PAPIEREN ROZEN No. 20600 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag II Mel Tweede Blad Anno 1927 UIT DE RAADZAAL. BINNENLAND. VERHAGEN's „RHUMCO" LEKKERDER DAN RUMBOONEN FEUILLETON. Een weinig belangrijke agenda Toch nog een langdnrige zittinn dank zij de interpellaties. Hoewel de jongste raadsagenda weinig bevatte, dat directe aanleiding gaf tot lang durige besprekingen, togen we toch raad- waarls met de overtuiging, dat het nog wel eens een avondzitting worden kon. Dit. om dat immers aan de agenda was toegevoegd de interpellatie-Wilbrink betreffende den 1-Mei-optocht op Zondag. Is dat geen spekje voor 't politieke bekje? Vooral zoo vlak voor de raadsverkiezing staande? Intusschen is het riet tot een avondzitting gekomen. Prac- tisch scheelde het echter niet veel, waar toch werd doorvergaderd tot bijkans half zeven en de rondvraag zoo goed als cadeau werd gegeven. Het begon al direct met een enorme ver traging. Bij de benoeming van een rector van het gymnasium als opvolger van'dr. Beversen werden de deuren op verzoek van den heer Wilmer gesloten en zij bleven dit eventjes vijf kwartier. Het doopceel der voorgedragenen kan in dien tijd heel aardig zijn gelicht! Bij de stemming kwam no. 2 der voordracht uit de bus, n.l. dr. Bosse- laar, thans rector te Gouda. Vroeger is hij reeds als leeraar aan 't Leidsche gymna sium werkzaam geweest. Of dat wellicht den doorslag heeft gegeven? De agenda werd daarop in snel tempo afgedaan, zondert men punten 18 en 19 uit Het belangrijkste lijkt ons van de gansche agenda het opnieuw vaststellen van het vermenigvuldigingscijfer der directe plaat selijke belasting op 0.9. D.w.z., dat er dus geen verhooging plaats vindt, maar ook geen verlaging. Maar komen we terug op beide genoemde punten, die aanleiding gaven tot debat. In de eerste plaats werd het debat heropend over het amendement Eerdmans. voorstel lend de raadscommissie voor de financiën alle financieele aangelegenheden te doen behandelen, hetgeen B. en W. onnoodig oordeelden. Vorig maal hadden de stemmen gestaakt Waarvoor die heropening van debat noodig was behalve voor de aankon diging van een paar rechtsche heeren, dat zij overstag gingen, ontging ons. Enfin, het amendement werd nu verworpen met 16 15 stemmen. Zuiver rechts tegen links, be halve wethouder Beimeringer, die met het college van B. en W. meeging. Op deze overwinning van het college volgde dadelijk een nederlaag. Duidelijk bleek uit den raad het gevoelen, dat het voorstel om aan de Leidsche Katoen-Mij. vergunning te geven tot het maken van een luchtbrug van Heerengracht naar Looier straat tot verbinding van een tweetal fa brieken weinig sympathie genoot. Alge meen. zondert men den heer Knuttel uit, en dan nog alleen voor deze fabrieken, was men de meenine toegedaan, dat de industrie zooveel mogelijk tegemoet moet worden fekomen, want zoo alleen kan deze bloeien en groeien, hetgeen de gansche gemeen schap Leiden ten goede komt. O.i. ook het eenig juiste standpunt. Een industriestad kan alleen dan vooruitgaan, wanneer de industrie floreert. Edoch, bij deze lucht brug vreesde men voor hygiënische bena deeling van vele omwonenden en dat nadeel van afsluiting van licht en lucht mag in derdaad niet gering worden geacht. Waarom na den heer Schüller het woord niet werd gelaten aan den wethouder, hoewel de voor zitter daartoe zelfs nog na eenigen tijd maande? Blijkbaar was de raad doodsbe nauwd dan niet meer te kunnen zeggen, wat men kwijt wilde. De heer Sijtsma deed nofnbene zelf. wat hij in .anderen laakte! Toen de wethouder eindelijk aan het woord kwam, deed hij nadere mededee- lingen, waaruit bleek, dat de bezwaren heel wat minder waren, dan eerst werd ge vreesd, doch de raad was niet meer te over tuigen en de wethouder deed het wijste om tenslotte de uitstelmotie van den heer Schüller over te nemen, zoodat dus de zaak nog eens met de betrokken firma nader onder de oogen kan worden gezien. En mis schien is straks het verzet wel wat ge luwd De heer Schüller meende een ongetwij feld minder gelukkig gestelde passage in het praeadvies van B. en W. te moeten uit buiten voor een scherpen aanval op het college en de commissie van fabricage, waarbij zelfs de heer Schoneveld nog apart moest worden geattaqueerd als christelijk arbeiderslid van den raad. De aanval was natuurlijk geborduurd op het bekende stra mien: voor de arbeiders, alias Jan Boeze roen, is alles goed genoeg. Alsof dat echter de bedoeling was van die passage Maar als je de kans krijgt voor zoo iets, nietwaar? Je kon het er uit distilleeren, dus Daarop volgde een tweetal mislukte in terpellaties. De heer Knuttel kapittelde het B. A. nog eens over zijn houding tegenover werkloozen, maar wethouder Sanders maakte gebruik van zijn recht om het ant woord uit te stellen tot een volgende ver gadering. O.i zal de belangstelling van interpellant inmiddels wel eenigszins zijn gedaald. De vragen van den heer Sijtsma inzake 'de zoo fel aangevochten benoeming van boekhouder bij de Bank van Leening wer den door B. en W. kalm terzijde geschoven. De verantwoordelijkheid is volgens veror dening immers geheel voor de desbetref fende commissie. Het lid dezer commissie, dat uit den raad is gekozen, de heer Wil mer, bleek ook niet genegen nadere gege vens te verstrekken. Over de kwestie zal derhalve geen nader licht schijnen. We vermoeden echter, dat uit den raad nu wel wijziging in de verordening zal worden voorgesteld. Trouwens, de heer Bergers heeft al voorgesteld, nog twee raadsleden in de commissie te benoemen, hetgeen een soort tusschen-voorstel kan heeten. Daarmee was men gekomen tot den zoo heerlijken hoofdschotel van het raadsmenu: de interpellatie-Wilbrink over het toestaan van een optocht op den 1-Mei-dag, die op Zondag viel. De voorzitter kreeg daarbij alle gelegenheid om zich eens in volle kracht te tonnen en hij heeft die gelegenheid niet voorbij laten gaan. Hij was krachtig van argument en, hoewel zeer vormelijk blij vend. meermalen zeer ad rem en slagvaar dig. Het begrip interpellatie wees hij af, waar B. en W. in deze materie den raad geen verantwoording schuldig zijn, doch hij verstrekte wel nadere inlichtingen, die o.i. volkomen afdoende waren. In de eerste plaats heeft hij duidelijk uiteengezet, hoe het toestaan geen novum was, gelijk men er van had willen maken, hoe hij slechts heeft voortgezet de altijd gevolgde gedragslijn. Zulks, en dit weer geheel volgens de traditie namens het col lege van B. en W. Zeer beslist wees hij af alle verdachtmaking, aan zijn adres geuit. Het antwoord droeg den stempel van eerlijke verontwaardiging over dit laatste en muntte uit door rustige kracht. Ook het slot, waarin hij waarschuwde tegen het doordrijven van zienswijze van één richting, was bijzonder gelukkig ge kozen. Wij zullen niet trachten het beleid van onzen nieuwen burgemeester in dezen ver der te verdedigen, van oordeel, dat hij daarvoor zelf mans genoeg is en dit duide lijk heeft laten uitkomen. In aansluiting daarop echter nog slechts een paar dingen. Van Chr. Hist, en A. R. zijde sprak men van gegriefd zijn door het toelaten. Alsof de S D. A. P. niet gegriefd zou zijn bij een weigering. Het allen naar den zin maken, kan niet. Men geve daarom iedere partij alle vrijheid, die de anderen niet belemmert in haar rechten etc. Vrijheid voor allen vol gens een ruim standpunt van verdraag zaamheid, dat moet in ons land de leus zijn en blijven. Los van meer- of minderheid. Die kunnen zich wijzigen, de vrijheids rechten niet. Zelfs mag o.i. de vraag onder de oogen worden gezien, of hier de totaal verouderde Zondagswet waarmee naar willekeur wordt gesold, niet te sterk wordt gehandhaafd. Tot schade voor de stad, tot voordeel van Den Haag, etc.! Het verdere debat leverde geen bijzonder heden meer op. Alleen had de heer Elker- boul den slechten smaak te wijzen op de ontvangst van den burgemeester bij de Chr. Oranjevereeniping. waar een stille demon stratie tegeD hem is gehouden. De burge meester heeft deze niet te verdedigen hou ding der gasteerende vereeniging zeer be leefd doch afdoende aan den schandpaal genageld. Tot slot willen we nog even er op wijzen, hoe de heer Wilmer in dezen een sphinx- houding aannam. Wat hij zeide, is juist, maar hoe de Leidsche raadsfractie denkt, daarover geen woord. Mogen we uit het feit, dat van die zijde geen afkeuring is geuit, echter concludeeren. dat zij is voor het zoo weinig mogelijk belemmeren van ieders vrijheid, ook op Zondag? De heer Wilmer sprak zoo. dat ten allen tijde open blijft: ik kan ook anders. RECLAME. 5438 OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. Besluit is op verzoek eervol ontslagen P. Regout Sr. te Maastricht als buitengewoon lid der Tariefcommissie en benoemd tot buitengewoon lid J. Schaep- kens van Riempst. HET STAATSVISSCHERSHAVENBEDRIJF De ministers van Waterstaat en Finan ciën hebben onlangs ingesteld een inter departementale commissie voor de reorga nisatie van het Staatsvisschershavenbe- drijf te IJmuiden. De commissie is samengesteld uit de heeren W. G. C. Gelinck, hoofdingenieur- directeur van den Rijkswaterstaat te Haar lem (tevens voorzitter), F. J. IT. Schnei ders, directeur van het Slaatsvisschers havenbedrijf te IJmuiden, mr. H. F. de Boer en H. Sieperda, bezuinigings-inspec- teur bij het departement van Financiën en mr. J. Draayer. referendaris bij het depar tement van Waterstaat (tevens secretaris). De commissie heeft bereids haar werk zaamheden aangevangen. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Verschenen is het verslag der commissie van voorbereiding van het wetsontwerp tot nadere regeling van de collectieve arbeids overeenkomst. Het overleg der commissie met de repea ling heeft geleid tot een gewjjzigd wets ontwerp. Algemeene beschouwingen. Eenige leden verklaarden zich niet te kunnen vereenigen met dit wetsontwerp. Huns inziens behoort de regeiing der collectieve arbeidsovereenkomst niet te worden opge trokken op privaatrechteljjken grondslag. Verscheiden andere leden oordeelden dit ontwerp van geringe waarde. Het bevat wei nig dwingend recht, zoodafc het practisch van nagenoeg geen beteekenis zal zjjn. Uier tegenover betoogden andere leden, dat het in dit wetsontwerp gebodene voor een be hoorlijke ontwikkeling der collectieve ar beidsovereenkomst toch niet zonder betee kenis is. Verscheiden andere leden meenden de vraag, of een regeling der verbindend-ver klaring van de collectieve arbeidsovereen komst te eenigertgd gewenscht kan zjjn thans in het midden te moeten laten. Dat een louter burgerrechtelijke regeling onvoldoende of zelfs in strjjd met het ka rakter der collectieve arbeidsovereenkomst zoa zijn, wenschten sommige leden met na druk te betwisten. De regeering antwoordt hierop, dat men zich ongetwijfeld een pu bliekrechtelijken opzet kan voorstellen, doch voor de stelling, dat zoodanige opzet uit de natuur der collectieve arbeidsovereen komst dwingend zou voortvloeien wordt in net verslag geen argument bijgebracht. Veie voorschriften van dwingend recht komen niet wenschelljk voor. De totstandkoming V3Q collectieve arbeidsovereenkomsten wordt door zoodanige voorschriften niet bevorderd, daar niemand gedwongen kan worden een col lectieve arbeidsovereenkomst aan te gaan Het stakings- en uitsluitingsrecht is een materie op zich zelf. De regeering treedt thans niet in de vraag of bindendverklaring ai of niet wenschelljk is. Het was de regeering aangenaam te ont waren, dat de meeste leden dit ontwerp wilden aanvaarden, zij het ook, dat niet alle voorstanders even geestdriftig zijn gestemd Eenige bijzonderheden. Vele leden misten bijzondere voorschriften omtrent de berechting van geschillen, uit een collectieve arbeidsovereenkomst voort vloeiende. Eenige leden zouden verplichte arbitrage willen zien ingevoerd. Andere le den verklaarden, de noodzakelijkheid niet in te zien de beslechting vaD geschillen door scheidsmannen anders te regelen dan thans in het wetboek van burgerlijke rechtsvorde ring is voorgeschreven. Do regeering antwoordt: Het ontwerp be vat inderdaad slechts voorschriften van ma terieel recht Het procesrecht wordt niet veranderd. F.enige leden achten het een leemte In het ontwerp, dat daarin ontbreekt een be hoorlijke wettelijke regeling van de vak-ver- eenigingen, die bevoegd zijn collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten. Vele andere leden konden zich hiermede niet e enigen. De regeering antwoordt: Het ontwerp geeft een burgerrechtelijke regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst. Wanneer daarin enkele bepalingen van verenigings recht zjjn opgenomen, geschiedt dat uit sluitend omdat deze in de regeling van de collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen worden gemist. Eenige leden merkten op, dat een der voornaamste beweegredenen tot het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst voor den werkgever is den bedrlifsvrede te ver zekeren gedurende den tijd, waarover de collectieve arbeidsovereenkomst zich uit strekt. Dan behoort evenwel ook een ver bod van loonacties gedurende dien t\jd in het wetsontwerp te worden opgenomen. De regeering antwoordt: In het ontwerp passen geen voorschriften omtrent de loo- nen of werkstaking en uitsluiting. Het ont werp geeft ten aanzien van de collectieve arbeidsovereenkomst niet meer dan het ju ridische raam. Sommige leden noemden het «en leemte in het ontwerp, dat daarin niets is ge regeld betreffende de mogelijkheid van tusschentljdsche ontbinding der collectieve arbeidsovereenkomst op bepaalde gronden. De regeering antwoordt, dat een wette lijk recht op tussehentijdsehe ontbinding op gronc van gewichtige redenen, maar ana logie van art. 1639 w. Burgerlijk Wetboek haar niet wenschelljk voorkomt. De artikelen. Op een bij art. 1 gedane vraag antwoordt da regeering, te veronderstellen, dat een beding, waarbij werkgevers zich verplichten arLeiders van een bepaalde godsdienstige of politieke overtuiging of leden van een bepaalde vakvereeniging niet, dan wel uit sluitend in dienst te nemen, in de practijk in het algemeen niet als ongeldig zal wor den aangemerkt. Naar aanleiding van de desbetreffende opmerkingen acht de regeering het alsnog wenschelljk te bepalen, dat een vereeniging bp wanprestatie van een der partijen of dezer leden vergoeding kan vorderen, niet alleen voor de schade, welke zij zelf lijdt, doch ook vcor die, welke haar leden lijden. Dit is nader neergelegd in art 15. Deze en enkele andere wijzigingen, overi gens meest van redactioneelen aard, zjjn in het gewjjzigd wetsontwerp neergelegd. DE KLOMPEN-INDUSTRIE. Door den heer Fleskens zijn aan den Minister van Arbeid. Handel en Nijverheid de volgende vragen gesteld: Is het den Minister bekend, dat de Hol- landsche klompenindustrie ten gevolge van de buitenlandsche concurrentie een kritie ken tijd doormaakt, zóó zelfs, dat deze in dustrie van kleine nijveraars met algemee- nen ondergang ernstig wordt gedreigd? Zoo ja, acht de Minister dan den tijd niet gekomen, om ten spoedigste de noodige mid delen te beramen, welke den klompenma kers 'n behoorlijk bestaan mogelijk maken? COMMUNISTISCHE FILMPROPAGANDA. De heer Kleerekoper, lid van de Tweedtf Kamer, heeft aan den minister van bin- nenlandsche zaken en landbouw de vol gende vragen gesteld: Is het bericht juist, dat de burgemees ters van eenige groote steden in onderling overleg besloten hebben, alle films van communistische strekking, zooals er in den laatsten tijd telkenmale worden ingevoerd, en die het vermoeden wekken van een stelselmatige propaganda, te weren? Zoo ja, betreft dit besluit alleen films, die de betrokken burgemeesters reeds ge zien en afgekeurd hebben, of moet uit het bericht worden afgeleid, dat hier een alge meene gedragslijn is bepaald om de propa ganda van eenige richting per film stelsel-» matig uit te sluiten voor de toekomst? Indien het laatste inderdaad het gevaï is, acht de minister dan zoodanige alge meene censuur, bij voorbaat, ten aanzien van films met een bepaalde strekking, te strooken met hetgeen te dezen aanzien aan de burgemeesters bij de wet is opgedragen?. DE RECHTSPOSITIE VAN HANDELS REIZIGERS EN -AGENTEN. Door den heer Oud zijn aan den Minister van Justitie de volgende vragen gesteld: Is het juist, dat een voorontwerp voor een wettelijke regeling van de rechtspositie van handelsreizigers en handelsagenten is opgesteld en aan de Kamers van Koophan del gezonden, met verzoek, den Minister haar gevoelens omtrent dat voorontwerp mede te deelen? Zoo ja, is de Minister dan bereid, dit voorontwerp eveneens te doen toekomen aan de organisaties van handelsreizigers en handelsagenten, ten einde deze organi saties in de gelegenheid te stellen haar oordeel omtrent de ontworpen regeling aan den Minister te doen kennen? DE EXPORT OP LONDEN. Door een 8-tal vereenigingen, betrokken bij den export in eieren naar Engeland is te Amsterdam een vergadering gehouden naar aanleiding van de moeilijkheden waardoor de export op Londen geplaatst ii door de tegen 15 Mei aangekondigde bei langrijke verhooging der vrachten op Lon-» den. Na langdurige discussie werd beslo-» ten aan de bij de London Conference aan gesloten stoomvaartlijnen telegrafisch te verzoeken de voorgestelde vrachtverhoo- ging op 15 Mei niet door te voeren. Hst antwoord moet binnen driemaal 24 uur inkomen, daar anders de handel genood zaakt is andere maatregelen te nemen niet alleen ten aanzien van Londen, maar ook van andere Engelsche havens. De behartiging van de belangen der ex* porleurs werd opgedragen aan een specie commissie, waarin werden benoemd de heeren Adr. Goede Dzn. te Landsmeer: G. Staal te Nijkerk en J. Timmermans te Am-» sterdam. PROPAGANDA DOOR DEN RADIO-OMROEP. Door den Directeur-Generaal der Posle-» rijen is aan de Nederlandsche Radio Om-» roep-organisaties een aanschrijving gezon-* den van den volgenden inhoud: „Er hebben zich moeilijkheden voorge-. daan doordat een van de omroepvereeni-* gingen, welke gebruik maken van 't radio-» zendstation te Hilversum, tusschen de proi gramma-nummers in, op ontoelaatbare wijze door woordelijke mededeelingen pro paganda heeft gemaakt voor het werven van geabonneerden op een vakblad. „Dit heeft geleid tot het besluit aan de besturen der omroepvereenigingen hier te lande mede te deelen zooals voor u ge schiedt bij dezen dat, indien de be!an« gen voor de behartiging waarvan een om-» roep-organisatie in het leven is geroppen, ook door middel van mondelinge mededee-» lingen met den zender op betamelijke wijze worden verzorgd, deze med«»d"plin- gen toegelaten zullen worden, doch da! bij niet inachtneming van deze voorwaarde, te mijner beoordeel ing. de betrokken omroep-* vereeniging verplicht zal worden zich ver der strikt te beperken tot de mondelinge mededeelingen, welke ten minste acht dagen van tevoren aan het Hoofdbestuur De Roman van een Circnsmeisje. Uit hel Engelsch van RYBY M. AYRES. Vertaaid door J van der Sluys. (Nadruk verboden). 14) Roric schudde het hoofd. Neen. Is er iets ernstigs gebeurd? Maar het was overbodig voor den man om t© antwoorden; op dat oogenblik week de menigte op zij en Roric zag den gebrekkige, zijn leelijk gezicht vertrekken door harts tochtelijke smart en een soort van dolle woede. in zijn lange gespierde armen iets dragend iets, was het een kind, was het een meisje? Met verbijsterende ontsteltenis drong de baarheid opeens lot hem door: Rosalie! De jonge Briton schreeuw de den naam uit Hij drong zich heftig door de menigte naar den man toe. Hij wou hem de last uit de armen trekken, maar hij werd daarin verhinderd. Rosalie lag als dood in de armen van den ander; haar hoofd hulpeloos tegen zijn hpt bloed stroomde over haar gezicht, haar oogen waren gesloten, haar lippeD vaal Over haar lichaam heen keek de man öen iongen Briton mei e*n uitdagende woede aan Het was Roderick alsof zijn harl stil stond Hjj kreeg een suizend gevoel in zijn hoofd Hij wou naar voren slappen haar aanraken. maar iemand hield hem tegen, hen man in een lichte overjas baande zich weg door de menigte. Roric hoorde iemand zeggen, dat het een dokter was. Onder zijn toezicht droeg de man Rosalie naar den grooten kermiswagen. De deur werd gesloten voor het opdringende publiek. De handen, die de jonge Briton vast hielden, lieten los. Hij keek om zich heen met verwilderde oogen en zag het hoonen- de gezicht van Sherny. Hij vergat een oogenblik hun vijandschap en vroeg heesch: Wat is er gebeurd? Is zij erg gewond? Sherny haalde de 9chouders op. Hij beet hem een kort antwoord toe, terwijl hij de trap van den wagen opging. Zij viel De jongen Briton stond als in een droom; rondom hem hoorde hij de opgewonden stemmen van de menigte. Het was een heel evenement voor het kleine dorp; niemand dacht eraan naar huis te gaan, voordat hij alles gehoord had wat er te hooren viel. Het kwam vaag bij Roderick op wat er gebeuren zou, als hij zich een weg zou banen naar den wagen en naar binnen ging Als hij hun zei, dat hij de man van het meisje was. Als hij voor haar zou neer knielen en haar vergiffenis zou smeeken, vóór het te laat was. Te laait Een wilde angst over hem. Als hij haar eens nooit meer alles zou kunnen zeggen en uitlpggenl Maar een nog ver schrikkelijker gedachtf greep hem aan Als zij het eens met opzet gedaan had! Uit een oneindig edel verlangen om hem zijn vrij heid wppr te geven? Had zij het niet dipn- zelfden morgen gezegd, na de huwelijks voltrekking? Als ik ooit merk dat het je spijt of dat je je voor mij schaamt, maak ik een eind aan mijn leven. Een gebed kwam hem over de lippen. Dat niet.... dat niet..*.! Hij probeerde toch door de nieuwsgierige menigte naar de deur van den wagen te dringen. Toen hij dien bereikt had. werd de deur plotseling geopend en de gebrekkige kwam dp trap afloopen. Hij zag er spookachtig uit in het gele licht; zijn leelijk gezicht heelemaal vertrokken Uit de menigte klonken vragen op, maar hij duwde de menschen ruw op zij zonder ze te antwoorden. De jonge Briton rende hem achterna en greep hem stevig vast. Hoe is het met haar? Om 's Hemels wil, zeg me, hoe het is?.... Angst klonk uit zijn slem. Bunch draaide zijn hoofd langzaam om. Hij keek met haat in zijn oogen naar het bleeke gelaat van Roderick; daarna schud de hij zich los. Toen hij eindelijk sprak, lag er een kwaadaardige toon in zijn stem; de woor den kwamen als een snauw over zijn lip pen: Zij is dood! VIII. Blunt was den heelen avond onrustig ge weest; hij had niets anders gedaan dan heen en weer loopen. niet in staat om zijn gedachten rustig bij iets te bepalen sinds hel oogenblik. dat hij op den terugweg uit het dorp waar hij hepn gewpest was om het telegram te verzenden, zijn jongen meester in het donker den weg naar AJ- perton had zien afrazen. De kleine wagen was hem voorbij ge schoten en terstond weer opgeslokt door de duisternis Gewoonlijk was Blunt blij als hij zijn nauwsluitende livrei kon afleggen en aaiistalten kon maken om naar bed te gaan, maar dezen avond voelde hij zich ongewoon klaar wakker. Tweemaal ging hij in de stallen infor- meeren, of Mr. Roric al thuis gekomen was en de beide keeren had hij den staljongen slapend gevonden in de stal, die leegge ruimd was om plaats te maken voor Roric's auto. Hij is altijd laat tegenwoordig.... brom de de jongen^ toen Blunt hem met een on zachte hand wakker maakte om hem te ondervragen. Brengt den wagen terug tot aan de wielen in de modder. Lam werk om schoon te maken. Geef mij maar paarden Blunt gaf hem een draai om zijn ooren. De jongen had groote ooren. dus kon heel wat verdragen, maar hij had een hekel aan Blunt, hij kroop achter een ladder, die naar een luik in de zoldering voerde en trok vandaar leelijke gezichten. Blunt ging naar het huis terug. De groote klok in de hal sloeg middernacht; de an dere bediende waren allemaal naar bed; het grimmige portret van Roric's vader staarde van boven aan de trap met harde oogen naar de leege hall. Blunt kreeg de vage beklemming van iels huiveringwekkends. Hij pookte in het smeulende vuur. zoodat de vlammen hoog oplaaiden en liep de eetkamer binnen om door de gordijnen oaar buiten te zien. Nu de boomen bladerloos waren, kon men den weg flaar het dorp een heel rind afzien, maar hij kon nog niets ontdekken van de felle lichten van Rorics wagen. Maar juist toen hij zich wilde omkeeren, hoorde hij een harde klop. Blunt schrok. Bezoekers midden in den nacht 1 Mr. Roric had immers den sleutel, Blunt haastte zich naar de voordeur en opende deze voorzichtig op een kier. Wie is daar? vroeg hij. Zonder te kunnen zeggen waarom, moest hij denken aan den man. die den heelen dag om het huis gezworven had. Het was echter de slem van den jongen Briton, die hem ant«» woordde: Ik ben het Blunt, doe openl Mr. Roricl Blunt gooide de deur wijd open en Roric strompelde de hall binnen. Hij was zoo bleek als een doek; zijn oogen stonden ver wilderd, zijn kleeren zaten vol modder, zijn hoed had hij verloren. O, Mr. Roric, hebt u een ongeluk ge had? Waar is de auto? Auto?.... Roric herhaalde dit woord op een afwezigen toon alsof hij het nooit eerder gehoord had. Hij viel zwaar in een grooten stoel bij het vuur in de hall neer en liet zijn hoofd in zijn handen zinken. Blunt vroeg niets meer. Hij liep weg om cognac te halen. Hij beschouwde deze drank als een onfeilbaar middel tegen alle kwa len; het was de eenige medicijn, waartoe hij zelf ooit zijn toevlucht nam. Hij wachtte met een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht, terwijl Roric gretig dronk. Bent u bezeerd, mr. Roric? vroeg hij, toen hij hef leege glas uit de bevende han den van zijn meester aannam. Zal ik de dokter laten komen? Dokter? De jonge Briton deed een krachtige poging om zich weer te beheer- schen. hij forceerde zelfs een drogen lach. Wal mankeert je. Blunt; ik ben niet ziek. Er is niets met me gebeurd. Ik ben alleeD moei Maar de auto. mijnheer. U is immera m de auto weggegaan? ([Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5