15 bof HoykzrgM?/ z^ofgostfoold. Een speelbal der fortuin No. 20573 LEID5CH DAGBLAD, Donderdag 7 April Tweede Blad Anno 1927 GEMEENTEZAKEN. tTiol do 0—yor die dl do dppolot? sfolt/ ~r ft-YSAVA BINNENLAND. EERSTE KAMER. De Hollandsche Wasc h vrouw JE ZEEPPOEDER FEUILLETON. BENOEMINGEN EN ONTSLAG. 1 In de Maandag a.s. te houden vergadering zal de Raad in de vacature Splinter, wegens diens benoeming tot tijdelijk wethouder moeten verkiezen een lid der Commissie van Fabricage en een lid der Commissie voor het Grondbezit. In de plaats van wijlen den heer A I. Witmans Mz. zal moeten worden be noemd een lid van het bestuur der Stede lijke Werkinrichting, mede uit den Raad. B. en W. stellen den Raad voor om de heeren H. W. Blote, W. Th. M. Weebers, H. P. Veldhuyzen en J. A. Schreuder weder om voor het tijdvak van 1 April 19271 April 1928 te bestendigen in hunne betrek king van stads-geneesheer. De leden van de Schatlingscommissie, be doeld in art. 57 der Wet op de inkomstenbe lasting 1914 treden dit jaar af, doch zijn terstond herkiesbaar. Het zijn de heeren: S. de Boer Azn., D. van Lith, A. J. P. Spiesz en J. Splinter Gzn. De benoeming moet in deze zitting plaats hebben. Zij geschiedt voorden tijd van vier jaar. Door dr. N. J. Beversen wordt met in gang van 1 Sept. a.s. ontslag gevraagd uit zijne betrekking als rector van het gymna sium. B. en W. geven den Raad in overweging dit ontslag eervol te verleenen. NADERE VASTSTELLING DER VERGOE DING AAN DE BIJZONDERE SCHOLEN OVER HET JAAR 1927. Door B. en W. wordt voorgesteld de ver goeding, bedoeld bij artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1922, voor de besturen der na te noemen bijzondere scholen nader vast te stellen, voor de school yoor: l.o. aan de Hoogewoerd 57, op f6111.84; aan de Haarlemmerstr. 32-34 op f6340.32; aan de van der Werffstraat 98-100, op f 16307.76; aan het Rapenburg 48. op f8139.60; aan de Pelikaanstr. op f 7282.80; aan de Haarlemmerstr. 240, op f 12166.56; aan het Noordeinde 1 (1 Sept.31 Dec.) op f980.56; aan de Pieterskerkgracht 9 op f5146.56; aan de Middelstegracht 119, op f 7395.91aan de Hooglandsche Kerkgracht RECLAME. 708 20a, op f 6625.92; aan den Heerensingel (Lusthoflaan) op f 6683.04; aan de Hooi gracht (Stadhouderslaan) op f5723.71; aan de Pasteurstraat 2b, op f 12676.53; aan Koordeinde 38 zal f 1280.71 in de gemeente kas moeten storten; m.u.l.o. a. d. Hoogewoerd 57 op f 5646.72 u.l.o. aan de Haarlemmerstraat 32-34 op f 2366.40 aan het Rapenburg 48 op f 3100.80 het Koordeinde 38 zal f 1020.50 in de gemeentekas moeten storten; aan de Hoogl. Kerkgracht 20a, op f 2488.80. Deze bedragen overschrijden in de meeste gevallen de oorspronkelijke raming. VASTSTELLING DER VERORDENING OP DE HEFFING VAN SCHOOLGELD VOOR HET L. O. De verordening op de heffing van school geld van het L. O. werd door de Kroon goedgekeurd door 1 Sept. a.s., zoodat thans een nieuwe verordening moet worden vast gesteld. Aangezien te verwachten is, dat bij de a.s. wijziging van de L. O.-wet 1920 ook de daarin voorkomende bepalingen oetref- fendo het heffen van schoolgeld verandering zullen ondergaan, geven B. en W. den Raad in overweging in afwachting van bedoelde wetswijziging deze verordening ongewijzigd te handhaven. BEROEP VAN DE AMERICAN PETROLEUM COMPANY TEGEN EEN AFWIJZENDE BESCHIKKING van B. en W. De American Petroleum Companyte VGravenhage, komt in beroep tegen de afwijzende beschikking op haar verzoek om vergunning tot het verbouwen van haar in richting aan den Zijlsingel door B. en W. B. en W. stellen voor dit beroep on gegrond te verklaren. BEROEP TEGEN BESLISSINGEN VAN GED. STATEN INZAKE AANSLAG FORENSENBELASTING. In de raadsvergadering van 17 Mei 1926 werd, in overeenstemming met desbetref fend voorstel van B. en W. en in navolging van verschillende andere gemeenten, o.m. besloten het College te machtigen tot het indienen van bezwaren en het instellen van beroep betreffende de toepassing van de ar tikelen 244 a. 244 b. 244 c. 245 a, 245 b en 245 c der Gemeentewet ten aanzien van aanslagen over de belastingjaren 1923/24, 1924/25, 1925/26 en volgende belastingjaren Thans is evenwel bij een onlangs versche nen Koninklijk Besluit een gemeentebestuur hetwelk krachtens een dergelijke algemeene machtiging van den Gemeenteraad beroep had ingesteld tegen eenige beslissingen van Ged. Staten, in zijn beroep niet ontvanke lijk verklaard uit overweging, dat een zoo danige algemeene machtiging moet worden beschouwd als een ongeoorloofde delegatie van bevoegdheid. Inmiddels zijn een viertal beslissingen van Ged. Stalen van Zuid-Holland ontvan gen, waartegen naar meening van B. en W. beroep behoort te worden ingesteld. Voor een tweetal, waarvan de beroepstermijn op 2 April j 1. verstrekt, is door B. en W. be reids een beroepschrift ingediend, doch, ten einde niet-ontvankelijkverklaring van dat beroep in verband met vorenbedoelde be slissing te voorkomen, is voor ieder beroep afzonderlijk een goedkeuringsbesluit van den Raad noodig. Ten aanzien van de twee andere beslissingen van Gedeputeerde Sta ten, waarvoor de beroepstermijn vervalt op 19 April e. k., geven B. en W. in overwe ging tot het instellen van beroep te be sluiten. VERZOEKEN VAN HUISEIGENAREN INZAKE OPGELEGDE VERBETERING VAN HUNNE WONINGEN. Een 31-tal huiseigenaren is bij den Raad in beroep gekomen tegen tot hen door B. en W. gerichte aanschrijvingen tot verbe- terering hunner woningen, welke woningen behooren tot een groep die aanvankelijk on bewoonbaar werd verklaard doch waarvan de onbewoonbaarverklaring in beroep door Ged. Staten werd vernietigd. Aangezien de woningen bij voortzetting van de bewoning uiteraard niet in denzelf den toestand kon worden gelaten, besloten B. en W. in overeenstemming met het ad vies van de Gezondheidscommissie, tot de eigenaren een aanschrijving te richten, ora aan de woningen bepaaldelijk aangeduide verbeteringen aan te brengen of anders de bewoning te staken of te doeh staken, een en ander krachtens artikel 17 der Woningwet. Van den aanvang af stelden zij ons daar bij echter op het standpunt dat, om prac- tisch resultaat te bereiken, de te stellen eischen niet al te streng mochten zijn. Nadere overweging van de gevorderden verbeteringen heeft echter B. en W. evenals de Commissie van Fabricage, tot het in zicht gebracht, dat nog eenige meerdere ma tiging, dan reeds aanvankelijk werd be tracht, met betrekking tot de te stellen* eischen wenschelijk is. Met de Commissie zijn zij toch tot de conclusie gekomen, dat het aanbeveling verdient en. zonder het be oogde doel geheel te verijdelen, ook moge lijk is. enkele eischen te laten vervallen of te wijzigen. Deze eischen zijn niet strikt noodzakelijk en zouden door de hooge kosten der bevolen voorzieningen, welke niet in verhouding staan tot de lage huren, de ave- rechtsche uitwerking hebben, dat de bewo ning werd gestaakt en de bewoners, dikwijls tegen hun wil. uit hunne huizen werden verdreven. B. en W. stellen echter voor de aanschrij vingen te handhaven. NA DE VERWERPING VAN HET NED.—BELGISCH VERDRAG. De houding van Engeland. De diplomatieke correspondent van de Daily Telegraph" meldt aan zjjn blad in verband met het polsen van de Engelscne repeering door de Belgische over de ge volgen van het verwerpen van het Ne<L- Belgisch verdrag het volgende: Van Londen uit is aan Brussel te ver staan gegeven, dat directe onderhandelin gen tusschen België en Nederland door de Engelsche regeering steeds worden be schouwd als de meest aangewezen procedure welke het minste gevaar voor internationale wrijving oplevert. Zoude intusschen de Belgische regeering ondervinden, dat elke nieuwe poging in die richting tot mislukking gedoemd is, dan zou zij een nieuw stel concrete voorstellen kun nen samenstellen en aan de gegarandeerde mogendheden voorleggen. Doch als en wan neer de Belgische regeering zich gedwon gen zou gevoelen zulk een stap te onder nemen, dan ware het wenschelijk, dat die voorstellen géén al te uitgewerkt karakter zouden dragen, maar de voornaamste en wer kelijke vitale aspecten van België's minimum- eischen zouden omvatten. De Engelsche regeering, die in beslag worat genomen door vraagstukken van het grootste belang, kan zich niet mengen in een technische discussie over baggeren, dijken en kanalen. Op het oogenblik is men bier niet van oordeel, dat de kwestie van den toekomstigefl status der Schelde tot de competentie van den Volkenbond behoort. In het uiterste geval evenwel, wanneer een regeliDg onmogelijk blijkt, zou het misschien dienstig zijn den Volkenbond om advies te vragen. GRAAP APPONYI IN ONS LAND. Gisteren is te Den Haag aan den Hon- gaarschen staatsman een lunch aangebod?n door do Vereeniging Volkenbond en Vrede, waarna graaf Apponyi een rede hield over den Volkenbond en het ontwapeningsvraag- Btuk. Gisteravond werd in het gebouw van het Horgaarsche Gezantschap door den zaak gelastigde van Hongarije ter eere van graaf Appcn)'i een soirée gegeven, waartoe 150 personen waren uitgenoodigd, o.a. ver leger v oordigers der Regeering, leden van hel Permanente Hof van Internationale Justitie, het Corps diplomatique en de Hor.gaarsche kolonie. Aan de soirée was voorafgegaan een diner in beperkter kring, waaraan behalve fcraaf Apponyi, o.m. aanzaten minister Waszink, graaf van Lynden van Sanden- burg,. opperkamerheer van de Koningin, monseigneur Nolens, mr. de Guesalaga, deken van het Corps Diplomatique, mr. dr. G. van Slooten, raadsheer in het Gerechtshof alhier, mr. dr. van der Sande Bakhuysen, burgemeester van Leiden, vroeger zaakge lastigde te Boedapest, mr. dr. Snouck Hur- gionje, secretaris-generaal van het Depar tement van Buitenlandsche Zaken, mr. A. Fierson consul-generaal van Hongarije te Amsterdam en mr. baron van Vred9nbirgh, president van de Nederlandsch-Hongaarsche Vereeniging. Behalve genoemde heeren werden ter soirée nog opgemerkt de oud-^ouverneur- generaal van Ned.-Indië, mr. Fock, de commandant van het veldleger, generaal Mullei Massis, hooge ambtenaren van het Departement van Buitenlandsche Zakea, de directeur van het Intarnationaal Intermédiair Instituut, de president van het Permanente Hof mr. Huber en andere leden van dat Hof. mej. Louise Van Eeghen, secretaresse- honoraire van den Internationalen Vrouwen raad; Van Ditmar, president van de buiten landsche Persvereeniging. Graaf Apponyi droeg de versierselen der Gorde van het Gulden Vlies. MAATREGELEN TEGEN BENADEELING VAN ONS OECONOMISCH LEVEN. Het R.-K. Werkliedenverbond in Neder land verzoekt in een adres aan den raad van ministers, het nemen van maatregelen, om onze bedreigde industrie te helpen, te bespoedigen. Het lijkt dit Verbond de aan gewezen weg, dat de regeering aan de Sta- ten-Generaal de bevoegdheid vraagt, in be paalde gevallen, waarin, tengevolge van maatregelen van buitenaf, ons economisch leven ernstig dreigt te worden benadeeld, de maatregelen te nemen, welke zij. na het inwinnen van deskundige adviezen en on der de verantwoordelijkheid tegenover de Staten-Generaal. ter beveiliging van onze nijverheid, onzen landbouw, enz. zal nuttig öordeelen. HET N. V. V. Gisteren is te Amsterdam de gewone be- 6turen-vergadering van het Ned. Verbond van Vakvereenigingen aangevangen. Blijkens een bericht in „Het Volk" werden bespre kingen gevoerd over den toestand der vak beweging en de propaganda in het Zuiden. Als gevolg van die besprekingen besloot de besturenvergadering het N.V.V.-bestuur to machtigen over te gaan tot het aanstellen van een bezoldigd propagandist voor de zuidelijke provincies, die speciaal tot taak zal hebben het contact met de Bestuurders- bonden te onderhouden en den regelmatigen voortgang van de propaganda voor de mo derne vakbeweging te bevorderen. Voorts besloot de vergadering, dat in hst najaar in verscheidene plaatsen van ons land landdagen zullen worden gehouden, waar voor de eischen van het N.V.V. en daarvan speciaal voor den vacantie-eisch zal worden gedemonstreerd. De directie der Nederl. Spoorwegen heeft bepaald, dat vertraging van electrische treinen op het baanvak AmsterdamRot terdam moet worden ingereden, echter met inachtneming van de voorgeschreven snel heidsbeperkingen. De gewone audiëntie van den Minister van Marine a.i. zal op Maandag 11 April 1927 niet plaats hebben. RECLAME. 707 (Zitting van gisteren.) BEGROOTING 1927. Begrootiiio van Justitie. Aan de orde is de voortzetting der beraad, slaging over de Justitiebegrooting. De heer v. EMBDEN (V.-D.) wenseht nog eenige opmerkingen te maken over de toe. passing der Vreemdelingenwet van 1849. Deze wet geeft aan het verblijfrecht van vreemdelingen een zekere bescherming. In de practijk echter zijn door verkeerde uit. voering de vreemdelingen in ons land na. genoeg rechteloos. Hetgeen tot gevolg heeft, dat hun vaak onrecht geschiedt.. De tus- sehenkomst van den Kantonrechter is thans uitgeschakeld en het lot der vreemdelingen in handen van de nagenoeg ongecontro. leerde macht der politie. Spr. haalt een voorbeeld aan van een Duitscher, die zich begin 1926 in één onzer groote steden ves tigde, doch op hej eind van het jaar werd hij over de grens gezet alleen op verdenking van smokkelarij. Ook zijn vrouw, die hier wel degelijk middelen van bestaan had, werd tater over de grens gezet, omdat zij naar het oordeel van den commissaris van politie „bij haar man behoorde". Met een dergelijke willekeurigheid treedt de po. litie op en zóó rechteloos zijn de vreemde, lingen, die op ons grondgebied vertoeven. De Nederlandsche politie, die in het op. sporen van gevaarlijke misdadigers nog wel het één en ander heeft aan te leeren. heeft een hooge graad van efficiency bereikl in het opjagen van vreemdelingen, die hier rechteloos en hulpeloos zijn. Zou de politie den vreemdelingen een boete mogen opleg, gen? Neen. wij leven immers in een rechts staat! Maar de veel zwaardere straf van uitzetting mag zij wel toepassen. Spr. haalt verder nog het geval op van Paul Beer. Er was een uitvoerig dossier over hem, dat spr. met het Tweede-Kamerlid mr. G. v. d. Bergh nauwkeurig bestudeerd heett. Resultaat daarvan was de indruk, dat aan Paul Beer alle rechtsbescherming heeft ontbroken. Ware dit niet het geval geweest, dan zou de onjuistheid van veie, zoo niet alle. beschut, digingen tegen hem kunnen zijn aangetoond. Het bekladden van dezen weerlooze is een zeer onedel bedrijf geweest. Bij een behoorlijken rechtsgang zou er verweer voor den Kantonrechter gevoerd zijn. Nu moest men zich bepalen met een communiqué van spr. en den heer v. d. Bergh in de dagbladen. Deze rehabilitatie heeft gelukkig ook haar weg gevonden in de Weensche bladen. Maar welk een gang van zakenl Hadden niet toevallig een twee tal Kamerleden ingegrepen, dan had van die rehabilitatie nooit iets gekomen. In de 6 gevallen, die de heer v. Embden onder zocht heett, bleek steeds een ergerlijk mis bruik van macht. In 1926 zijn niet minder dan 2710 vreemdelingen over de grens ge zet. En al die uitzettingen zijn ongecontro. leerd. Die rechteloosheid wordt nog verer. gerd door het ontbreken van een politiewet, van de administratieve rechtspraak en van voorzieningen tegen de onrechtmatige over- heidsdaad. Hoe is heit gekomen, dat de Vreemdelin genwet ter zijde is geschoven? De verkla ring is deze, dat een Kantonrechter een „toegelaten vreemdeling" kan uitwijzen. Een toegelaten vreemdeling in den formeet- technischen zin der wet is er misschien in ons land niet te vinden. Daarmede wordt verslaan een vreemdeling in het bezit van reis- en verblij(passen, welke niet worden uitgereikt. De heeT v. Embden wi! den Minister niet vragen met een handomdraaien de ver. schillende rechtsleemten aan te vullen. Maar wel meent hij te moeten aandringen, er geen nieuwe rechtsgebreken bij te voe. gen en op toepassing der vreemdelingen, wet van 1849, zooals de wetgever die ge. wild heeft. Thans wordt zij gesaboteerd. Laat men althans den vreemdelingen, dia voor uilzetting in aanmerking komen een verblijfpas uitreiken, al klinkt dit para doxaal. Bij wijziging van de wet zou men b.v. voor deze aangelegenheid specials rechtscolleges in het leven kunnen roepen. Dit laatste is zelfs zonder wetswijziging mogelijk. Spr. hoopt, dal de minister dezs materie nu eens ter hand zal nemen. Naar het Engelsch RAFAEL SABAT1NI. Geautoriseerde vertaling van A'. T. 62) Juffrouw Dallows redeneerde met hem, spoorde hem aan. wat rust te nemen in de uren, dat zij zelf dienst deed. Het was ver- geefsch. Even vergeefsch waren dezelfde woorden, met grooter gezag uitgesproken door Dr. Beamish. Holles sloeg er geen acht op, zooals hij ook deed met de aanbevelin gen van den dokter, dat hij eenige van de gewone voorzorgen zou nemen om zich !e vrijwaren. De zwavelzalf. die de kleine dok ter hem achterliet, om als ontsmettingsmid del te dienen, werd niet aangeraakt^, het alsem, de zwavel en de gember, die hem als voorbehoedmiddel werden opgedrongen, werden evenmin genomen. „Mijn vriend," had de dokter hem reeds den tweeden dag van haar ziekte gezegd, als ge zoo voortgaal, zult ge eindigen, met u zelf te dooden." Holles had glimlachend geantwoord: ..Als zij blijft leven zal haar leven goedkoop voor zulk een prijs gekocht zijn. Als zij sterft, komt het er niet op aan De dokter, onbekend met haar werkelijke identiteit, en nog stepds overtuigd, dat het paar man en vrouw was was getroffen door waf hij meende dal fen uitdrukking van voorbeeldige; echtelijke liefde was. Dit bracht hem echter niet van zijn pogingen af, om Holles van zijn hardnekkigheid te gene zen. „Maar als zij blijft leven en gij sterft," vroeg hij hem, waarop Holles hem verbaasd had door een plotselingen aanval van toorn. „Kwel me niet langer!" Maar ofschoon Holles al de voorbehoed- maatregelen in den wind sloeg, die de dokter hem zoo dringend voorschreef, rookte hij toch veel, als hij aan het raam van haar ka mer zat, dat dag en nacht open bleef in de verstikkende hitte van die vreeselijke Juli maand. En het groote vuur. dat op bevel van den dokter steeds branden moest, hie'p mede om de lucht te zuiveren. Misschien hebben al deze dingen meegewerkt, om hem ondanks zich zelf, vrij te houden. Het was geheel een gevolg van die onver moeide zorg en de aanhoudende warme om slagen. die hij maakte, dat op den vierden dag het gezwel in den oksel van de patiënte rijp was geworden en het doodelijk vergift begon los te laten, dat in haar lichaam was. Bpamish was even verbaasd als verheugd. „Mijnheer, mijnheer," prees hij den kolonel op den avond van den viprden dag, ,,uw moeite wordt beloond. Zij heeft reeds een wonder uitgewerkt." „Bedoelt u. dal zij in leven zal blijven," riep Holles met angstige verwachting. De dokter wachtte even en matigde zijn tevredenheid daar hij bang was voor zijn eigen optimisme. ..Dat kan ik nog niet beloven. Maar het ergste is voorbij. Met goede zorg vertrouw ik, dat we haar kunnen redden." ..U behoeft aan de zorg niet te twijfelen Zeg mij maar. waf ik doen moet." De dokter zeide het hem, en de uitge putte, maar vastberaden Holles luisterde op lettend naar zijn woorden, bedwong zijn doo- delijke vermoeidheid, en begon met ijver alles uit te voeren, precies, zooals het hem gezegd was. En intusschen, -alsof ze uitgebroed werd door die ontzettende hitte, verspreide de pest zich nu door Londen. Op den morgen van den zesden dag, wachtte hij van het aanbreken van den dag tot na acht uur plotseling met groot ongeduld op de komst van Beamish. Toen hij eindelijk kwam, trad Holles hem boven aan de trap tegemoet. Het gezicht van den kolonel was doods bleek, zijn oogen stonden koortsachtig, en hij beefde van angstige opwinding. „Zij slaapt rustig en kalm," zei hij den dokter, fluisterend met een vinger aan zijn lippen. Heel zacht gingen zij de kamer binnen en op hun teenen naar het bed. Holles in ge spannen verwachting, ging aan het voeten einde staan tusschen de gebeeldhouwde bed stijlen. Een blik bevestigde de tijding, waar mede Holles den dokteT ontvangen had. Zij lag niet alleen in een rustige sluimering, zoo- als zij niet genoten had. sedert zij naar dit bed gebracht was. maar ook de koorts wa9 geheel weg. Dit zag het ervaren oog van den dokier dadelijk, zelfs voordat hij haar de pols voelde Toen zijn hand haar pols aan raakte, bewoog zij. zuchtte en opende haar oogen. eindelijk gezond en kalm ontwaakt. Zij keek op naar het verschrompelde vrien delijke gezicht van den dokter, eerst wezen loos. toen een beetje verward. Maar op dat oogenblik ging hij spreken en de woorden, die hij zeide. hielpen haar zoekende gedach ten het raadsel van haar omgeving en toe stand op le lossen. „Het gevaar is voorbij," zei hij. „Zij zal nu herstellen, dank zij uw eigen, onver moeide zorg voor haar. Gij zelf geeft mij nu meer zorg dan zij. Laat haar nu over aan de zorg van juffrouw Dallows, en ga zelf wat rusten, of anders sta ik niet in voor uw le ven, zeg ik u." Hij had onder het spreken Holles aangekeken. Nu keerde hij zich weer naar haar, en zag dat zij hem met bewusten blik aankeek. „Kijk! Zij is wakker," riep hij. „Het gevaar is voorbij," herhaalde Holles en zijn stem klonk zwaar en onnatuurlijk. „Ge zegt, dat het gevaar voorbij is? Ben ik wakker, beste dokter? Ik ben toch niet bij ongeluk op mijn post in slaap gevallen en heb dit gedroomd? „Ge zijl wakker, man, en ik herhaal, dat het gevaar voorbij is. Ga nu rusten." Verbaasd tot wien de dokter sprak, van wie die heesche, vermoeide stem was, keerde zij langzaam haar hoofd om en zag den ma- geren, holoogigen geest van een man, wien9 bleeke, holle wangen overdekt waren met de stoppels, van een niet geschoren baard, tus schen de bedstijlen staan, en er een van vasthouden, als om zich een steun te geven. Toen hij haar blik ontmoette, ging hij een slap achteruit en liet den bedslijd los. Toen zwaaide hij half om, met een hand aan zijn hoofd. „Ik mankeer niets, dokter," mompelde hij, en nu wist zij. wie hij was en zij herinnerde zich wat gebeurd was. „Ik wilde liever. Zijn slem hield op eens halverwege stil, hij wankelde hield zich nog een oogenblik op, en viel toen languit op den grond neer. Onmiddellijk lag juffrouw Dallows met een lichten kreet van schrik, op haar kni»ën naast hem; zij keerde.hem om. lichtte met moeile zijn hnofd op en Ipgde het in haar schoot, terwijl Dr Beamish haastig naderbij kwam. Dezelfde gedachte koesterden ver pleegster en dokter. Nancy trachtte met moeite want zij was zeer zwak zich op te richten, om te kunnen zien, wat daar op den grond gebeur de, aan het voeteneinde van het bed. Snel rukte de dokter het wambuis van den ko!o« nel open; maar dit was zelfs niet noodig« Dadelijk bemerkte hij, wat er gebeurd was. Het scheen, alsof de verzekering, dat zij bui ten gevaar was, en dus zijn zorgen niet lan ger noodig had. de teugels van de wilskracht verbroken had, waardoor Holles zijn ver moeidheid zoo lang bedwongen had. Onmid dellijk eischte de natuur haar rechten op, die hij haar zoo lang onthouden had. „Hij slaapt," zei Dr. Beamish, en hij lachte bijna. „Dat is alles. Help mij, hem naar de rustbank te dragen, juffrouw Dal lows .We behoeven hem niet verder weg te brengen of iets meer voor hem te doen. Wee9 maar niet bang; ge zult hem niet wakker maken niet voordat de wijzers ten minste éénmaal rond zijn geweest." Zij legden hem daar neder, een kussen onder zijn hoofd, en Beamish keerde naar zijn patiënte terug. Zij was achterover ge vallen, maar haar oogen, die buitengewoon groot in haar magere wangen leken waren nog op Holles gericht, zooals hij daar gevoel loos. als steen, lag, juist binnen haar ge zichtskring. „Slaap," vroeg zij den dokter verwonderd. „Is dal slaap?" Nooit had zij en veel anderen ook niet den slaap iemand zien nederwerpen, alsof hij doodgeschoten was. (Wordt vervolgd)'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5