15 bof HoykzrgM?/
z^ofgostfoold.
Een speelbal der fortuin
No. 20573
LEID5CH DAGBLAD, Donderdag 7 April
Tweede Blad Anno 1927
GEMEENTEZAKEN.
tTiol do 0—yor
die dl do dppolot? sfolt/
~r ft-YSAVA
BINNENLAND.
EERSTE KAMER.
De Hollandsche
Wasc h vrouw
JE ZEEPPOEDER
FEUILLETON.
BENOEMINGEN EN ONTSLAG.
1 In de Maandag a.s. te houden vergadering
zal de Raad in de vacature Splinter, wegens
diens benoeming tot tijdelijk wethouder
moeten verkiezen een lid der Commissie van
Fabricage en een lid der Commissie voor het
Grondbezit. In de plaats van wijlen den heer
A I. Witmans Mz. zal moeten worden be
noemd een lid van het bestuur der Stede
lijke Werkinrichting, mede uit den Raad.
B. en W. stellen den Raad voor om de
heeren H. W. Blote, W. Th. M. Weebers, H.
P. Veldhuyzen en J. A. Schreuder weder
om voor het tijdvak van 1 April 19271
April 1928 te bestendigen in hunne betrek
king van stads-geneesheer.
De leden van de Schatlingscommissie, be
doeld in art. 57 der Wet op de inkomstenbe
lasting 1914 treden dit jaar af, doch zijn
terstond herkiesbaar. Het zijn de heeren: S.
de Boer Azn., D. van Lith, A. J. P. Spiesz en
J. Splinter Gzn. De benoeming moet in deze
zitting plaats hebben. Zij geschiedt voorden
tijd van vier jaar.
Door dr. N. J. Beversen wordt met in
gang van 1 Sept. a.s. ontslag gevraagd uit
zijne betrekking als rector van het gymna
sium.
B. en W. geven den Raad in overweging
dit ontslag eervol te verleenen.
NADERE VASTSTELLING DER VERGOE
DING AAN DE BIJZONDERE SCHOLEN
OVER HET JAAR 1927.
Door B. en W. wordt voorgesteld de ver
goeding, bedoeld bij artikel 101 der Lager
Onderwijswet 1920, over het jaar 1922, voor
de besturen der na te noemen bijzondere
scholen nader vast te stellen, voor de school
yoor:
l.o. aan de Hoogewoerd 57, op f6111.84;
aan de Haarlemmerstr. 32-34 op f6340.32;
aan de van der Werffstraat 98-100, op
f 16307.76; aan het Rapenburg 48. op
f8139.60; aan de Pelikaanstr. op f 7282.80;
aan de Haarlemmerstr. 240, op f 12166.56;
aan het Noordeinde 1 (1 Sept.31 Dec.) op
f980.56; aan de Pieterskerkgracht 9 op
f5146.56; aan de Middelstegracht 119, op
f 7395.91aan de Hooglandsche Kerkgracht
RECLAME.
708
20a, op f 6625.92; aan den Heerensingel
(Lusthoflaan) op f 6683.04; aan de Hooi
gracht (Stadhouderslaan) op f5723.71; aan
de Pasteurstraat 2b, op f 12676.53; aan
Koordeinde 38 zal f 1280.71 in de gemeente
kas moeten storten;
m.u.l.o. a. d. Hoogewoerd 57 op f 5646.72
u.l.o. aan de Haarlemmerstraat 32-34 op
f 2366.40 aan het Rapenburg 48 op f 3100.80
het Koordeinde 38 zal f 1020.50 in de
gemeentekas moeten storten; aan de Hoogl.
Kerkgracht 20a, op f 2488.80.
Deze bedragen overschrijden in de meeste
gevallen de oorspronkelijke raming.
VASTSTELLING DER VERORDENING
OP DE HEFFING VAN SCHOOLGELD
VOOR HET L. O.
De verordening op de heffing van school
geld van het L. O. werd door de Kroon
goedgekeurd door 1 Sept. a.s., zoodat thans
een nieuwe verordening moet worden vast
gesteld.
Aangezien te verwachten is, dat bij de
a.s. wijziging van de L. O.-wet 1920 ook
de daarin voorkomende bepalingen oetref-
fendo het heffen van schoolgeld verandering
zullen ondergaan, geven B. en W. den Raad
in overweging in afwachting van bedoelde
wetswijziging deze verordening ongewijzigd
te handhaven.
BEROEP VAN DE AMERICAN
PETROLEUM COMPANY TEGEN EEN
AFWIJZENDE BESCHIKKING van B. en W.
De American Petroleum Companyte
VGravenhage, komt in beroep tegen de
afwijzende beschikking op haar verzoek om
vergunning tot het verbouwen van haar in
richting aan den Zijlsingel door B. en W.
B. en W. stellen voor dit beroep on
gegrond te verklaren.
BEROEP TEGEN BESLISSINGEN VAN
GED. STATEN INZAKE AANSLAG
FORENSENBELASTING.
In de raadsvergadering van 17 Mei 1926
werd, in overeenstemming met desbetref
fend voorstel van B. en W. en in navolging
van verschillende andere gemeenten, o.m.
besloten het College te machtigen tot het
indienen van bezwaren en het instellen van
beroep betreffende de toepassing van de ar
tikelen 244 a. 244 b. 244 c. 245 a, 245 b en
245 c der Gemeentewet ten aanzien van
aanslagen over de belastingjaren 1923/24,
1924/25, 1925/26 en volgende belastingjaren
Thans is evenwel bij een onlangs versche
nen Koninklijk Besluit een gemeentebestuur
hetwelk krachtens een dergelijke algemeene
machtiging van den Gemeenteraad beroep
had ingesteld tegen eenige beslissingen van
Ged. Staten, in zijn beroep niet ontvanke
lijk verklaard uit overweging, dat een zoo
danige algemeene machtiging moet worden
beschouwd als een ongeoorloofde delegatie
van bevoegdheid.
Inmiddels zijn een viertal beslissingen
van Ged. Stalen van Zuid-Holland ontvan
gen, waartegen naar meening van B. en W.
beroep behoort te worden ingesteld. Voor
een tweetal, waarvan de beroepstermijn op
2 April j 1. verstrekt, is door B. en W. be
reids een beroepschrift ingediend, doch, ten
einde niet-ontvankelijkverklaring van dat
beroep in verband met vorenbedoelde be
slissing te voorkomen, is voor ieder beroep
afzonderlijk een goedkeuringsbesluit van
den Raad noodig. Ten aanzien van de twee
andere beslissingen van Gedeputeerde Sta
ten, waarvoor de beroepstermijn vervalt op
19 April e. k., geven B. en W. in overwe
ging tot het instellen van beroep te be
sluiten.
VERZOEKEN VAN HUISEIGENAREN
INZAKE OPGELEGDE VERBETERING
VAN HUNNE WONINGEN.
Een 31-tal huiseigenaren is bij den Raad
in beroep gekomen tegen tot hen door B.
en W. gerichte aanschrijvingen tot verbe-
terering hunner woningen, welke woningen
behooren tot een groep die aanvankelijk on
bewoonbaar werd verklaard doch waarvan
de onbewoonbaarverklaring in beroep door
Ged. Staten werd vernietigd.
Aangezien de woningen bij voortzetting
van de bewoning uiteraard niet in denzelf
den toestand kon worden gelaten, besloten
B. en W. in overeenstemming met het ad
vies van de Gezondheidscommissie, tot de
eigenaren een aanschrijving te richten, ora
aan de woningen bepaaldelijk aangeduide
verbeteringen aan te brengen of anders de
bewoning te staken of te doeh staken, een en
ander krachtens artikel 17 der Woningwet.
Van den aanvang af stelden zij ons daar
bij echter op het standpunt dat, om prac-
tisch resultaat te bereiken, de te stellen
eischen niet al te streng mochten zijn.
Nadere overweging van de gevorderden
verbeteringen heeft echter B. en W. evenals
de Commissie van Fabricage, tot het in
zicht gebracht, dat nog eenige meerdere ma
tiging, dan reeds aanvankelijk werd be
tracht, met betrekking tot de te stellen*
eischen wenschelijk is. Met de Commissie
zijn zij toch tot de conclusie gekomen, dat
het aanbeveling verdient en. zonder het be
oogde doel geheel te verijdelen, ook moge
lijk is. enkele eischen te laten vervallen of
te wijzigen. Deze eischen zijn niet strikt
noodzakelijk en zouden door de hooge kosten
der bevolen voorzieningen, welke niet in
verhouding staan tot de lage huren, de ave-
rechtsche uitwerking hebben, dat de bewo
ning werd gestaakt en de bewoners, dikwijls
tegen hun wil. uit hunne huizen werden
verdreven.
B. en W. stellen echter voor de aanschrij
vingen te handhaven.
NA DE VERWERPING VAN HET
NED.—BELGISCH VERDRAG.
De houding van Engeland.
De diplomatieke correspondent van de
Daily Telegraph" meldt aan zjjn blad in
verband met het polsen van de Engelscne
repeering door de Belgische over de ge
volgen van het verwerpen van het Ne<L-
Belgisch verdrag het volgende:
Van Londen uit is aan Brussel te ver
staan gegeven, dat directe onderhandelin
gen tusschen België en Nederland door de
Engelsche regeering steeds worden be
schouwd als de meest aangewezen procedure
welke het minste gevaar voor internationale
wrijving oplevert.
Zoude intusschen de Belgische regeering
ondervinden, dat elke nieuwe poging in die
richting tot mislukking gedoemd is, dan zou
zij een nieuw stel concrete voorstellen kun
nen samenstellen en aan de gegarandeerde
mogendheden voorleggen. Doch als en wan
neer de Belgische regeering zich gedwon
gen zou gevoelen zulk een stap te onder
nemen, dan ware het wenschelijk, dat die
voorstellen géén al te uitgewerkt karakter
zouden dragen, maar de voornaamste en wer
kelijke vitale aspecten van België's minimum-
eischen zouden omvatten.
De Engelsche regeering, die in beslag
worat genomen door vraagstukken van het
grootste belang, kan zich niet mengen in
een technische discussie over baggeren,
dijken en kanalen. Op het oogenblik is men
bier niet van oordeel, dat de kwestie van
den toekomstigefl status der Schelde tot de
competentie van den Volkenbond behoort.
In het uiterste geval evenwel, wanneer een
regeliDg onmogelijk blijkt, zou het misschien
dienstig zijn den Volkenbond om advies te
vragen.
GRAAP APPONYI IN ONS LAND.
Gisteren is te Den Haag aan den Hon-
gaarschen staatsman een lunch aangebod?n
door do Vereeniging Volkenbond en Vrede,
waarna graaf Apponyi een rede hield over
den Volkenbond en het ontwapeningsvraag-
Btuk.
Gisteravond werd in het gebouw van het
Horgaarsche Gezantschap door den zaak
gelastigde van Hongarije ter eere van graaf
Appcn)'i een soirée gegeven, waartoe 150
personen waren uitgenoodigd, o.a. ver
leger v oordigers der Regeering, leden van
hel Permanente Hof van Internationale
Justitie, het Corps diplomatique en de
Hor.gaarsche kolonie.
Aan de soirée was voorafgegaan een
diner in beperkter kring, waaraan behalve
fcraaf Apponyi, o.m. aanzaten minister
Waszink, graaf van Lynden van Sanden-
burg,. opperkamerheer van de Koningin,
monseigneur Nolens, mr. de Guesalaga,
deken van het Corps Diplomatique, mr. dr.
G. van Slooten, raadsheer in het Gerechtshof
alhier, mr. dr. van der Sande Bakhuysen,
burgemeester van Leiden, vroeger zaakge
lastigde te Boedapest, mr. dr. Snouck Hur-
gionje, secretaris-generaal van het Depar
tement van Buitenlandsche Zaken, mr. A.
Fierson consul-generaal van Hongarije te
Amsterdam en mr. baron van Vred9nbirgh,
president van de Nederlandsch-Hongaarsche
Vereeniging.
Behalve genoemde heeren werden ter
soirée nog opgemerkt de oud-^ouverneur-
generaal van Ned.-Indië, mr. Fock, de
commandant van het veldleger, generaal
Mullei Massis, hooge ambtenaren van het
Departement van Buitenlandsche Zakea, de
directeur van het Intarnationaal Intermédiair
Instituut, de president van het Permanente
Hof mr. Huber en andere leden van dat
Hof. mej. Louise Van Eeghen, secretaresse-
honoraire van den Internationalen Vrouwen
raad; Van Ditmar, president van de buiten
landsche Persvereeniging.
Graaf Apponyi droeg de versierselen der
Gorde van het Gulden Vlies.
MAATREGELEN TEGEN BENADEELING
VAN ONS OECONOMISCH LEVEN.
Het R.-K. Werkliedenverbond in Neder
land verzoekt in een adres aan den raad
van ministers, het nemen van maatregelen,
om onze bedreigde industrie te helpen, te
bespoedigen. Het lijkt dit Verbond de aan
gewezen weg, dat de regeering aan de Sta-
ten-Generaal de bevoegdheid vraagt, in be
paalde gevallen, waarin, tengevolge van
maatregelen van buitenaf, ons economisch
leven ernstig dreigt te worden benadeeld, de
maatregelen te nemen, welke zij. na het
inwinnen van deskundige adviezen en on
der de verantwoordelijkheid tegenover de
Staten-Generaal. ter beveiliging van onze
nijverheid, onzen landbouw, enz. zal nuttig
öordeelen.
HET N. V. V.
Gisteren is te Amsterdam de gewone be-
6turen-vergadering van het Ned. Verbond
van Vakvereenigingen aangevangen. Blijkens
een bericht in „Het Volk" werden bespre
kingen gevoerd over den toestand der vak
beweging en de propaganda in het Zuiden.
Als gevolg van die besprekingen besloot
de besturenvergadering het N.V.V.-bestuur
to machtigen over te gaan tot het aanstellen
van een bezoldigd propagandist voor de
zuidelijke provincies, die speciaal tot taak
zal hebben het contact met de Bestuurders-
bonden te onderhouden en den regelmatigen
voortgang van de propaganda voor de mo
derne vakbeweging te bevorderen.
Voorts besloot de vergadering, dat in
hst najaar in verscheidene plaatsen van ons
land landdagen zullen worden gehouden, waar
voor de eischen van het N.V.V. en daarvan
speciaal voor den vacantie-eisch zal worden
gedemonstreerd.
De directie der Nederl. Spoorwegen
heeft bepaald, dat vertraging van electrische
treinen op het baanvak AmsterdamRot
terdam moet worden ingereden, echter met
inachtneming van de voorgeschreven snel
heidsbeperkingen.
De gewone audiëntie van den Minister
van Marine a.i. zal op Maandag 11 April
1927 niet plaats hebben.
RECLAME.
707
(Zitting van gisteren.)
BEGROOTING 1927.
Begrootiiio van Justitie.
Aan de orde is de voortzetting der beraad,
slaging over de Justitiebegrooting.
De heer v. EMBDEN (V.-D.) wenseht nog
eenige opmerkingen te maken over de toe.
passing der Vreemdelingenwet van 1849.
Deze wet geeft aan het verblijfrecht van
vreemdelingen een zekere bescherming. In
de practijk echter zijn door verkeerde uit.
voering de vreemdelingen in ons land na.
genoeg rechteloos. Hetgeen tot gevolg heeft,
dat hun vaak onrecht geschiedt.. De tus-
sehenkomst van den Kantonrechter is thans
uitgeschakeld en het lot der vreemdelingen
in handen van de nagenoeg ongecontro.
leerde macht der politie. Spr. haalt een
voorbeeld aan van een Duitscher, die zich
begin 1926 in één onzer groote steden ves
tigde, doch op hej eind van het jaar werd
hij over de grens gezet alleen op verdenking
van smokkelarij. Ook zijn vrouw, die hier
wel degelijk middelen van bestaan had,
werd tater over de grens gezet, omdat zij
naar het oordeel van den commissaris van
politie „bij haar man behoorde". Met
een dergelijke willekeurigheid treedt de po.
litie op en zóó rechteloos zijn de vreemde,
lingen, die op ons grondgebied vertoeven.
De Nederlandsche politie, die in het op.
sporen van gevaarlijke misdadigers nog wel
het één en ander heeft aan te leeren. heeft
een hooge graad van efficiency bereikl in
het opjagen van vreemdelingen, die hier
rechteloos en hulpeloos zijn. Zou de politie
den vreemdelingen een boete mogen opleg,
gen? Neen. wij leven immers in een rechts
staat! Maar de veel zwaardere straf van
uitzetting mag zij wel toepassen. Spr. haalt
verder nog het geval op van Paul Beer. Er
was een uitvoerig dossier over hem, dat spr.
met het Tweede-Kamerlid mr. G. v. d. Bergh
nauwkeurig bestudeerd heett. Resultaat
daarvan was de indruk, dat aan Paul Beer
alle rechtsbescherming heeft ontbroken.
Ware dit niet het geval geweest, dan zou de
onjuistheid van veie, zoo niet alle. beschut,
digingen tegen hem kunnen zijn aangetoond.
Het bekladden van dezen weerlooze is een
zeer onedel bedrijf geweest.
Bij een behoorlijken rechtsgang zou er
verweer voor den Kantonrechter gevoerd
zijn. Nu moest men zich bepalen met een
communiqué van spr. en den heer v. d.
Bergh in de dagbladen. Deze rehabilitatie
heeft gelukkig ook haar weg gevonden in
de Weensche bladen. Maar welk een gang
van zakenl Hadden niet toevallig een twee
tal Kamerleden ingegrepen, dan had van
die rehabilitatie nooit iets gekomen. In de
6 gevallen, die de heer v. Embden onder
zocht heett, bleek steeds een ergerlijk mis
bruik van macht. In 1926 zijn niet minder
dan 2710 vreemdelingen over de grens ge
zet. En al die uitzettingen zijn ongecontro.
leerd. Die rechteloosheid wordt nog verer.
gerd door het ontbreken van een politiewet,
van de administratieve rechtspraak en van
voorzieningen tegen de onrechtmatige over-
heidsdaad.
Hoe is heit gekomen, dat de Vreemdelin
genwet ter zijde is geschoven? De verkla
ring is deze, dat een Kantonrechter een
„toegelaten vreemdeling" kan uitwijzen.
Een toegelaten vreemdeling in den formeet-
technischen zin der wet is er misschien in
ons land niet te vinden. Daarmede wordt
verslaan een vreemdeling in het bezit van
reis- en verblij(passen, welke niet worden
uitgereikt.
De heeT v. Embden wi! den Minister niet
vragen met een handomdraaien de ver.
schillende rechtsleemten aan te vullen.
Maar wel meent hij te moeten aandringen,
er geen nieuwe rechtsgebreken bij te voe.
gen en op toepassing der vreemdelingen,
wet van 1849, zooals de wetgever die ge.
wild heeft. Thans wordt zij gesaboteerd.
Laat men althans den vreemdelingen, dia
voor uilzetting in aanmerking komen een
verblijfpas uitreiken, al klinkt dit para
doxaal. Bij wijziging van de wet zou men
b.v. voor deze aangelegenheid specials
rechtscolleges in het leven kunnen roepen.
Dit laatste is zelfs zonder wetswijziging
mogelijk. Spr. hoopt, dal de minister dezs
materie nu eens ter hand zal nemen.
Naar het Engelsch
RAFAEL SABAT1NI.
Geautoriseerde vertaling van A'. T.
62)
Juffrouw Dallows redeneerde met hem,
spoorde hem aan. wat rust te nemen in de
uren, dat zij zelf dienst deed. Het was ver-
geefsch. Even vergeefsch waren dezelfde
woorden, met grooter gezag uitgesproken
door Dr. Beamish. Holles sloeg er geen acht
op, zooals hij ook deed met de aanbevelin
gen van den dokter, dat hij eenige van de
gewone voorzorgen zou nemen om zich !e
vrijwaren. De zwavelzalf. die de kleine dok
ter hem achterliet, om als ontsmettingsmid
del te dienen, werd niet aangeraakt^, het
alsem, de zwavel en de gember, die hem als
voorbehoedmiddel werden opgedrongen,
werden evenmin genomen.
„Mijn vriend," had de dokter hem reeds
den tweeden dag van haar ziekte gezegd,
als ge zoo voortgaal, zult ge eindigen, met u
zelf te dooden."
Holles had glimlachend geantwoord: ..Als
zij blijft leven zal haar leven goedkoop voor
zulk een prijs gekocht zijn. Als zij sterft,
komt het er niet op aan
De dokter, onbekend met haar werkelijke
identiteit, en nog stepds overtuigd, dat het
paar man en vrouw was was getroffen door
waf hij meende dal fen uitdrukking van
voorbeeldige; echtelijke liefde was. Dit
bracht hem echter niet van zijn pogingen af,
om Holles van zijn hardnekkigheid te gene
zen.
„Maar als zij blijft leven en gij sterft,"
vroeg hij hem, waarop Holles hem verbaasd
had door een plotselingen aanval van toorn.
„Kwel me niet langer!"
Maar ofschoon Holles al de voorbehoed-
maatregelen in den wind sloeg, die de dokter
hem zoo dringend voorschreef, rookte hij
toch veel, als hij aan het raam van haar ka
mer zat, dat dag en nacht open bleef in de
verstikkende hitte van die vreeselijke Juli
maand. En het groote vuur. dat op bevel
van den dokter steeds branden moest, hie'p
mede om de lucht te zuiveren. Misschien
hebben al deze dingen meegewerkt, om hem
ondanks zich zelf, vrij te houden.
Het was geheel een gevolg van die onver
moeide zorg en de aanhoudende warme om
slagen. die hij maakte, dat op den vierden
dag het gezwel in den oksel van de patiënte
rijp was geworden en het doodelijk vergift
begon los te laten, dat in haar lichaam was.
Bpamish was even verbaasd als verheugd.
„Mijnheer, mijnheer," prees hij den kolonel
op den avond van den viprden dag, ,,uw
moeite wordt beloond. Zij heeft reeds een
wonder uitgewerkt."
„Bedoelt u. dal zij in leven zal blijven,"
riep Holles met angstige verwachting.
De dokter wachtte even en matigde zijn
tevredenheid daar hij bang was voor zijn
eigen optimisme.
..Dat kan ik nog niet beloven. Maar het
ergste is voorbij. Met goede zorg vertrouw ik,
dat we haar kunnen redden."
..U behoeft aan de zorg niet te twijfelen
Zeg mij maar. waf ik doen moet."
De dokter zeide het hem, en de uitge
putte, maar vastberaden Holles luisterde op
lettend naar zijn woorden, bedwong zijn doo-
delijke vermoeidheid, en begon met ijver
alles uit te voeren, precies, zooals het hem
gezegd was.
En intusschen, -alsof ze uitgebroed werd
door die ontzettende hitte, verspreide de pest
zich nu door Londen.
Op den morgen van den zesden dag,
wachtte hij van het aanbreken van den dag
tot na acht uur plotseling met groot ongeduld
op de komst van Beamish. Toen hij eindelijk
kwam, trad Holles hem boven aan de trap
tegemoet.
Het gezicht van den kolonel was doods
bleek, zijn oogen stonden koortsachtig, en hij
beefde van angstige opwinding.
„Zij slaapt rustig en kalm," zei hij den
dokter, fluisterend met een vinger aan zijn
lippen.
Heel zacht gingen zij de kamer binnen en
op hun teenen naar het bed. Holles in ge
spannen verwachting, ging aan het voeten
einde staan tusschen de gebeeldhouwde bed
stijlen. Een blik bevestigde de tijding, waar
mede Holles den dokteT ontvangen had. Zij
lag niet alleen in een rustige sluimering, zoo-
als zij niet genoten had. sedert zij naar dit
bed gebracht was. maar ook de koorts wa9
geheel weg. Dit zag het ervaren oog van den
dokier dadelijk, zelfs voordat hij haar de
pols voelde Toen zijn hand haar pols aan
raakte, bewoog zij. zuchtte en opende haar
oogen. eindelijk gezond en kalm ontwaakt.
Zij keek op naar het verschrompelde vrien
delijke gezicht van den dokter, eerst wezen
loos. toen een beetje verward. Maar op dat
oogenblik ging hij spreken en de woorden,
die hij zeide. hielpen haar zoekende gedach
ten het raadsel van haar omgeving en toe
stand op le lossen.
„Het gevaar is voorbij," zei hij. „Zij zal
nu herstellen, dank zij uw eigen, onver
moeide zorg voor haar. Gij zelf geeft mij nu
meer zorg dan zij. Laat haar nu over aan de
zorg van juffrouw Dallows, en ga zelf wat
rusten, of anders sta ik niet in voor uw le
ven, zeg ik u." Hij had onder het spreken
Holles aangekeken. Nu keerde hij zich weer
naar haar, en zag dat zij hem met bewusten
blik aankeek.
„Kijk! Zij is wakker," riep hij.
„Het gevaar is voorbij," herhaalde Holles
en zijn stem klonk zwaar en onnatuurlijk.
„Ge zegt, dat het gevaar voorbij is? Ben ik
wakker, beste dokter? Ik ben toch niet bij
ongeluk op mijn post in slaap gevallen en
heb dit gedroomd?
„Ge zijl wakker, man, en ik herhaal, dat
het gevaar voorbij is. Ga nu rusten."
Verbaasd tot wien de dokter sprak, van
wie die heesche, vermoeide stem was, keerde
zij langzaam haar hoofd om en zag den ma-
geren, holoogigen geest van een man, wien9
bleeke, holle wangen overdekt waren met de
stoppels, van een niet geschoren baard, tus
schen de bedstijlen staan, en er een van
vasthouden, als om zich een steun te geven.
Toen hij haar blik ontmoette, ging hij een
slap achteruit en liet den bedslijd los. Toen
zwaaide hij half om, met een hand aan zijn
hoofd.
„Ik mankeer niets, dokter," mompelde hij,
en nu wist zij. wie hij was en zij herinnerde
zich wat gebeurd was. „Ik wilde liever.
Zijn slem hield op eens halverwege stil,
hij wankelde hield zich nog een oogenblik
op, en viel toen languit op den grond neer.
Onmiddellijk lag juffrouw Dallows met een
lichten kreet van schrik, op haar kniȑn
naast hem; zij keerde.hem om. lichtte met
moeile zijn hnofd op en Ipgde het in haar
schoot, terwijl Dr Beamish haastig naderbij
kwam. Dezelfde gedachte koesterden ver
pleegster en dokter.
Nancy trachtte met moeite want zij
was zeer zwak zich op te richten, om te
kunnen zien, wat daar op den grond gebeur
de, aan het voeteneinde van het bed. Snel
rukte de dokter het wambuis van den ko!o«
nel open; maar dit was zelfs niet noodig«
Dadelijk bemerkte hij, wat er gebeurd was.
Het scheen, alsof de verzekering, dat zij bui
ten gevaar was, en dus zijn zorgen niet lan
ger noodig had. de teugels van de wilskracht
verbroken had, waardoor Holles zijn ver
moeidheid zoo lang bedwongen had. Onmid
dellijk eischte de natuur haar rechten op,
die hij haar zoo lang onthouden had.
„Hij slaapt," zei Dr. Beamish, en hij
lachte bijna. „Dat is alles. Help mij, hem
naar de rustbank te dragen, juffrouw Dal
lows .We behoeven hem niet verder weg te
brengen of iets meer voor hem te doen. Wee9
maar niet bang; ge zult hem niet wakker
maken niet voordat de wijzers ten minste
éénmaal rond zijn geweest."
Zij legden hem daar neder, een kussen
onder zijn hoofd, en Beamish keerde naar
zijn patiënte terug. Zij was achterover ge
vallen, maar haar oogen, die buitengewoon
groot in haar magere wangen leken waren
nog op Holles gericht, zooals hij daar gevoel
loos. als steen, lag, juist binnen haar ge
zichtskring.
„Slaap," vroeg zij den dokter verwonderd.
„Is dal slaap?"
Nooit had zij en veel anderen ook niet
den slaap iemand zien nederwerpen, alsof
hij doodgeschoten was.
(Wordt vervolgd)'.