VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD lo. 18. HET SPOOK. Zaterdag 14 Mel Anno 1927 r iTi;r \Ti ir; v;iT; X» iT*X i] na]'?Z I t !l i 111 «i I 11 I ll I h i II II i ti I Ii I il I Ii I il I I i il I h t T lil i i i i in door FEMMIE VAN MUNSTER. Daar stapten <le jongens weer heen, Henk lm man en Piet Blok. op weg van de stad iar huis. zooals ze dat samen avond aan ->r.d deden nu al een jaar lang Henk'3 vader was hoofdonderwijzer in |n boerengehucht, dat ruim een half uur een kleine 9tad gelegen was en Piet 13 de zoon van een boer, die vlak bij do jnoo! woonde L»e twee jongens waren altijd al vriendje» jweest; Piet was bij den meester te spelen Henk was op de boerderij van Blok waar vooral in den zomer '-olop genoteD van t gezellige boerenleven. In den winter chten de jongens menig uurtje door in huiskamer van meester Damman, die do 'liotheek voor de school thuis in bewaring ld en de jongens dan vergastte op een ipel boeken waar ze naar hartelust in ■<^hten snuffelen. 1 Piet. die een jaar ouder was dan Henk, I u op z'n dertiende jaar van school moeten U» knechtje worden bij zijn vader Maar de Iigen kon zóó goed leeren. terwijl hij niet n minsten lust had later boer te worden, t mepster Damman aan Bïok ging vragen. Piet niet voor onderwijzer mocht leeren er Blok vond dat eerst wel jammer, hij lid een flinke boerderij en had gehoopt I in zoon later daar als baas te zién maar li begreep wel dat hij Piet niet dwingen I nest iets te wordeü tegen z'n zin ..Dat I ordt toch nooit het rechte." zei Blok tegen I n meester en daarom moet die jongen I n maar een geleerde heer worden I Rn zoo ging Piet nu naar de normaal- (hool in de stad. In denzelfden tijd was 8'vrouw Damman eens met Henk naar den kter gegaan want het scheen alsof de ngen een krommen rug zou krijgen Hoe iak hij ook te hooren kreeg- ..Toe, Henk, chtop wat zit je weer krom." telken» frviel hij in dezelfde fout en daarom von- n zijn ouders het beter dobter's raad een» hooren ..Die jongen moet een paar jaar I mnastiekles hebben." was zijn oordeel, an komt dat wel terecht" Maar daarvoor •est hij natuurlijk ook naar de stad. en konden de twee vrienden nu dagelijks nen gaan wat ze nog zoo'n straf niet nden. Tenminste de terugtochl gingeD ze en. want 's morgens moest Piet al naar les terwijl Henk 's middags pas nat oollijd kon gaan. maar 's avond zes uur ren ze juist op tijd voor 't eten weer s. leak had eerst wat bij vader gezeurd, hij nu eeD fiets mocht hebben, maar ester had behalve Henk ook nog voor r zusjes het brood te verdienen en daai^ had hij gezegd ..Hoor eens jongen, je >t nog jonge beenen en tweemaal daags 'n wandeling zal je heusch geen kwaad n. een fiets krijg je, als je die zelf ver- nL" n buurman Blok. hoewei deze het nu om 't geld behoefde te laten, wilde dat Piet per fiets naar de stad zou in. als zijn vriendje loopen moest en zei: Piet. je moeder heeft je "t loopen geleerd je een kleine jongen was en nu wou zeker na dertien jaar al weer verleerd zijn; dan had moeder al die moeite voor niets gedaan." De jongens hadden niet lang getreurd om die weigering, maar gingen welgemoed dagelijks hun tocht ondernemen. In den zomer was het wat een prettige wandeling, maar 's winters hadden ze wei eens kwade tochten moesten ze worstelen fegen de stormwind in of moeizaam gaan door een stuivende koude sneeuwjacht. Natuurlijk brandden daar op dien eenzamen buitenweg geen lantaarns, daarom namen ze een klein lantaarntje mee dat moeder eiken morgen vulde met olie; veel licht gaf het wel niet. maar de weg konden ze toch zien En als ze na zoo'n moeilijken tocht in barre winteravonden thuis kwamen, wachtte hun daar een gezellige kamer met een knappend houtvuurtje een lekker warm maal. terwijl moeder al droge kousen em warme pantoffels had klaargezet.... Dezen avond was het ook weer een echt» noord-wester storm Hoe akelig gierde d« wind door de kale hoornen die aan weers zijden van den grintweg stonden en donker dat het was je zag de boomstammen alleen als iets zwarts naast den weg Het flikke rend oliepitje in de lantarentjes maakte dwaze grillige schaduwen op den modde rt gen weg waar de jongens telkens in de plassen stapten, want duidelijk zien wh&r je precies liep, was niet mogelijk bij dat lichtje. Onwillekeurig gingen ze maar dicht naast elkaar loopen hul 't was. of je kr ij schend© stemmen hoorde in die woeste windvlagen. En zonder dat ze het elkaar wilden beken nen. dachten ze aan spookgeschiedenissen, die ze wel eens gelezen of gehoord hadden; aan heksen die in stormnachten op een bezem door de lucht vliegen Tot Piet zóó vol van die gedachten, op eens vroeg ..Zeg, Henk geloof jij nu echt dat er spoken bestaan?" Henk. zelf vervuld van grieze lige gedachten, schrok zóó van die vraag, alsof hij een spook zag. maar onverschil lig gaf hij Piet een duw en zei- ,.Ben je gek, jog. die zijn er toch niet. vroeger waren de menschen niet wijzer en geloofden aan allerlei dwaasheden." ..Ja. maar." begon Piet weer met angstige stem ..gisteravond wa« de oude Bongers nog bij ons en die ver telde. dat hij in z'n jonge jaren eens een spook was tegengekomen, toen hij op een stormachtigen avond uit de kerk naar hui» ging Het stond op den weg te zwaaien met lange, witte armen; Bongers wilde niet bang zijn, was toch doorgeloopen en toen hij er vlak bij was. zag hij iets als een witte wolk in de boomen opstijgen en hij hoorde een geluid als van een blatend schaap Henk. wien het angstzweet uitbrak bij dat verhaal, wilde toch zijn angst niet laten bemerken en zei ruw ..Och onzin, de oude Bongers wordt kindsch en heeft zeker zoo iets gedroomd." En nu deden de twee jongens alsof z® heele helden waren, ze lachten daarbij har telijk. maar eigenlijk bibberden ze van angst en ze waren dolblij toen ze even later aan de boerderij van Blok aankwamen. „Tot morgen", groette Henk en een oogen- blik daarna was hii ook thuis Bij een heer lijk hord erwtensoep dat dampend voor hem op tafel 9tond gingen de angstige spook- gedachten gauw op de vlucht en toen de klok acht sloeg lag hij in zijn wanne bed sliep als een roost t Den volgenden morgen, vóór schooltijd, liep hij nog even naar de boerderij, maar vond daar Piet te bed Hij had keelpijn en was zwaar verkouden en daarom had zijn moeder hem in bed gehouden en heet® kruiken gegeven en kamille-thee. waar Piet met een heel vies gezicht telkens een 9)ok van nam „Lam zeg" vond Piet. „nu moet je vanavond alleeD naar huis" „Bah ik wou. dat ik ook verkouden was", zuchtte Henk toen hij met schrik dacht aan den eenzamen tocht vanavond En even later, thuis vroeg hij aan moeder, of hij vandaag niet thuis mocht blijven van les want Piet ging ook niet Maar moeder vond dit eigen lijk geen goede reden, want Henk was toch niet ziek; het was wel erg onprettig dat hij nu alleen van de stad moest komen maar och. hij kende den weg zóó goed en slooten waren er toch niet langs dien weg En het weer was immers zooveel kalmer dan gis teren. Henk durfde van hun griezelige gesprek ken van den vorigen avond niet te kikken, want modder zou vragen, of bij nu een jon-» gen van den nieuwen tijd was, die nog ge loofde aan zulke verhaaltjes. En zoo ging Henk na vier uur op weg D® storm was heel wat bedaard en daarom leek hem de terugtocht niet zoo erg meer. Maar toen hij om half zes uit de les kwam, bemerkte hij direct, dat er een harde wind woei die op de hoeken van de straten zoo verraderlijk op je af kon komen. En met schrik bedacht hij „0. wal zai hot buiten de stad vreeselijk waaien en don ker zijn" Maar talmen, hielp niet; met zijn lantaarntje in de hand liep hij moedig d® stad uit. den grintweg op Hu wat donker en wat stormde het weer precies als gister* avond' Nu maar vlug aanstappen, zooveel te eerder was hij thuis Hii probeerde aan allerlei gewone dingen te denken, om zijn angst te overwinnen maar hoe verder hij kwam. hoe benauwder hij werd Ver achter hem de stad en nog een eind vóór hem hel veilig thuis Lam dat vader nu juist dit uur les gaf aan Anton Pieters ander» was hij hem 9tellig wel een eindje tegemoet ge lopen. En moeder kon natuurlijk niet van huis moest bij zijn zusjes blijven en voor 't avond-eten zorgen Dat die Piet ook nn juist ziek moest worden als hij daarmee nn gewacht had lot het volle maan was. dan zou hij niet bang geweest zijn. zag je alle» duidelijk om je heen. alsof het dag was, maar nu. hoor die wind eens razen en joelen in de hooge boomtoppen En op eens komt hem weer duidelijk in gedachten het grie zelige verhaal van den ouden boer Bon gers. die in een storm-avond een spook zien had Nog vlugger loopt hij nu, terwijl alle» aan zijn lijf prikkelt van warmte. Als Piet ooit weer ziek wend zou hij wel zorgen ook ziek te zijn. kroop hij in zijn bed en zou zich met een kippeveertje in zijn neu» kriebelen, zóó lang tot zijn oogen rood wa ren van 't niezen en hij zou kuchen alsof zijn keel erg ontstoken was En heldhaftig zou hij de bittere kamille-thee drinken die moeder voor hem zette, hoe vreeselijk hij die ook vond Maar dat alles was toch beter dan hier alleen door den donkeren storm- avond te moeten loopen. waarin hekseiv- Btemmen gieren door de boomkruinen Gelukkig, nog ruim een minuut of vijf eo

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 21