Een speelbal der fortuin
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 31 Maart Tweede Blad Anno 1927
No. 20567
BINNENLAND.
aör-^'/
_...(fe Uf ean
Clys/aa mei? b^rT
z'uit iQdors
EERSTE KAMER.
FEUILLETON.
RECLAME. 121
DE OPVOLGER VAN MINISTER
VAN KARNEBEEK.
Naar het Corr.-Bureau verneemt, zal
binnen enkele dagen in de Staatscourant
verschijnen de benoeming van jhr. mr. F.
Beelaerts van Blokland, buitengewoon ge
zant en gevolmachtigd minister, lot minister
van Buitenlandsche Zaken.
OFFICIEELE BERICHTEN.
Bij Kon. besluit is benoemd tot ridder in
de Oranje-Nassauorde F. M. Baud, burge
meester der gemeenten Nieuwveen en Ze
venhoven.
NA DE VERWERPING
VAN HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG.
In de „Soir" schrijft Carton de Wiart,
oud-president van den Belgischen Minister
raad: Na de stemming in de Ned. Staten-
Generaal zijn wij niet geheel en al in een
impasse geraakt. Een beslissing door den
Oppersten Raad treedt weer sterk op den
voorgrond. Het zou niet te begrijpen zijn
als de Mogendheden, na op 8 Maart 1919
plechtig de gevaren en nadeelen, welke de
Iractaten van 1839 voor den vrede van
Europa bevatten, te hebben erkend, onver
schillig zouden blijven bij de bestendiging
van deze gevaren, wat door het niet-deel-
nemen van Nederland aan het Locarno-
pact slechts meer in het licht is getreden.
Overigens verplicht de verwerping van
het accoord Nederland op een andere wijze
en zonder verwijl het probleem betreffende
de verbinding van Antwerpen met het Rijn
gebied te regelen.
Nederland is ons verschuldigd „veilige,
goede en gemakkelijke" verbindingen mei
den Rijn.
Wij moeten deze eischen!
DE VEILIGHEID OP ONZE
SPOORWEGEN.
De Minister aan het woord.
Minister van der Vegte schaart zich, blij
kens zijn Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer betreffende Hoofdstuk IX (Wa-
RECLAME.
266
terstaat) der Staatsbegrooting voor 1927, aan
zijde van de leden, die meenen, dat met
de beweringen omtrent veiligheid van het
spoorwegverkeer in den laatsten tjjd niet
weinig overdreven wordt Dat de tegenwoor
dige bezetting der treinen door treinperso
neel gevaar voor de veiligheid op de spoor
wegen zou kunnen opleveren, moet uitge
sloten worden geacht. Mocht tot uitvoering
van de in de Tweede Kamer aangenomen
motie overgegaan worden tot benoeming van
een commissie in zake het instellen van een
onderzoek naar den algemeenen veiligheids
toestand bij de Nederl. Spoorwegen, dan zal
vertegenwoordiging van de vakvereenigin-
gen nader overwogen worden.
De voorstelling, volgens welke de hoofd-
bouwkundige Leith, het slachtoffer gewor
den is van zijn verklaringen voor de com-
missie-Kraus, schijnt niet in overeenstem
ming met de feiten. Zeer zeker mag een
door een ambtenaar naar waarheid afge
legde verklaring voor de commissie nooit een
reden zijn tot het nemen van eenige maat
regel ten nadeele van dien ambtenaar, maar
dit is ook niet geschied. De Minister herin
nert eraan, dat volgens de directie der Ned.
Spoorw. de heer Leith alleen is overgeplaatst
omdat de reeds sedert langeren tijd beslaan
de slechte en door het gebeurde in de laat
ste maanden nog slechter geworden ver
standhouding tusschen hem en zijn chef
zoowel als zijn ondergeschikten te Rotter
dam het wenschelijk maakte hem over te
plaatsen, en betoogt verder, dat de hem toe
gedachte nieuwe werkkring te Utrecht zeker
niet als een lagere was aan te merken. De
afkeuring wegen9 blijvende ongeschiktheid
voor den dienst is in geen enkel opzicht door
de spoorwegdirectie bevorderd.
De ambtenaar, die tegen een verslagge
ver, die zich bij Bleiswijk zonder verlof op
spoorwegterreinen had begeven, proces-ver
baal opmaakte, was niet in dienst van de
spoorwegen. De directie der Ned. Spoorwe
gen deelt mede, dat zij op geenerlei wijze
getracht heeft een strafvervolging uit te
lokken. Openbaarheid ten aanzien van
spoorwegongevallen is zeker een algemeen
belang en het toelaten van verslaggevers
voor eigen aanschouwing verdient daarom
naar 's Ministers meening aanbeveling. Om
op spoorwegterreinen toegelaten te worden,
moet men echter toestemming vragen en bij
het verrichten v&n opruimingswerken moet
uit den aard der zaak geen hjnder van toe
schouwers worden ondervonden.
De directie der Ned. Spoorwegen acht
automatische toestellen bij de onbewaakte
overwegen niet aan te bevelen, wegens kans
op storing, hoe goed zij ook zijn ingericht
Ofschoon de mogelijkheid van toepassing
van bedoelde automatische seinen zeer ze
ker bestaat, heeft de Minister vooralsnog
gemeend die toepassing wegens de daarvan
gevreesde bezwaren niet te moeten voor
schrijven en er de voorkeur aan te moeten
geven om overwegen, die anders voorzien
van goed werkende automatische toestellen
wellicht voor ontheffing van bewaking en
bediening in aanmerking zouden kunnen
komen, bewaakt te doen blijven.
Na o.a. betoogd te hebber* dal fiuilseinen
geen aanbeveling verdienen wegens verzwa
ring van don dienst der machinisten en over
last voor reizigers en omwonenden, sluit de
minister 7ich aan bij de ook in het Voorloo-
pig Verslag gemaakte opmerking dat het pu
bliek bij het overgaan van onbewaakte over
wegen voorzichtigheid moet betrachten,
waarbij de Minister aanteekent. dat geen
overwegen onbewaakt werden gelaten, als
het uitzicht onvoldoende geacht werd.
VERVROEGDE INLIJVING VOOR DE
OFFICIERSOPLEIDING VAN
DIENSTPLICHTIGEN DER
LICHTING 1928.
Voor de ingeschrevenen, die uit de lich
ting 1928 tot gewoon dienstplichtige wor-
den bestemd en die in aanmerking kunnen
komen om te worden aangewezen voor de
opleiding lot verlofsofficieren, bestaat tot
een beperkt aantal de gelegenheid om in
plaats van in 1928, reeds 3 October 1927 te
worden ingelijfd en .op dién datum de eerste
oefening aan te vangen.
Zij die van deze vervroegde inlijving ge
bruik wenschen te maken, behooren zoo
spoedig mogelijk n& de loting, in ieder ge
val uiterlijk 15 September 1927. een daar
toe strekkend verzoek aan den Minister van
Oorlog te richten, waarin duidelijk moeten
worden vermeld:
1. de geslachtsnamen en de voornamen;
2. de gemeente waarvoor de inschrijving
voor den dienstplicht geschiedde;
3. het lotingsnummer;
4. het wapen of korps, waarbij de indee
ling gewenscht wordt.
Bij het verzoek behoort te worden overge
legd een bewijsstuk, dat de ingeschrevene
in het bezit is van het einddiploma Hoogere
Burgerschool 5-jarigen cursus of gymna
sium of van een daarmede gelijkgesteld
diploma.
Aan een dergelijke vervroegde inlijving
is het voordeel verbonden, dat de eerste
oefening volbracht wordt aansluitend aan
de schoolopleiding en eventueele verdere
studie of vakopleiding niet door de eerste
oefening wordt onderbroken.
DE FORENSENBELASTING.
Op de vragen van den heer Kuiper be
treffende het tijdstip van indiening van een
wetsontwerp tot parjieele herziening van de
forensenbelasting en toepassing dier her
ziening op de heffing dier belasting van het
komende belastingjaar, heeft de heer de
Geer, Minister van Financiën het volgende
geantwoord:
Een ontwerp van wet tot wijziging van
enkele artikelen van de Gemeentewet met
betrekking tot de plaatselijke belastingen
heeft het Departement van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw en dat vandenonder-
geteekende verlaten. Dit ontwerp bevat
hoofdzakelijk wijzigingen in de bepalingen
betreffende de zoogenaamde forensen.
Dat dit ontwerp zóó tijdig in het Staats
blad zal staan, dat het technisch mogelijk
zal zijn het reeds op de heffing der foren
senbelasting van het komende belasting
jaar van toepassing te doen zijn, is niet
waarschijnlijk.
De audiënties van den Minister van
Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen en
van den Minister van Financiën zullen op 4
April niet plaats hebben.
(Zitting van gisteren).
Na opening der vergadering en afdoe
ning van eükele zaken 6telt de Voorzit
ter aan de orde de
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN
over de Staat-sbegrooting 1927 en geeft
het woord aan den heer VAN LANSCHOT
(K.-K.), die enkele opin er kin-gen van staat
kundigen aard wenscht te maken. Hij
stelt in de eerste plaats aan de orde de
verhouding der Volksvertegenwoordiging
tot dit extra-parlementair kabinet. Aan
een dergelijk kabinet zijn wij niet gewend
en wij moeten in den toestand nog inle
ven. De Kath. Staatspartij staat geheel
los tegenover dit kabjpet, maar het gevoel
van vrijheid dient getemperd te worden,
we moeten ministerieel zijn. In ons Voorl.
Verslag hoort men een anderen toon, wordt
zelfs gevraagd waarom dit kabinet nog
aanblijft. Maar hoe durven die vragers,
die zelf de regeering niet durven aanvaar
den, dergelijke vraag te stellen Spr. acht
het veel practischer samen te weiken mot
dit kabinet.
Ten onrechte neemt men het aan den
minister-president kwalijk, dat hij de in
de Tweede Kamer aangenomen moties
naasrt zich heeft neergelegd. Deed hij an
ders, dc regeeima^ht zou bij dc Tweede
Ivarapr komen. Echter valt daarin ook het
bewijs te zien, dat het gewenscht i», dat
er zoo spoedig mogelijk een parlementair
kabinet komt; vóór 1929 valt dit echter
met te verwachten en »pr. wenscht zulks
ook niet.
De wensch naar een parlementaire re
geering wordt niet enkel door spr. gcvochl,
doch is vrij algemeen in deze Kamer. De
Katholieke Staatspartij wijst echter de
schuld van den toestand, haar door den
heer Alba-rda ip de gchoenen geschoven,
ten sterkste af. De samenwerking van
principieel verschillende partijen betreft
meer dan wetgevenden arbeid, zij gaat om
de politieke zelfstandigheid van een partij
en beginselen komen daarbij in het spel,
die een partij niet mag prijsgeven, zelfs
al wordt daardoor een parlementaire meer
derheid mogelijk gemaakt. Zoo is het ook
met de Kath. Staatspartij gesteld.
Zij is wel uit verschillende elementen
gevormd, doch één band verecnigt deze
en het is een weldaad voor ons land, dat
de partij niet uiteenvalt Naar aanleiding
van wat do heer Colijn heeft opgemerKfc
over herstel der samenwerking, wijst spr.
er op, dat dc drie voormalige coalitiepar
tijen op menig punt eenstemmig denken.
Zoo omtrent de goedkeuring van de sta
tuten van den Nieuw Malthusiaanschcu
Bond, de verslapping van de huwelijks
wetgeving, de keuze van Gedeputeerden
en van Wethouders. Dat geschiedt instruc
tief, bijna automatisch. Wanneer de poli
tieke barometer weeT goed weer aanwijst
zal het oogenblik daar zijn om dan dezen
instincticven toestand tot een politiek©
verhouding te maken. Men forceere de-
rechtsche samenwerking dus niet, maar
6pr. hoopt, dat de leider der Chr.-Hist.
partij aan de overzijde zijn volgelingen
kan brengen tot het inzicht, dat ook de
heer Colijn koestert, dat het mogelijk zal
zijn in 1929 met een parlementair kabinet
voor den dag te komen.
Spr. zet uiteen, hoe in November 1925
de coalitie is kapot gemaakt, hoe de tegen
6tanders der coalitie, nu zij met de scher
ven zitten, nu weer die coalitie terugver
langen, gelijk blijkt uit een passus in hot
Voorl. Verslag, blijkbaar van uiterste lin
kerzijde herkomstig. Maar van de hulp van
die zijde is spr. niet gediend. Spr. komt
thans tot de crisis bij Biutenl. Zaken, uit
gelokt door een besluit van deze Kamer.
Wie zal de taak van mr. Van Kamebeck
overnemen 1 De logica eischt evenals het
staatsbelang voor de toekomst, dat de
geheelo regeering bij een dergelijke ma
terie zich geheel aansprakelijk stelt, zich
homogeen gevoelt.
Dc nieuwe titularis en het huidige ka
binet dienen dit voor de toekomst met
elkaar te zijn. Spr. hoopt dat de minister
president zal willen verklaren, dat inder
daad do oplossing der Belgisch-Nederland-
6cbe kwestie geen ministericele. maar een
kabinetszaak is. En bij die oplossing kan
het donkbeeld van den heer Colijn tot
richtsnoer strekken.
Spr. wenscht thans met een enkel woord
nog de financiën des lands te bespreken
en vraagt, minister De Geer of de toestand
inderdaad zoo gunstig is, ah men tegen
woordig meent. Spr. meent lot nog toe dat
voorzichtigheid alleszins gewenscht is en
men niet al te veel moet vertrouwen op
de accressen van 's rijks inkomsten. De
F,tijging der laatste jaren is aan Indië in
de eerste plaats te danken, maar magere
jaren ook in Indië blijven mogelijk. De
hoofdkwestie is of de inkomsten gelijken
tred zullen houden met de stijging der
uitgaven, vooral nu we niet meer rekenen
mogen op de reserve, gelegen in de onge-
raamde hoogere opbrengst vntn verschil
lende belastingen. Nederland behoort tot
de zwaarst belaste landen en het gevolg
is, dat in het bijzonder cnnze industrie niet
floreert, welke bovendien nog belemmerd
wordt door de hooge tarief wallen, welke
ons land omgeven en deswege in het bui
tenland suikerfabrieken gaat oprichten. Is
het niet gewenscht, dat met behulp van
den minister van Buitenl. Zaken naar mid
delen van verweer wordt gezocht
Ons Schoenenwetje ^bewijst de mogelijk
heid daarvan* En de klachten uit Maas
tricht over dumping mag de regeering ook
niet in den wind slaan.
Ten slotle vestigt spr. de aandacht der re
geering op den noodtoestand, die het gevolg
is van een onvoldoenden toestand van de
bedding van de Maas, verbetering er van is
dringend noodig, de tegenwoordige minis
ter van Waterstaat zal daarvan ook wel
overtuigd zijn, spr. hoopt echter, dat hij
daarvan ook overtuigd zal zijn en een eind
zal maken aan den toestand, dat de regee
ring bij hoog water krachtens de Rivieren-
wet hel land laat overstroomen, omdat het
bed van de Maas het water niet kan weg
werken. Moet dat nu maar zoo blijven? Spr,
meent, dat de regeering aan den onduld*
baren toestand in het Noord-Oosten van
N.-Brabant zoo spoedig mogelijk een einde
moet maken. Het extra-parlementaire kabi
net zou zich den dank der natie verzekeren
door dat ter hand te nemen.
De heer DIEPENHORST (A. R.) wenscht
zich hoofdzakelijk tot één punt te bepalen,
nl. de wijziging van onze handelspolitiek. De
regeering acht het niet gewenscht daarin wij*
ziging te brengen, en spr. vraagt of de regee*
ring naar aanleiding van do laatste ver*
schijnselen op internationaal gebied de mee
ning nog aanhangt. Is de regeering gekant
tegen elke wijziging? Van een principieels
ommekeer zal de regeering wel niet willen
weten, maar wenscht zij in geen enkel op*
zicht haar standpunt te wijzigen?
Blijft de regeering zich houden aan de wet
van 1862? Het Ghrist.-IIisloriscb beginsel
der ministers De Geer en Slotemaker is deu
spreker een waarborg, dat zij geen blijk zu1-
len geven van star dogmatisme. Spr. zegt dit
met nadruk, omdat de Chr.-llislorischen zich
minder sterk kanten tegen de eenzijdigheid
der vrijhandelaars, gelijk meer dan eens is
gebleken. Aan minister De Geer is een vrij
handelsovertuiging toegeschreven doch spr.
gelooft dit niet; de heer van Aalst president
der Handelsmaatschappij is ook geen ver-
slokt vrijhandelaar, zoomin als Groen van
Prinslerer en De Savomin Lohman waren,
gelijk spr. met een paar aanhalingen toe*
licht.
De vraag van de handelspolitiek is geen
theoretische kwestie, doch een kwestie van
doelmatigheid, een zaak van opportuniteit,
afhangende van de omstandigheden evenals
de middelen, welke een dokter voorschrijft.
De economische structuur van Nederland
vraagt vrijen invoer, maar de omstandighe
den kunnen daarin wijziging brengen, b.v.
tot afweer van valutaconcurrentie en dum
ping, wat spr. nader uiteenzet, betoogend,
dat men daartegenover niet kan volstaan
met te laten uitzieken, zooals de vrijhande
laar wil. En de bewering dat zooiets slechts
kort zal duren, gaat ook niet op, de feiten
uit den laatsten tijd o.a. in Frankrijk leercn
anders. De regeering dient bij wet gemach
tigd te worden tot maatregelen tol wering
van invoer in den geest van het Schoenen
wetje en bovendien moeten benadeelde in
dustrieën, zooals de Maastrichtsche aarde
werkindustrie, direct worden gesteund.
Dat tegen dumping moet opgetreden wor
den zet spr. nader uiteen met aanvoering
van verschillende berichten. Wij laten de
buitenlandsche producten maar vrij binnen
en van differentiatie is geert sprake. En
dientengevolge i9 de meeslbegunstigings-
clausule van heel wat minder beteekenis ge
worden.
De protectionistische stroom in het buileo-
land heeft ons met lamheid geslagen, omdat
wij niets daartegenover willen stellen. In af-
Naar het Engelsch
van
RAFAEL SABAT1NI.
Geautoriseerde vertaling van A. T.
46)
Daar in de vestibule, ergens achter die
open deur, wist hij, dat de vier Iranscbe
lakeien van Buckingham wachtten, die, op
bevel van hun meester, er niets meer in
zouden vinden zijn keel af te snijden dan im
de kapoen aan te snijden, die op het buffet
stond. Hij was in zijn avontuurlijk leven in
veel moeilijker omstandigheden geweest dan
deze, maar nooit te voren was er een vrouw
geweest, die hem belemmerd en tegelijk zijn
hoofd ernstig en bezorgd gemaakt had. 111)
dankte den hemel voor de voorzichtigheid,
die zijn ingeving tot zwijgen had gebracht,
om Buckingham te verzoeken op zijde te
gaan, toen deze binnen kwam. Had hij ge
hoor gegeven aan die ingeving, dan zou het
Tiu waarschijnlijk met hem gedaan zijn ge
weest. En als het met hem gedaan was. zou
Nan geheel aan de genade van den Hertog
zijn overgeleverd Zijn leven was op eens
zeer veel waard geworden. Hij moest zeer
slim te werk paan
De slem van den Hertog, die scherp van
ongeduld klonk, wekle hem op: .Nu. suk
kel? Wil je hier den heelen nacht blijven
staan kijken?"
Holles keerde zich om. „Alles is hier,
onder bereik van uw Genade, geloof ik," zei
hij kalm.
,.Dan kunt ge heen gaan."
Holles boog onderworpen. Hij durfde Nan
niet aanzien; maar hij hoorde haar snelle
ademhaling, en zonder te zien, merkte hij,
dat zij schrikte, en hij gevoelde den nieuwen
afschuw en de diepe minachting, waarmede
zij dit nieuwe bewijs van lafhartigheid en
laaghpid aanzag.
Hij liep naar de deur, de oogen van den
Hertog volgden hem met eenigen argwaan,
verward als hij was door iets wat hij be
merkte, maar waarvan de beteekenis hem
ontging.
Mei de hand aan de open deur. keerde
Holles zich nog weer om. Hij zocht nog tijd
te winnen, om te beslissen, hoe hij verder
handelen zou.
„Ik denk, dat uwe Genade mij van avond
niet verder noodig heeft?"
Zijn Genade dacht na. Achter den Hertog
zag Holles Nan staan, de oogen wijd open.
doodsbleek, leunend tegen de tafel, haar
rechterhand tegen haar horst gedrukt, als om
zich kalm te houden
„Neen," zei zijn Genade eindelijk, lang
zaam. „Toch is het beter, dat ge met Fran
cois en de anderen bij de hand blijft."
„Heel goed." zei Holles, en hij keerde zich
om, om heen te gaan. Hij had 'opgemerkt,
dat de sleutel aan de buitenzijde van de deur
stak. Hij bukte zich en haalde hem uit het
slot. „Uwe Genade heeft hem misschien lie
ver aan den binnenkant." zei hij met een af
schuwelijken grijns, en terwijl zijn Genade
ongeduldig de schouders ophaalde, om zijn
onverschilligheid te toonen, maakte Holles
de verandering.
Daarna sloot hij de deur snel. en bij had
kalm den sleutel in het slot omgedraaid, er
uit gehaald en in zijn zak gestoken, voordat
zijn Genade bekomen was van zijn verba
zing over het ongewone van zijn gedrag.
„Wat beleekent dit," vroeg hij scherp, een
schrede naar den kolonel toe gaande, en van
Nan Monk een zwakke kreet een snik,
meer niet, als teeken van de reactie, die hel
plotseling begrijpen van haar moed uit do
wanhoop, waarin zij verkeerd had. Holles
met zijn schouders tegen de deur, liet een ge
laat zien, dat toornig en vastberaden was.
Hij wierp zijn hoed en mantel weer weg,
dien hij in de hand had gehouden.
„Uw Genade, ik verlang een vertrouwelijk
woord met u, veilig voor de onaangename
tusschenkomst van uw lakeien."
De Hertog richtte zich zeer stijf en strak
op. niet weinig verwonderd over dit alles,
maar volkomen zich zelf meester. Zooals ik
reeds gezegd heb was vrees een aandoening,
die hij niet kende. Was hij in andere opzich
ten ook slechts in staat geweest tot zulk een
zelfbeheersching, dan had hij de grootste
man van Engeland kunnen worden.
„Ga voort mijnheer." zei hij koel. „Laat
ons de verklaring van deze onbeschaamd
heid hooren, zoodat wij er een eind aan ma
ken kunnen."
„Die is gauw gegeven Holles sprak ook
rustig. „Deze dame, uw Genade, is een vrien
din van mij.een oude vriendin. Ik wist
het niet voordat.. voordat ik haar hier
heen had gebracht. Toen ik het ontdekte,
wilde ik haar weer wegbrengen, en ik wis
op het punt, het te doen. toen uw Genade
kwam. Ik vraag nu, of u uw eerewoord wilt
geven, dat ge niets zult doen. om ons kalm
vertrek te verhinderen dat ge geen ver
hindering zult zijn noch in uw eigen per
soon of in d;e van uw bedienden."
Eenigen tijd bleef Buckingham hem aan
kijken, zonder zich te bewegen van de plek,
waar hij stond, halfweg tusschen Holles en
het meisje, met zijn schouder naar deze laat
ste gekeerd. Behalve meer kleur bij zijn
oogen en op zijn wangen, gaf hij geen teeken
van aandoening. Hij glimlachte zelfs, of
schoon niet zeer aangenaam.
„Maar hoe eenvoudig." zei hij met een
lachje. „Niets, inderdaad, kon eenvoudiger
zijn. En wat een aandoenlijke toestand, wat
romantisch. Een oude vriendin van u, zegt
ge. En natuurlijk, daarom moet de wereld
stil staan." Toen werd zijn stem harder. „En
als ik weigpr, mijn woord te geven? Wat is
kolonel Holles dan van plan?"
„Het zal heel slecht voor uw Genade zijn,'
zei Holles.
„Ik geloof bijna, dat ge me bedreigtl"
Buckingham verried lichte verwondering.
..Zoo kunt u liet noemen."
De geheele houding van den Hertog ver
anderde. Hij legde zijn masker van aanmati
gende kalmte af.
„Wel," riep hij uit. en zijn stem klonk
scherp als een mes. „Nu heb ik genoeg van
je onbeschaamdheid, vriend. Je zult dadelijk
die deur openstuiten en weg gaan, of ik roep
mijn knechts, om je tot moes te slaan."
„Het was voor het geval uw Genade tot
zulke onedele maatregelen verleid mocht
worden, dat ik de voorzorg nam, de deur te
sluiten.' Holles sprak zoo zacht als fluwee'.
„Ik vraag uw Genade op te merken dat het
een zeer stevige deur en dat het slot uitste
kend is. Ge kunt uw lakeien roepen. Maar,
voordat zij u bereiken kunnen, is het zeer
waarschijnlijk dat uw Genade in de hel zal
zijn
Buckingham lachle. en terwijl hij dit d »ed.
haalde hij het lichte rapier uit de schede, n
deed een uitval over den afstand, dien hij
met zijn zeer geoefend schermersoog geme
ten had.
liet was een bliksemsnelle beweging en
van doodelijke juistheid, slim er op berekend
den ander bij verrassing te nemen en hem ta
doorsteken, voordat hij een beweging kon
maken, om zich te dekken. Maar snel als hij
was. en geoefend als de behendigheid van
den Hertog was, hij stond tegenover iemand,
die even snel en geoefend was, een. die a! te
dikwijls zijn leven met zijn handen h.id
moeien verdedigen. Holles had dan ook dien
berekenenden blik gezien in de oogen van
den Hertog, toen zij den afsfand tusschen
hen malen, en omdat hij meer dan eens juist
zulk een berekenenden blik in de oogen van
anderen gezien had en wist, wat volgen zou,
had hij het voornemen van den Hertog gera
den en was hij voorbereid geweest. Terwijl
de Hertog met één beweging trok en uitviel,
trok Holles en stelde hij zich in posftie, o:n
dien verraderlijken snellen steek te ontwij
ken. Nan's gil van schrik, en het gekletter
der beide degens, klonk op hetzelfde oogen-
blik. Het pareeren van den kolonel wprd ge
volgd door de beweging van een tegen:toot,
die recht op het gezicht van den Hertog ge
richt was. op de hoogte, waarin dit door d-n
uitval gekomen was. Om hem te ontwijken
was Buckingham gedwongen, zich te herstel
len, en even snel terug te gaan als hij voor
uit gekomen was. Weer recht op, ging zijn
Genade terug, zijn adem ging wat «nelier cn
een oogenblik 6(onden de twee mannen zwij
gend, de degens met de punt omlaag elkan
der met de oogen metend. Toen sprak
Holles:
„Uw Genade, dit is een spel waarbij de
kansen sterk legpn u zijn." zei hij ernstig
„Het is beter, dal u doet. zooals ik heb voor
gesteld.." (Wordt vervolgd).