De Groote Beer CORRESPONDENTIE. rij naar builen. Het oudsle elfje speelde een ernstig wijsje op zijn fluit en de andere elfjes, die elkaar allemaal bij de hand ge pakt hadden, liepen onder het zingen van een plechtig afscheidslied om hun gelief den boom heen. Toen het uit was, traden ze één voor één naar voren en kusten tot afscheid den ouden, knoestigen stam, waar in ze zooveel jaren gelukkig geleefd hadden. De boom liet zijn laatste blaadjes ritse lend op hen neervallen, maar hij miste de kracht om nog iels te zeggen, alleen wuifde hij zachlkens voor het laatst met zijn kale takken. Zwijgend verspreidden de elfjes zich nu en zochten andere plekjes op, waar ze voortaan zouden gaan wonen. De planten hoorden den boom een die pen zucht slaken. Toen zagen ze de ziel van hun oudsten en trouwsten vriend als een grooten doorschijnende vlinder lang zaam omhoog stijgen, zijn geluk tegemoet. Alleen de doode stam en takken bleven in den tuin achter, maar toen kwam de machtige wind. die zich even erg stil had gehouden, met volle kracht den tuin binnen gestoven, nam den dooden boom liefkoo- zend in zijn krachtige armen en vloog er pijlsnel de lucht mee in. „Kijk" zeiden toen de menschen tegen elkaar, ..wat een groole windhoos js dat. Den heele boom wordt er door naar boven getrokken. En wat is dat duidelijk te zien, in het heldere maanlicht." Maar het was heelemaal geen windhoos, zooals die menschen dachten, want dan zou de boom na enkele minuten weer op den grond gevallen zijn en den ouden djeroek heeft niemand hier beneden op aarde ooit weergezien; dien had de wind voorgoed met zich meegenomen. En sedert dien tijd dansen er in dien ouden tuin iederen keer als het volle maan is, de kleine djeroekelfjes. En de planten en bloemen, de boomen en de vogeltjes spreken nog vaak over den tijd. dat de djeroekboom in hun midden groeide en bloeide en over het heerlijke ver jaringsfeest, dat ieder jaar weerkeerde. En niemand is nu meer angstig, dal voor hem ook eenmaal de tijd zal aanbreken, dat zijn leven op aarde zal eindigen, ze hebben nu immers allemaal gezien, dal dat heelemaal niet iets is om bang voor ie zijn. Ook hun zieltjes zullen dan als een mooie vlinder naar den hemel opstijgen. 1 Een oude legende opnieuw verteld. Vele jaren geleden kwamen in een land, hier heel ver vandaan, de menschen om van dorst. Ln maanden had het niet gere gend. De rivieren en beekjes waren opge droogd. De bloemen en planten verwelkten en stierven. De vogels hadden zulke droge keeltjes, dat zij niet meer konden zingen. Het heele land was somber en bedroefd. Op een avond, toen de sterren aan den hemel kwamen, verliet een klein meisje met een tinnen lepel in de hand haar huis om naar het bosch te gaan. Zij knielde on der een boom, vouwde de handen en bad, dat God regen mocht zenden, aJ was het maar zóó weinig, dat haar tinnen lepel gevuld werd. Eindelijk viel zij in slaap. Toen zij weer wakker werd, was zij in nig dankbaar, dat haar tinnea lepel gevuld was met helder, frisch water, het eerste, dat zij sinds langen tijd gezien had. En daar baar lieve moeder ziek was en ster vende van dorst, gunde zij zich den tijd zelfs niet, haar verdroogdte lippen vochtig te maken, doch spoedde zij zich met den lepel naar huis. In haar haast struikelde zij en liet he laas den lepel met zijn kostbaren inhoud vallen. Op hetzelfde oogenblik zag zij iets tusschcn het gras naast zich bewegen. Het was een klein hondje, dat evenals zijzelve versmachtte van dorst Zij raapte den lepel op en zag tot haar met geringe ver- bazing, dat er geen druppel verspild was. Zij goot een paar druppels op haar hand en stak die den hond toe om «op te likken. Hij deed dit en kwam weer heelemaal bij. Maar terwijl zij het water op haar hand gegoten had, was de «innen lepel in een mooien zilveren veranderd. Vlug zij nu naar huis en gaf bet water aan ae vrouw, die haar moeder oppaste. ,^een," zei de laatste. ,,Ik wil het wa ter niet drinken. Geef het mijn dochtertje. Zij heeft het ook noodig." En terwijl zij den zilveren lepel aan haar verzorgster teruggaf, veranderde deze in goud. De vrouw was op het punt allen huisge- nooten ecnige druppels van het kostbare water te geven, toeD zij plotseling een vreemde op den drempel der deur zag staan. Hij zag er bedroefd en vermoeid uit ea zij overhandigde hem den lepel. Hij nam dien en zei-; „Gezegend is degene, die een dronk frisch water geeft in mijn naam." Hij scheen als door een stralenkrans om geven en onmiddellijk was het water als bezaaid met zeven schitterende diaman ten. Daarna veranderde het in een fon tein, die het dorstige land en zijn bewo- ners verkwikte. De zeven diamanten stegen al hooger en hooger, totdat zij het uitspansel bereikten, waar zij heldere stenen weiden en den Grooten Beer vormden, die nog heden ten dage den menschen duidelijk de geschie denis van een onzelfzuchtige daad ver haalt. Kijk maar eens goed, dan zul je zien, dat t sterrenbeeld den vorm van een lepel heeft. Prijsraadsels! Een verrassing nietwaar? of hadden jullie er al weer eens op gehoopt? De grooteren en de kleineren moeten de 4 prijsraadsels, die ik heb opgegeven, alle 4 oplossen; zóóveel werk is het niet; het kan best. Bezorgt allen de brieven goed bijtijds; wacht niet tot het laatste oogen blik. Vergeet niet te onderteekenen, duidelijk je naam onder den brief, niet alleen op het couvert. Nu ieder afzonderlijk opschrijven en onderteekenen, niet meerdere namen onder één brief, dat mag niet voor het loten. Leest allen dit begin der correspon dentie. Er zal wel een verandering moeten zijn wat betreft het verschijnen der kindercou rant in de week na Pinksteren, daar dan 'b Maandags 2en Pinksterdag geen pakket kan worden verzonden. Ik zal jullie de vol gende week mededeelen hoe het zal gaan. Wijntje Haasnoot en Nelly Eikelenboom, je mag allebei meedoen met de grooteren en je behoeft nooit lange brieven te schrij ven, heusch niet; dat neem ik nooit kwalijk, als het maar een kort woordje is. Krijgen de jonge duifjes ^al wat veertjes? Jan Wassenaar, je hebt groot gelijk; ik logeer andere jaren altijd begin Juni in Haarlem en kom dan wel in Noordwijkerhout iemand bezoeken. Maar dit jaar kom ik pas later in Haarlem logeeren, en die per soon, die ik in N. bezoek, is er nu niet. Maar je moet mij eens heel precies je adres op geven voor het geval, dat ik toch eens naar N. zou komen. Kees Boer, je mag mij gerust de op lossingen op een briefkaart sturen, dan hoeft er niet wekelijks een postzegel van* 10 cent voor gebruikt. Henny Waterreus, weet je wel, dat het een aardig huis is waarin je gaat wonen? Maar weet je niet waar het precies is? Marie van Daal en en Adri den Duik, ja zeker mogen jullie beiden met de groo- terc-n meedoen. Neen, ik heb nooit tennis gespeeld, niet op een tennisbaan en ook niet op de tafel met een tafel-tennisspel. Adri Veltkamp en Adri Wraterreus, twee vriendinnen, die allebei Adri heeten; hoe grappig. Vervelend, hoor, Adri V., dat je riek bent geweest; wat scheelde er aan? Ik houd dol veel van muziek en heb piano les en zang-les gehad. Is de bok zan Adri V. nooit boos? Is dat springen altijd vroolijk- beid of wil hij ook wel eens stooten'? Trijntje Varkevisser> ja, de menschen bui ten verlangden zoo naar regen, het was - zoo noodig. Als je hond veel van kinderen houdt, dan zal je kleine zusje, hoop ik, ook wel aan hem wennen en zien, dat hij geen kwaad doet. O, ik houd ook zóóveel van honden, behalve als ze valsch zijn. Ik kon wel lezen, wat je met spiegelschrift had geschreven. Neelie en Marietje de Best, jullie briefje kwam later in dan dat van de zusjes Van Riessen; ik had al erg in hun couvert gezocht, denkende jullie briefje te vinden. Vinden de poesjes prettig als je met l,en speelt? .lansje Sjardijn, wel bedankt voor je mooie ansicht uit Hilversum, het is daar mooi. Ik ga denkelijk met Hemelvaartsdag i Hilversum. Drietal Mulder, volgende week alle drie op een apart papiertje de oplossingen schrij ven. Jammer, dat er al een konijntje dood is. Dat muschje was zeker al ziek, dat het zich zoo maar liet vangen. Willy de Neys, wel neen, ik 'vind dat niets erg als je eens overslaat als er een goede reden voor is. De ontsteking in mijn mond is nog niet genezen. Mientje en Nettie v. Riessen, zoo, was het Mientje? En ben je nu al heelemaal beter? O, dat doen poesjes zoo graag, buiten in de zon liggen slapen. Koos v. d. Linden, slecht weer is nooit prettig, maar op Zondag wel extra vervelend. Gelukkig, als je je dan in huis ook prettig weet bezig te houden. Teuna en Greta Breedjjk, niets erg als je niets hebt te vertellen, maar dan heb ik ook niets te beantwoorden, dat begrijp je wel, niet waar? Nelly van der Voet, zoo, ben jij al tante van veel kinderen, hoe deftig. Je moet mij later maar een vertellen wat je voor het nieuwe nichtje hebt gemaakt. Waar woont die zuster? Dichtbij? Zou je het kindje al spoedig eens mogen zien? Lena Oostveen, het was Zondag hier h Den Haag ook allerakeligst weerkoud, regen en veel wind, het leek wel Novem ber. Prettig hè, om met een goed rapport thuis te komen. Henny Hulsbergen Henning, ik verzamel geen postzegels; ik heb er geen; ik kan re je onmogelijk sturen. Ruilen jullie op school postzegels onder elkaar? Guurtje, Neeltje en Marietje Oudshoors, wat veel verjaardagen achter elkaar; vel gefeliciteerd er mee. Ik hoop voor Neeltje, dat er spoedig weer zon komt, zoodat zij buiten kan liggen. M. heeft veel cadeautjes gekregen, zag ik in den brief. Van wie s dat aardige postpapier, waarop jullia schrijven. Corry van Stralen, zeker, het is heel veel werk al die brieven, *>oral als er prijs raadsels zijn, wanti dan doen er veel meer kinderen mee dan anders, ieder wil graag een kansje wagen en nu vandaag moet ik vlug voortmaken, want om den Hemelvaarts dag moet ik het eerder verzenden A. v. d. Ham, ook je naam onder je brief zetten, die stond nu enkel op het couvert. Neen hoor, ik kan onmogelijk al die brieven bewaren, dan zou ik kisten vol hebben. Natuurlijk is het op Hemelvaart vrij, het is een feestdag. Dinie en Japie Ridderikhoff, waren jullie uit logeeren; waar ben je heen geweest? Jacobus Favier, prettigen verjaardag ge vierd? Ook nog visite gehad? Gerardus den Haan, o, was het jou brief. Vergeet het dan voortaan maar niet meer en vooral niet als er prijsraadsels zijr». Drietal Kükler, het is geen kiespijn, ina3r in het tandvleescb en mijn kaak; maar alle pijn is vervelend, is het niet zoo? Er bestaat geen pijn, die een pretje is Steef Klepke, een zwerende hiel zal wel heel akelig zijn; maar je zegt: daardoor kon ik niet schrijven. Schrijf jij dan met je hiel? Dat vind ik een aardig kunstje. Maarten Brittijn, als je geen pen had, kon je niet met inkt schrijven, dat kan ik vel begrijpen. Annie Bavelaar, 2 brieven van je ge vonden in dit pakket. Wat vervelend voor je, dat je oor nog steeds niet geheel beter is. Neen hoor, niemand gaat voor zijn ple zier naar een dokter of een tandarts, «lat weet ik bij ondervinding. Je schrijft mi zeker wel als je antwoord hebt of je mee mag naar de bosschen? Mina Nieuwenhuis, groot gelijk, niets geen lekker wandelweer verleden Zondag; even een fnchtje- scheppen en verder maar in huis je zien te vermaken, dat gaat ook wel. Clasïna Ciggaar, dat noem ik toch iels leeren als je naar de naaischool gaat;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 18