PAPIEREN ROZEN
No. 20589
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 28 April
Tweede Blad
Anno 1927
BINNENLAND.
FEUILLETON.
I OITICIEELE BERICHTEN.
Bij Kon. Besluit is benoemd tot Officier
van Justitie bij de rechtbank te Almelo rnr.
S. E- i M. van Dier, sub9t.-officier van Jus-
I titie bij de rechtbank te Rotterdam;
is benoemd tot rechter te Roermond mr.
H. Diephuis, subst.-griffier bij de rechtbank
te 's-Hertogenbosch; te Alkmaar mr. J.
Krabbe, subsL-griffier bij de rechtbank te
Amsterdam
is eervol ontslagen H. van Rossenberg,
directeur van het Huis van Bewaring te Alk
maar, in verband met het voornemen om
hem in een andere betrekking te benoemen;
is op verzoek eervol ontslagen met denk-
betuiging voor de diensten, door hem bi] de
politie bewezen C. van Asperen, als com
missaris van politie te Amsterdam;
is op verzoek eervol ontslagen H. J. Oos-
ting, als notaris te Emmen;
is op verzoek eervol ontslagen met dank
betuiging voor de in rechterlijke betrekkin
gen bewezen diensten, mr. B. W. F. Kro
nenberg, als president van de rechtbank te
Middelburg.
NA DE VERWERPING
VAN HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG
Minister Beelaerts van Blokland
in de Eerste Kamer.
Vertronwen in de toekomst
In zijn beantwoording der verschillende
sprekers bij de behandeling van de Be-
groofcing van Buitenlandsche Zaken in ue
Eerste Kamer heeft minister Beelaerts van
Blokland gisteren ten aanzien van Bel
gië de volgende verklaring afgelegd:
„Het kan niet in de bedoeling liggen,
thans terug te treden in de debatten,
welke bier in deze vergadering in de vorige
maand hebben plaats gehad Dat zou niet
nuttig zijn en het zou ook niet goed zijn.
Er is met betrekking tot het verdrag, dat
van die debatten bet onderwerp vormde,
zoowel door sommige tegenstanders als
door sommige voorstanders, zoowel aan
deze als aan gene zijde der grens, wel het
een en ander gezegd, dat misschien beter
niet gezegd ware gebleven.
Liever dan op het verleden slaan wij
het oog op de toekomst.
Er is geen reden om niet met vertrouwen
de toekomst tegemoet te gaan. Nederland
en België zijn nu eenmaal door hun on
derlinge ligging op elkander aangewezen.
Het is een wederzijdsch belang en het is
ook een algemeen Europeesch belang, dat
deze beide landen in goede verstandhou
ding met elkander leven en zich als goede
buren met elkander verstaan.
Kleine wrijvingen kunnen uiteraard tus-
cshen landen, die aan elkander grenzen,
lichter voorkomen dan tusschen landen, die
door een grooteren afstand gescheiden zijn.
Het is, wanneer men in vrede en vriend
schap wil leven, eisch van staatkundig be
leid, hetgeen tot zoodanige wrijvingen aan.
leiding zal kunnen geven, zooveel mogelijk
bijtijds uit den weg te ruimen.
De specifieke juridische grondslag van de
onderlinge verhouding tusschen Nederland
en België wordt gevormd door de schei-
dingsregeling van 1839, waarin de weder-
zijdsche verphohtingen staan omschreven.
In het nakomea van zijn verplichtingen is
Nederland niet tekort geschoten. En wan
neer er thans aanleiding bestaat om tot
een herziening van enkele bepalingen dier
Bcheidingsregeling onze medewerking te
rerleenen, dan dient het wel te zijn ver
staan, dat er geen rechtsgrond is, krach
tens welken van Nederland meer zou kun
nen worden gevorderd dan waartoe het
tot dusver gehouden was.
Het gaat intusschen volstrekt niet uit
fluitend om een juridisch probleemen nrt
het feit, dat Nederland tot geenerlei con
cessie verplicht is, volgt, geenszins, dat
Nederland in beginsel afwijzend zou staan
tegenoveT Belgische desiderata op econo
misch terrein die verband houden met oo
ligging van België ten opzichte vaD ons
land. Integendeel, de Regeering heeft in
de jongste discussies de bevestiging gevon
den van haar overtuiging, dat zij rekenen
kan op de instemming van de Staten-Ge
neraal, wanneer met België overleg plaats
heeft over hetgeen ter tegemoetkoming aan
die desiderata zou kunnen worden gedaan
en wanneer onderhandelingen worden ge
voerd om te komen tot regelingen waar
door de wederzijdsche belangen van beide
landen worden gediend.
Aannemende, dat België met gelijke ge
voelens is bezield, is de Regeering er van
overtuigd, dat vriendschappelijk overleg
tusschen de beide Regeeringen, voorafge
gaan door een nader onderzoek van ver
schillende punten en raadpleging van be
trokken lichamen, zaï leiden tot een resul
taat, dat aan beide landen bevrediging
6ohenkt, en dat recht zal doen wedervaren
aan de politiek van tegemoetkoming en
toenadering, welke in de laatste jaren is
nagestreefd."
Voortzetting der kwajongensstreken.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
zijn bij verschillende inwoners van Spek-
holzerheide, gemeente Kerkrade. dezelfde
strooibiljetten als te Maastricht Zondag uit
een vliegmachine werden geworpen, onder
de deur door gestoken.
DE INTERN. ARBEIDSCONFERENTIE
TE GENEVE.
Bij Kon. besluit zijn benoemd tot leden in
de afvaardiging van Nederland naar de 10de
Int. Arbeidsconferentie, welke op 25 Mei
a.s. te Genève is bijeengeroepen:
tot afgevaardigde van de Nederlandsche
Regeering. tevens voorzitter delegatie Z. E.
Mgr. dr. W. H. Nolens, Minister van Slaat,
lid der Tweede Kamer; 4
tot afgevaardigde der Nederlandsche Re
geering C. J. P. Zaalberg, directeur-generaal
van den Arbeid;
tot afgevaardigde, vertegenwoordigende de
Nederlandsche Werkgevers, mr. dr. L. F. H.
Regout, voorzitter van de afdeeling Neder
land der Internationale Organisatie van ïn-
dustrieele werkgevers, directeur Porcalem-
fabriek en Muurlegelfabriek Mosa en gas
fabriek Stella te Maastricht;
tot afgevaardigde, vertegenwoordigende de
Nederlandsche arbeiders- E. Kupers, tweede
voorzitter-secretaris van het Nederlandsch
Verbond van Vakvereenigen;
tot technisch adviseur van de Regeerings-
gedelegeerden: Mej. mr. G. J. Steinberg, refe
rendaris bij het Departement van Arbeid,
Handel en Nijverheid;
tot technische raadslieden van afgevaar
digde werkgevers:
Mr. P. W. J. H. Cort van der Linden,
secretaris van de afdeeling Nederland der
Internationale Organisatie van Industrieele
Werkgevers, toegevoegd lid van den Raad
van Beheer van Int. Arbeidsbureau;
Mr. dr. J J. M. Noback, secretaris van de
Vereeniging Centraal Overleg in Arbeidsza
ken voor Werkgeversbonden, secretaris Al
gemeens Werkgeversvereniging te Haar
lem;
tot technische raadslieden van afgevaar
digde voor arbeiders:
P. .T. S. Serrarens, bestuurslid van R. K.
Werkliedenverbond en secretaris van In [er
na! ionaal Christelijk Vakverbond;
H. Amelink, secretaris Christelijk Natio
naal Vakverbond in Nederland ey penning
meester van Int. Christelijk Vakverbond.
WIJZIGING DER SUCCESSIEWET.
Een wetsontwerp bij de
Tweede Kamer ingediend
By de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot wijziging der Successiewet.
Aan de Memorie van Toelichting wordt het
volgende ontleend
Voor de regeling van het recht van Suc
cessie kunnen de schulden ten laste van
den overledene van de baten worden af
getrokken. Deze aftrek wordt echter niet
onbeperkt toegelaten, er moet eenige waar
borg zyn, dat alleen schulden worden op
gegeven, tot betaling waarvan de erflater
had kunnen worden gedwongen.
Daarom bepaalde art. 50 letter a, der
Successiewet, dat ten aanzien van de daar
omschreven schulden, het authentieke of
ondershandsche geschrift, of het andere
middel, waarmede dat bewys zou kunnen zyn
geleverd, moet worden omschreven.
Deze redactie bleek echter niet geheel
voldoende te ztjn, en de wetgever vond
aanleiding aan de bepaling toe te voegen:
„beroep op den beslissenden eed als bewijs
middel wordt niet toegelaten".
Daardoor bleef alleen een beroep op
schriftelijk bewijs en op getuigenbewys mo
gelijk.
Tegen de handhaving van het getuigen
bewys bestond destijds weinig bezwaar, om
dat door art. 50 letter a aheen omsenryving
van het bewijsmiddel wordt verlangd, indien
hetgeen aan dezelfde persoon of dezeifde
personen in totaal verschuldigd is, meer
dan foOO bedraagt. Daar art. 1933 B. NV.
het getuigenbewys oitsloot om het bestaan
te bewijzen van een akte of overeenkomst,
waaruit een schuld van f300 of daarboven
voortvloeide, kan slechts in zeldzame ge
vallen van omschrijving door middel van
geuugenbewys sprake zyn.
Art. 1933 is thans eenter vervallen, zoo
dat getuigenbewys nu in dit opzicht on
beperkt wordt toegelaten. Daardoor is, voor
wat de toepassing van art 50, letter a, be
treft ten aanzien van het getuigenbewys
dezelfde ongewenschte toestand ontstaan als
waaraan de wetgever vroeger, in verband
met den beslissenden eed, een einde maakte.
Het kemt den Minister voor, dat daarom in
do wet moet worden bepaald, dat alleen
op schriftelijk bewijs een beroep kan worden
gedaan. Dit zal ten gevolge hebben, dat
alleen beroep kan worden gedaan op het
bewijsmiddel, dat ook door den rechter als
zoodanig moet worden aanvaard.
Mocht van een schuld geen schriftelijk
bewijs bestaan, maar meenen belanghebben
den die op een of andere wijzetoch te
kunnen bewijzen, dan kunnen zij overeen
komstig het voorlaatste lid van art 50 aan
den daarbedoelden hoofdambtenaar of aan
tien rechter, zoo niet naar de eischen van
het burgerlijk recht, dan toch overtuigend
aantoonen, dat de schuld reeds vóór bet
overlijden bestond; daarbij kunnen zjj even
tueel van getuigenbewys gebruik "ïnaken.
Voorts stelt de Minister voor om aan art
73 eeD nieuw lid toe te voegen, luidende:
„Bij de vaststelling van het bedrag, waarover
de rechten van successie en van schenking
worden berekend, wordt geen rekening ge
houden met eenige door den erflater of
den schenker gemaakte bepaling aangaande
het dragen van die rechten".
De redactie van deze wetsbepaling is zóó
ruim dat daaronder ook kan worden gebracht
het menigmaal voorkomend geval, dat het
vruchtgebruik is besproken van een nalaten1
schap, na aftrek der verschuldigde succes
sie-rechten.
Overigens merkt de Minister op, dat do
voorgestelde bepaling alleen een voorschrift
geeft omtrent de vaststelling van het be
drag, waarover de rechten van successie
worden geheven.
VRAGEN VAN KAMERLEDEN.
Overwegen.
De heer Krjjger, lid van de Tweede Kamer,
heeft aan den Minister van Waterstaat de
volgende vragen gesteld
Is de Minister bereid mede te deelen of
het onderzoek in zake afsluiting van over
wegen, waarvan door hem mededeeling werd
gedaan in de zitting van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, gehouden op 9 Dec.
1926, reeds is afgeloopen, en, zoo ja, tot
welk resultaat dit onderzoek heeft geleid?
Is de Minister niet overtuigd, dat het
op 19 dezer voorgekomen ongeval met doo-
delyken afloop op den onbewaakten over
weg naby Kethel het onhoudbare van den
toestand aldaar heeft aangetoond en is Zyne
Excellentie bereid te bevorderen, dat de
afsluiting van dien overweg onverwijld worde
hersteld?
DE WEGENBELASTING.
De heer Kortenhorst, lid van de Tweede
Kamer, heeft aan de Ministers van Financiën
en van Waterstaat de volgende vragen
gesteld:
1. Zijn hun Excellenties bereid aan do
Kamer mede te deelen, of op de aanvragen
om geheele of gedeeltelijke vrijstelling van
de Wegenbelasting, overeenkomstig lid 4
van art 6 der Wegenbelasting, vóór 1 Mei
e.k. zal zijn beschikt?
2. Zoo dit niet het geval mocht zijn,
zijn hun Excellenties dan bereid, in af
wachting van een definitieve beslissing, voor-
loopige vrijstellingen te verleenen aan aan
vragers, die tijdig een verzoek als boven
bedoeld hebben aanhangig gemaakt?
ECONOMISCHE VOORLICHTING.
De heer Van Wijnbergen, lid van de
Tweede Kamer, heeft a3n den Minister van
Financiën de volgende vragen gesteld:
1. Is de Minister bereid de motieven
mode te deelen, die nem en zijn ambtge-
nooten van Buitenlandsche Zaken, van
Koloniën, van Arbeid, Handel en Nijverheid
en van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
hebben doen afzien van het aanvankelijk
voornemen, de commissie tot het instellen
van een onderzoek naar de meest wensche-
lyke organisatie en inrichting van den eco-
nomiscben voorlichtingsdienst, niet zoo een
zijdig samen te stellen als sedert is geschied,
nu daarin naast het ambtelijk element uit
sluitend de groot-industrie vertegenwoordigd
is?
2. Is de Minister niet van oordeel, dat
veel meer dan de groot-industrie, die des
noods de door haar noodig geachte econ-
nomische voorlichting zelf zou kunnen be
kostigen, andere takken van bedrijf, met
name de landbouw, de kleine nijverheid en
de handeldrijvende middenstand, veel belang
hebben bij economische voorlichting, en zij
daaraan ook veel grooter behoefte hebben,
terwjjl de economische voorlichting voor die
takken van bedrijf veelal ook een ander
karakter heeft dan voor de groot-industrie?
3. Is de Minister niet van oordeel, dat
gevaar bestaat, dat het advies der com
missie, zooals deze thans is samengesteld,
onvoldoende rekening zal houden met de
wenschen en de belangen van andere takken
van bedrijf dan de groot-industrie, bij een
goede organisatie en inrichting van den
economischen voorlichtingsdienst?
4. Is de Minister bereid, alvoreas aan
het rapport der commissie, zooals deze thans
is samengesteld, eenig verder gevolg kan
geven, daaromtrent het oordeel in te winnen
van deskundigen uit andere takken van be^
drijf dan de groot-industrie, re>pectie\ elyk
van de organisaties uit die andere takken
van bedrijf?
NAASTINGSPRIJS SPOORWEG
ZUTPEEN—PRUISISCHE GRENS.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot bekrachtiging van een over
eenkomst met de Nederlandsch-Westfaal-
sche Spoorweg-Maatschappij in liquidatie
betreffende den naastingsprijs van den
spoorweg van Zutphen langs Winterswijk
naar de Pruisische grens in dc richting van
Bocholt.
Dc prijs is bepaald op f3.857.771.74.
DE REGEERING EN T GEORGANISEERD
OVERLEG.
In een Zak-rqag te Ulrecht gehouden ver
gadering van het hoofdbestuur van den Gen
tralen Nederl. Ambtenaarsbond met de ver
tegenwoordigers van dien Bond in de ver
schillende bijzondere commissie van overleg
is de volgende motie aangenomen:
De vergadering, enz., overwegende, dat
verschillende vraagstukken ten opzichte van
de regeling van de arbeidsvoorwaarden van*
het rijkspersoneel, zooals rechtspositie, sala-
rieering en classificatie, dringend om oplos
sing vragen;
constateerende, dat de regeering alles na
laat te doen, wat hel brengen van die op-
lóssing kan bevorderen, en zelfs het centraal
georganiseerd overleg door niet bijeenroe
ping practisch builen werking stelt;
protesteert tegen deze tactiek der regee
ring, waardoor aan de organisatie rechtma
tige invloed op de regeling van de arbeids
voorwaarden van het rijkspersoneel wordt
onthouden, en het door de regeering zelf in
gestelde centrale overleg wordt genegeerd;
juicht toe, dat het algem. comité ter be
hartiging van de belangen van overheids
personeel thans het initiatief heeft genomen
tot het bijwonen van de centrale commissie
van overleg;
besluit een krachtige actie te voeren om
in den voor het personeel zoo nadeeligen
toestand ten spoedigste verandering te bren
gen, en gaat over tot de orde van den dag.
RECLAME. I
MIJN HAR DX's
Hoofdpijn-Tabletten CO et
Laxeer-Tablelten 60 ct
Zenuw-Tabletten 75 et
Staal-Tabletten £0 ei
Maag-Tabletten 75 e»
By Apothekers en Drogisten
11-92
Z.-HOLL. DRANKWEERCOMITé.
Onder presidium van den heer G. P- Bon,
werd de jaarvergadering gehouden van het
Prov. Drankweercomité in Zuid-Holland.
Na het uitbrengen der jaarverslagen wer
den de aftredende bestuursleden, de heeren
G. P. Bon te 's-Gravenhage (R. K. Kruisver-
bond), J. Meyerink te Rotterdam (Nat. Chr.
Geh. Onth. Ver.ï en W. C. F. Scheps te
's-Gravenhage (Ger. Ver. v. Dr.) herkozen.
TUBERCULOSE-BESTRIJDING.
Het bestuur van de Nederl. Centrale Ver
eeniging tot bestrijding der tuberculose
kwam te Utrecht in voorjaarsvergadering
bijeen.
De .vergadering werd geleid door den
ondervoorzitter der vereeniging. dr. J. D.
Hefting.
O. m. werd het vraagstuk der samenwer
king met de Alg. Ned. Vereeniging „Het
Groene Kruis" en met het ..Roode Kruis
inzake de opleiding van wijkverpleegsters-
huisbezoeksters besproken.
Over de vraag of meer dan één plaatse
lijke vereeniging in éénzelfde gebied lid moet
kunnen zijn van de Provinc Vereeniging tot
bestrijding der tuberculose, waren de mee
ningen verdeeld. De meerderheid verklaarde
zich echter vóór het toelaten van meer dan
één vereeniging.
Een voorloopig plan van eenigszins fees
telijke herdenking van het 25-jarig bestaan
der vereeniging kwam ter sprake. Er zal
hiervoor een commissie worden gevormd.
DE WERKVERRUIMING.
Een delegatie van het N. V. V., beslaande
uit Van de Walle, Kupers en Stenhuis. heeft
een onderhoud gehad met den minister-pre
sident en den minister van Binnenlandsche
Zaken, welk onderhoud werd bijgewoond
door den thesaurier-generaal,'den heer van
Doorninck.
De delegatie drong er bij de Regeering op
aan, de werkverruiming te centraliseeren,
de aanwezige werkobjecten in versneld
tempo en in groaten omvang aan te pakken.
De delegatie meende, dat de werkverrui
ming zoo diende te worden georganiseerd,
dat in korten tijd 20 a 25.000 man uit do
steden zouden kunnen worden te werk ge
steld en dat de daarvoor noodige gelden
moesten worden beschikbaar gesteld.
De Minister-President wees op de vele
productieve werken, welke thans in uitvoe
ring of voorbereiding zijn. onder welke zéér
omvangrijke, als de drooglegging van de
Zuiderzee en de uitvoering van het Wegen
plan, benevens verschillende andere, die uit
den werkloosheidspost worden bekostigd,
Intusschen waarschuwde de Minister, dat
lang niet alle werken, welke als productief
worden aangekondigd dit hij nauwkeurig
onderzoek ook werkelijk blijken te zijn.
Wanneer men. om tijdelijk de werkloosheid
te verzachten, vele geld-verslindende wer
ken onderneemt, waarvan de productiviteit
niet vaststaat, dan spant men de paarden
achter den wagen, wijl overmatige publieke
lasten het herstel van het economisch leven
belemmeren en du9 de natuurlijke, auto
matische vermindering der werkloosheid
tegenhouden.
Ook dient het gevaar vermeden, om door
de uitvoering van uiteraard slechts lijde
lijke overheidwerken werklooze arbeiders te
leiden in een richting, waarin thans reeds
een overcompleet van arbeidskrachten aan
wezig is.
Opgemerkt werd nog. dat ontginningswer
ken. die productief zijn. blijkens de ervaring
soms ook van particuliere zijde worden ter
hand genomen.
Centralisatie van de werkverruiming
De Roman van een 'Circnsmeisje.
Uil het Engelsch van RYBY M. AYRES.
Vertaald door J. van der Sluys.
(Nadruk verboden).
8)
Ik wilde, dat ik iets meer voor U kon
doen, stamelde hij.
Zij zwegen evener kwam een blo9 op het
oleeke meisjesgezicht en zij sloeg haar
oogen neer. L)e gebrekkige draaide zich plot
seling om, klom den wagen weer binnen en
smeet de deur met een smak dicht.
De jonge Briton was blij dat hij weg ging.
Het drong ineens tot hem door dat hij gaarne
wat tot het meisje zou willen zeggen.
Slaat die schurk U dikwijls? vroeg hij
kortaf.
Zij schudde het hoofd.
Wie is hij? vroeg Briton. Uw vader?
.T~ Neen, hij is hier directeur. Hij voedde
mij op.
-- Dat heb ik gemerkt I
Ui] keek medelijdend naar haar.
Arm kind. zei hij medelijdend,
ha 6en impuls sloeg zij haar
snikken V°°r 00gen en ^eg0D heftig te
:t~" O» 'k wou dat ik maar dood was. Was
maar dood
'f vanV?Dge ^n'on was onder den indruk;
Wa<i i- 008enbhk af, waarop zij het circus
komen binnenzweven, had hij mede
lijden met haar gehad, zonder zich van het
waarom rekenschap te kunnen geven; maar
na hetgeen hij nu gezien had de opgehe
ven vuist van dien schurk, die tecre ge
kneusde armen dacht hij met afschuw
aan hel lot van het meisje, dat zoo'n behan
deling moest verduren. Alle vrouwen, die hij
tot nu toe gekend had, waren dames ge
weest, die met zorg en liefde omringd wor
den maar nu dit arme meisje.
Impulsief legde hij zijn hand op haar
schouder.
O. huil toch niet zoo. Er is heclemaal
geen reden om te huilen. Wat kan ik doen
om je te helpen? Ik heb geld in overvloed.
Hij zei het heel gewoon zonder een zweem
van grootspraak. Het was ineens tot hem
doorgedrongen, dat er vele kleine mademoi
selle Rosalies op de wereld moesten zijn en
dal hij slechts éen van die duizenden was,
die haar doornig pad wat aangenamer kon
maken als hij slechts wilde.
Nog nooit had de echte ellende aan zijn
deur geklopthij had wel eens een bedelaar
een paar stuivers gegeven een9 had hij
een straatbengel uit de modder opgehaald en
zijn tranen gedroogd met een kwartjear
moede en nood waren dingen, die hij alleen
maar van hooren zeggen kende, nooit was
hij er werkelijk mee in aanraking gekomen.
Het meisje hief haar betraand gezichtje op
en kepk hem nieuwsgierig verbaasd aan.
Tranen roode poeder hadden haar gezicht
met vuile vegen bedekt, maar toch zag zij
er lief en aantrekkelijk uit. Zij had zacht,
blond baar, de fijne neus en de kleine mond
waren onberispelijk gevormd.
Er was een smartelijke, schichtige blik in
haar oogen: zij keken langs den jongen Bri
ton heen, angstig in de duisternis achter hem
zoekend,
Wees maar niet bang, zei hij zacht. Ik
(rek me van geen van die schurken hier wat
aan. Waarom sloeg die man je?
Zij fluisterde gejaagd:
Hij zei. dat ik bang was en aarzelde,
maar dat deed ik niet, hoewel ik er een
grooten hekel aan heb. U weet niet hoe ik
dat vreeselijke trapezium haat Op een kwa
den dag zal ik er af vallen en sterven. Er
klonk doodsangst in haar stemEens
probeerde ik weg te loopen. maar ik had
heelemaal geen geld. en hij Shorney
vond mij. en.... Zij hield op; haar oogen
bileven geveSligd op het raam boven de ge
sloten deur van den kermiswagen. Briton
volgde haar blik nieuwsgierig; tusschen de
korte roode gordijnen zag hij de kwaad
aardige oogen van den gebrekkige.
Het meisje sloeg haar armoedigen mantel
om zich heenzij deed een stap op zij.
Ik moet gaan; zij zullen begrijpen wat
ik tegen U zeg. O, laat mij als 't u blieft
gaan, herhaalde ze toen de jonge Briton
haar tegen wilde houden.
Hij liet haar voorbijgaan.
Ik zal vanavond hier terugkomen, om
negen uur. U mag hier bij deze menaehen
niet langer blijven. Wilt U op mij wachten
om negen uur?
Zij antwoordde iets onverstaanbaars
zij rende over het doorweekte veld.
De jonge Briton stak een sigaret op. Hij
voelde, dat de ander nog steeds naar hem
stond te kijken; maar vrees had hij nooit ge
kend en kendp hij ook nu niet Hij gooide
den afgebrandpn lucifer in de modder en
wandelde kalm weg.
Er was een vreemd, gelukkig gevoel in
zijn hart voor de eerste maal in zijn leven
begreep hij. dal hij dankbaar mocht zijn
voor den rijkdom die hem wachtte; hij was
vol verlangen dit arme meisje met haar be
traande oogen, die hem zoo deden denken
aan zijn gestorven moeder, te helpen.
Het begon weer (e regenen toen hij het
groote sombere huis onder de boomen be
reikte. Hij versnelde zijn pas. Een auto met
groole voorlampen stond voor het open hek
Terwijl hij binnentrad kwam een man
een dokter uit de hall de stoep op; de
oude Fergerson, de (amiüe-advocaat, volgde
hem op de hielen Beide mannen bleven
stilstaan toen zij de jongen Briton zagen.
Hij rende de stoep op naar hem toe.
Goedenavond, dokter; hoe gaat het met
vader.beter?
Het was de oude Ferger9on, die ant
woordde:
Uw vader is overleden, Roderick...
zei hij op ernstigen toon.
II.
Er heerschle een beklemde stilte, toen de
oude Fergerson klaar was met lezen en over
zijn goud-omranden bril geagiteerd naar den
jongen Briton keek. die aan het einde van
de lange eiken tafel zat. Zijn gezicht was
bleek en grimmig, terwijl zijn handen de
leuningen van zijn stoel omklemden.
Het spijt mij Roderick meer dan ik je
kan zeggen. zei hij hortend; er klonk op
recht medegevoel in zijn stem Ondanks het
perkamentige en slijfdeftige. dat hem als een
taaie huid omgaf, was er steeds een zwakke
plek in zijn hart geweest voor den iongen
Roderick, al was hij dan ook altijd een zwart
schaap geweest.
Nog een week geleden heb ik je vader
verzocht om zijn besluit te herzien....
helaas vergeefs.
De drukkende stilte was er weer,
De groote, deftige huisknecht, zittend aan
het einde van de lange rij bedienden, kuchte
bescheiden.het zwakke geluid klonk
hol in de stilte; de blozende keukenmeid
veegde een traan weg van haar glimmend
gezicht en fluisterde tot het binnenmeisje,
dat het een schande was.
De jonge Roderick maakte zijn droge lip
pen vochtig hij voelde zich duizelig, het
was alsol hij droomde. Met moeite kwam hij
overeind, leunde met zijn armen op de tafel
naar voren, en staarde naar Mr. Fergerson.
Maar wat is 200 pond voor
mij?.... stamelde hij heelemaal van
streek. Als een vlucht booze vogels schoten
hem plotseling een hoop herinneringen voor
den geest, schulden die hij in de stad ge
maakt had. geldschieters, die hem door zijn
tijdelijke moeilijkheden geholpen hadden
omdat zijn vader een oude man was en rijk
en hij de eenige zoon. Een uur geleden
waren zijn verplichtingen hem zoo klein
voorgekomen een druppel in een zee van
goud; maar nu twee honderd pond was
alles, waarmee hij zich door de wereld
moest slaan twee honderd pond was alles
wat hem scheidde van honger en gebrek.
En dan benam een andere gedachte hem
bijna den adem. Lilian! wat moest er van
haar worden? Lilian van wie hij hield
met al het vuur en al de romantiek van zijn
jeugd. Lilian, met wier kus op de lippen
hij Londen vprlaten had toen het telegram
van den ouden Fergerson hem riep en die
gefluisterd had dal hel misschien nu niet
lang meer zou duren voor zij konden trou
wen I
(Wordt vervolgd).