Purol bij doorzitten en stukloopen der Huid. KUNST EN LETTEREN. De heer 8CHÜLLER zegt, dat ln de stukken staat, wat hg heelt gezegd, niet hg was aan 'i woord. De WETHOUDER: Jawel, kwaardaardig uitgelegd De heer SCHQLLER blgft, trots de nieuwe toezeggingen der firma, de brug Ln strgd met de schoonheid achten. Wat geheime dingen betreft, die kunnen toch vervoerd in dichte kisten of zoo? De stoomleiding is z. l bovendien een rede te meer om met toe te staan. Die moet ondergronds. Stej je voor, dat er eens een lek ontstond. De industrie wil zgn fractie niet tegen werken, maar dit gaat te ver. Alsnog verdedigt hg zgn uitstelmotie. De heer BAART meent, dat ook de be>- woners der Waardgracht wel degelgk last zullen hebben van de briig. Is deze er eenmaal, dat kan de firma, trots toezegging doen, wat zg wil. Elders in de stad is de toestand veed gunstiger, naar hg nader uiteenzet. Do stoomleiding kan altgd gelegd worden, meent hg. Met wat goeden wil, kan de zaak best geregeld worden. Wethouder SPLINTER stelt voor, geboord het debat, het punt af te voeren van de Agenda. Z. h. at wordt daartoe besloten. 20o. Verordening, houdende wijziging van de verordening van den 22en Januari 1923 (Gemeenteblad No. 4) regelende de heffing van belastingen voor hel gebruik van hel Openbaar Slachthuis te Leiden (80 en 81) Goedgekeurd. 21o. Vaststelling van diet vermenigvuldi- gingscijfer. bedoeld in de verordening op de heffing eener plaatselijke belasting naar het inkomen te Leiden, voor het belastingjaar Mei 1927—Mei 1928 (96 en 97' Vastgesteld en gehandnaafd op 0.9, geijjk voorgesteld. INTERPELLATIE-KNUTTEL. De heer KNUTTEL meent, dat er weer een streven is van het B. A zich de werk- loozen van dak te schuiven, te»n aanzien van uitgetrokken transportarbeiders en dit onder allerlei voorwendsels. Gevreesd wordt zelfs voor afvoering en bloc, ook voor tuinlui. Een vijftal geval len zijn hem meegedeeld, waarover hij nadere gegevens verstrekt. VolgéDB schatting van een organisatie- leidér is 3/4 van die organisatie werkloos, dus werk is er niet, kan geconcludeerd worden. De controle van het B. A. ie niet alleen acherp, doob vaak -onjuiBt en in deze vallem, door hem gememoreerd, laat het de menechen maar, heel gemakkelijk, to taal los. Waar moeten die menschen van leven 1 Moet de bedelarij worden bevor derd of moeten de menschen verhongeren t De VOORZITTER zegt, dat het antwoord volgende vergadering zal worden gegeven. De heer KNUTTEL protesteert. Waar moeten die menschen in tusschentijd dan van leven. De VOORZITTER zegt, dat de zaak toch moet worden onderzocht. Wethouder SANDERS deelt mede Don derdag de vragen te hebben gekregen Di rect is een onderzoek begonnen, doch dit is nog niet gereed. Hij maakt van zijn recht gebruik om volgende zitting te ant woorden. Hij wil goed beslagen te® ijs komen. De heer KNUTTEL wil de menschen niet den honger ten prooi laten. Wethouder 8ANDER8 zegt. dat hem mi al is gebleken, dat de heer Knuttel din gen zei, die niet juiet zijn. Dat dient toch nauwkeurig vastgesteld. De VOORZITTER eluit de interpellatie. DE BANK VAN LEENING-BENOEMING. De heer 8IJTSMA doet nu lijn vragen over de bank van taeoing, deze nog kort toelichtend Hij vraagt dan, den Raad te willen rae- dedeelen zoo noodig nn Commissarissen te hebben geboord of bij de beoordee ling der sollicitanten inderdaad in eerste plaats gelet is op de bekwaamheid en de geschiktheid der caftdid&ten als boek houder, blijkende uit het bezit van een of meer waardevolle diploma's als zoodanig en uit de ervaring in de practijk opge daan ;en voorts of ook het college niet van oordeel ie dat bij gelijke bekwaamheid en geschiktheid aan sollicitanten uit de ge meente zelve de voorkeur had moeten worden gegeven I Bovendien vraagt hij, of het niet ge- wenscht is. de benoerorog weer aan den raad te brengen De VOORZITTER zegt, dat de vragen aan het verkeerde adros rijn gericht. B. en W hebben met deze benoeming geen bemoeienis. De raad heeft zelf deze kwes tie van benoemingen gelegd in handen van een commissie op vcfordracht van den di recteur. Zoolang de verordening aoo blijft, kunnen B en W niets doen. Men moet dus of de commissie vragen, of een voorstel doen tot wijziging der ver ordening, hctgèen B en W. echter nog niet als nuttig erkonnen De heer SÏJTSMA wij at op de drukte over deze zaak gemaakt, en de stof, die er over opgewaaid is B en W. hadden z.i. daarom een ohderznek moeten instellen, rich niet formeel geheel afzijdig houden. Ernstig zal hij overwegen een voorstel tot wijziging dér veoirdening te doen, zoo hij steun kan vinden in den raad De heer KOOISTRA meent, dat het goed zou zijn, als het aanwezige raadslid com missielid een uiteenzetting gaf om de kwade trouw te ti achten te ontzenuwen, die mee achter drie benoeming zoekt. De beer WILMER, bedoek) commissielid RECLAME. Leidsctie BeqralRnis-Onderneminp auto-transporten, crematie H P. H. KREREWEER TKLKMMIX HfU MCIl)KN 4030 had eerst willen zwijgen, doch zal nn toelf iet* zeggen. Hi; wijst ear op, dat de com missie deD raad geen verantwoordelijkheid schuldig is. Hij vertegenwoordigt de com missie niet en persoonlijk wil hij zijn mee ning niet geven Veel onwaars is er eohter geschreven. O.a. dat de benoemde geen diploma's had. Hij heeft er vere- heidene. Dit alleen wR hij even opmerken. De heeT EBBIKK: Zijn de commissie leden dus aan niemand verantwoording schuldig 1 De VOORZITTER: De raad kan ze niet herbenoemen De heer EBBINK: Dat is toch een dwaasheid, die veranderd moet worden. Vragen van den heer Wilbrink over den 1 Mei-dag. De heer WILBRINK doet dan zijn vragen: 1. Welke zijn de motieven geweest, die Burgemeester en Wethouders hebben ge noopt om in strijd met den geest van de Zondagswet op Zondag 1 Alei vergunning te geven tot het houden van een optocht met muziek en banieren, waardoor de Zondags rust in onze stad werd verstoord en zeer vele inwoners in hun godsdienstige overtui ging werden gekrenkt? 2. is het juist, dat het verzoek om ver gunning voor dezen optocht niet in de ver gadering van Burgemeester en Wethouders is besproken en zij dus persoonlijk door den Burgemeester zonder vooraf de Wethouders er in te erkennen, is verleend? 3. Zoo vraag 2 bovestigend mocht worden beantwoord, is het dan niet wenschelijk te achten, dat beslissingen, die namens Burge meester en Wethouders worden genomen en van zoo pnncipicele beteekenis zijn, eerst in het College worden besproken, opdat de ge kozen vertegenwoordigers der burgerij van hun zienswijze kunnen doen blijken? Kort licht hij deze vragen nog toe. Waar in Leiden de Christ beginselen een overwegenden invloed hebben, kon er z. i. geen reden zijn tol toestaan. Vraag 2 heeft hij gesteld om klaarheid te krijgen. De wethouders wisten er toch niets van, bleek hem kort te voren De heer v. STRALEN: dat is toch altijd zoo geweest. De heer WILBRINK kan niet rijmen dat namens B. en W. vergunning wordt gegeven, too de wethouders er niet van weten. En zoo de voorzitter inderdaad alleen heelt beslist, geldt zijn derde vraag. De VOORZITTER antwoordt hierop het volgende: Het College kan de vragen niet aanvaar den of beschouwen als een interpellatie De heer Wilbrink meent dat hel College gehan deld heeft in strijd met art. 4 der Zondags wet, doch het College is aan den Raad gee nerlei verantwoording schuldig over zijn be leid bij de toepassing dier wet. Hoe toch is de toestand? Artikel 4 van de Zondagswet verbiedt openbare vermakelijkheden, con certen etc. op Zondagen, maar laat daarop uitzonderingen toe en zegt dat het Plaatse lijk Bestuur, d. i. hot College van Burge meester en. Welhouders_yergunning kan ver: loenen mits na afloop van alle godsdienst oefeningen. Burgemeester en Wethouders zijn hier dus door de wet (niet een ge meentelijke verordening) geroepen hunne modowerking te verleenen bij de uitvoering daarvan. De wet had ook de Raad. een Com missie, de Minister of een andere autoriteit daarvoor kunnen aanwijzen, maar zij deed het niet en wees het College van Burge meester en Wethouders aan. Verantwoording voor zijn beleid te dezer zake Is het College aan niemand schuldig. Indien de heer Wilbrink voor oogen gehad heeft art 163 der Gemeentewet, luidende- „De Burgemeester en Weihouders zijn wegens het dagelijksch bestuur aan den Raad verantwoording schuldig, en geven te dien aanzien alle de door den Raad verlang de inlichtingen", dan vergist hij zich. want art. 183 zegt dat Burgemeester en Wethouders aan den Raad verantwoording schuldig zijn wegens hel da gelijksch bestuur, waaronder zeker niet valt de medewerking die Burgemeester en Weihouders krachtens art. 216 verleenen waar de w e t dit verlangt. Terwijl dus het College met nadruk een interpellatie afwijst en zich in geen enkel opzicht verplicht acht op de vragen van den heof Wilbrink te antwoorden, ie het bereid eenige inlichtingen te verstrekken, alleen omdat op onverantwoordelijke wijze bij een deel der bevolking een onjuiste meening ge wekt is, die tot onjuisle en onbillijke gevolg trekkingen geleid heeft. Over de motieven waardoor het Col lege zich laat leiden bij de bepaling van zijn gedragslijn, waarop de eerste vraag doelt, wenscht het College zich n i e t uit te laten. Zooals reeds gezegd, kan het College den Raad niet het recht toekennen, daarover mede te spreken, deze staan en blijven bui ten s Raads bemoeienis. Wie over de Zondagswet en haar toepas sing niet tevreden is, wendt zich tot de Landsregeering en hare organen en zoeke daar redres. Het Gemeentebestuur als zoo danig heeft met art. 4 der Zondagswet niets te maken. De tweede vraag is een feitelijke en naar aanleiding daarvan is het College bereid mede te deelen. dat het verzoek tot het hou den van de optocht op 1 Mei j.l. niet in het College ter sprake gekomen is vóór deze verleend was. De vergunning is door den Burgemeester verleend namens het Col lege. Toen de aanvraag bij mij inkwam en ik voor het eerst geroepen werd aan de toe passing der Zondagswet mede te werken, heb ik mijzelve de vraag gestald welke te dier zake mijn houding moest zijn en heb ik gemeend het beste te handelen door zóó lang aan het tot nu toe gevoerde beleid va»f tr houden, totdat mij overtuigend zou blij ken. dat een andere gedragslijn verkieselijk was Mij is toen bij navraag gebleken, dat het College sinds omtrent dertig iaren een zelfde gedragslijn consequent gevolgd hid en mijn besluil daarbij te volharden werd voor mij daardoor wel zeer aannemelijk. Mij bleek verder, dat. hoewel de sinds jaar en dag gevolgde gedragslijn gedurende dien 'ijd meerdere malen in het Collpge was ter sprake gewee6t, de Aanvragen om ver RECLAME. 2383 gunningen niet in het College werden teT tafel gebracth. doch door den burgemeester afgedaan, overeenkomstig de op dat punt bestaande gewoonte, zooals in lallooze an dere gevallen geschiedt en geschieden moet. Nadat de vergunning geteekend was. doch vóórdat de optocht plaats had is de zaak intusschen wèl ter sprake geweest in het College, doch is dienaangaande geen beslis sing genomen, omdat de vergunning reeds overeenkomstig de bestaande traditie ver leend was. Gegeven de sinds zooveel jaren bestaande gewoonte, zou er voor mij alleen dan aan leiding geweest zijn om de vraag van het verleenen der vergunning in het College ter sprake te brengen, indien ik een verande ring van gedragslijn had willen bepleiten. Waar ik dat niet wilde, lag hel niet op mijn weg een nieuwe uitspraak van het College te vragen, doch was het mijn plicht om de politiek, die naar mijn we'.en in de laatste 30 jaren in het College tot geen kritiek heeft aanleiding gegeven, onpartijdig toe te passen Hiermede zou ik kunnen volslaan, doch ik wil hier persoonlijk nog iets aan toe voegen. Iedere optocht, hetzij op werkdag of Zon dag kan door mij worden verboden. Ik kan dat doen als hoofd der politie, omdat ik vrees dat de openbare orde verstoord zal worden. Over mijn houding als zoodanig bon ik aan den Raad geenerlei verantwoor ding schuldig. Ik zou ook misschien iu^uit voering van de verordening op vermakelijk heden een door Burgemeester en Wethou ders toegestane optocht kunnen verbieden en had dus ook uit dien hoofde de 1 Mei- belooging kunnen verhinderen. Dat ik dat niet deed. komt omdat ik. gesteld dat ik de 1 Mei-optocht als een feest of ver makelijkheid zou willen beschouwen, ook in dit opzicht aan de bestaande traditie niet wilde raken, omdat ik ook in dit opzicht, meende veilig te gaan indien ik handelde als mijn voorganger, als burgemeester De Bidder en als burgemeester Was en die allen volgden diezelfde politiek. Het heefi mij gegriefd dat bij velen de gedachte gewekt is. dat ik hier. zoo kort na mijn optreden, verdacht moest worden een aanslag gepleegd te hebben op de gevoelens van velen ten aanzien van de heiliging van den Zondag. Hel heeft mij verbaasd, dat. waar ik juist dezelfde gedragslijn wilde volgen die onder drie mijnér voorgangers beproefd was ge bleken. mij verweten werd daarvan te zijn afgeweken en ik vraag mij af of men dan wilde dat ik partijdig te werk zou gaan. dat ik voor den eenen zou doen wat ik den an der weigerde Ik vraag mij af waarom, toen nog In 1924 op een Zondag aan dezelfde be volkingsgroep ec'Tij.vergunning voor een op tocht met muziek; 4fohiéren en verlichting verleend was. daiiroVet geen woord van protest viel; dat nu wèl geschieden moest. Wenscht men nu plotseling een strengere toepassing der Zondagswet? Zij, die dat wenschen, zij mogen zich nog wel eens ter dege bedenken alvorens zij zich wenden tot de organen, die daarvoor competent zijn. Indien zij zich de moeite willen getroosten dil eens na te gaan, zullen zij denk ik tot de slotsom komen, dal de toepassing der Zondagswet te Leiden strenger is dair in welke andere groote gemeente ook; zij mo gen bedenken, dat die toepassing dezelfde gebleven is of het College een linksche of een rechtsche samenstelling had en dus ge worden is een soort traditie, zij mogen be denken dat in. een gemeente, samengesteld al9 Leiden, niet ééne richting haar zienswijze kan doordrijven Zij mogen zich eindelijk afvragen of rij hun beginsel, dat door an deren wel geëerbiedigd, doch niet gedeeld wordt, zoo moeten willen handhaven, dat daardoor andersdenkenden belemmerd wor den. Zij mogen zich eindelijk afvragen of het politiek verstandig is een sinds jaren goed werkende toepassing der Zondagswet te gaan wijzigen. (De S. D. A. P. geeft luide blijken van instemming, gelijk ook tijdens het antwoord eenige malen). Wat de laatste vraag betreft over het College van B. en W., zegt de voorzitter, dat principieele beslissingen wel degelijk in hel College ter sprake moeten komen en zullen komen. De heer WILBRINK dankt voor de uit eenzetting doch hij kan het er niet mee eens zijn. Een onverantwoordelijke agitatie is z.i. niet gevoerd en zeker doet hij daar aan niet mee. Als een groote minderheid stond tegenover een andere groote minder heid, dan was het nog iets anders, maar hier is een Christelijke meerderheid. Van het volgen van een zelfde gedrags lijn kan toch geen sprake zijn. Waarom heeft de heer v. Eek dan bij de begroo- tingen altijd aangedrongen op vrijheid voor optochten met banieren etc.? (Geroep: ja wel, vóór 8 uur). Vorig jaar is toegestaan van het Station naar 'de Heerengracht te trekken langs den koristen weg. Hier was een grootsche optocht op Zondag nog niet eerder geweest en dit is nu geschied en nog wel alleen ter propaganda. Spr. erkent gevaren bij overheersching van één groep, doch daarvan is geen sprake. Het is geen heerschzucht (geroep: neen. onverdraagzaamheid), alleen uit beginsel komen wij op tegen het misbruik van den Zondag en dit is toegestaan door een Chris telijk college, want de meerderheid wil toch de Chr. beginselen uitdragen in 't openbaar leven Dit gaat niet buiten de kwestie om. Hier is toch gehandeld tegen het pro gram in waarop de wethouders zijn geko zen door hun kiezers in en buiten den raad. De heer SIJTSMA: Dan moet je ze weg sturen. De heer WILBRNK: Daarvan is geen sprake. Voor hem en zijn gelijkgezinden is het een kwetsend iets, dat deze optocht is toegestaan, die alle Zöndagsheiliging breekt. Wat 1 Mei betreft, is er ook geen prece dent. Vroeger zijn er wellicht eens studen ten-optochten geweest of zoo iets, maar dat is wal anders. De heer DUBBELDEMAN: Vertel ook eens iets over den zweefmolen, die bij het station staaH De heer WILBRINK spreekt zijn leed wezen uit oyer deze beslissing, te meer, waar er twee Chr. Hist, zitting hebben in het college. De voorzitter zeide de Chr. Hist, beginselen te zijn toegedaan, doch dit is geen toepassing daarvan, al kan hij daar van den voprzitter geen verwijt maken, waar hij geen lid is der partij. De heer EERDMANS: Haal mij den Zon dag eens uit God's woord! De heer ELKERBOUT: Och, jij bent een afgedwaalde. (Gelach). De heer WILBRINK: Wij zitten hier als vertegenwoordigers der Chr. beginselen en wij willen die handhaven en daarom zal spr. zich altijd verzetten tegen een afwij ken van de overheid van de beginselen, zijner partij. De heer ELKERBOUT is het met de zienswijze van den voorzitter heelemaal niet eens. De voorzitter volgt niet het voet spoor van zijn voorgangers. Alleen toege staan werd vroeger als het ware een be graven van een féést elders. Nu was het een demonstratie,- waarover het geheele college had dienen gehoord te worden. Een groot deel der bevolking is daardoor ge griefd: dat is al tot uiting gekomen op een bijeenkomst in de Stadszaal. waar de bur gemeester kwam. doch niet werd toege juicht. (Geroep: Schandelijk, een afspraakje 't is een schandaal). Dat was een uiting van leêd, nlêt van gebrek aan achting of niel-erkenning van aangestelde macht. (Geroep: Pharrzeeër). De heer ELKERBOUT: Houdt je kakels toch dicht. Het spgt spr. Gaarne zou hjj zien, dat nog eens deze kwestie in het college werd besproken. U bent niet geroepen, meneer de voor zitter. medewerking te verleenen, U kunt het doen, U moet het niet. U hebt de S.D.A.P. ook geen plezier gedaan; de heeren hadden liever een wg- zigmg gezien. (Luid gelach en gejoel). Dat had ook meer effect gegeven. Spr. vertrouwt, dat de voorzitter zich zal houden aan het raadsbesluit over optochten op Zondag, destijds genomen, (Geroep: bur gemeester De Vlugtl) en zelfs verder zal gaan, zooals ook het Hoofd van den Staat het voorbeeld geeft De heer WILMER geeft een kort over zicht van het standpunt dér R.-K. De R.-K. erkennen de Zondagsheiliging als een Goddelijk gebod. Het organiseeren van optochten, die niet dienen ter eere van God op Zondag beschouwen zjj als in méér of mindere mate in strijd dief de Zondags heiliging. Iets anders is echter het toelaten door de overheid. Hieromtrent oordeelen de R.-K. niet gelijk, gelijk ook in de Tweede Kamer bieck bg de stemming over de motie-Dnys, De diverse geestesstroomingen moeten gelijkelijk behandeld worden, doch de be oordeeling daarvan is niet altgd gelijk. Zelfs die R.-K., die het toestaan afkeuren, er den voorzitter echter geen verwijt van maken, omdat dezulken ook overtuigd zijn, dat het een zeer moeilijke materie betreft, die in eigen kring te beoordeolen heel lastig is. De heer VAN ECK merkt op, dat er toch nog een derde partij bij de zaak is betrokken, n.l. de S.D.A.P., die zich scherp zal verzetten tegen een beteugeling van hun rechten. Natuurlijk is spr. het niet geheel eens met den voorzitter, waar deze verantwoor ding in zeker opzicht weigerde. Volgens democratische beginselen is hij verantwoor ding schuldig, zelfs al is dit niet wettig •vastgelegd. Maar over 't geheel steunt hij den voorzitter. U hebt volkomen de ljjn~ der voorgangers gehandhaafd. Wanneer elders aan een mee ting is deelgenomen, is toch de bedoeling met een optocht ook Leiden daarin te doen deelen. En dat is door jhr. De Gijseiaar ook altijd toegestaan. En verder, deze rege ling was allang in orde voor wij wisten, dat de heer De Ggselaar sou heengaan. Dat is de waarheid. Wg willen, aldus spr., vrijheid van de monstratie, ook voor den Zondag- De Zondagswet wordt nergens gehand haafd, dit kan ook niet meer. Bij een gemengde bevolking moet men alleen traoh- ten elkaar niet te hinderen. Te Amsterdam is zelfs midden op den dag door een partijgenoot van den heer Eiker bont wel de optocht toegestaan De heer ELKERBOUT: Denk je dan, dat ik het met hem eens ben? De heer VAN ECK: Richt daar d^n uw interpellatie, niet tot dezen burgemeester, die niets nieuws heeft ingevoerd. Velen zijn gekreukt door de belemme ring van een rustige optocht over dag Bij een gemengde bevolking is dat ondragelijk en spr.'s fractie zaJ blijven strijden voor volkomen vrijheid. Wil de overzij verontwaardigd zijn, goed, doch laat zij dat eens op ander terrein zijn: op dat der slechte belastingregeling, op dat der slechte woningtoestanden etc., doch op dit fcerein zwijgt de overzij. Ook ernstige men&ihen willen veel an ders dan de kerkgangers, dat vergete men niet. De overheid moet voorgaan in ver draagzaamheid Laat ieder den Zondag be steden als hu wil. De opvatting, met met- kerkgangers behoeft geen rekening te worden gehouden i* grievend en kwetsend. Zijn fractie gaat geen stap terug en tal blijven strijdeD voor gelijkwaardigheid; na deze interpellatie krachtiger dan ooit De heer BAART wgst op een betooging in Nijmegen te houden in Juli, door de R.-K, en midden overdag nog weL j (Geroep: Dat is een godsdienstig doel). Vrijheid voot ieder, zij de leus. De heer DUBBELDEMANDe heereu Wilbrink en Eikerbout meenen, dat zij alleeD de Christ beginselen id pacht heb ben en misschien de R.-K ook nog een beetje Zij mogen echter bedenken, dat duizenden S.D.A P 'ers in 't Noorden des lands even prat op hun Chr. beginselen zijn. De heer KNUTTEL: Je hebt er in Lei den ook aJ. De heer DUBBELDEMANVoor hen zijn die Chr. beginselen even heilig Op 1 Mei was «pr in de Pieterskerk. Daar was toen geen preek, maar een rede van een Chr.-Hist Dzzrzne? ontheiligt men den Zondag aieitl D© VOORZITTER zegt noch den aanval te vTeezen, noch verdediging noodig te hebben; een volkomen neutraal standpunt moot hij innemen en zal hij mnémen. Zijn streven is gewc««t een politiek te volgen, die de beste oplossing was gebleken Hij wil gaarne aannemen, dat in het ooilege van B. en W vroeger de kwestie wel eens bcsproke® is Een andere gedragslijn acht. te hij niet geroepen te volgen. Men bedenke daarbij een rechtsch col lege zal niet altijd uitvoeren Chr Hist plus Anti-Revol politiek en ook zelfs een rechtsch college kan verder gaaD dan al leen rekening houden met wat het zelf wenscht en ook in acht nemen wat anderen willen. Tussche® ontheiliging van den Zondag en belemmering van vrijheid moet ©en compromis gevonden worden. Dat het een novum is ontkent hij ten stelligsi; het is .voortzetting der traditie; eerder is toestemming niet verleend omdat deze niet gevraagd werd. Was deze wel gevraagd, zij zou gegeven zijn. Dat me® spr. op de Christ. Oranjeven. eeniging niet heeft wille® toejuiche® om toejuichen heeft hij met gevraagd laat hi' geheel voor rekening der heeren, die hem tot gast hebben gehad. Wethouder MEYNEN legt nog eens de nadruk op het feil. dat de wethouders geen verantwoording dragen, voor de beslissing. De heer Wilbrink zegt. dat hij de S. D A. P. niet beschouwt als minderwaardig, maar in een Chr. land moeten de Chr. beginselen gehandhaafd worden Er zijn zoovele belem meringen der vrijheid; ieder heeft wel eens wat te laten terwille van anderen. H Gaat om het principieele ChT beginselen en S. D, A. P. kunnen niet samengaan bij Zondags heiliging etc. De heer DEUMER protesteert tegen een persoonlijk feil, n 1. tegen de uitlating van den heer Dubbeldeman over de preek in de Pieterskerk "De heer DUBBELDEMAN: die aanstellerij kun je gerust laten. De VOORZITTER deelt nog mede, dat door de heer Bergers is voorgesteld de com missie van de Bank van Leening uil te brei den met twee raadsleden. B. en W. zullen dit voorstel nader bezien. Verder zegt hij. dal waar op Hemel vaartsdag volgt Vrijdag 27 Mei, de 2e lam mermarkt de grootste en zeer belangrijke. B. en W. het voornemen hebben daarom dit keer de Schrijversbrug van 57 of 6—8 uur wel te openen, al heeft de raad destijds bij motie zich hiertegen uitgesproken Anders zouden 3—4 rechercheurs werk hebben nu maar een brugwachter. De heer BAART maakt nog enkele opmer* kingen, die de VOORZITTER beantwoordt Rondvraag. Mevr. v. ITALLIE vraagt nog eens de aandacht voor de verontreiniging van Nieuwe Rijn en Levendaal. Kan de politie niet waken tegen inwerpen van vuil of anders de gemeentereiniging dit verwijderen Mevr. DIETRICH wijst nog eens op het staan van vele auto's in de Breestraat vooral op Zondagavond, waardoor de veiligheid in gevaar komt. De VOORZITTER zegt onderzoek toe. Hierna tegen halfzeven sluiting. KEUZE TENTOONSTELLING JAN MANKES IN DE KUNSTZAAL „DE RIETVINK" TE WASSENAAR. Zaterdag ten ure werd deze keuzeten- toocstelling uit het levenswerk van wijlen den schilder JaD Mankes voor genoodigden geopend Met een enkel woord heette de aanrichter van deze expositie, dc heer J A. A. M. van Es, de aanwezigen wel kom. Allererst noemde hij mevr. Man>kesZer- nike, echtgenoot© ran wijlen den schilder, vervolgens jhr Storm van '6-Gravensnnde, burgemeester van Wassenaar, prof Martin directeur van het Mauritshuis, mr. dr. Van Overvoorde, directeur van De Lakenhal, enkele collega's schilders en tevens dankte hij de bezitter» van Mankes' werken die ondanks vaak groote opofferingen zich be reid verklaarden voot deze tentoonstelling hun kunstbezit te lecnen Last not least noemde hij dr VaD Gelder, die op zi]° verzoek zich dadelijk bereid verklaarde de tentoonstelling met een rede te openen Bij herinnerde er voorts aan, dat het dr Van Gelder was. die het eerst een werk van Manke* koebt voor openbaar bezit in Van mevrouw Mankes Zemike, aldus spre ker, weetjk. dat deze offioieeJe erkenning den schilder op zijn ziekbed .goed gedaan. Hierna verzocht de heeT Van Fs> dr. Van Gelder zijn rede te willen uit spreken, waaraan deze voldeed. 2-3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 6