Een speelbal der fortuin LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 31 Maart Tweede Blad Anno 1927 No. 20567 BINNENLAND. aör-^'/ _...(fe Uf ean Clys/aa mei? b^rT z'uit iQdors EERSTE KAMER. FEUILLETON. RECLAME. 121 DE OPVOLGER VAN MINISTER VAN KARNEBEEK. Naar het Corr.-Bureau verneemt, zal binnen enkele dagen in de Staatscourant verschijnen de benoeming van jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, buitengewoon ge zant en gevolmachtigd minister, lot minister van Buitenlandsche Zaken. OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. besluit is benoemd tot ridder in de Oranje-Nassauorde F. M. Baud, burge meester der gemeenten Nieuwveen en Ze venhoven. NA DE VERWERPING VAN HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG. In de „Soir" schrijft Carton de Wiart, oud-president van den Belgischen Minister raad: Na de stemming in de Ned. Staten- Generaal zijn wij niet geheel en al in een impasse geraakt. Een beslissing door den Oppersten Raad treedt weer sterk op den voorgrond. Het zou niet te begrijpen zijn als de Mogendheden, na op 8 Maart 1919 plechtig de gevaren en nadeelen, welke de Iractaten van 1839 voor den vrede van Europa bevatten, te hebben erkend, onver schillig zouden blijven bij de bestendiging van deze gevaren, wat door het niet-deel- nemen van Nederland aan het Locarno- pact slechts meer in het licht is getreden. Overigens verplicht de verwerping van het accoord Nederland op een andere wijze en zonder verwijl het probleem betreffende de verbinding van Antwerpen met het Rijn gebied te regelen. Nederland is ons verschuldigd „veilige, goede en gemakkelijke" verbindingen mei den Rijn. Wij moeten deze eischen! DE VEILIGHEID OP ONZE SPOORWEGEN. De Minister aan het woord. Minister van der Vegte schaart zich, blij kens zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer betreffende Hoofdstuk IX (Wa- RECLAME. 266 terstaat) der Staatsbegrooting voor 1927, aan zijde van de leden, die meenen, dat met de beweringen omtrent veiligheid van het spoorwegverkeer in den laatsten tjjd niet weinig overdreven wordt Dat de tegenwoor dige bezetting der treinen door treinperso neel gevaar voor de veiligheid op de spoor wegen zou kunnen opleveren, moet uitge sloten worden geacht. Mocht tot uitvoering van de in de Tweede Kamer aangenomen motie overgegaan worden tot benoeming van een commissie in zake het instellen van een onderzoek naar den algemeenen veiligheids toestand bij de Nederl. Spoorwegen, dan zal vertegenwoordiging van de vakvereenigin- gen nader overwogen worden. De voorstelling, volgens welke de hoofd- bouwkundige Leith, het slachtoffer gewor den is van zijn verklaringen voor de com- missie-Kraus, schijnt niet in overeenstem ming met de feiten. Zeer zeker mag een door een ambtenaar naar waarheid afge legde verklaring voor de commissie nooit een reden zijn tot het nemen van eenige maat regel ten nadeele van dien ambtenaar, maar dit is ook niet geschied. De Minister herin nert eraan, dat volgens de directie der Ned. Spoorw. de heer Leith alleen is overgeplaatst omdat de reeds sedert langeren tijd beslaan de slechte en door het gebeurde in de laat ste maanden nog slechter geworden ver standhouding tusschen hem en zijn chef zoowel als zijn ondergeschikten te Rotter dam het wenschelijk maakte hem over te plaatsen, en betoogt verder, dat de hem toe gedachte nieuwe werkkring te Utrecht zeker niet als een lagere was aan te merken. De afkeuring wegen9 blijvende ongeschiktheid voor den dienst is in geen enkel opzicht door de spoorwegdirectie bevorderd. De ambtenaar, die tegen een verslagge ver, die zich bij Bleiswijk zonder verlof op spoorwegterreinen had begeven, proces-ver baal opmaakte, was niet in dienst van de spoorwegen. De directie der Ned. Spoorwe gen deelt mede, dat zij op geenerlei wijze getracht heeft een strafvervolging uit te lokken. Openbaarheid ten aanzien van spoorwegongevallen is zeker een algemeen belang en het toelaten van verslaggevers voor eigen aanschouwing verdient daarom naar 's Ministers meening aanbeveling. Om op spoorwegterreinen toegelaten te worden, moet men echter toestemming vragen en bij het verrichten v&n opruimingswerken moet uit den aard der zaak geen hjnder van toe schouwers worden ondervonden. De directie der Ned. Spoorwegen acht automatische toestellen bij de onbewaakte overwegen niet aan te bevelen, wegens kans op storing, hoe goed zij ook zijn ingericht Ofschoon de mogelijkheid van toepassing van bedoelde automatische seinen zeer ze ker bestaat, heeft de Minister vooralsnog gemeend die toepassing wegens de daarvan gevreesde bezwaren niet te moeten voor schrijven en er de voorkeur aan te moeten geven om overwegen, die anders voorzien van goed werkende automatische toestellen wellicht voor ontheffing van bewaking en bediening in aanmerking zouden kunnen komen, bewaakt te doen blijven. Na o.a. betoogd te hebber* dal fiuilseinen geen aanbeveling verdienen wegens verzwa ring van don dienst der machinisten en over last voor reizigers en omwonenden, sluit de minister 7ich aan bij de ook in het Voorloo- pig Verslag gemaakte opmerking dat het pu bliek bij het overgaan van onbewaakte over wegen voorzichtigheid moet betrachten, waarbij de Minister aanteekent. dat geen overwegen onbewaakt werden gelaten, als het uitzicht onvoldoende geacht werd. VERVROEGDE INLIJVING VOOR DE OFFICIERSOPLEIDING VAN DIENSTPLICHTIGEN DER LICHTING 1928. Voor de ingeschrevenen, die uit de lich ting 1928 tot gewoon dienstplichtige wor- den bestemd en die in aanmerking kunnen komen om te worden aangewezen voor de opleiding lot verlofsofficieren, bestaat tot een beperkt aantal de gelegenheid om in plaats van in 1928, reeds 3 October 1927 te worden ingelijfd en .op dién datum de eerste oefening aan te vangen. Zij die van deze vervroegde inlijving ge bruik wenschen te maken, behooren zoo spoedig mogelijk n& de loting, in ieder ge val uiterlijk 15 September 1927. een daar toe strekkend verzoek aan den Minister van Oorlog te richten, waarin duidelijk moeten worden vermeld: 1. de geslachtsnamen en de voornamen; 2. de gemeente waarvoor de inschrijving voor den dienstplicht geschiedde; 3. het lotingsnummer; 4. het wapen of korps, waarbij de indee ling gewenscht wordt. Bij het verzoek behoort te worden overge legd een bewijsstuk, dat de ingeschrevene in het bezit is van het einddiploma Hoogere Burgerschool 5-jarigen cursus of gymna sium of van een daarmede gelijkgesteld diploma. Aan een dergelijke vervroegde inlijving is het voordeel verbonden, dat de eerste oefening volbracht wordt aansluitend aan de schoolopleiding en eventueele verdere studie of vakopleiding niet door de eerste oefening wordt onderbroken. DE FORENSENBELASTING. Op de vragen van den heer Kuiper be treffende het tijdstip van indiening van een wetsontwerp tot parjieele herziening van de forensenbelasting en toepassing dier her ziening op de heffing dier belasting van het komende belastingjaar, heeft de heer de Geer, Minister van Financiën het volgende geantwoord: Een ontwerp van wet tot wijziging van enkele artikelen van de Gemeentewet met betrekking tot de plaatselijke belastingen heeft het Departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw en dat vandenonder- geteekende verlaten. Dit ontwerp bevat hoofdzakelijk wijzigingen in de bepalingen betreffende de zoogenaamde forensen. Dat dit ontwerp zóó tijdig in het Staats blad zal staan, dat het technisch mogelijk zal zijn het reeds op de heffing der foren senbelasting van het komende belasting jaar van toepassing te doen zijn, is niet waarschijnlijk. De audiënties van den Minister van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen en van den Minister van Financiën zullen op 4 April niet plaats hebben. (Zitting van gisteren). Na opening der vergadering en afdoe ning van eükele zaken 6telt de Voorzit ter aan de orde de ALGEMEENE BESCHOUWINGEN over de Staat-sbegrooting 1927 en geeft het woord aan den heer VAN LANSCHOT (K.-K.), die enkele opin er kin-gen van staat kundigen aard wenscht te maken. Hij stelt in de eerste plaats aan de orde de verhouding der Volksvertegenwoordiging tot dit extra-parlementair kabinet. Aan een dergelijk kabinet zijn wij niet gewend en wij moeten in den toestand nog inle ven. De Kath. Staatspartij staat geheel los tegenover dit kabjpet, maar het gevoel van vrijheid dient getemperd te worden, we moeten ministerieel zijn. In ons Voorl. Verslag hoort men een anderen toon, wordt zelfs gevraagd waarom dit kabinet nog aanblijft. Maar hoe durven die vragers, die zelf de regeering niet durven aanvaar den, dergelijke vraag te stellen Spr. acht het veel practischer samen te weiken mot dit kabinet. Ten onrechte neemt men het aan den minister-president kwalijk, dat hij de in de Tweede Kamer aangenomen moties naasrt zich heeft neergelegd. Deed hij an ders, dc regeeima^ht zou bij dc Tweede Ivarapr komen. Echter valt daarin ook het bewijs te zien, dat het gewenscht i», dat er zoo spoedig mogelijk een parlementair kabinet komt; vóór 1929 valt dit echter met te verwachten en »pr. wenscht zulks ook niet. De wensch naar een parlementaire re geering wordt niet enkel door spr. gcvochl, doch is vrij algemeen in deze Kamer. De Katholieke Staatspartij wijst echter de schuld van den toestand, haar door den heer Alba-rda ip de gchoenen geschoven, ten sterkste af. De samenwerking van principieel verschillende partijen betreft meer dan wetgevenden arbeid, zij gaat om de politieke zelfstandigheid van een partij en beginselen komen daarbij in het spel, die een partij niet mag prijsgeven, zelfs al wordt daardoor een parlementaire meer derheid mogelijk gemaakt. Zoo is het ook met de Kath. Staatspartij gesteld. Zij is wel uit verschillende elementen gevormd, doch één band verecnigt deze en het is een weldaad voor ons land, dat de partij niet uiteenvalt Naar aanleiding van wat do heer Colijn heeft opgemerKfc over herstel der samenwerking, wijst spr. er op, dat dc drie voormalige coalitiepar tijen op menig punt eenstemmig denken. Zoo omtrent de goedkeuring van de sta tuten van den Nieuw Malthusiaanschcu Bond, de verslapping van de huwelijks wetgeving, de keuze van Gedeputeerden en van Wethouders. Dat geschiedt instruc tief, bijna automatisch. Wanneer de poli tieke barometer weeT goed weer aanwijst zal het oogenblik daar zijn om dan dezen instincticven toestand tot een politiek© verhouding te maken. Men forceere de- rechtsche samenwerking dus niet, maar 6pr. hoopt, dat de leider der Chr.-Hist. partij aan de overzijde zijn volgelingen kan brengen tot het inzicht, dat ook de heer Colijn koestert, dat het mogelijk zal zijn in 1929 met een parlementair kabinet voor den dag te komen. Spr. zet uiteen, hoe in November 1925 de coalitie is kapot gemaakt, hoe de tegen 6tanders der coalitie, nu zij met de scher ven zitten, nu weer die coalitie terugver langen, gelijk blijkt uit een passus in hot Voorl. Verslag, blijkbaar van uiterste lin kerzijde herkomstig. Maar van de hulp van die zijde is spr. niet gediend. Spr. komt thans tot de crisis bij Biutenl. Zaken, uit gelokt door een besluit van deze Kamer. Wie zal de taak van mr. Van Kamebeck overnemen 1 De logica eischt evenals het staatsbelang voor de toekomst, dat de geheelo regeering bij een dergelijke ma terie zich geheel aansprakelijk stelt, zich homogeen gevoelt. Dc nieuwe titularis en het huidige ka binet dienen dit voor de toekomst met elkaar te zijn. Spr. hoopt dat de minister president zal willen verklaren, dat inder daad do oplossing der Belgisch-Nederland- 6cbe kwestie geen ministericele. maar een kabinetszaak is. En bij die oplossing kan het donkbeeld van den heer Colijn tot richtsnoer strekken. Spr. wenscht thans met een enkel woord nog de financiën des lands te bespreken en vraagt, minister De Geer of de toestand inderdaad zoo gunstig is, ah men tegen woordig meent. Spr. meent lot nog toe dat voorzichtigheid alleszins gewenscht is en men niet al te veel moet vertrouwen op de accressen van 's rijks inkomsten. De F,tijging der laatste jaren is aan Indië in de eerste plaats te danken, maar magere jaren ook in Indië blijven mogelijk. De hoofdkwestie is of de inkomsten gelijken tred zullen houden met de stijging der uitgaven, vooral nu we niet meer rekenen mogen op de reserve, gelegen in de onge- raamde hoogere opbrengst vntn verschil lende belastingen. Nederland behoort tot de zwaarst belaste landen en het gevolg is, dat in het bijzonder cnnze industrie niet floreert, welke bovendien nog belemmerd wordt door de hooge tarief wallen, welke ons land omgeven en deswege in het bui tenland suikerfabrieken gaat oprichten. Is het niet gewenscht, dat met behulp van den minister van Buitenl. Zaken naar mid delen van verweer wordt gezocht Ons Schoenenwetje ^bewijst de mogelijk heid daarvan* En de klachten uit Maas tricht over dumping mag de regeering ook niet in den wind slaan. Ten slotle vestigt spr. de aandacht der re geering op den noodtoestand, die het gevolg is van een onvoldoenden toestand van de bedding van de Maas, verbetering er van is dringend noodig, de tegenwoordige minis ter van Waterstaat zal daarvan ook wel overtuigd zijn, spr. hoopt echter, dat hij daarvan ook overtuigd zal zijn en een eind zal maken aan den toestand, dat de regee ring bij hoog water krachtens de Rivieren- wet hel land laat overstroomen, omdat het bed van de Maas het water niet kan weg werken. Moet dat nu maar zoo blijven? Spr, meent, dat de regeering aan den onduld* baren toestand in het Noord-Oosten van N.-Brabant zoo spoedig mogelijk een einde moet maken. Het extra-parlementaire kabi net zou zich den dank der natie verzekeren door dat ter hand te nemen. De heer DIEPENHORST (A. R.) wenscht zich hoofdzakelijk tot één punt te bepalen, nl. de wijziging van onze handelspolitiek. De regeering acht het niet gewenscht daarin wij* ziging te brengen, en spr. vraagt of de regee* ring naar aanleiding van do laatste ver* schijnselen op internationaal gebied de mee ning nog aanhangt. Is de regeering gekant tegen elke wijziging? Van een principieels ommekeer zal de regeering wel niet willen weten, maar wenscht zij in geen enkel op* zicht haar standpunt te wijzigen? Blijft de regeering zich houden aan de wet van 1862? Het Ghrist.-IIisloriscb beginsel der ministers De Geer en Slotemaker is deu spreker een waarborg, dat zij geen blijk zu1- len geven van star dogmatisme. Spr. zegt dit met nadruk, omdat de Chr.-llislorischen zich minder sterk kanten tegen de eenzijdigheid der vrijhandelaars, gelijk meer dan eens is gebleken. Aan minister De Geer is een vrij handelsovertuiging toegeschreven doch spr. gelooft dit niet; de heer van Aalst president der Handelsmaatschappij is ook geen ver- slokt vrijhandelaar, zoomin als Groen van Prinslerer en De Savomin Lohman waren, gelijk spr. met een paar aanhalingen toe* licht. De vraag van de handelspolitiek is geen theoretische kwestie, doch een kwestie van doelmatigheid, een zaak van opportuniteit, afhangende van de omstandigheden evenals de middelen, welke een dokter voorschrijft. De economische structuur van Nederland vraagt vrijen invoer, maar de omstandighe den kunnen daarin wijziging brengen, b.v. tot afweer van valutaconcurrentie en dum ping, wat spr. nader uiteenzet, betoogend, dat men daartegenover niet kan volstaan met te laten uitzieken, zooals de vrijhande laar wil. En de bewering dat zooiets slechts kort zal duren, gaat ook niet op, de feiten uit den laatsten tijd o.a. in Frankrijk leercn anders. De regeering dient bij wet gemach tigd te worden tot maatregelen tol wering van invoer in den geest van het Schoenen wetje en bovendien moeten benadeelde in dustrieën, zooals de Maastrichtsche aarde werkindustrie, direct worden gesteund. Dat tegen dumping moet opgetreden wor den zet spr. nader uiteen met aanvoering van verschillende berichten. Wij laten de buitenlandsche producten maar vrij binnen en van differentiatie is geert sprake. En dientengevolge i9 de meeslbegunstigings- clausule van heel wat minder beteekenis ge worden. De protectionistische stroom in het buileo- land heeft ons met lamheid geslagen, omdat wij niets daartegenover willen stellen. In af- Naar het Engelsch van RAFAEL SABAT1NI. Geautoriseerde vertaling van A. T. 46) Daar in de vestibule, ergens achter die open deur, wist hij, dat de vier Iranscbe lakeien van Buckingham wachtten, die, op bevel van hun meester, er niets meer in zouden vinden zijn keel af te snijden dan im de kapoen aan te snijden, die op het buffet stond. Hij was in zijn avontuurlijk leven in veel moeilijker omstandigheden geweest dan deze, maar nooit te voren was er een vrouw geweest, die hem belemmerd en tegelijk zijn hoofd ernstig en bezorgd gemaakt had. 111) dankte den hemel voor de voorzichtigheid, die zijn ingeving tot zwijgen had gebracht, om Buckingham te verzoeken op zijde te gaan, toen deze binnen kwam. Had hij ge hoor gegeven aan die ingeving, dan zou het Tiu waarschijnlijk met hem gedaan zijn ge weest. En als het met hem gedaan was. zou Nan geheel aan de genade van den Hertog zijn overgeleverd Zijn leven was op eens zeer veel waard geworden. Hij moest zeer slim te werk paan De slem van den Hertog, die scherp van ongeduld klonk, wekle hem op: .Nu. suk kel? Wil je hier den heelen nacht blijven staan kijken?" Holles keerde zich om. „Alles is hier, onder bereik van uw Genade, geloof ik," zei hij kalm. ,.Dan kunt ge heen gaan." Holles boog onderworpen. Hij durfde Nan niet aanzien; maar hij hoorde haar snelle ademhaling, en zonder te zien, merkte hij, dat zij schrikte, en hij gevoelde den nieuwen afschuw en de diepe minachting, waarmede zij dit nieuwe bewijs van lafhartigheid en laaghpid aanzag. Hij liep naar de deur, de oogen van den Hertog volgden hem met eenigen argwaan, verward als hij was door iets wat hij be merkte, maar waarvan de beteekenis hem ontging. Mei de hand aan de open deur. keerde Holles zich nog weer om. Hij zocht nog tijd te winnen, om te beslissen, hoe hij verder handelen zou. „Ik denk, dat uwe Genade mij van avond niet verder noodig heeft?" Zijn Genade dacht na. Achter den Hertog zag Holles Nan staan, de oogen wijd open. doodsbleek, leunend tegen de tafel, haar rechterhand tegen haar horst gedrukt, als om zich kalm te houden „Neen," zei zijn Genade eindelijk, lang zaam. „Toch is het beter, dat ge met Fran cois en de anderen bij de hand blijft." „Heel goed." zei Holles, en hij keerde zich om, om heen te gaan. Hij had 'opgemerkt, dat de sleutel aan de buitenzijde van de deur stak. Hij bukte zich en haalde hem uit het slot. „Uwe Genade heeft hem misschien lie ver aan den binnenkant." zei hij met een af schuwelijken grijns, en terwijl zijn Genade ongeduldig de schouders ophaalde, om zijn onverschilligheid te toonen, maakte Holles de verandering. Daarna sloot hij de deur snel. en bij had kalm den sleutel in het slot omgedraaid, er uit gehaald en in zijn zak gestoken, voordat zijn Genade bekomen was van zijn verba zing over het ongewone van zijn gedrag. „Wat beleekent dit," vroeg hij scherp, een schrede naar den kolonel toe gaande, en van Nan Monk een zwakke kreet een snik, meer niet, als teeken van de reactie, die hel plotseling begrijpen van haar moed uit do wanhoop, waarin zij verkeerd had. Holles met zijn schouders tegen de deur, liet een ge laat zien, dat toornig en vastberaden was. Hij wierp zijn hoed en mantel weer weg, dien hij in de hand had gehouden. „Uw Genade, ik verlang een vertrouwelijk woord met u, veilig voor de onaangename tusschenkomst van uw lakeien." De Hertog richtte zich zeer stijf en strak op. niet weinig verwonderd over dit alles, maar volkomen zich zelf meester. Zooals ik reeds gezegd heb was vrees een aandoening, die hij niet kende. Was hij in andere opzich ten ook slechts in staat geweest tot zulk een zelfbeheersching, dan had hij de grootste man van Engeland kunnen worden. „Ga voort mijnheer." zei hij koel. „Laat ons de verklaring van deze onbeschaamd heid hooren, zoodat wij er een eind aan ma ken kunnen." „Die is gauw gegeven Holles sprak ook rustig. „Deze dame, uw Genade, is een vrien din van mij.een oude vriendin. Ik wist het niet voordat.. voordat ik haar hier heen had gebracht. Toen ik het ontdekte, wilde ik haar weer wegbrengen, en ik wis op het punt, het te doen. toen uw Genade kwam. Ik vraag nu, of u uw eerewoord wilt geven, dat ge niets zult doen. om ons kalm vertrek te verhinderen dat ge geen ver hindering zult zijn noch in uw eigen per soon of in d;e van uw bedienden." Eenigen tijd bleef Buckingham hem aan kijken, zonder zich te bewegen van de plek, waar hij stond, halfweg tusschen Holles en het meisje, met zijn schouder naar deze laat ste gekeerd. Behalve meer kleur bij zijn oogen en op zijn wangen, gaf hij geen teeken van aandoening. Hij glimlachte zelfs, of schoon niet zeer aangenaam. „Maar hoe eenvoudig." zei hij met een lachje. „Niets, inderdaad, kon eenvoudiger zijn. En wat een aandoenlijke toestand, wat romantisch. Een oude vriendin van u, zegt ge. En natuurlijk, daarom moet de wereld stil staan." Toen werd zijn stem harder. „En als ik weigpr, mijn woord te geven? Wat is kolonel Holles dan van plan?" „Het zal heel slecht voor uw Genade zijn,' zei Holles. „Ik geloof bijna, dat ge me bedreigtl" Buckingham verried lichte verwondering. ..Zoo kunt u liet noemen." De geheele houding van den Hertog ver anderde. Hij legde zijn masker van aanmati gende kalmte af. „Wel," riep hij uit. en zijn stem klonk scherp als een mes. „Nu heb ik genoeg van je onbeschaamdheid, vriend. Je zult dadelijk die deur openstuiten en weg gaan, of ik roep mijn knechts, om je tot moes te slaan." „Het was voor het geval uw Genade tot zulke onedele maatregelen verleid mocht worden, dat ik de voorzorg nam, de deur te sluiten.' Holles sprak zoo zacht als fluwee'. „Ik vraag uw Genade op te merken dat het een zeer stevige deur en dat het slot uitste kend is. Ge kunt uw lakeien roepen. Maar, voordat zij u bereiken kunnen, is het zeer waarschijnlijk dat uw Genade in de hel zal zijn Buckingham lachle. en terwijl hij dit d »ed. haalde hij het lichte rapier uit de schede, n deed een uitval over den afstand, dien hij met zijn zeer geoefend schermersoog geme ten had. liet was een bliksemsnelle beweging en van doodelijke juistheid, slim er op berekend den ander bij verrassing te nemen en hem ta doorsteken, voordat hij een beweging kon maken, om zich te dekken. Maar snel als hij was. en geoefend als de behendigheid van den Hertog was, hij stond tegenover iemand, die even snel en geoefend was, een. die a! te dikwijls zijn leven met zijn handen h.id moeien verdedigen. Holles had dan ook dien berekenenden blik gezien in de oogen van den Hertog, toen zij den afsfand tusschen hen malen, en omdat hij meer dan eens juist zulk een berekenenden blik in de oogen van anderen gezien had en wist, wat volgen zou, had hij het voornemen van den Hertog gera den en was hij voorbereid geweest. Terwijl de Hertog met één beweging trok en uitviel, trok Holles en stelde hij zich in posftie, o:n dien verraderlijken snellen steek te ontwij ken. Nan's gil van schrik, en het gekletter der beide degens, klonk op hetzelfde oogen- blik. Het pareeren van den kolonel wprd ge volgd door de beweging van een tegen:toot, die recht op het gezicht van den Hertog ge richt was. op de hoogte, waarin dit door d-n uitval gekomen was. Om hem te ontwijken was Buckingham gedwongen, zich te herstel len, en even snel terug te gaan als hij voor uit gekomen was. Weer recht op, ging zijn Genade terug, zijn adem ging wat «nelier cn een oogenblik 6(onden de twee mannen zwij gend, de degens met de punt omlaag elkan der met de oogen metend. Toen sprak Holles: „Uw Genade, dit is een spel waarbij de kansen sterk legpn u zijn." zei hij ernstig „Het is beter, dal u doet. zooals ik heb voor gesteld.." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5