VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
up-
No. 19.
Vrijdag 20 Mel
Anno 1927
-•41P-
(Toevallige Ontdekkingen.
Wat Moeder Pichot over
de Roode Kool vertelde.
^urwfö> i^i* iT: iTi i?i iT: :Ti ^Ti *T1
III.
(Vervolg van 7 Mei).
|VAN EEN WANDELING DOOR DE
DDER EN EEN NUTTIGEN BRAND.
Naar het Engelsch van
E. M. WATERWORTH.
Vrij bewerkt door
G. E. de Lille Hogerwaard.
lij waren allen nieuwsgierig, wat Oom
pe ons op den grond zou laten zien.
migen van ons dachten aan goud- en
Irmijnen, anderen spraken van kolen-
pn, terwijl Tante Marie zinspeelde op
lorluinlijken koopman, die zijn succes
|l leven te danken had aan het oprapen
ten speld, welke hij zag bij het verlaten
[een kantoor, waar men zijn diensten
iigerd had.
lat doet mij denken aan het verhaal
pen heer, die een knecht zocht en een
i voor zijn deur zette. Sommigen slap-
overheen, anderen liepen er langs,
Jéén jonge man raapte hem op. Na
lik was hij degene, die de betrekking
1— Maar daar gaat de bel," zei Vader,
it nu allen de ocgen cp den grond ge-
Jaurlijk deed niemand dit, want het
ging open en wij allen Vader
Joed als de anderen keken naar
IGeorge. Hij had een oud, kaal pakje
|n een hoed op. Het tooneel was be-
met donkergrijs vilt, precies als dat,
onze huiskamer onder hel karpet
Kaar al keken wij dan ook niet naar
lond, Oom deed zulks wel degelijk.
|at ziet u er ongelukkig uit!" merkte
bp.
|t zou jij ook doen," luidde het ant-
dat op somberen toon gegeven werd,
een arm spoorklerkje was aan een
[stationnetje en niet genoeg geld ver-
f om van te leven Er was een tijd.
mijn hoofd kon opheffen als iedere
naar nu heb ik geldzorgen en schul-
1 ben ik erg gedrukt."
jne man!" zei Minnie medelijdend,
|ij had dit nauwelijks gezegd. of Oom
heele manier van doen veranderde
|ng. Met één been in de luch:. nuüie
|h en keek naar den grond. Daarna
i hij flink met zijn voet, lichtte hem
en keek opnieuw. Plotseling zwaai-
I vrool ijk met zijn armen en riep hij
|ra, ik zal nog rijk worden!"
zou hij gevonden hebben?" vroe-
i nu. terwijl wij opstonden om beter
Jen zien, wat er op den grond lag.
i anders dan den afdruk van mijn
•oten en zwaren schoen," zei Oom,
Ihij ons één der zolen liet zien. „Ik
jullie allen nieuwsgierig, zie ik wel
Fit jullie geduld niet langer op de
lellen. Ik zal er bij gaan zitten en
■les haarfijn vertellen,
pet je dan voorstellen, dat het too-
heel modderig veld is. Op een
N in het jaar 1840 liep een sta-
pk, genaamd Edmondson. over dat
huis, zooals hij dat reeds zoovele
|pn malen gedaan had. Zooals ik Jul—
1 vertelde, was hij in somber ge-
Jrzonken, toen hij plotseling de af
drukken zag, die zijn schoenenin den
bodem achterlieten .Onmiddellijk schoot de
gedachte door zijn hoofd, dat een spoor
kaartje van bordpapier gemaakt en afge
stempeld kon worden."
„Maar wat gebruikten de menschen vóór
dien tijd dan?" vroeg ik.
„Als je een spoorreisje had willen maken,
vóór Edmondson zijn ontdekking deed,
kreeg je aan het loket een gedrukt formu
lier en moest je wachten, totdat de klerk er
met pen en inkt den datum en de plaats
waar je heen wilde gaan, op geschreven
had."
„En dat op een drukken dag!" riep Karei
uit.
„Men reisde in die dagen lang zoo veel
niet en van drukte op de treinen of aan de
stations kan men in dien tijd eigenlijk nog
niet spreken. Dit neemt echter niet weg,
dat er heel wat tijd verknoeid werd en de
reizigers soms den ernstigen last van het
oponthoud ondervonden. Het flitste door
Edmondson's brein, dat er kaartjes gedrukt
konden worden met de namen der stations,
de klasse en wat er verder op moest staan.
Het denkbeeld werd uitgevoerd en wordt nu
toegepast op alle spoorlijnen over de ge-
heele wereld. Natuurlijk worden de machi
nes voor het drukken en afstempelen in den
loop der tijden nog verbeterd, hetgeen ech
ter niet wegneemt, dat wij die aanzienlijke
besparing van tijd hebben te danken aan
de afdrukken van Edmondson's schoenen
in dat modderige veld. Er worden jaarlijks
heel wat kaartjes gedrukt en uitgegeven."
Oom George wilde opstaan, maar Jaap
en Karei sprongen ieder op een leuning
van zijn stoel, terwijl Jaap uitriep:
„Blijf alsjeblieft nog zitten, Oompje Het
is veel te vroeg om al naar bed te gaan.
Weet u misschien nog een ander verhaal?
Dan zullen we morgen weer een tableau
voor u opvoeren. Ik heb al iets in mijn
hoofd."
Oom trok een gezicht, alsof hij zeggen
wilde, dat hij liever van onze verdere voor
stellingen verschoond wilde blijven, maar
wij waren aan zijn plagerijen gewend en
hielden aan om een verhaal.
„Wie weet, waar de gom van gemaakt
wordt, die aan den achterkant van onze
postzegels zit? Jullie zult misschien ver
baasd zijn te hooren. dat ook die gom door
een toeval ontdekt werd.
Koning George de Vierde had een reis
door Ierland gemaakt. Iedereen was blij
hem te zien en het was een ware zegetocht
geweest. Hij moest echter weer op tijd in
Engeland terug zijn en scheepte zich den
5den September 1821 in de haven van
Dunleary in. Wie weet, waar Dunleary
ligt?"
Niemand scheen echter antwoord op deze
vraag te kunnen geven en Ooin George
ging voort:
„Ik zal jullie je onwetendheid maar ver
geven, want mijn vraag was wel wat heel
moeilijk. Dunleary, de haven van Dublin,
heet heden ten dage geen Dunleary meer,
daar de Koningsgezinde leren ter eere van
Zijne Majesteit den naam veranderen in
Kingstown. Natuurlijk waren alle inwoners
van Dublin en omgeving op de been om
den Koning uitgeleide te doen. terwijl zij
besloten de rest van den dag met feestvie
ren door te brengen.
Tegen den avond, toen er een heele
drukte in de straten was klonk plotseling de
kreet: „Brand! Brand!" Alle menschen lie-
pen nu hard om te zien. waar de brand was.
Een stijfsel fabriek in een klein dorpje vlak
bij Dublin stond in lichterlaaie. De men
schen holden er heen en hielpen water
pompen om den brand te blusschen. De
stijfsel stroomde door de straten en de men
schen stonden er tot over de enkels in.
„Wat moet dat vreeselijk gekleefd hein
ben!" zei Minnie, wier ondervinding, op
gedaan bij het wasschen en strijken van
poppenkleertjes haar een- stuk wijzer had
gemaakt dan de jongens waren.
„Daar heb je gelijk in. Het was lang geen
benijdenswaardige toestand voor die men
schen, die er door liepen. En het ergste
was nog, dat sommigen in de glibberige
massa vielen en van onder tot boven vol
stijfsel zaten. Toen één hunner, een man die
werkzaam was op een katoen-drukkerij, zich
den volgenden morgen wilde aankleeden,
kwam hij tot de onaangename ontdekking,
dat al zijn kleeren aan elkaar plakten, alsof
ze met opzet aan elkander gelijmd waren.
Hij sprak er met eenige andere katoen
drukkers over, die evenals hij, moeite had
den gehad hun kleeren aan te trekken. Zij
liepen naar de ruïnes der stijfselfabrlek en
zagen, dat de wegen en straten met een
glibberige kleefstof bedekt waren. Toen
kwam de gedachte bij hen op, dat het kle-
verige goedje best gebruikt zou kunnen wor
den in plaats van de Arabische gom, die zij
bij het drukken der verschillende katoenen
noodig hadden. De nieuwe methode zou
zeker veel minder kostbaar zijn dan de
oude. En zij togen aan het werk".
„Toch niet door een andere fabriek in
brand te steken, hoop ik?" vroeg Vader.
„Neen, zij deden wat gewone stijfsel in
een koekepan, goten er water bij en zetten
die op het vuur Op die manier hebben ze
een goedkoop plakmiddel uitgevonden, dat
voor allerlei doeleinden geschikt was".
..Kregen zij et veel geld voor?" vroeg
Karei.
„Je kunt een paard naar den waterkant
leiden, jongen, maar je kunt het niet dwin
gen te drinken. Je kunt jongens en meisjes,
mannen en vrouwen de kans geven geld te
verdienen en vooruit le komen in de we
reld. maar als zij ieder dubbeltje er dadelijk
doorbrengen, zullen zij toch altijd arm blij
ven. Deze lieden verdienden veel geld. maar
zij verteerden het dadelijk weer en waren
eindelijk blij hun geheim aan een ander te
kunnen verkoopen Met het geld. dat zij er
voor kregen, gingen zij naar Amerika en
men hoorde nooit meer iets van hen*'
„Wat jammer!" zei Minnie. ..Zoodra ik
weer een postzegel op een couvert of brief
kaart plak. zal ik moeten denken aan die
menschen. van wie de kleeren aan elkaar
gekleefd waren".
Toen ik nog in het Walenland woonde,
kocht ik wel eens kool en andere groenten,
bij een oude boerin, die Agnes Pichot heette,
maar iedereen, en ook ik, noemde haar
moeder Pichot. De groenten, die moeder
Pichot zelf kweekte, waren altijd heerlijk
en malsch, en de roode, groene en witte