Purol bij doorzitten en stukloopen der Huid.
KUNST EN LETTEREN.
De heer 8CHÜLLER zegt, dat ln de
stukken staat, wat hg heelt gezegd, niet
hg was aan 'i woord.
De WETHOUDER: Jawel, kwaardaardig
uitgelegd
De heer SCHQLLER blgft, trots de nieuwe
toezeggingen der firma, de brug Ln strgd
met de schoonheid achten. Wat geheime
dingen betreft, die kunnen toch vervoerd
in dichte kisten of zoo? De stoomleiding
is z. l bovendien een rede te meer om
met toe te staan. Die moet ondergronds.
Stej je voor, dat er eens een lek ontstond.
De industrie wil zgn fractie niet tegen
werken, maar dit gaat te ver.
Alsnog verdedigt hg zgn uitstelmotie.
De heer BAART meent, dat ook de be>-
woners der Waardgracht wel degelgk last
zullen hebben van de briig. Is deze er
eenmaal, dat kan de firma, trots toezegging
doen, wat zg wil.
Elders in de stad is de toestand veed
gunstiger, naar hg nader uiteenzet.
Do stoomleiding kan altgd gelegd worden,
meent hg. Met wat goeden wil, kan de zaak
best geregeld worden.
Wethouder SPLINTER stelt voor, geboord
het debat, het punt af te voeren van de
Agenda.
Z. h. at wordt daartoe besloten.
20o. Verordening, houdende wijziging van
de verordening van den 22en Januari 1923
(Gemeenteblad No. 4) regelende de heffing
van belastingen voor hel gebruik van hel
Openbaar Slachthuis te Leiden (80 en 81)
Goedgekeurd.
21o. Vaststelling van diet vermenigvuldi-
gingscijfer. bedoeld in de verordening op de
heffing eener plaatselijke belasting naar het
inkomen te Leiden, voor het belastingjaar
Mei 1927—Mei 1928 (96 en 97'
Vastgesteld en gehandnaafd op 0.9, geijjk
voorgesteld.
INTERPELLATIE-KNUTTEL.
De heer KNUTTEL meent, dat er weer
een streven is van het B. A zich de werk-
loozen van dak te schuiven, te»n aanzien
van uitgetrokken transportarbeiders en dit
onder allerlei voorwendsels.
Gevreesd wordt zelfs voor afvoering en
bloc, ook voor tuinlui. Een vijftal geval
len zijn hem meegedeeld, waarover hij
nadere gegevens verstrekt.
VolgéDB schatting van een organisatie-
leidér is 3/4 van die organisatie werkloos,
dus werk is er niet, kan geconcludeerd
worden.
De controle van het B. A. ie niet alleen
acherp, doob vaak -onjuiBt en in deze
vallem, door hem gememoreerd, laat het
de menechen maar, heel gemakkelijk, to
taal los. Waar moeten die menschen van
leven 1 Moet de bedelarij worden bevor
derd of moeten de menschen verhongeren t
De VOORZITTER zegt, dat het antwoord
volgende vergadering zal worden gegeven.
De heer KNUTTEL protesteert. Waar
moeten die menschen in tusschentijd dan
van leven.
De VOORZITTER zegt, dat de zaak
toch moet worden onderzocht.
Wethouder SANDERS deelt mede Don
derdag de vragen te hebben gekregen Di
rect is een onderzoek begonnen, doch dit
is nog niet gereed. Hij maakt van zijn
recht gebruik om volgende zitting te ant
woorden. Hij wil goed beslagen te® ijs
komen.
De heer KNUTTEL wil de menschen niet
den honger ten prooi laten.
Wethouder 8ANDER8 zegt. dat hem mi
al is gebleken, dat de heer Knuttel din
gen zei, die niet juiet zijn. Dat dient toch
nauwkeurig vastgesteld.
De VOORZITTER eluit de interpellatie.
DE BANK VAN LEENING-BENOEMING.
De heer 8IJTSMA doet nu lijn vragen
over de bank van taeoing, deze nog kort
toelichtend
Hij vraagt dan, den Raad te willen rae-
dedeelen zoo noodig nn Commissarissen
te hebben geboord of bij de beoordee
ling der sollicitanten inderdaad in
eerste plaats gelet is op de bekwaamheid
en de geschiktheid der caftdid&ten als boek
houder, blijkende uit het bezit van een of
meer waardevolle diploma's als zoodanig
en uit de ervaring in de practijk opge
daan ;en voorts of ook het college niet van
oordeel ie dat bij gelijke bekwaamheid en
geschiktheid aan sollicitanten uit de ge
meente zelve de voorkeur had moeten
worden gegeven I
Bovendien vraagt hij, of het niet ge-
wenscht is. de benoerorog weer aan den
raad te brengen
De VOORZITTER zegt, dat de vragen
aan het verkeerde adros rijn gericht. B.
en W hebben met deze benoeming geen
bemoeienis. De raad heeft zelf deze kwes
tie van benoemingen gelegd in handen van
een commissie op vcfordracht van den di
recteur. Zoolang de verordening aoo blijft,
kunnen B en W niets doen.
Men moet dus of de commissie vragen,
of een voorstel doen tot wijziging der ver
ordening, hctgèen B en W. echter nog
niet als nuttig erkonnen
De heer SÏJTSMA wij at op de drukte
over deze zaak gemaakt, en de stof, die
er over opgewaaid is B en W. hadden z.i.
daarom een ohderznek moeten instellen,
rich niet formeel geheel afzijdig houden.
Ernstig zal hij overwegen een voorstel
tot wijziging dér veoirdening te doen, zoo
hij steun kan vinden in den raad
De heer KOOISTRA meent, dat het goed
zou zijn, als het aanwezige raadslid com
missielid een uiteenzetting gaf om de
kwade trouw te ti achten te ontzenuwen,
die mee achter drie benoeming zoekt.
De beer WILMER, bedoek) commissielid
RECLAME.
Leidsctie BeqralRnis-Onderneminp
auto-transporten, crematie
H P. H. KREREWEER
TKLKMMIX HfU MCIl)KN
4030
had eerst willen zwijgen, doch zal nn toelf
iet* zeggen. Hi; wijst ear op, dat de com
missie deD raad geen verantwoordelijkheid
schuldig is. Hij vertegenwoordigt de com
missie niet en persoonlijk wil hij zijn mee
ning niet geven
Veel onwaars is er eohter geschreven.
O.a. dat de benoemde geen diploma's had.
Hij heeft er vere- heidene. Dit alleen wR
hij even opmerken.
De heeT EBBIKK: Zijn de commissie
leden dus aan niemand verantwoording
schuldig 1
De VOORZITTER: De raad kan ze niet
herbenoemen
De heer EBBINK: Dat is toch een
dwaasheid, die veranderd moet worden.
Vragen van den heer Wilbrink over den
1 Mei-dag.
De heer WILBRINK doet dan zijn vragen:
1. Welke zijn de motieven geweest, die
Burgemeester en Wethouders hebben ge
noopt om in strijd met den geest van de
Zondagswet op Zondag 1 Alei vergunning te
geven tot het houden van een optocht met
muziek en banieren, waardoor de Zondags
rust in onze stad werd verstoord en zeer
vele inwoners in hun godsdienstige overtui
ging werden gekrenkt?
2. is het juist, dat het verzoek om ver
gunning voor dezen optocht niet in de ver
gadering van Burgemeester en Wethouders
is besproken en zij dus persoonlijk door den
Burgemeester zonder vooraf de Wethouders
er in te erkennen, is verleend?
3. Zoo vraag 2 bovestigend mocht worden
beantwoord, is het dan niet wenschelijk te
achten, dat beslissingen, die namens Burge
meester en Wethouders worden genomen en
van zoo pnncipicele beteekenis zijn, eerst in
het College worden besproken, opdat de ge
kozen vertegenwoordigers der burgerij van
hun zienswijze kunnen doen blijken?
Kort licht hij deze vragen nog toe.
Waar in Leiden de Christ beginselen een
overwegenden invloed hebben, kon er z. i.
geen reden zijn tol toestaan.
Vraag 2 heeft hij gesteld om klaarheid te
krijgen. De wethouders wisten er toch niets
van, bleek hem kort te voren
De heer v. STRALEN: dat is toch altijd
zoo geweest.
De heer WILBRINK kan niet rijmen dat
namens B. en W. vergunning wordt gegeven,
too de wethouders er niet van weten. En zoo
de voorzitter inderdaad alleen heelt beslist,
geldt zijn derde vraag.
De VOORZITTER antwoordt hierop het
volgende:
Het College kan de vragen niet aanvaar
den of beschouwen als een interpellatie De
heer Wilbrink meent dat hel College gehan
deld heeft in strijd met art. 4 der Zondags
wet, doch het College is aan den Raad gee
nerlei verantwoording schuldig over zijn be
leid bij de toepassing dier wet. Hoe toch is
de toestand? Artikel 4 van de Zondagswet
verbiedt openbare vermakelijkheden, con
certen etc. op Zondagen, maar laat daarop
uitzonderingen toe en zegt dat het Plaatse
lijk Bestuur, d. i. hot College van Burge
meester en. Welhouders_yergunning kan ver:
loenen mits na afloop van alle godsdienst
oefeningen. Burgemeester en Wethouders
zijn hier dus door de wet (niet een ge
meentelijke verordening) geroepen hunne
modowerking te verleenen bij de uitvoering
daarvan. De wet had ook de Raad. een Com
missie, de Minister of een andere autoriteit
daarvoor kunnen aanwijzen, maar zij deed
het niet en wees het College van Burge
meester en Wethouders aan.
Verantwoording voor zijn beleid te dezer
zake Is het College aan niemand schuldig.
Indien de heer Wilbrink voor oogen gehad
heeft art 163 der Gemeentewet, luidende-
„De Burgemeester en Weihouders zijn
wegens het dagelijksch bestuur aan den
Raad verantwoording schuldig, en geven te
dien aanzien alle de door den Raad verlang
de inlichtingen",
dan vergist hij zich. want art. 183 zegt dat
Burgemeester en Wethouders aan den Raad
verantwoording schuldig zijn wegens hel da
gelijksch bestuur, waaronder zeker niet
valt de medewerking die Burgemeester en
Weihouders krachtens art. 216 verleenen
waar de w e t dit verlangt.
Terwijl dus het College met nadruk een
interpellatie afwijst en zich in geen enkel
opzicht verplicht acht op de vragen van den
heof Wilbrink te antwoorden, ie het bereid
eenige inlichtingen te verstrekken, alleen
omdat op onverantwoordelijke wijze bij een
deel der bevolking een onjuiste meening ge
wekt is, die tot onjuisle en onbillijke gevolg
trekkingen geleid heeft.
Over de motieven waardoor het Col
lege zich laat leiden bij de bepaling van zijn
gedragslijn, waarop de eerste vraag doelt,
wenscht het College zich n i e t uit te laten.
Zooals reeds gezegd, kan het College den
Raad niet het recht toekennen, daarover
mede te spreken, deze staan en blijven bui
ten s Raads bemoeienis.
Wie over de Zondagswet en haar toepas
sing niet tevreden is, wendt zich tot de
Landsregeering en hare organen en zoeke
daar redres. Het Gemeentebestuur als zoo
danig heeft met art. 4 der Zondagswet niets
te maken.
De tweede vraag is een feitelijke en naar
aanleiding daarvan is het College bereid
mede te deelen. dat het verzoek tot het hou
den van de optocht op 1 Mei j.l. niet in
het College ter sprake gekomen is vóór deze
verleend was. De vergunning is door den
Burgemeester verleend namens het Col
lege.
Toen de aanvraag bij mij inkwam en ik
voor het eerst geroepen werd aan de toe
passing der Zondagswet mede te werken,
heb ik mijzelve de vraag gestald welke te
dier zake mijn houding moest zijn en heb
ik gemeend het beste te handelen door zóó
lang aan het tot nu toe gevoerde beleid va»f
tr houden, totdat mij overtuigend zou blij
ken. dat een andere gedragslijn verkieselijk
was Mij is toen bij navraag gebleken, dat
het College sinds omtrent dertig iaren een
zelfde gedragslijn consequent gevolgd hid
en mijn besluil daarbij te volharden werd
voor mij daardoor wel zeer aannemelijk.
Mij bleek verder, dat. hoewel de sinds
jaar en dag gevolgde gedragslijn gedurende
dien 'ijd meerdere malen in het Collpge was
ter sprake gewee6t, de Aanvragen om ver
RECLAME.
2383
gunningen niet in het College werden teT
tafel gebracth. doch door den burgemeester
afgedaan, overeenkomstig de op dat punt
bestaande gewoonte, zooals in lallooze an
dere gevallen geschiedt en geschieden moet.
Nadat de vergunning geteekend was. doch
vóórdat de optocht plaats had is de zaak
intusschen wèl ter sprake geweest in het
College, doch is dienaangaande geen beslis
sing genomen, omdat de vergunning reeds
overeenkomstig de bestaande traditie ver
leend was.
Gegeven de sinds zooveel jaren bestaande
gewoonte, zou er voor mij alleen dan aan
leiding geweest zijn om de vraag van het
verleenen der vergunning in het College ter
sprake te brengen, indien ik een verande
ring van gedragslijn had willen bepleiten.
Waar ik dat niet wilde, lag hel niet op mijn
weg een nieuwe uitspraak van het College
te vragen, doch was het mijn plicht om de
politiek, die naar mijn we'.en in de laatste
30 jaren in het College tot geen kritiek heeft
aanleiding gegeven, onpartijdig toe te passen
Hiermede zou ik kunnen volslaan, doch
ik wil hier persoonlijk nog iets aan toe
voegen.
Iedere optocht, hetzij op werkdag of Zon
dag kan door mij worden verboden. Ik kan
dat doen als hoofd der politie, omdat ik
vrees dat de openbare orde verstoord zal
worden. Over mijn houding als zoodanig
bon ik aan den Raad geenerlei verantwoor
ding schuldig. Ik zou ook misschien iu^uit
voering van de verordening op vermakelijk
heden een door Burgemeester en Wethou
ders toegestane optocht kunnen verbieden
en had dus ook uit dien hoofde de 1 Mei-
belooging kunnen verhinderen. Dat ik dat
niet deed. komt omdat ik. gesteld dat
ik de 1 Mei-optocht als een feest of ver
makelijkheid zou willen beschouwen, ook in
dit opzicht aan de bestaande traditie niet
wilde raken, omdat ik ook in dit opzicht,
meende veilig te gaan indien ik handelde
als mijn voorganger, als burgemeester De
Bidder en als burgemeester Was en die
allen volgden diezelfde politiek.
Het heefi mij gegriefd dat bij velen de
gedachte gewekt is. dat ik hier. zoo kort na
mijn optreden, verdacht moest worden een
aanslag gepleegd te hebben op de gevoelens
van velen ten aanzien van de heiliging van
den Zondag.
Hel heeft mij verbaasd, dat. waar ik juist
dezelfde gedragslijn wilde volgen die onder
drie mijnér voorgangers beproefd was ge
bleken. mij verweten werd daarvan te zijn
afgeweken en ik vraag mij af of men dan
wilde dat ik partijdig te werk zou gaan. dat
ik voor den eenen zou doen wat ik den an
der weigerde Ik vraag mij af waarom, toen
nog In 1924 op een Zondag aan dezelfde be
volkingsgroep ec'Tij.vergunning voor een op
tocht met muziek; 4fohiéren en verlichting
verleend was. daiiroVet geen woord van
protest viel; dat nu wèl geschieden moest.
Wenscht men nu plotseling een strengere
toepassing der Zondagswet? Zij, die dat
wenschen, zij mogen zich nog wel eens ter
dege bedenken alvorens zij zich wenden tot
de organen, die daarvoor competent zijn.
Indien zij zich de moeite willen getroosten
dil eens na te gaan, zullen zij denk ik tot
de slotsom komen, dal de toepassing der
Zondagswet te Leiden strenger is dair in
welke andere groote gemeente ook; zij mo
gen bedenken, dat die toepassing dezelfde
gebleven is of het College een linksche of
een rechtsche samenstelling had en dus ge
worden is een soort traditie, zij mogen be
denken dat in. een gemeente, samengesteld
al9 Leiden, niet ééne richting haar zienswijze
kan doordrijven Zij mogen zich eindelijk
afvragen of rij hun beginsel, dat door an
deren wel geëerbiedigd, doch niet gedeeld
wordt, zoo moeten willen handhaven, dat
daardoor andersdenkenden belemmerd wor
den. Zij mogen zich eindelijk afvragen of het
politiek verstandig is een sinds jaren goed
werkende toepassing der Zondagswet te gaan
wijzigen.
(De S. D. A. P. geeft luide blijken van
instemming, gelijk ook tijdens het antwoord
eenige malen).
Wat de laatste vraag betreft over het
College van B. en W., zegt de voorzitter,
dat principieele beslissingen wel degelijk in
hel College ter sprake moeten komen en
zullen komen.
De heer WILBRINK dankt voor de uit
eenzetting doch hij kan het er niet mee
eens zijn. Een onverantwoordelijke agitatie
is z.i. niet gevoerd en zeker doet hij daar
aan niet mee. Als een groote minderheid
stond tegenover een andere groote minder
heid, dan was het nog iets anders, maar
hier is een Christelijke meerderheid.
Van het volgen van een zelfde gedrags
lijn kan toch geen sprake zijn. Waarom
heeft de heer v. Eek dan bij de begroo-
tingen altijd aangedrongen op vrijheid voor
optochten met banieren etc.? (Geroep: ja
wel, vóór 8 uur). Vorig jaar is toegestaan
van het Station naar 'de Heerengracht te
trekken langs den koristen weg. Hier was
een grootsche optocht op Zondag nog niet
eerder geweest en dit is nu geschied en nog
wel alleen ter propaganda.
Spr. erkent gevaren bij overheersching
van één groep, doch daarvan is geen sprake.
Het is geen heerschzucht (geroep: neen.
onverdraagzaamheid), alleen uit beginsel
komen wij op tegen het misbruik van den
Zondag en dit is toegestaan door een Chris
telijk college, want de meerderheid wil toch
de Chr. beginselen uitdragen in 't openbaar
leven Dit gaat niet buiten de kwestie om.
Hier is toch gehandeld tegen het pro
gram in waarop de wethouders zijn geko
zen door hun kiezers in en buiten den raad.
De heer SIJTSMA: Dan moet je ze weg
sturen.
De heer WILBRNK: Daarvan is geen
sprake. Voor hem en zijn gelijkgezinden is
het een kwetsend iets, dat deze optocht is
toegestaan, die alle Zöndagsheiliging breekt.
Wat 1 Mei betreft, is er ook geen prece
dent. Vroeger zijn er wellicht eens studen
ten-optochten geweest of zoo iets, maar dat
is wal anders.
De heer DUBBELDEMAN: Vertel ook
eens iets over den zweefmolen, die bij het
station staaH
De heer WILBRINK spreekt zijn leed
wezen uit oyer deze beslissing, te meer,
waar er twee Chr. Hist, zitting hebben in
het college. De voorzitter zeide de Chr. Hist,
beginselen te zijn toegedaan, doch dit is
geen toepassing daarvan, al kan hij daar
van den voprzitter geen verwijt maken,
waar hij geen lid is der partij.
De heer EERDMANS: Haal mij den Zon
dag eens uit God's woord!
De heer ELKERBOUT: Och, jij bent een
afgedwaalde. (Gelach).
De heer WILBRINK: Wij zitten hier als
vertegenwoordigers der Chr. beginselen en
wij willen die handhaven en daarom zal
spr. zich altijd verzetten tegen een afwij
ken van de overheid van de beginselen,
zijner partij.
De heer ELKERBOUT is het met de
zienswijze van den voorzitter heelemaal
niet eens. De voorzitter volgt niet het voet
spoor van zijn voorgangers. Alleen toege
staan werd vroeger als het ware een be
graven van een féést elders. Nu was het
een demonstratie,- waarover het geheele
college had dienen gehoord te worden. Een
groot deel der bevolking is daardoor ge
griefd: dat is al tot uiting gekomen op een
bijeenkomst in de Stadszaal. waar de bur
gemeester kwam. doch niet werd toege
juicht. (Geroep: Schandelijk, een afspraakje
't is een schandaal). Dat was een uiting
van leêd, nlêt van gebrek aan achting of
niel-erkenning van aangestelde macht.
(Geroep: Pharrzeeër).
De heer ELKERBOUT: Houdt je kakels
toch dicht.
Het spgt spr. Gaarne zou hjj zien, dat
nog eens deze kwestie in het college werd
besproken.
U bent niet geroepen, meneer de voor
zitter. medewerking te verleenen, U kunt
het doen, U moet het niet.
U hebt de S.D.A.P. ook geen plezier
gedaan; de heeren hadden liever een wg-
zigmg gezien. (Luid gelach en gejoel). Dat
had ook meer effect gegeven.
Spr. vertrouwt, dat de voorzitter zich zal
houden aan het raadsbesluit over optochten
op Zondag, destijds genomen, (Geroep: bur
gemeester De Vlugtl) en zelfs verder zal
gaan, zooals ook het Hoofd van den Staat
het voorbeeld geeft
De heer WILMER geeft een kort over
zicht van het standpunt dér R.-K.
De R.-K. erkennen de Zondagsheiliging
als een Goddelijk gebod. Het organiseeren
van optochten, die niet dienen ter eere van
God op Zondag beschouwen zjj als in méér
of mindere mate in strijd dief de Zondags
heiliging.
Iets anders is echter het toelaten door
de overheid. Hieromtrent oordeelen de R.-K.
niet gelijk, gelijk ook in de Tweede Kamer
bieck bg de stemming over de motie-Dnys,
De diverse geestesstroomingen moeten
gelijkelijk behandeld worden, doch de be
oordeeling daarvan is niet altgd gelijk.
Zelfs die R.-K., die het toestaan afkeuren,
er den voorzitter echter geen verwijt van
maken, omdat dezulken ook overtuigd zijn,
dat het een zeer moeilijke materie betreft,
die in eigen kring te beoordeolen heel
lastig is.
De heer VAN ECK merkt op, dat er
toch nog een derde partij bij de zaak is
betrokken, n.l. de S.D.A.P., die zich scherp
zal verzetten tegen een beteugeling van hun
rechten.
Natuurlijk is spr. het niet geheel eens
met den voorzitter, waar deze verantwoor
ding in zeker opzicht weigerde. Volgens
democratische beginselen is hij verantwoor
ding schuldig, zelfs al is dit niet wettig
•vastgelegd. Maar over 't geheel steunt hij
den voorzitter.
U hebt volkomen de ljjn~ der voorgangers
gehandhaafd. Wanneer elders aan een mee
ting is deelgenomen, is toch de bedoeling
met een optocht ook Leiden daarin te doen
deelen. En dat is door jhr. De Gijseiaar
ook altijd toegestaan. En verder, deze rege
ling was allang in orde voor wij wisten, dat
de heer De Ggselaar sou heengaan. Dat is
de waarheid.
Wg willen, aldus spr., vrijheid van de
monstratie, ook voor den Zondag-
De Zondagswet wordt nergens gehand
haafd, dit kan ook niet meer. Bij een
gemengde bevolking moet men alleen traoh-
ten elkaar niet te hinderen.
Te Amsterdam is zelfs midden op den dag
door een partijgenoot van den heer Eiker
bont wel de optocht toegestaan
De heer ELKERBOUT: Denk je dan, dat
ik het met hem eens ben?
De heer VAN ECK: Richt daar d^n uw
interpellatie, niet tot dezen burgemeester,
die niets nieuws heeft ingevoerd.
Velen zijn gekreukt door de belemme
ring van een rustige optocht over dag Bij
een gemengde bevolking is dat ondragelijk
en spr.'s fractie zaJ blijven strijden voor
volkomen vrijheid.
Wil de overzij verontwaardigd zijn, goed,
doch laat zij dat eens op ander terrein
zijn: op dat der slechte belastingregeling,
op dat der slechte woningtoestanden etc.,
doch op dit fcerein zwijgt de overzij.
Ook ernstige men&ihen willen veel an
ders dan de kerkgangers, dat vergete men
niet. De overheid moet voorgaan in ver
draagzaamheid Laat ieder den Zondag be
steden als hu wil. De opvatting, met met-
kerkgangers behoeft geen rekening te
worden gehouden i* grievend en kwetsend.
Zijn fractie gaat geen stap terug en tal
blijven strijdeD voor gelijkwaardigheid;
na deze interpellatie krachtiger dan ooit
De heer BAART wgst op een betooging
in Nijmegen te houden in Juli, door de
R.-K, en midden overdag nog weL j
(Geroep: Dat is een godsdienstig doel).
Vrijheid voot ieder, zij de leus.
De heer DUBBELDEMANDe heereu
Wilbrink en Eikerbout meenen, dat zij
alleeD de Christ beginselen id pacht heb
ben en misschien de R.-K ook nog een
beetje Zij mogen echter bedenken, dat
duizenden S.D.A P 'ers in 't Noorden des
lands even prat op hun Chr. beginselen
zijn.
De heer KNUTTEL: Je hebt er in Lei
den ook aJ.
De heer DUBBELDEMANVoor hen
zijn die Chr. beginselen even heilig
Op 1 Mei was «pr in de Pieterskerk.
Daar was toen geen preek, maar een rede
van een Chr.-Hist Dzzrzne? ontheiligt men
den Zondag aieitl
D© VOORZITTER zegt noch den aanval
te vTeezen, noch verdediging noodig te
hebben; een volkomen neutraal standpunt
moot hij innemen en zal hij mnémen. Zijn
streven is gewc««t een politiek te volgen,
die de beste oplossing was gebleken Hij
wil gaarne aannemen, dat in het ooilege
van B. en W vroeger de kwestie wel eens
bcsproke® is Een andere gedragslijn acht.
te hij niet geroepen te volgen.
Men bedenke daarbij een rechtsch col
lege zal niet altijd uitvoeren Chr Hist
plus Anti-Revol politiek en ook zelfs een
rechtsch college kan verder gaaD dan al
leen rekening houden met wat het zelf
wenscht en ook in acht nemen wat anderen
willen.
Tussche® ontheiliging van den Zondag
en belemmering van vrijheid moet ©en
compromis gevonden worden.
Dat het een novum is ontkent hij ten
stelligsi; het is .voortzetting der traditie;
eerder is toestemming niet verleend omdat
deze niet gevraagd werd. Was deze wel
gevraagd, zij zou gegeven zijn.
Dat me® spr. op de Christ. Oranjeven.
eeniging niet heeft wille® toejuiche® om
toejuichen heeft hij met gevraagd laat
hi' geheel voor rekening der heeren, die
hem tot gast hebben gehad.
Wethouder MEYNEN legt nog eens de
nadruk op het feil. dat de wethouders geen
verantwoording dragen, voor de beslissing.
De heer Wilbrink zegt. dat hij de S. D A.
P. niet beschouwt als minderwaardig, maar
in een Chr. land moeten de Chr. beginselen
gehandhaafd worden Er zijn zoovele belem
meringen der vrijheid; ieder heeft wel eens
wat te laten terwille van anderen. H Gaat
om het principieele ChT beginselen en S. D,
A. P. kunnen niet samengaan bij Zondags
heiliging etc.
De heer DEUMER protesteert tegen een
persoonlijk feil, n 1. tegen de uitlating van
den heer Dubbeldeman over de preek in de
Pieterskerk
"De heer DUBBELDEMAN: die aanstellerij
kun je gerust laten.
De VOORZITTER deelt nog mede, dat
door de heer Bergers is voorgesteld de com
missie van de Bank van Leening uil te brei
den met twee raadsleden. B. en W. zullen
dit voorstel nader bezien.
Verder zegt hij. dal waar op Hemel
vaartsdag volgt Vrijdag 27 Mei, de 2e lam
mermarkt de grootste en zeer belangrijke. B.
en W. het voornemen hebben daarom dit
keer de Schrijversbrug van 57 of 6—8
uur wel te openen, al heeft de raad destijds
bij motie zich hiertegen uitgesproken Anders
zouden 3—4 rechercheurs werk hebben nu
maar een brugwachter.
De heer BAART maakt nog enkele opmer*
kingen, die de VOORZITTER beantwoordt
Rondvraag.
Mevr. v. ITALLIE vraagt nog eens de
aandacht voor de verontreiniging van
Nieuwe Rijn en Levendaal.
Kan de politie niet waken tegen inwerpen
van vuil of anders de gemeentereiniging dit
verwijderen
Mevr. DIETRICH wijst nog eens op het
staan van vele auto's in de Breestraat vooral
op Zondagavond, waardoor de veiligheid in
gevaar komt.
De VOORZITTER zegt onderzoek toe.
Hierna tegen halfzeven sluiting.
KEUZE TENTOONSTELLING JAN MANKES
IN DE KUNSTZAAL „DE RIETVINK"
TE WASSENAAR.
Zaterdag ten ure werd deze keuzeten-
toocstelling uit het levenswerk van wijlen
den schilder JaD Mankes voor genoodigden
geopend Met een enkel woord heette de
aanrichter van deze expositie, dc heer
J A. A. M. van Es, de aanwezigen wel
kom.
Allererst noemde hij mevr. Man>kesZer-
nike, echtgenoot© ran wijlen den schilder,
vervolgens jhr Storm van '6-Gravensnnde,
burgemeester van Wassenaar, prof Martin
directeur van het Mauritshuis, mr. dr. Van
Overvoorde, directeur van De Lakenhal,
enkele collega's schilders en tevens dankte
hij de bezitter» van Mankes' werken die
ondanks vaak groote opofferingen zich be
reid verklaarden voot deze tentoonstelling
hun kunstbezit te lecnen Last not least
noemde hij dr VaD Gelder, die op zi]°
verzoek zich dadelijk bereid verklaarde de
tentoonstelling met een rede te openen Bij
herinnerde er voorts aan, dat het dr Van
Gelder was. die het eerst een werk van
Manke* koebt voor openbaar bezit in
Van mevrouw Mankes Zemike, aldus spre
ker, weetjk. dat deze offioieeJe erkenning
den schilder op zijn ziekbed .goed
gedaan. Hierna verzocht de heeT Van Fs>
dr. Van Gelder zijn rede te willen uit
spreken, waaraan deze voldeed.
2-3