richtte
kok het wel alsof ze wakker schrikte.
Dr. Iddlpr komt Vrijdag bij je. weet je
oal al? zei ze op beschermende toon. Ik hoop
jkl ie begrijpt wat dat beteekent en dat je
hot waardeert dat je zoo'n schitterende be
handeling krijgt. Dat zou lang niet iedereen
jouw omstandigheden krijgen
Rrenda's toen ergerdp Rosalie buitenge
woon, maar op haar effen gezichtje vertrok
bepalingen niet noodig zijn. Ze zijn:
arbeiders, die uitsluitend of in hoofdzaak
met de leiding van een verplegingsinrich-
ling of een onderdeel daarvan of van een
groep van arbeiders zijn belast, zooals direc
teuren, directrices, adjunct-directeuren of
-directrices, hoofd- en eerste verplegers of
-verpleegsters, het' hoofd van een paviljoen
en zijn echlgenoole, het hoofd van de huis
houding en dergelijke.
Het tweede lid van art. 2 zondert een
aantal personen uit van die bepalingen van
het Yerplegingsbesluit, waarvan vrijstelling
mogelijk is en noodzakelijk met het oog op
de eischen van hun arbeid. Hierbij wordt
bedoeld arbeid:
a. in operatie- en verloskamers verricht
door arbeiders, die uitsluitend of in hoofd
zaak aldaar werkzaam zijn, of hun plaats
vervangers; b. bestaande in hel begeleiden
van zieken naar andere verplegingsmrich-
tingen; c. in afdeelingen voor het'verplegen
van besmettelijke zieken, mits de arbeider
niet langer dan twaalf dagen in zes achter
eenvolgende weken daarin arbeid verricht;
d. in de landbouw-, tuinbouw-, boschbouw-
of veehoudersrafdeeling eener verplogings-
inrichling, verricht door arbeiders, die uit
sluitend of in hoofdzaak in die afdeelingen
werkzaam zijne. van arbeiders in kolonie
huizen, boerderijen en dergelijke afdeelin
gen van krankzinnigengestichten, waar ver
pleegden in gezinsverpleging ziin opgeno
men; f. van vaste nachwakers.
Het eerste lid van art. 3 stelt den arbeids
tijd op 10 uur per dag en hetzij op 55 uur
per week. hetzij op gemiddeld 55 uur per
week, met een maximum van 70 uur per
week en in de daaropvolgende of daaraan
voorafgaande weken evenredig korter, zoo
dat in vier achtereenvolgende weken niel
langer dan 220 uren mag worden gewerkt.
In het tweede lid wordt toegestaan den
dagdienst uil te strekken over 15 uur, ten
einde een regeling te kunnen maken b.v.
van v m. 712 en van n.m. 510; een
dergelijke dienst wordt door de lange onder
breking gedurende den middag in sommige
gevallen zeer op'prijs gesteld.
De nachtdienst, geregeld in het derde lid,
werd op ten hoogste 11 uur bepaald, ten
einde het overlappen van dag- en nacht
dienst mogelijk te maken, waaraan vooral
in de morgenuren in krankzinnigengestich
ten behoefte bestaal; bij het opstaan der
patiënten is er zooveel werk. dat de dag-
ploeg het zonder de hulp van dc nacht
ploeg niet af kan.
Met de gedachte aan een Iweeploegenstel-
sel is de bepaling van art. 4 gemaakt.
Er kunnen zich in een verplegingsinrich-
ting zooveel gevallen voordoen, dat er van
den vastgeslelden werktijd moet worden af
geweken. dat daartoe binnen zekere grenzen
de gelegenheid moet worden geboden. Dit is
verwezenlijkt door in art. 9 toe te staan, dat
in gevallen van nood per dag twee uur, per
geen spier en ze zei op haar gewone lijd
zame manier:
Iedereen is toch zoo lief voor me.
Toen mrs. Fowler de bezoekster had uil
gelaten en in de kleine kamer terugkwam,
schudde Rosalie's lichaam van het snikken
en de tranen liepen over haar gezichtje.
Wat is er lieveling? Scheelt er wat
aan? vroeg ze verschrikt.
De vriendelijke vrouw knielde bij het bed
en Rosalie sloeg haar armen om haar heen.
Och. mrs. Fowler, als ze me toch maar
met ru$t wilde laten. als ze me maar
lieten sterven ze meenen het zoo goed.
maar het zou veel vriendelijker van hem
zijn... Ze weten niet wat ze doen, sta
melde ze tusschen haar hartbrekend snik
ken door
Mrs. Myers was bijna thuis, toen ze Ro
derick Briton in zijn auto tegen kwam. Hij
reed langzaam; Scott, de ruige herdershond
zat naast hem.
Roderick groette beleefd en Brenda gaf
hem een genadigen knik terug, alsof hij er
een eer in mocht stellen dat ze zich ver
waardigde hem terug te groeten. Maar in
haar hart was ze geweldig jaloersch van den
aardigen kleinen wagen waarin hij reed. Ze
had al zno vaak vergeefsche pogingen ge
daan om haar man te bewegen het ouder-
wetsche rijluig af te schaffen maar hij
scheen gehecht aan de oude rammelkast,
zooals zij het ding noemde
Roric vond. dat mrs. Myers er veel oud°r
uitzag dan hij haar zich in zijn herinnering
had voorgesteld Hij reed den weg naar Bed-
mund op en kreeg een eigenaardig gevoel,
toen hij weer door die smalle laan met de
hooge heggen reed Hel was hem alsof hij
in een streek kwam waar hij in een ver
verleden eens geweest was. Hij kon zich
bijna niet realiseeren dat hel nog maar drie
weken geleden was, dat hij op dien winde-
rigen morgen bij het kruispunt afscheid nam
van Rosalie.
Zijn jong gezicht stond ernstig.
Ilij voelde, dat hij naar zijn zin veel té
weinig wist omtrent den dood van het
meisje, dat zoo heel kort zijn vrouw was ge
weest. Hij zou zoo graag willen weten wat
ze wel tegen Sherny gezegd had voordal ze
stierf, of haar laatste woorden misschien
een boodschap van vergiffenis voor hem
waren geweestmaar hij zou het wel nooit
te welen komen.
Hij vropg zich af, waar het circus nu we!
zou zijn. de geduldïg-plompe olifanlen, de
koddige* clown op stelten. Ze trokken van
dorp tot dorp nu. waren voorgoed uit zijn
leven verdwenen. Ze zouden er wel steeds
zieliger en sjoveler op worden. Rosalie was
nu voorgoed uit dit leven weggenomen. Dat
verzachtte de tragiek van haar dood ten
minste. want hoe vaak had ze hem niet ver
teld. dat ze dit leven haatte... Maar
hij... met mooie beloften van een betere
toekomst had hij haar gepaaid... en be
drogen.
Het gezicht van het kruispunt sfuilte den
stroom van zijn gedachten en de slanke
kerktoren van Bedmund kwam nu boven de
boomen uit Een impulsief verlangen om het
schemerige kerkje nog eens te zien. greep
hem aan.
Hij hield stil. bij de ingangspoort Hij
schreed over het hellende kerkhof en ging
de kleine deur binnen. Opnieuw kwam hij
onder den indruk van het somber-plechtige
van dit simpple dorpskerkje Voor hel altaar
brandde een eenzaam rood ltehf «m Je
ameohlige koster was bezig in de banken
gedenkboeken recht te leggen.
Hier was hij getrouwd! Daar was het
venster, waardoor een bleeke zonnestraal op
Rosalie's gezichtje was gevallen. Nog geen
drie weken. het leken jaren 1
De koster keerde zich toevallig om en de
bpide mannen keken elkaar en oogenblik
aan. Daarop liep Roderick haastig naar
buiten.
Hij reed weg met het gevoel alsof hij van
een begrafenis kwam, maar toch had hij
niet het gevoel, dat het Rosalie was geweest,
die hij in hel graf had gelegd
De wagen zou juist de laan inzwenken
toen Roric uit alle macht remde en met
schrik in zijn stem waarschuwend riep:
Pas toch op, in vredesnaaml
Een man sprong plotseling naar den kant
van den weg nauwelijks ontsnapt aan
de kans om overreden te worden. Roderick
draaide zich op zijn plaats om, toen hij
langzaam verder reed. een boos woord op de
lippen. Maar het bleef op de lippen, want
de man. dien hij bijna overreden had, was
gebrekkig, had lange ledematen en dik stop
pelig haar en sombere kwaadaardige oogen
onder ruige, overhangende wenkbrauwen.
In zijn handen droeg hij een bos prachtige
roode rozen.
Roric herkende hem mei een schok: het
was Bunch, de man van hel circus.
Een oogenblik slingerde de kleine wagen
hevig; door den schok en de schrik had
Roric bijna zijn meesterschap over den wa
gen verloren en het scheelde niet veel. of
hij was in een sloof terechtgekomen Maar
hij had zichzelf terstond weer in bedwang
en greep met zijn sterk"0 handen het stuur
rad slevig vast: de wag^n bleef veilig op
den weg Hii flopte en sprong er uit en
holde terug naar de ho<~hf waar de man od-
eens verdwenen was. Maar er was geen
van ondernemingen, waaraan een fabrieksarts
is verbonden, afwijking van het bepaalds
in art. 66 der Ongevallenwet 1921 over do
verplichting tot ongevals-aangifte, !oe te
laten, dien Minister van advies heeft ge
diend.
DL advies, dat in overeenstemming is
met een voorstel van de commissie-Van
IJsselsteyn inzake de kosten der sociale
verzekering, sluit zich in hoofdzaken aan
bij dat der commissie-Nolens, doch wijkt in
zoover daarvan af, dat het met inachtneming
van de noodige algemeene door den wet
gever te stellen regelen, welke gericht zijn
op de waarborgen van de rechten en be
langen der verzekerden, voor het overige
aan liet bestuur der Rijksverzekeringsbank
de bevoegdheid wil zien gegeven, om naar
de omstandigheden van elk bijzonder geval
r werkgevers, die aan hun onderneming
een aan te stellen eischen voldoenden ge
neeskundigen dienst hebben verbonden, een
regeling te treffen, welke ten opzichte \an
de ongevalsaangifte, de wijze, waarop de
geneeskundige behandeling zal worden er-
leend en de vaststelling van de gewone
wettelijke voorschriften afwijkt. Zooals uit
hel rapport der commissie-Nol ens blij <t,
adviseert deze tot een voor alle gevallen
uniforme wettelijke regeling.
NIJVERHEIDSONDERWIJS.
Een bezninigingsonderzoek.
De Minister van Financiën, voorzitter van
den Raad van Ministers, heeft:
a. ingesteld een commissie tot onderzoek
naai de mogelijkheid van bezuiniging bij
het Nijverheidsonderwijs, welke commissie in
verband met den uitslag van haar onder
zoek, tevens zal hebben na te gaan of cn,
zoo ja, onder welke voorwaarden te zijner
tijd opheffing van het in de Nijverheids-
onderwijswet opgenomen stopartikel zou
kunnen plaats hebben;
b. de commissie opgedragen haar rapport
uit te brengen aan de Bezuinigings-cjm-
missie;
c in die commissie benoemd: tot lid en
voorzitter A. M. Touw, directeur der Grof
smederij te Leiden; tot lid ir. H. Damerau,
directeur der Kon. school voor kunst, tech
niek en ambacht te 's-Hertogenboschir.
M H. Damme, directeur der werkplaatsen
van „Werkspoor" te Utrecht; dr. J. Gou-
driaan Jr., hoofdingenieur bij de Mij. voor
Scheeps- en Werktuigbouw „Feijenoord" le
Ruttrraam; H. J. de Groot, inspecteur-gene
raal van het Nijverheidsonderwijs; A. L.
H enge veld, directeur der Ambachtsschool en
Avondteekenschool te Haarlem; mevr. J.
OvervoordeGordon, voorzitster van de vak
school voor meisjes, te Leiden; C. P. J.
Zaalberg, directeur-generaal van den Arbeid
te 's-Gravenhage; tot secretaris: mr. Philip
J. Idenburg, secretaris van de Bezuinigings
commissie.
spoor meer van hem te ontdekkenhel leek
wel. alsof de aarde zich had geopend en
hem verslonden had.
Roric ging op den berm staan en tuurde
over de wazige velden, maar nergens was
de misvormde figuur met zijn vlammende
bos roode rozen meer te bespeuren. Het
scheen bijna of de heele ontmoeting, het ge
vaar van de aanrijding een visioen was ge
weest, dacht de jonge Briton, toen hij weer
naar de wagen terugliep en de terugreis
aanvaardde.
Den volgenden morgen reed hij weer den
zelfden weg; scherp uitkijkend naar alle
kanten, maar van Bunch geen spoor. Wel
ontmoette hij Brenda Myers weer bijna
op dezelfde plaats als gisteren en hij
vroeg zich een oogenblik af, waar die loch
steeds heenging. Maar erg interesseeren de?d
het hem niet en een oogenblik la ter was hij
de ontmoeting met haar weer heelemaal
vergeten.
XVIII.
Dien avond sloeg het weer plotseling om
er stak een felle Oostenwind op, vergezeld
van ontzeltende regenbuienhel werd echt
koud en guur herfstweer. Roric huiverde,
terwijl hij zijn eenzaam middagmaal ge
bruikte.
Blunt, de trouwe butler, die best merkte
dat zijn jonge meester zich duchtig ver
veelde. merkte bescheiden op. dat het nu de
goede tijd voor de konijnenjacht was en dat
de meeste heeren uit Londen dol waren op
deze sport.
(Wordt vervolgd).