PAPIEREN ROZEN
No. 20600
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag II Mel
Tweede Blad
Anno 1927
UIT DE RAADZAAL.
BINNENLAND.
VERHAGEN's „RHUMCO" LEKKERDER DAN RUMBOONEN
FEUILLETON.
Een weinig belangrijke
agenda Toch nog een
langdnrige zittinn dank
zij de interpellaties.
Hoewel de jongste raadsagenda weinig
bevatte, dat directe aanleiding gaf tot lang
durige besprekingen, togen we toch raad-
waarls met de overtuiging, dat het nog wel
eens een avondzitting worden kon. Dit. om
dat immers aan de agenda was toegevoegd
de interpellatie-Wilbrink betreffende den
1-Mei-optocht op Zondag. Is dat geen spekje
voor 't politieke bekje? Vooral zoo vlak voor
de raadsverkiezing staande? Intusschen is
het riet tot een avondzitting gekomen. Prac-
tisch scheelde het echter niet veel, waar
toch werd doorvergaderd tot bijkans half
zeven en de rondvraag zoo goed als cadeau
werd gegeven.
Het begon al direct met een enorme ver
traging. Bij de benoeming van een rector
van het gymnasium als opvolger van'dr.
Beversen werden de deuren op verzoek van
den heer Wilmer gesloten en zij bleven dit
eventjes vijf kwartier. Het doopceel der
voorgedragenen kan in dien tijd heel aardig
zijn gelicht! Bij de stemming kwam no. 2
der voordracht uit de bus, n.l. dr. Bosse-
laar, thans rector te Gouda. Vroeger is hij
reeds als leeraar aan 't Leidsche gymna
sium werkzaam geweest. Of dat wellicht
den doorslag heeft gegeven?
De agenda werd daarop in snel tempo
afgedaan, zondert men punten 18 en 19 uit
Het belangrijkste lijkt ons van de gansche
agenda het opnieuw vaststellen van het
vermenigvuldigingscijfer der directe plaat
selijke belasting op 0.9. D.w.z., dat er dus
geen verhooging plaats vindt, maar ook
geen verlaging.
Maar komen we terug op beide genoemde
punten, die aanleiding gaven tot debat. In
de eerste plaats werd het debat heropend
over het amendement Eerdmans. voorstel
lend de raadscommissie voor de financiën
alle financieele aangelegenheden te doen
behandelen, hetgeen B. en W. onnoodig
oordeelden. Vorig maal hadden de stemmen
gestaakt Waarvoor die heropening van
debat noodig was behalve voor de aankon
diging van een paar rechtsche heeren, dat
zij overstag gingen, ontging ons. Enfin, het
amendement werd nu verworpen met 16
15 stemmen. Zuiver rechts tegen links, be
halve wethouder Beimeringer, die met het
college van B. en W. meeging.
Op deze overwinning van het college
volgde dadelijk een nederlaag. Duidelijk
bleek uit den raad het gevoelen, dat het
voorstel om aan de Leidsche Katoen-Mij.
vergunning te geven tot het maken van een
luchtbrug van Heerengracht naar Looier
straat tot verbinding van een tweetal fa
brieken weinig sympathie genoot. Alge
meen. zondert men den heer Knuttel uit,
en dan nog alleen voor deze fabrieken, was
men de meenine toegedaan, dat de industrie
zooveel mogelijk tegemoet moet worden
fekomen, want zoo alleen kan deze bloeien
en groeien, hetgeen de gansche gemeen
schap Leiden ten goede komt. O.i. ook het
eenig juiste standpunt. Een industriestad
kan alleen dan vooruitgaan, wanneer de
industrie floreert. Edoch, bij deze lucht
brug vreesde men voor hygiënische bena
deeling van vele omwonenden en dat nadeel
van afsluiting van licht en lucht mag in
derdaad niet gering worden geacht. Waarom
na den heer Schüller het woord niet werd
gelaten aan den wethouder, hoewel de voor
zitter daartoe zelfs nog na eenigen tijd
maande? Blijkbaar was de raad doodsbe
nauwd dan niet meer te kunnen zeggen,
wat men kwijt wilde. De heer Sijtsma deed
nofnbene zelf. wat hij in .anderen laakte!
Toen de wethouder eindelijk aan het
woord kwam, deed hij nadere mededee-
lingen, waaruit bleek, dat de bezwaren heel
wat minder waren, dan eerst werd ge
vreesd, doch de raad was niet meer te over
tuigen en de wethouder deed het wijste om
tenslotte de uitstelmotie van den heer
Schüller over te nemen, zoodat dus de zaak
nog eens met de betrokken firma nader
onder de oogen kan worden gezien. En mis
schien is straks het verzet wel wat ge
luwd
De heer Schüller meende een ongetwij
feld minder gelukkig gestelde passage in
het praeadvies van B. en W. te moeten uit
buiten voor een scherpen aanval op het
college en de commissie van fabricage,
waarbij zelfs de heer Schoneveld nog apart
moest worden geattaqueerd als christelijk
arbeiderslid van den raad. De aanval was
natuurlijk geborduurd op het bekende stra
mien: voor de arbeiders, alias Jan Boeze
roen, is alles goed genoeg. Alsof dat echter
de bedoeling was van die passage
Maar als je de kans krijgt voor zoo iets,
nietwaar? Je kon het er uit distilleeren,
dus
Daarop volgde een tweetal mislukte in
terpellaties. De heer Knuttel kapittelde het
B. A. nog eens over zijn houding tegenover
werkloozen, maar wethouder Sanders
maakte gebruik van zijn recht om het ant
woord uit te stellen tot een volgende ver
gadering. O.i zal de belangstelling van
interpellant inmiddels wel eenigszins zijn
gedaald.
De vragen van den heer Sijtsma inzake
'de zoo fel aangevochten benoeming van
boekhouder bij de Bank van Leening wer
den door B. en W. kalm terzijde geschoven.
De verantwoordelijkheid is volgens veror
dening immers geheel voor de desbetref
fende commissie. Het lid dezer commissie,
dat uit den raad is gekozen, de heer Wil
mer, bleek ook niet genegen nadere gege
vens te verstrekken. Over de kwestie zal
derhalve geen nader licht schijnen.
We vermoeden echter, dat uit den raad
nu wel wijziging in de verordening zal
worden voorgesteld. Trouwens, de heer
Bergers heeft al voorgesteld, nog twee
raadsleden in de commissie te benoemen,
hetgeen een soort tusschen-voorstel kan
heeten.
Daarmee was men gekomen tot den zoo
heerlijken hoofdschotel van het raadsmenu:
de interpellatie-Wilbrink over het toestaan
van een optocht op den 1-Mei-dag, die op
Zondag viel. De voorzitter kreeg daarbij alle
gelegenheid om zich eens in volle kracht
te tonnen en hij heeft die gelegenheid niet
voorbij laten gaan. Hij was krachtig van
argument en, hoewel zeer vormelijk blij
vend. meermalen zeer ad rem en slagvaar
dig. Het begrip interpellatie wees hij af,
waar B. en W. in deze materie den raad
geen verantwoording schuldig zijn, doch hij
verstrekte wel nadere inlichtingen, die o.i.
volkomen afdoende waren.
In de eerste plaats heeft hij duidelijk
uiteengezet, hoe het toestaan geen novum
was, gelijk men er van had willen maken,
hoe hij slechts heeft voortgezet de altijd
gevolgde gedragslijn. Zulks, en dit weer
geheel volgens de traditie namens het col
lege van B. en W. Zeer beslist wees hij af
alle verdachtmaking, aan zijn adres geuit.
Het antwoord droeg den stempel van
eerlijke verontwaardiging over dit laatste
en muntte uit door rustige kracht.
Ook het slot, waarin hij waarschuwde
tegen het doordrijven van zienswijze van
één richting, was bijzonder gelukkig ge
kozen.
Wij zullen niet trachten het beleid van
onzen nieuwen burgemeester in dezen ver
der te verdedigen, van oordeel, dat hij
daarvoor zelf mans genoeg is en dit duide
lijk heeft laten uitkomen. In aansluiting
daarop echter nog slechts een paar dingen.
Van Chr. Hist, en A. R. zijde sprak men
van gegriefd zijn door het toelaten. Alsof
de S D. A. P. niet gegriefd zou zijn bij een
weigering. Het allen naar den zin maken,
kan niet. Men geve daarom iedere partij alle
vrijheid, die de anderen niet belemmert in
haar rechten etc. Vrijheid voor allen vol
gens een ruim standpunt van verdraag
zaamheid, dat moet in ons land de leus zijn
en blijven. Los van meer- of minderheid.
Die kunnen zich wijzigen, de vrijheids
rechten niet.
Zelfs mag o.i. de vraag onder de oogen
worden gezien, of hier de totaal verouderde
Zondagswet waarmee naar willekeur wordt
gesold, niet te sterk wordt gehandhaafd.
Tot schade voor de stad, tot voordeel van
Den Haag, etc.!
Het verdere debat leverde geen bijzonder
heden meer op. Alleen had de heer Elker-
boul den slechten smaak te wijzen op de
ontvangst van den burgemeester bij de Chr.
Oranjevereeniping. waar een stille demon
stratie tegeD hem is gehouden. De burge
meester heeft deze niet te verdedigen hou
ding der gasteerende vereeniging zeer be
leefd doch afdoende aan den schandpaal
genageld.
Tot slot willen we nog even er op wijzen,
hoe de heer Wilmer in dezen een sphinx-
houding aannam. Wat hij zeide, is juist,
maar hoe de Leidsche raadsfractie denkt,
daarover geen woord. Mogen we uit het
feit, dat van die zijde geen afkeuring is
geuit, echter concludeeren. dat zij is voor
het zoo weinig mogelijk belemmeren van
ieders vrijheid, ook op Zondag?
De heer Wilmer sprak zoo. dat ten allen
tijde open blijft: ik kan ook anders.
RECLAME.
5438
OFFICIEELE BERICHTEN.
Bij Kon. Besluit is op verzoek eervol
ontslagen P. Regout Sr. te Maastricht als
buitengewoon lid der Tariefcommissie en
benoemd tot buitengewoon lid J. Schaep-
kens van Riempst.
HET STAATSVISSCHERSHAVENBEDRIJF
De ministers van Waterstaat en Finan
ciën hebben onlangs ingesteld een inter
departementale commissie voor de reorga
nisatie van het Staatsvisschershavenbe-
drijf te IJmuiden.
De commissie is samengesteld uit de
heeren W. G. C. Gelinck, hoofdingenieur-
directeur van den Rijkswaterstaat te Haar
lem (tevens voorzitter), F. J. IT. Schnei
ders, directeur van het Slaatsvisschers
havenbedrijf te IJmuiden, mr. H. F. de
Boer en H. Sieperda, bezuinigings-inspec-
teur bij het departement van Financiën en
mr. J. Draayer. referendaris bij het depar
tement van Waterstaat (tevens secretaris).
De commissie heeft bereids haar werk
zaamheden aangevangen.
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
Verschenen is het verslag der commissie
van voorbereiding van het wetsontwerp tot
nadere regeling van de collectieve arbeids
overeenkomst.
Het overleg der commissie met de repea
ling heeft geleid tot een gewjjzigd wets
ontwerp.
Algemeene beschouwingen.
Eenige leden verklaarden zich niet te
kunnen vereenigen met dit wetsontwerp. Huns
inziens behoort de regeiing der collectieve
arbeidsovereenkomst niet te worden opge
trokken op privaatrechteljjken grondslag.
Verscheiden andere leden oordeelden dit
ontwerp van geringe waarde. Het bevat wei
nig dwingend recht, zoodafc het practisch
van nagenoeg geen beteekenis zal zjjn. Uier
tegenover betoogden andere leden, dat het
in dit wetsontwerp gebodene voor een be
hoorlijke ontwikkeling der collectieve ar
beidsovereenkomst toch niet zonder betee
kenis is.
Verscheiden andere leden meenden de
vraag, of een regeling der verbindend-ver
klaring van de collectieve arbeidsovereen
komst te eenigertgd gewenscht kan zjjn thans
in het midden te moeten laten.
Dat een louter burgerrechtelijke regeling
onvoldoende of zelfs in strjjd met het ka
rakter der collectieve arbeidsovereenkomst
zoa zijn, wenschten sommige leden met na
druk te betwisten. De regeering antwoordt
hierop, dat men zich ongetwijfeld een pu
bliekrechtelijken opzet kan voorstellen, doch
voor de stelling, dat zoodanige opzet uit
de natuur der collectieve arbeidsovereen
komst dwingend zou voortvloeien wordt in
net verslag geen argument bijgebracht. Veie
voorschriften van dwingend recht komen niet
wenschelljk voor. De totstandkoming V3Q
collectieve arbeidsovereenkomsten wordt door
zoodanige voorschriften niet bevorderd, daar
niemand gedwongen kan worden een col
lectieve arbeidsovereenkomst aan te gaan
Het stakings- en uitsluitingsrecht is een
materie op zich zelf. De regeering treedt
thans niet in de vraag of bindendverklaring
ai of niet wenschelljk is.
Het was de regeering aangenaam te ont
waren, dat de meeste leden dit ontwerp
wilden aanvaarden, zij het ook, dat niet alle
voorstanders even geestdriftig zijn gestemd
Eenige bijzonderheden.
Vele leden misten bijzondere voorschriften
omtrent de berechting van geschillen, uit
een collectieve arbeidsovereenkomst voort
vloeiende. Eenige leden zouden verplichte
arbitrage willen zien ingevoerd. Andere le
den verklaarden, de noodzakelijkheid niet
in te zien de beslechting vaD geschillen door
scheidsmannen anders te regelen dan thans
in het wetboek van burgerlijke rechtsvorde
ring is voorgeschreven.
Do regeering antwoordt: Het ontwerp be
vat inderdaad slechts voorschriften van ma
terieel recht Het procesrecht wordt niet
veranderd.
F.enige leden achten het een leemte In
het ontwerp, dat daarin ontbreekt een be
hoorlijke wettelijke regeling van de vak-ver-
eenigingen, die bevoegd zijn collectieve
arbeidsovereenkomsten af te sluiten. Vele
andere leden konden zich hiermede niet
e enigen.
De regeering antwoordt: Het ontwerp
geeft een burgerrechtelijke regeling van de
collectieve arbeidsovereenkomst. Wanneer
daarin enkele bepalingen van verenigings
recht zjjn opgenomen, geschiedt dat uit
sluitend omdat deze in de regeling van de
collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen
worden gemist.
Eenige leden merkten op, dat een der
voornaamste beweegredenen tot het aangaan
van een collectieve arbeidsovereenkomst voor
den werkgever is den bedrlifsvrede te ver
zekeren gedurende den tijd, waarover de
collectieve arbeidsovereenkomst zich uit
strekt. Dan behoort evenwel ook een ver
bod van loonacties gedurende dien t\jd in
het wetsontwerp te worden opgenomen.
De regeering antwoordt: In het ontwerp
passen geen voorschriften omtrent de loo-
nen of werkstaking en uitsluiting. Het ont
werp geeft ten aanzien van de collectieve
arbeidsovereenkomst niet meer dan het ju
ridische raam.
Sommige leden noemden het «en leemte
in het ontwerp, dat daarin niets is ge
regeld betreffende de mogelijkheid van
tusschentljdsche ontbinding der collectieve
arbeidsovereenkomst op bepaalde gronden.
De regeering antwoordt, dat een wette
lijk recht op tussehentijdsehe ontbinding op
gronc van gewichtige redenen, maar ana
logie van art. 1639 w. Burgerlijk Wetboek
haar niet wenschelljk voorkomt.
De artikelen.
Op een bij art. 1 gedane vraag antwoordt
da regeering, te veronderstellen, dat een
beding, waarbij werkgevers zich verplichten
arLeiders van een bepaalde godsdienstige
of politieke overtuiging of leden van een
bepaalde vakvereeniging niet, dan wel uit
sluitend in dienst te nemen, in de practijk
in het algemeen niet als ongeldig zal wor
den aangemerkt.
Naar aanleiding van de desbetreffende
opmerkingen acht de regeering het alsnog
wenschelljk te bepalen, dat een vereeniging
bp wanprestatie van een der partijen of dezer
leden vergoeding kan vorderen, niet alleen
voor de schade, welke zij zelf lijdt, doch ook
vcor die, welke haar leden lijden. Dit is
nader neergelegd in art 15.
Deze en enkele andere wijzigingen, overi
gens meest van redactioneelen aard, zjjn
in het gewjjzigd wetsontwerp neergelegd.
DE KLOMPEN-INDUSTRIE.
Door den heer Fleskens zijn aan den
Minister van Arbeid. Handel en Nijverheid
de volgende vragen gesteld:
Is het den Minister bekend, dat de Hol-
landsche klompenindustrie ten gevolge van
de buitenlandsche concurrentie een kritie
ken tijd doormaakt, zóó zelfs, dat deze in
dustrie van kleine nijveraars met algemee-
nen ondergang ernstig wordt gedreigd?
Zoo ja, acht de Minister dan den tijd niet
gekomen, om ten spoedigste de noodige mid
delen te beramen, welke den klompenma
kers 'n behoorlijk bestaan mogelijk maken?
COMMUNISTISCHE FILMPROPAGANDA.
De heer Kleerekoper, lid van de Tweedtf
Kamer, heeft aan den minister van bin-
nenlandsche zaken en landbouw de vol
gende vragen gesteld:
Is het bericht juist, dat de burgemees
ters van eenige groote steden in onderling
overleg besloten hebben, alle films van
communistische strekking, zooals er in den
laatsten tijd telkenmale worden ingevoerd,
en die het vermoeden wekken van een
stelselmatige propaganda, te weren?
Zoo ja, betreft dit besluit alleen films,
die de betrokken burgemeesters reeds ge
zien en afgekeurd hebben, of moet uit het
bericht worden afgeleid, dat hier een alge
meene gedragslijn is bepaald om de propa
ganda van eenige richting per film stelsel-»
matig uit te sluiten voor de toekomst?
Indien het laatste inderdaad het gevaï
is, acht de minister dan zoodanige alge
meene censuur, bij voorbaat, ten aanzien
van films met een bepaalde strekking, te
strooken met hetgeen te dezen aanzien aan
de burgemeesters bij de wet is opgedragen?.
DE RECHTSPOSITIE VAN HANDELS
REIZIGERS EN -AGENTEN.
Door den heer Oud zijn aan den Minister
van Justitie de volgende vragen gesteld:
Is het juist, dat een voorontwerp voor
een wettelijke regeling van de rechtspositie
van handelsreizigers en handelsagenten is
opgesteld en aan de Kamers van Koophan
del gezonden, met verzoek, den Minister
haar gevoelens omtrent dat voorontwerp
mede te deelen?
Zoo ja, is de Minister dan bereid, dit
voorontwerp eveneens te doen toekomen
aan de organisaties van handelsreizigers
en handelsagenten, ten einde deze organi
saties in de gelegenheid te stellen haar
oordeel omtrent de ontworpen regeling aan
den Minister te doen kennen?
DE EXPORT OP LONDEN.
Door een 8-tal vereenigingen, betrokken
bij den export in eieren naar Engeland is
te Amsterdam een vergadering gehouden
naar aanleiding van de moeilijkheden
waardoor de export op Londen geplaatst ii
door de tegen 15 Mei aangekondigde bei
langrijke verhooging der vrachten op Lon-»
den. Na langdurige discussie werd beslo-»
ten aan de bij de London Conference aan
gesloten stoomvaartlijnen telegrafisch te
verzoeken de voorgestelde vrachtverhoo-
ging op 15 Mei niet door te voeren. Hst
antwoord moet binnen driemaal 24 uur
inkomen, daar anders de handel genood
zaakt is andere maatregelen te nemen niet
alleen ten aanzien van Londen, maar ook
van andere Engelsche havens.
De behartiging van de belangen der ex*
porleurs werd opgedragen aan een specie
commissie, waarin werden benoemd de
heeren Adr. Goede Dzn. te Landsmeer: G.
Staal te Nijkerk en J. Timmermans te Am-»
sterdam.
PROPAGANDA
DOOR DEN RADIO-OMROEP.
Door den Directeur-Generaal der Posle-»
rijen is aan de Nederlandsche Radio Om-»
roep-organisaties een aanschrijving gezon-*
den van den volgenden inhoud:
„Er hebben zich moeilijkheden voorge-.
daan doordat een van de omroepvereeni-*
gingen, welke gebruik maken van 't radio-»
zendstation te Hilversum, tusschen de proi
gramma-nummers in, op ontoelaatbare
wijze door woordelijke mededeelingen pro
paganda heeft gemaakt voor het werven
van geabonneerden op een vakblad.
„Dit heeft geleid tot het besluit aan de
besturen der omroepvereenigingen hier te
lande mede te deelen zooals voor u ge
schiedt bij dezen dat, indien de be!an«
gen voor de behartiging waarvan een om-»
roep-organisatie in het leven is geroppen,
ook door middel van mondelinge mededee-»
lingen met den zender op betamelijke
wijze worden verzorgd, deze med«»d"plin-
gen toegelaten zullen worden, doch da! bij
niet inachtneming van deze voorwaarde, te
mijner beoordeel ing. de betrokken omroep-*
vereeniging verplicht zal worden zich ver
der strikt te beperken tot de mondelinge
mededeelingen, welke ten minste acht
dagen van tevoren aan het Hoofdbestuur
De Roman van een Circnsmeisje.
Uit hel Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaaid door J van der Sluys.
(Nadruk verboden).
14)
Roric schudde het hoofd.
Neen. Is er iets ernstigs gebeurd?
Maar het was overbodig voor den man om
t© antwoorden; op dat oogenblik week de
menigte op zij en Roric zag den gebrekkige,
zijn leelijk gezicht vertrekken door harts
tochtelijke smart en een soort van dolle
woede. in zijn lange gespierde armen iets
dragend iets, was het een kind, was het
een meisje?
Met verbijsterende ontsteltenis drong de
baarheid opeens lot hem door:
Rosalie! De jonge Briton schreeuw
de den naam uit Hij drong zich heftig door
de menigte naar den man toe. Hij wou hem
de last uit de armen trekken, maar hij werd
daarin verhinderd.
Rosalie lag als dood in de armen van den
ander; haar hoofd hulpeloos tegen zijn
hpt bloed stroomde over haar gezicht,
haar oogen waren gesloten, haar lippeD
vaal Over haar lichaam heen keek de man
öen iongen Briton mei e*n uitdagende woede
aan Het was Roderick alsof zijn harl stil
stond Hjj kreeg een suizend gevoel in zijn
hoofd Hij wou naar voren slappen haar
aanraken. maar iemand hield hem tegen,
hen man in een lichte overjas baande zich
weg door de menigte. Roric hoorde
iemand zeggen, dat het een dokter was.
Onder zijn toezicht droeg de man Rosalie
naar den grooten kermiswagen. De deur
werd gesloten voor het opdringende publiek.
De handen, die de jonge Briton vast
hielden, lieten los. Hij keek om zich heen
met verwilderde oogen en zag het hoonen-
de gezicht van Sherny.
Hij vergat een oogenblik hun vijandschap
en vroeg heesch:
Wat is er gebeurd? Is zij erg gewond?
Sherny haalde de 9chouders op. Hij beet
hem een kort antwoord toe, terwijl hij de
trap van den wagen opging.
Zij viel
De jongen Briton stond als in een droom;
rondom hem hoorde hij de opgewonden
stemmen van de menigte. Het was een heel
evenement voor het kleine dorp; niemand
dacht eraan naar huis te gaan, voordat hij
alles gehoord had wat er te hooren viel.
Het kwam vaag bij Roderick op wat er
gebeuren zou, als hij zich een weg zou
banen naar den wagen en naar binnen
ging Als hij hun zei, dat hij de man van
het meisje was. Als hij voor haar zou neer
knielen en haar vergiffenis zou smeeken,
vóór het te laat was.
Te laait Een wilde angst over hem. Als
hij haar eens nooit meer alles zou kunnen
zeggen en uitlpggenl Maar een nog ver
schrikkelijker gedachtf greep hem aan Als
zij het eens met opzet gedaan had! Uit een
oneindig edel verlangen om hem zijn vrij
heid wppr te geven? Had zij het niet dipn-
zelfden morgen gezegd, na de huwelijks
voltrekking? Als ik ooit merk dat het
je spijt of dat je je voor mij schaamt, maak
ik een eind aan mijn leven.
Een gebed kwam hem over de lippen.
Dat niet.... dat niet..*.!
Hij probeerde toch door de nieuwsgierige
menigte naar de deur van den wagen te
dringen.
Toen hij dien bereikt had. werd de deur
plotseling geopend en de gebrekkige kwam
dp trap afloopen. Hij zag er spookachtig
uit in het gele licht; zijn leelijk gezicht
heelemaal vertrokken
Uit de menigte klonken vragen op, maar
hij duwde de menschen ruw op zij zonder
ze te antwoorden.
De jonge Briton rende hem achterna en
greep hem stevig vast.
Hoe is het met haar? Om 's Hemels
wil, zeg me, hoe het is?.... Angst klonk
uit zijn slem.
Bunch draaide zijn hoofd langzaam om.
Hij keek met haat in zijn oogen naar het
bleeke gelaat van Roderick; daarna schud
de hij zich los.
Toen hij eindelijk sprak, lag er een
kwaadaardige toon in zijn stem; de woor
den kwamen als een snauw over zijn lip
pen: Zij is dood!
VIII.
Blunt was den heelen avond onrustig ge
weest; hij had niets anders gedaan dan
heen en weer loopen. niet in staat om zijn
gedachten rustig bij iets te bepalen sinds
hel oogenblik. dat hij op den terugweg uit
het dorp waar hij hepn gewpest was om
het telegram te verzenden, zijn jongen
meester in het donker den weg naar AJ-
perton had zien afrazen.
De kleine wagen was hem voorbij ge
schoten en terstond weer opgeslokt door de
duisternis Gewoonlijk was Blunt blij als
hij zijn nauwsluitende livrei kon afleggen
en aaiistalten kon maken om naar bed te
gaan, maar dezen avond voelde hij zich
ongewoon klaar wakker.
Tweemaal ging hij in de stallen infor-
meeren, of Mr. Roric al thuis gekomen was
en de beide keeren had hij den staljongen
slapend gevonden in de stal, die leegge
ruimd was om plaats te maken voor
Roric's auto.
Hij is altijd laat tegenwoordig.... brom
de de jongen^ toen Blunt hem met een on
zachte hand wakker maakte om hem te
ondervragen. Brengt den wagen terug
tot aan de wielen in de modder. Lam werk
om schoon te maken. Geef mij maar
paarden
Blunt gaf hem een draai om zijn ooren.
De jongen had groote ooren. dus kon heel
wat verdragen, maar hij had een hekel
aan Blunt, hij kroop achter een ladder,
die naar een luik in de zoldering voerde en
trok vandaar leelijke gezichten.
Blunt ging naar het huis terug. De groote
klok in de hal sloeg middernacht; de an
dere bediende waren allemaal naar bed;
het grimmige portret van Roric's vader
staarde van boven aan de trap met harde
oogen naar de leege hall.
Blunt kreeg de vage beklemming van iels
huiveringwekkends. Hij pookte in het
smeulende vuur. zoodat de vlammen hoog
oplaaiden en liep de eetkamer binnen om
door de gordijnen oaar buiten te zien.
Nu de boomen bladerloos waren, kon
men den weg flaar het dorp een heel rind
afzien, maar hij kon nog niets ontdekken
van de felle lichten van Rorics wagen. Maar
juist toen hij zich wilde omkeeren, hoorde
hij een harde klop.
Blunt schrok. Bezoekers midden in den
nacht 1 Mr. Roric had immers den sleutel,
Blunt haastte zich naar de voordeur en
opende deze voorzichtig op een kier.
Wie is daar? vroeg hij. Zonder te
kunnen zeggen waarom, moest hij denken
aan den man. die den heelen dag om het
huis gezworven had. Het was echter de
slem van den jongen Briton, die hem ant«»
woordde: Ik ben het Blunt, doe openl
Mr. Roricl
Blunt gooide de deur wijd open en Roric
strompelde de hall binnen. Hij was zoo
bleek als een doek; zijn oogen stonden ver
wilderd, zijn kleeren zaten vol modder, zijn
hoed had hij verloren.
O, Mr. Roric, hebt u een ongeluk ge
had? Waar is de auto?
Auto?.... Roric herhaalde dit woord
op een afwezigen toon alsof hij het nooit
eerder gehoord had. Hij viel zwaar in een
grooten stoel bij het vuur in de hall neer
en liet zijn hoofd in zijn handen zinken.
Blunt vroeg niets meer. Hij liep weg om
cognac te halen. Hij beschouwde deze drank
als een onfeilbaar middel tegen alle kwa
len; het was de eenige medicijn, waartoe hij
zelf ooit zijn toevlucht nam. Hij wachtte
met een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht,
terwijl Roric gretig dronk.
Bent u bezeerd, mr. Roric? vroeg hij,
toen hij hef leege glas uit de bevende han
den van zijn meester aannam. Zal ik de
dokter laten komen?
Dokter? De jonge Briton deed een
krachtige poging om zich weer te beheer-
schen. hij forceerde zelfs een drogen lach.
Wal mankeert je. Blunt; ik ben niet
ziek. Er is niets met me gebeurd. Ik ben
alleeD moei
Maar de auto. mijnheer. U is immera
m de auto weggegaan?
([Wordt vervolgd),