néf dö 2r? dis naaide eter 1 dal is do Ziassa dfcgorrffo r Een speelbal der fortuin No. 20568 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag I April Vijfde Blad Anno 1927 EERSTE KAMER. M sma, viral' TWEEDE KAMER. ~P(\ FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). BEGROOTING 1927. Algemeene beschouwingen. Na de rustpoos zijn rede vervolgend, her innert mr. MENDELS aan een klacht van dr. De Visser in de Tweede Kamer over de zorgwekkende vermeerdering der z.g. con traire besluiten, gevolg van een onvoldoende outilleering van de afd. Contentieus bij den Raad van State, omdat deze niet in de ge legenheid is deskundigen te hooren. De heer De Visser is daar niet verder op doorge gaan, maar spr. ziet daarin het bewijs, dat de procedure in bedoelde afdeeling niet vol doende geregeld is en hij acht dit van groote beteekenis. In 1925 heeft de Ned. Juristen vereniging, in 1924 de Ver. van Ned. Ge meenten de zaak van de administratieve rechtspraak behandeld 'en o.a. heeft mr. J. Kruseman het een schande genoemd, dat de ontwerpen Loeff, betreffende de administra tieve rechtspraak, nu 20 jaar liggen zonder dat er iets is aan gedaan, en hij ontzegde aan Nederland het recht zich een rechtstaat te heeten. Prof. Krabbe heeft toen gezegd, dat de jurisprudentie wel zou zorgen, dat behoorlijk de publiekrechtelijke rechtspraak werd behartigd. Maar spr. zou dat zeer be denkelijk achten in deze belangrijke zaak te vertrouwen op de evolutie van de recht spraak. Dat mag de regeering niet kalmweg aanzien, dat zou zeer ondemocratisch zijn cn spr. hoopt daarom, dat de regeering die lijn niet zal volgen, maar een ministerie met een De Geer als minister van binnenl. zaken en een jong jurist als mr. Donner als minister \^an Justitie, acht spr. als geknipt om ons een behoorlijke administratieve rechtspraak te brengen. Spr. behandelt nu de drie in de Tweede Kamer aangenomen moties, welke de re geering naast zich heeft neergelegd. De lieer Van Lanschot heeft dit goedgekeurd, doch spr. denkt er anders over. Die moties zijn aangenomen door een combinatie van soc.-democraten, vrijz.-democraten en ka tholieken. De heer Van Lanschot heeft ge daan. of hij zich die combinatie niet be wust was. RECLAME. 330 Intusschen waren de moties-Suring en Ter Laan aangenomen met 17 katholieken voor, de motie-Bulten met 13 katholieke voorstemmers en de heer Nolens was voor slemmer van de beide eerstgenoemde mo ties, pleitte zelfs met nadruk voor de motie- Suring ten gunste van het 7e leerjaar. Dat mag de heer Van Lanschot niet gering ach ten. Hij mag een heele seigneur zijn, een monseigneur is hij nog niet! Hij wachte zich er voor de houding der voorstemmende katholieken al te gering te achten. Over de pessimistische financieele be schouwingen van den heer Colijn heeft spr. zijn eigen opvatting. Zijn pessimistische voorspellingen zijn vroeger niet uitgekomen en de cijfers, welke spr. thans vermeldt, geven hem ten volle recht ook thans scep tisch gestemd te zijn over zijn pessimisti sche opvattingen. Nu de minster De Geer belastingverlaging aandurft, meent spr. dat deze bewindsman de meen ing van den heer Colijn niet beaamt en de cijfers geven hem daarin gelijk en meer dan dat, zoodat er geen sprake behoeft te zijn de bezuiniging i outrance der.laalste jaren voort te zetlen. Met name geldt dit voor het lager onderwijs. Dat de minister in de eerste plaats de vorming van groot kapitaal schijnt te wil- lep bevorderen, keurt spr. af; hij denke ook eens aan de kapitaalvorming van den kleinen man op spaarbanken en derg., welke niet in de hand wordt gewerkt door de groote verzwaring der indirecte belas tingen. Spr. zegt het onlstellend lichtvaardig van den heer Van Lanschot te vinden, dat hij er zich bezorgd over maakt, dat er zoo wei nig Nederlandsch kapitaal in de Nederland- sche nijverheid wordt gestoken. Immers de eenige oorzaak daarvan is, dat de Neder- landsrhe Nijverheid geen geld noodig had. Als zij aan de beurs door middel van emis sies geld had gevraagd, zou zij het zeker hebben gekregen. Zij kreeg slechts 3 pCt van de ter Amsterdamsche beurze gebrachle emissies, doch de heer Van Lanschot ver gist zich als hij denkt, dat Nederland al de emissies slikt. Ook het buitenland is kooper op de Amsterdamsche beurs. En ook vergeet de heer Van Lanschot, dat de Nederlandsche nijverheid, vaak voor belangrijke bedragen bij het buiten land om kapitaal heeft aangeklopt. Dan heeft de heer Van Lanschot niet gelet op den debiteurenstaat van onze groote bank instellingen, die in de laatste jaren verba, zend is toegenomen. Zij hebben zooveel vertrouwen in de Ned. Nijverheid, dat zij er groote kapitalen aan durven toe- verf rouwen. Het cijfertje van 3 pCt. van den heer Van Lanschot befeekent dus niets. Wat nu de staatsuitgaven betreft, de sociaal-demo craten willen die wel verminderen door ontwapening, maar de meerderheid dpr Tweede Kamey wil daar niet van weten. En als men klaagt over de zeer hooge on derwijskosten. dan hebben de heeren daar voor zelf de aansprakelijkheid te dragen doordat zij de pacificatie hebben doorge zet. Intusschen sprekers partij heeft daar toe royaal medegewerkt. Maar men had het geld over voor een zaak, die na aan het harte lag. doch daarom moeten wij sociaal-democraten, niet al wat ons lief is, lalen varen. Spr. pleit hierna voor belasting van het kapitaal in de doode hand, stichtingen en dergel. Terecht heeft mr. Rhynvis Feith in de Juristenvereniging er op gewezen, dat die rechtssubjecten slechls weinig tot de staatsinkomsten bijdragen. Maar hoe hoog dat kapitaal is, weet de regeering zelfs niet! Spr. hoopt haar echter met zijn woorden een kleinen stoot in goede rich ting te hebben gegeven. Wat nu de 3 zoo straks genoemde moties betreft, de regeering mag niet uit haar ex tra parlementair karakter het recht putten, dat zij zich om geen moties behoeft te be kommeren. Dat zou echter zuiver fascisme zijn. maar namens zijn fractie verklaart spr. dat zij daarom toch niet zou wenschen een terugkeer van de coalitie. Verre van dien! De heer Van Lanschot zou anders willen, heeft diep droevig geklaagd over de ver dwijning er van, zelfs den heer Schokking gebeden om aan te sturen op het weder vormen der coalitie, maar als men het van dien moet hebben, och, dan is de zaak voor den heer Van Lanschot verloren. „De Tijd" heeft toch aan de Christelijk-Historischen den eisch gesteld 'n buiging voor de kathol, te maken vóór dat de Kamerverkiezingen worden gehouden. Maar als men het pro gram der Chr.-Historischen leest, dan wordt het volkomen onbegrijpelijk, dat er samen werking met de katholieken mogelijk zal zijn. Dan acht spr. een coalitie van Vrij heidsbond, Chr.-IIist. en conservatieve ka tholieken veel natuurlijker; Chr.-Hist en Vrijheidsbonders staan werkelijk zeer dicht hij elkaar. En toch. de leider van den Vrij heidsbond. staat trouwens ook dicht bij een Colijn, die met het kapmes zich een weg baande door den rimboe der sociale recht vaardigheid. Voor een coalitie als spreker opperde, is, blijkens o.a. een artikel van prof. Colen- brander, een goed perspectief. Maar daar tegenover is een coalitie als Albarda heeft geponeerd, van democratische katholieken. S D A.P. en Vrijzinnig-democraten, zeer goed denkbaar en mogelijk, waardoor wij kunnen krijgen een politiek van democrati sche hervorming. Maar daarvoor is split- sihg in de katholieke partij hier te lande noodig, wat trouwens ook zeer gewenscht is. Op den duur zal men aan die samen werking niet kunnen ontkomen en voor het welzijn van ons land acht spr. dit ge wenscht. In de katholieke partij gist het ten zeerste. Spr. denkt daarbij niet aan den heer Veraart, die is verdronken voor hij water had gezien, maar in de eerste plaats aan de katholieke arbeidersvereenigingen en de eenheid in de partij is nu reeds ver te zoeken, wat op den duur onvermijdelijk to! openlijke uitbarsting zal komen. De katholieke partij doet spr. denken aan een voetbalclub, waar elk deel van het elftal zijn eigen partij speelt en de kerk als doelverdediger optreedt. En daartegenover verheerlijkt spr. de solide samenwerking en politieke eensgezindheid van het socialisme De heer DE VOS VAN STEENWIJK (C.-II.) mengt zich in het debat om een kort woord te zeggen over het mogelijk herstel der coa litie. Spr. is warm voorstander van samen werking en de Christ.-Hist. van deze Kamer verlangen niets liever dan herstel, in 'sland9 belang. Zij zullen daartoe gaarne mede werken. Ook de Christ.-Hist. leden dezer Kamer hebben geen deel aan <le breuk, maar zij zijn het eens met den heer Colijn, dat daarbij van geen overhaasting sprake mag zijn. Dat kan best. het gezantschap bij den Paus is van de baan, het processiever bod kan niet zonder Grondwetsherziening worden opgeheven, zakelijk verzet zich niets tegen samenwerking, maar men late het verleden rusten, zij verdraagzaam tegen over elkander, zij bereid concessies te doen, berijde geen stokpaardje, kortom, gemeen overleg is eerste eisch. Maar tot zoolang steunt onze fractie het tegenwoordige ka binet. De heer OSSEXDORP (S.-D.V houdt'een beschouwing over de houding der regeering tegenover de moties-Suring en Bulten Haar afwijzende houding acht spr. onredelijk en niet in het belang van'den staat. Salaris verlaging kan op een oogenblik onvermij delijk zijn geweest, wanneer door belasting verhoging dit niet is te voorkomen, maar teen bleek, dat er geen tekort maar een overschot was te wachten, was het plicht der regeering op die. verlaging terug te komen en het salaris van 1920 te herstel len.. De toestand van vele ambtenaren is thans feitelijk slechter dan in 1913. Daarom is de motie-Bulten als een zeer billijke wensch te beschouwen. In verband hiermede maakt spr. een uit voerige opmerking over de Centrale Com missie voor Georganiseerd Overleg, waarbij hij betoogt, dat er in die organisatie geen overleg, in den gewonen zin des woords wordt gepleegd, maar enkel besprekingen worden gehouden, wat den aard van haar aibeid zeer beperkt. Trouwens dat is ook in strijd met de bewoordingen van-het desbe treffende reglement. Te Amsterdam is de toestand beter, zooals spr uiteenzet. Wat betreft de motie-Suring, de regee ring heeft geweigerd den zevenjarigen leer plicht in te vopren Deze laatstp belofte heeft de regeering thans ingelost, doch spr. zet uiteen, dat dit toch maar half werk is, de nlicht om dat zevende leerjaar te volgen moet er bij komen. Van verschillende zijden wordt daartegen beprotesteerd, gelukkig niet zonder dat tegenspraak daartegen wordt ge hoord. o.a. van de zijde van den R.-K. Werk- liedenbond. Spr. hoopt, dat het voorbeeld door omringende landen gegeven, door onze regeering zal worden nagevolgd en zij niet zal vasthouden aan haar opvatting Daar voor heeft de Minister van Onderwijs een te goeden kijk op wat de volksontwikkeling noodig heeft. En als het 6 millioen mocht kosten, dan vindt spr. dit nog niet te duur Spr. behandelt hierna de achteruitstelling van ongehuwde onderwijzers op het punt van salarisverhoogingen. Daaromtrent is een vraag in het Voorloopig Verelag gedaan, doch de regeering heeft zich van een ant woord afgemaakt door eenvoudig te verkla ren, dat de regeering niet voornemens is in de salarisregeling verandering te brengen. Spr. vindt, dat zij dieper op de zaak had moeten ingaan, zij is van belang genoeg, omdat aan één dpel van het ongehuwd per soneel twee verhoogingen, aan het andere deel vier verhoogingen worden onthouden en dat enkel om den Katholieken niet te ontrieven. De regeering heeft trouwens een ambtenaar slechls te betalen naar den ar beid. dien hij presteert en daarom is de in houding dier verhoogingen een onbillijk heid. al is er toe besloten met het oog op de religieusen. die onderwijs geven. Om I 10 verdaagt de VOORZITTER de vergadering tot heden. Dan is de minister president aan het woord. (Zitting van gisteren). VOORZIENINGEN TEGEN BESMETTELIJKE ZIEKTEN. Aan de orde is het wetsontwerp tot het tref/en van voorzieningen tegen besmette- 1 i i Lr a 7 i P Ij on Mevr. DE'VRIES—BRUINS (S.-D.) juicht het ontwerp toe. Zjj acht het gelukkig, dat daarin niet is opgenomen veen regeling tot vrijsjelling van inenting tegen de pok ken voor gemoedsbezwaarden en hoopt, dat de amendementen van den heer Bijleveld, om wel een zoodanige regeling op te nemen, het ontwerp niet in gevaar zullen brengen. Een vraag is voor spr. of het ontwerp wet kan worden ook al zjjn de gezondheids diensten nog niet in werking getreden. Kan de minister reeds een berekening voor die diensten overleggen De minister van Arbeid, Handel en Nijver heid. de heer SLOTEMAKER DE BRUINE, zegt nog geen berekeningen aangaande de gezondheidsdiensten te kunnen overleggen. Er behoelt met de aanneming van dit ont werp niet te worden gewacht tot de ge zondheidsdiensten in werking zjjn getreden. Over de vaccinatie wil de minister niet spre ken, aangezien er in deze amendementen zjjn ingediend. Het ontwerp heeft rekening gehouden met de nieuwe bestrijdingswijze van besmettelijke ziekten. De algemeene beschouwingen worden ge sloten. Mevrouw DE VRIES—BRUINS verdedigt een amendement om aan art. 3 toe te voe gen een 5e lid: De inspecteur kan den burgemeester schriftelijk verzoeken één o! meer van de maatregelen, bedoeld in het vorige lid, toe te passen. De burgemeester geeft daaraan gevolg. Indien hij evenwel bezwaar heelt, kan hij binnen 12 uur de de beslissing van den hoofdinspecteur vra gen onder opschorting van den maatregel. Hij voert de beslissing van den hoofd inspecteur onverwijld uit. Met dit amendement bedoelt spr. het ont werp in overeenstemming te brengen mei hel gewijzigd ontwerp en de bevoegdheid van de inspectie der Volksgezondheid te herslellen. Zij betoogt, dat het argument, dat daardoor het gezag ondermijnd wordt, niet opgaat. De burgemeester is immers op het gebied van bestrijding der besmet telijke ziekten volkomen leek. De heer LOVINK (C.-H.) bestrijdt het amendement. Iedere burgemeester zal met den inspecteur willen meewerken. Doch de beslissing moet bij den minister zijn. De MINISTER meent» dat er geen reden is om pessimistisch te zijn ten aanzien van het plichtsbesef onzer burgemeesters. Op dat plichtsbesef moet een beroep worden ge daan bij een advies van den inspecteur. RECLAME. 8793 Als de burgemeester verplicht is, de ad viezen op te volgen, dan is er minder reder om een hoogere instantie in 't leven te roepen. De heer AALBERSE (R.-K.) sluit zich aan by mevr. De Vries—Brains. Hij heeft de overtuiging, dat het systeem van de oude wet, waarbij de beslissing bij den des kundige berust, het juiste is. De heer BULTEN (R.-K.) meent, dat de burgemeester bevoegd is, tot het nemen van maatregelen omdat hrj onmiddellijk de ad viezen krijgt van de inspectie en van de hoofdinspectie. Hij behoeft niet te zeilen op bet compas van een plaatselijk geneoshcor. De MINISTER dupliceert. In den tegen- woordigen tekst is het araendement niet te plaatsen. Dan zou men de oude lezing moe ten herstellen. Het amendement wordt verworpen met 30 tegen 29 steramen. De VOORZITTER deelt mede, dat dr heer v. Zadelhoff zich vergist hoeft. Hij heeft tegengestemd en had willen voor steramen. Op art. 4 heeft mevr. De Vrica—Bruins een amendement ingediend om den inspec teur de bevoegdheid te geven, de beslis sing over to laten aan den hoofdinspecteur als de burgemeester niet binnen 24 uur aan zijn advies gevolg geeft. De heer LOVINK dient een sub-amen dement in om in plaats van hoofdinspec teur te lezenMinister. Mevr. DE VRIES—BRUINS neemt het 6ub- amendement over De heer HEEMSKERK (A.-R.) meent, dat de wet er door dit amendement niet mooier op wordt. Bij het vorige artikel werd vertrouwen gesteld in het verant woordelijkheidsgevoel van den burgemees ter. Deze lijn dient hier gevolgd te wor den. Dc burgemeesters, volkomen op de hoogte met de plaatselijke toeatanden, zijn de aangewezen personen om te beslissen. Het ontwerp wordt een wonderlijke samtn- ©telling van tegenstrijdigheden als dit amendement wordt aangenomen. Het amendement wordt aangenomen met 35 tegen 25 stemmen Een sub-amendemenit-Lovink van dezelf de strekkiwg als het vorige wordt aango- nomeo met 44 tegen 18 stemmen. Het amendement van mevr. De Vries Bruinsqpp art. 5 wordt aangenomen met 38 tegen 27 stemmen. De heer LOVINK (C.-H.) licht op art, 10 een amendement toe om met betrek king tot de sluiting van een school of een kintlerbewaarplaats den minister te doen beslissen bij verschil van meening tusschen den inspecteur en den burgemeester. De Minister wijzigt in dezen geest het ontwerp. Het amendement wordt hierop inge trokken. De heer BIJLEVELD verdedigt eenige amendementen om op eenvoudige wijze te gemoet te komen aan hen, die. op grond van hun godsdienstige overtuiging gewe tensbezwaar hebben tegen inenting. Waar de Minister heeft gezegd, dat dit Kabi net wegens zijn karakter deze materie ntiet ter hand kan nemen, mag dit voor de Kamer geen bezwaar zijn de consciëntie bezwaren in dit ontwerp te doen eerbie digen. Het amendement wil de bezwaar- Naar het Engelsch van RAFAEL 8ABATINI. Geautoriseerde vertaling van A, T. 47) Buckingham stiet een spotlach uit. Hij had de bedoeling van den kolonel geheel mis verstaan. „Kom. bluffende kapitein, jammerlijke Babadil denk je me met woorden en grappen bang te maken? Tegen je zelf zijn de kansen gekeerd. Doe die deur open en maak dat je weg komt, of ik scheur je in flarden." „Oho! En wie is nu de bluffende kapitein? Wie Babadil? Wie de slachter van een zij den knoop," riep Holles, tot woede geprik keld. Hij zou er misschien nog meer bijge voegd hebben, maar de Hertog hield hem tegen. „Genoeg gepraat," snauwde hij. „De sleu tel .schurk, of ik doorsteek je. waar je staat." Holles lachte hem uit „Ik dacht niel toen ik uw leven redde dien avond le Worcester, dat ik in de noodzakelijkheid zou komen, het op deze manier weer te nemen „Je denkt me te treffpn mei die herinne ring, hè?" zei de Hertog en viel ip hem aan. „Neen. Ik zal je op een andere manier tref fen, jou verliefde sukkel." En toen troffen de degens weer samen en hei was in doodelijken ernst, HOOFDSTUK XIX. Het gevecht. Ik geloof niet, dal 'ooit twee mannen m-st grooler vertrouwen samen gevochten heb ben. Geen van beiden twijfelde aan den af loop. leder beschouwde den ander met halve minachting, als een gek, die zijn noodlot te gemoet snelt. Holles was een man van de daad, ge oefend in de moeilijkste school van alle, en ofschoon hij nu eenige maanden zjch niet met het zwaard geoefend had. kwam het toch niet bij hem op, dal hij ernstigen tegen stand zou ontmoeten hij iemand, die beter thuis was aan het Hof dan in het legerkamp. Ofschoon de Hertog van Buckingham geen drukte maakte over het feit, was hij waar schijnlijk de beste schermer van zijn tijd in Engeland. Hij beschouwde de zaak van nu slechts als een vervelende storing, die zoo spoedig mogelijk van de baan moest ge bracht worden. Daarom viel hij krachtig aan, en zijn minachting voor zijn tegenstan der, maakte hem zorgeloos Het was goed voor hem in de eerste oogenblikken van dat gevecht, dat Holles bedacht had, dat bet dooden van den Hertog veel te ernstig zou zijn in zijn verdere gevolgen en mogelijk ook in zijn onmiddellijke Want Buckingham 9 lakeien waren bij de hand. en na met hun meester afgerekend te hebben, moest hij door de spitsroeden loopen van die kerels, voordat hij met Nan in vrijheid zou zijn. Zijn doel moest daarom zijn den Hertog fe ontwapenen of buiten gevecht (e slellen, en als hij dan aan zijn genade was overgele verd. hem de gelofte-af (e dwingen, hen on gehinderd te laten heengaan, wat de Hertog thans weigerde. Zoo gebeurde hel, dat hij in de eerste oogenblikken van het gevecht de kansen verwaarloosde, die de roekeloosheid van den Hertog hem verschafte, omdat hij op bedacht was den rechter arm van den Hertog te bereiken en te kwetsen. Twee van die pogingen echter, die beide gemaakt wer den, toen de Hertog zich voor een aanval dekte, openbaarden Buckingham niet alleen het plan. maar ook iets van de sterkte van zijn tegenpartij, terwijl het gemak, waar mede de Hertog die pogingen voorkwam, Holles het vermoeden waarmede hij begon nen was, deed wijzigen. De volgende oogen blikken toonden aan beiden de onvoorzich tigheid. om een tegenpartij te onderschatten, en daar hun wederzijdsche waardeering ver meerderde, begonnen zij nu ernstiger en voorzichtiger te vechten. Op den achtergrond, in een grooten arm stoel, waarin zij neergevallen was, zonder kracht meer, bleek van schrik, haar polsen kloppend, haar adem zoo stokkend, dat zij het gevoel had. of zij stikken zou. zat Nancy Sylvester, de eenige. angstige getuige van dien s'rijd, waarvan zijzelf 't voorwerp was. Eerst was de Hertog met zijn rug naar haar toegekeerd, terwijl Holles tegenover haar stond, zoodat zij hem vol in het gezicht kon zien. Het was heel kalm en vastberaden, en er lag een vaste, onverzettelijke bedoe ling in de grijze oogen, die nooit schenen af te wijken van den vasten blik op zijn tegen partij. Zij merkte de elastische, half gebo gen houding van zijn lichaam op. en het ge raak. waarmede zijn degen in verschillende richtingen ging. en zij zag de geoefende be hendigheid -en krachtige lenigheid van zijn pols. Zij begon moed te scheppen Terwijl zij hem gadesloeg, zag zij het vertrouwen, waarmee hij vocht, een vertrouwen, dat langzamerhand op haar zelf overging en de angsl deed bedaren, die haar verstand bene veld had. Op eens kwam er verandering in de tac tiek. Buckingham ging snel naar links; het was bijna een sprong; en onder het bewe gen deed hij een uitval in de nieuwe rich ting. een uitval, die berekend was op de zijde van Holles. Maar Holles verplaatste zich met de vlugge snelheid van een danser, en keerde zich tegen zijn tegenstander in deze nieuwe richting, gereed den harden stoot op te van gen, als die gegeven werd. Als gevolg van deze verandering, zag zij nu beiden en profiel, en nu pas, nu het te laat was, zag zij. welke kans zij gemist had, om een slag te slaan voor haar eigen verde diging. Zij had het moeten doen, terwijl de Hertog met zijn onbeschermden rug naar naar haar toegekeerd stond. Als zij iets anders was geweest, zei ze tot zich zelf, dan het verbijsterde, verdoofde, domme schepsel, dat zij was. zou zij een mes van de tafel ge grepen en het hem tusschen de schouderbla den gestoken hebben. Misschien is hel hef gevoel voor zulk een gevaar, de instinefmalige angst van een strij der voor een bloot gegeven rug. die den Her tog er loe geleid had, van plaats le verande ren, zooals hij gedaaD had. Hij herhaalde de beweging telkens weer. en dwong Holles daar door steeds te keeren. om de nieuwe richting van den aanval op le vangen totdat de Hertog eindelijk de deur achter zich en zoowel Holles als het meisje tegenover zich had. Intusschen had hel geluid van een gevecht in die gesloten kamer het stampen van zich verplaatsende voelen en het gekletter van degens de aandacht getrokken van de mannen in de vestibule. Er klonk een hard geklop tegen de deur, vergezeld door I stemmen. Het geluid was een groote opluch ting voor Buckingham, die merkte, dat zijn tegenstander veel moeilijker van kant te ma ken was, dan hij verwacht had. Dit niet al leen, maar hoewel hij onbevreesd was, ging hij begrijpen, dat het gevecht niet zonder ge vaar voor hem zelf was. Die schurk van een Holles was ongewoon sterk. Hij verhief plot seling zijn stem: „Help! Frangois! Anloine! Helpl" „Heer," klonk de stem van Francois, vol schrik buiten de deur. „Breek de deur open." riep Buckingham terug. Er klonken zware slagen in antwoord op dat bevel toen stille en geschuifel van voe ten. terwijl de dienaren hun schouders teg^n de deur drukten Maar hel Stevige hout was tegen die pogingen bestand. De voetstappen der mannen trokken af. en er volgde stilte, waarvan de beteekenis voor beide strijders zeer duidelijk was. De dienaren waren ge reedschap gaan halen, om de deur open le breken. Dat maakte een einde aan de verwachtin gen van den kolonel, om den Hertog weer loos fe maken, een laak, die hij begon te be merken, dat onoverkomelijk was Hij begon dus mei andere plannen le vechten. Hij had nu geen andere keus dan Buckingham te dooden. voordat de dienaren de deur binnen kwamen of alle? zou verloren zijn. De daad zou zeker gevolgd worden door zijn eigen dood door middel van Buckingham's diena ren of door de wet maar Nancy zou ten minsfe verlost zijn van haar vervolger Vol van dif voornemen, veranderde hij zijn lae. tiek; en van hef verdedigen, dat len doel had de kracht van den Hertog uit le putten, ging hij plotseling tot den aanval over. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 15