DINSDAG 8 MAART Anno 1927 STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. 9, 20547 EIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADVERTENT1EN J CU per regeL Bi) regelabonnement belangrijk tageren prijs, ileine AdverteDtiSn uitsluitend bi) vooruitbetaling Woensdags en lerdags 50 Cts bij en maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven ICis porto te betalen Bewijsnummer 6 Cis. Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANZt Voor Leiden per S maanden ƒ2.85 per week ƒ0.18, Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week0.18, Franco per post 1 2 35 portokosten. Nt nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. INDISCHE GELD- EN BANKWEZEN. Voordracht van Pro!, di. G. M. Verrijn StnarL Gisteren hield prof. dr. G. M. Verrijn |uart, hoogleeraar aan de Nederlandsche tndelshoogeschool teKolterdam, op uitnoo- png van het Leidsch Uruversiteitslonds, in t Klem-Auditorium der Universiteit alhier, l eerste van zijn vijf voordrachten over het dische Geld- en Bankwezen. Deze voor- kcht was gewijd aan het Indische munt- ezen. Spr. begon met de opmerking, dat de jaag, of het Indische muntwezen al dan let voldoet aan de eischen, welke daaraan &gen worden gesteld, een actueel karak- r heeft gekregen door het verschijnen in a loop van het vorig jaar van het Advies j de Staatscommissie voor het muntwe- Deze heeft ten aanzien van Indië en- |e overigens niet bijzonder ingrijpende •stellen gedaan en wanneer de Begeenng zal geven het met de Staatscommissie te zijn, dat de Nederlandsche en Indi te muntwetgeving in allerlei opzicht ver is, zoo mag men eerlang de indie- ing van eenige wetsontwerpen tot herzie- van de Muntwet 1901 en van de Indi- Muntwet 1912 tegemoet zien. ït Indische Muntwezen heeft in den loop 19e eeuw een zeer wisselend beeld ver- Spr. stond stil bij de ontwikkeling het Indisch Muntwezen na den onder lig der Compagnie. Daarvan is tot het jaar 116 goed9 te vermelden met uitzondering de maatregelen door het Engelsch tus senbestuur getroffen. Daendels heeft een i van fouten op het gebied der muntpo- begaan (uitgifte van oninwisselbaar kpiergeld en vermeerdering en bederf van e circulatie van kopergeld). Onder Commis- rissen-Generaal en onder Van der Capel- i was het al niet beter, en nadat Du Bus x>r intrekking van het kleine papiergeld en de koperen bonken blijk had gegeven in egoede richting te sturen, werd onder Van Bosch het toppunt van misère bereikt »r een matelooze uitgifte van koperen dui- IfD en van kopercertificaten door de Java- Iche Bank. Eerst G. G. Rochussen bracht ferbetering door het recepissenstelsel, de [erst practische toepassing van het beginsel, later als Gold Exchange Standaard ver- ard zou worden. tweede helft der 19e eeuw toont een Kistiger beeld. Na de invoering van den zil- i standaard bij de eerste Indische Munt- van 1854, waarbij het Nederlandsche ndaardgeld ook in Indië gangbaar werd ferklaard en dus tusschen de beide deelen den Nederlandschen Staat eene Munt- heid tot stand kwam, volgden in de ze ventiger jaren de bekende moeilijkheden >r ons muntwezen, die ten slotte eindig- met het aanvaarden van den hinkenden üdaard, hetgeen voor Indië geschiedde bij van 1877. Spr. herinnerde aan de ïstijds in Indië op dezen maatregel ge- kritiek van de zijde van hen, die het Ipreciëerend zilver wilden behouden. Deze was in allen deele foutief. Men had, 1 heeft zulks ten slotte geen ernstige gevol- hn gehad, integendeel beter gedaan met [enige jaren eerder tot het goud als basis pn het ruilmiddel over te gaan, dan thans I geschied. Het dreigend teveel aan zilver de tachtiger jaren zou zich dan nimmer lebben voorgedaan. 1 Na deze historische herinneringen kwam Ppr. tot de vraag, in hoeverre de bestaande punlregeling in Indië heeft voldaan. Spr. gehandelde achtereenvolgens de standaard- munten, de teekenmunten en de pasmunten, ^at de eersten betreft, zoo meende spr. in pgenstelling tot de Staatscommissie voor het Muntwezen, dat het goud in den vorm van punten in Indië zeer wel kan worden ge- list. Daargelaten de vraag, of behoud van iet goud als zoodanig wenschelijk is als ba ps van het ruilmiddel, zoo meende spr dat •eu volledige doorvoering van het goudkern- ftelsel in Indië, waarbij dus de gouden munt wheel zou verdwijnen in de lijn der histo- zou liggen en op geen enkel practisch fezwaar zoii afstuiten De gouden standaard- punten toch, hebben in Indië nimmer in wezenlijke behoefte voorzien. [Met betrekking tot de teekenmunten her- Pnerde spr er aan, dat zich in verband met verschillende muntzuiveringen in Indië niet het toenemend ruilverkeer daar te het teveel aan teekengeld daar te Ie, waarmede men in de tachtiger jaren hampen had, in het eerste decennium van h twintigste eeuw verkeerd was in een te- Ook aan pasmunt was in die jaren po voortdurend gebrek. I Hit gaf aanleiding tot de wijziging van de puntwetten in 1912. krachtens welke wijzi- nieuw zilver mocht worden aangemunt. 'at in den oorlog de uitzending van zil- pr?eld naar Indië eenige jaren was stop ontstond tegen het einde van den oor- en daarna een nijpend gebrek aan zil- Jfrgeld. Ten deele hadden daaraan de hooge Eerprijzen in '19 en '20 schuld. Ander- was men in Indië onvoldoende voorbe- up het aanmaken van noodgeld in den van noodpapier. Eerst midden 1919 tot de uitgifte daarvan overgegaan. Spr. besprak nu de vraag, of onder de huidige regeling'zooals die sinds 1912 geldt, de voorziening van Indië met teekengeld en pasmunt voldoende verzekerd kan worden geacht Destijds werd in Indië o.a. door mr. Westerman Holstijn, de oprichting van een eigen muntfabriek voorgestaan. Spr. is met mr. Vissering en den Muntmeester dr. Hoit- sema van meening, dat zulk een fabriek on- noodig en duur zou zijn. Men hoort er laat stelijk ook niet veel meer van. Kan in het algemeen de muntvoorziening van Indië onder de tegenwoordige regeling voldoende gewaarborgd worden, zoo i9 het niet te loochenen, dat óf de aanvoer van zil vergeld met schokken gepaard zal gaan, óf dat men, wil men steeds op alle mogelijkhe den voorbereid zijn, een grooten zilvervoor- raad in Indië zal moeten aanhouden, het geen niet economisch is. Deze bezwaren zijn to voorkomen, wanneer men aan de bij wijze van tijdel ijken maatregel in Indië uitgege ven muntbiljetten een blijvende plaats in het muntwezen toekent. Dan toch zal het steeds mogelijk zijn om eventueele leemten in de zilvercirculalie terstond aan te vullen met papieren rijksdaalders, guldens en eventueel zelfs halve guldens. De uitgifte van munt- papier in 1919 is een groot succes geweest Er is dus niets tegen, om dit muntpapier een duurzame plaats toe te kennen. Spr. oefende in dit verband critiek op het voorstel van de bovengenoemde Staatscommissie, dat hij halfslachtig en niet logisch vindt. Ook beval hij aan om het muntpapier te doen uitgeven door de Javasche Bank in plaats van door de Regeering. Het zal op deze wijze dezelfde dekking hebben als het bankpapier, terwijl het nu ongedekt is, en het zal een harmoni sche plaats in het geheele geldwezen inne men. De vraag welke dekking het muntpapier moet hebben, wordt volgens het door spr. aanbevolen denkbeeld automatisch opge lost. Dit bracht spr. tot de huidige dekking van het onvolwichtige geld, welke zeer wei nig eenheid vertoont. Vooreerst heeft men het teekengeld, dat ten deele gedekt is door de in overheidsschuld belegde Muntfondsen van 1912. Dan is er het muntpapier, waar voor in strijd met het advies van de Java sche Bank geen dekking is gecreëerd. En de derde soort van onvolwichtig geld, het bank papier, heeft weer zijn eigen dekking. Het ware goed, aldus spr., daar een eenheid te brengen. De belegging der muntfondsen in staatsschuld is ten slotte niets anders, dan dat men indirect de plaatsing van overheids- papier vergemakkelijkt. De bedoeling is goed geweest en het stelsel heeft ook nog wel niet tot misbruiken geleid, doch het beginsel, dat er aan ten grondslag ligt is verkeerd. Beter ware het volgens spr. om voor het geheel een logische en sluitende regeling te ma ken, door de muntfondsen te stellen onder het beheer der circulatiebank, aan welke in stellingen men toch ook het beheer heeft gegeven van de veel belangrijkere dekking van het bankpapier en aan welke instelling spr. ook de zorg voor de uitgifte van het kleine papiergeld wenscht te zien opgedra gen. Spr. concludeerde, dat de huidige munt wetgeving zoowel ten aanzien van stand- aardmunt als van teekengeld en muntpapier op tal van punten dient te worden gewij zigd. Een groote „muntkwestie" is er thans zeker niet, doch ons systeem is in velerlei opzicht voor verbetering vatbaar. Behalve het reeds besprokene, rijst dan bovendien nog de kwestie, aldus besloot spr. zijn rede, of de bestaande munteenheid tusschen Ne derland en Indië gehandhaafd moet worden. Aan dit vraagstuk zal spr. zijn tweede voordracht wijden. Dr. ANDREW BALFOUR TE LEIDEN. Uitwisseling van Engelsche en Nederlandsche geleerden. Dr. Andrew Balfour, directeur van de London School of Hygiene and Tropical Me dicine te Londen, heeft gisteren in de col legezaal van de kliniek voor interne genees kunde de eerste van de door hem hier te lande te houden voordrachten over Tropische lacunen gehouden. Zooals reeds gemeld is dr. Balfour een der drie Engelsche geleerden, die, ingevolge een daartoe opgemaakt plan van de Kon. Academie van Wetenschappen en de Londensche Universiteit tot uitwisse ling van Nederlandsche en Engelsche geleer den, dit jaar hier te lande een wetenschap pelijke voordracht zullen houden. Voor deze lezing van dr. Balfour bestond zeer groote belangstelling. Is het steeds gewoonte dat een geleerde, die in het buitenland een wetenschappelijke voordracht komt houden, spreekt over de re sultaten. die door hem in een bepaalde rich ting van onderzoek zijn verkregen of een overzicht geeft van de resultaten, die hij in het algemeen of op een bepaald gebied van wetenschap heeft bereikt, dr. Balfour zeide van deze gewoonte af te wijken en, evenals prof. Treub destijds een lezing hield over: Wal de gynaecoloog niet weet, zon hij een overzicht geven van de vele leemten, die in onze kennis betreffende tropische ziekte en tropenhygiëne bestaan. O.a. besprak dr. Balfour de ziekten, welke door protozoën worden verwekt en door andere dieren als vliegen, muggen, luizen van mensch op mensch worden overge bracht. Hij gaf daarbij een zeer interessante critiek op onze kennis omtrent maiaria, slaapziekte, gele koorts, de pest, typhus, spruw en vele andere ziekten. Vermeldenswaard is o.a., dat hij aan de onderzoekingen van Noguchi, die als ver wekker van de gele koorts een „leptospira" heeft aangewezen, en op grond daarvan spe cifieke sera heeft bereid, alle kracht ont zegt. In het bijzonder wees spr. erop, dat door de malarialherapie, die bij sommige geval len van krankzinnigheid tegenwoordig met vmcht wordt toegepast, de mogelijkheid is geopend bepaalde vraagpunten be reffende de aetiologie en pathologie van de ma'aria vanuit een nieuw gezichtpunt in studie te nemen. Zeer belangwekkend waren ook sprekers mededeelingen over zwartwalerkoorls, een onderwerp, dat hij ook persoonlijk gedurende zijn verblijf in Egypte met aandacht heeft bestudeerd. Voor den aanvang van zijn voordracht werd dr. Balfour toegesproken door prof. Koolemans Beynen en na afloop bedankte de voorzitter der medische faculteit, prof. J. J. van der Hoeve, dr. Balfour voor zijn belang wekkende voordracht. Beide hoogleeraren wezen op de groote verdiensten van dr. Balfour als wetenschap pelijk onderzoeker en deden daarbij uitko men, dat hij niet alleen geleerde, doch ook schrijver was. Gisteravond heeft dr. Balfour aangezeten aan een maaltijd in huize Bruyns, te zijner eere door de medische faculteit alhier aange richt. HET IRRATIONEELE EN ZIJN VERHOUDING TOT HET RATIONEELE.. Gisteravond hield prof. dr. B. J. H. Ovink, hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan de Utrechtsche Universiteit, op uitnoodiging van den Vrjjz. Christ. Studentenbond, aid. Leiden, in het Klein-Auditorium der Universiteit, een voordracht over bovengenoemd onderwerp. Irrationeel is slechts een woord, en de groote vraag is, of dit woord weergeeft een streng begrip, aldus ving spr. zijn be toog aan. In het begrip „irrationeel", dat door onze Rede, onze ratio, zelf gevormd is, openbaart zich het besef, dat het dis cursieve (zich binnen de tegenstelling: „al gemeen bijzonder" bewegende)' denken, in z\jn beteekenis voor ons geestelijk leven be perkt is, dat het diepste van ons leven aan den greep van dit denken ontsnapt Hel begrip irrationeel doet, volgens spr., in onzen t^jd weer opgeld. Reeds een eeuw geleden was er al een sterke reactie tegen die overschatting der Rede, die in de Auf- kliirung zich openbaarde, n.l. in de periode der Romantiek. Maar sedert dien is de geestelijke nood nog veel grooter geworden. Men is doodmoe van al dat begripsdenken, dat in zjjn relativisme alle levenszekerheid heeft veggenomen. En toch kunnen wg niet leven zonder het vaste geloof aan iets geestelijks boven ons. Naar spr.'s overtuiging is voor een recht verstaan van de tegenstelling „irrationeel- ralioneel" alleen uitkomst te venvachten van een hernieuwd onderzoek naar de diepste bedoelingen van Kant's kritische philosophie. Het is de groote beteekenis van Kant, volgens spr., dat hij de philosophie voor den dwaalweg, waarop zij door rationalisti sche raetaphysica terug voerde naar de be schaafde probleemstelling en die onbevangen heid tegenover het mysterie van ons mensch- zign. die Socrates en Plato kenmerkte. Kant was, volgens spr., niet die verstokte, aanmatigende rationalist, waarvoor men hem heeft gehouden en dikwijls nog houdt, wat a! reeds blijkt uit zyn bekende 6telling, dat hjj weten moest opheffen opdat hij plaats zou krijgen voor het geloof. Bij hem stond een warm hart in dienst van een uiterst koel en nuchter hoofd. V/ij menschen moeten ons denken als beperkten geest, waardoor wij gedwongen worden tot aannemen van een Absoluten Geest, die den grond van zijn wezen in zich zelf heeft. Dit begrip is echter ver pletterend voor ons denken. De „Zuivere Rede", die wij ons toekennen, is, naar spr. uiteenzette, geen aanmatigende hypnotiseering van een abstractie, maar haar begrip is als het ware geboren met de noodkreet: er moet voor ons een Zuivere Rede zijn, of wij vergaan in onzin in illusie. Het z.g. „gegevene", het direct ervarene en doorleefde, in zijn vollen, concreten rijk dom, is eigenlijk het irrationeele. Binnen dit raam voltrekt *ich het nooit teneinde komend rationale scerinsproces en wel door het woord en het hiermede verbonden dis cursieve denken. Het woord, van goddelrj'ken oorsprong, is onontbeerlijk voor ons geestes leven. Maar tevens is het gevaarlijk en belemmerend. Het spiegelt ons maar al te vaak een begrijpen voor, waar inderdaad niets te begrijpen is, en verduistert door zijn zinnelijke-aanschouwelijke gegevens het feit, dat het onbegrepene als een Sphinx tegenover ons blijft staan. De diepste ge dachten over de verhouding van het irra tioneele tot het rationeele zijn aldus, be sloot spr., uitgesproken door Plato. HOOFDTYPEN VAN LAND, VOLK EN ARCHITECTUUR IN TUNIS, ALGIERS EN MAROKKO. Lezing van mr. Van Blankenstein. Op uitnoodiging van het departement Lei den der Maatschappij tot Nut van 't Al gemeen hield gisteravond in de Nutezaa! mr. M. van Blankenstein, stercorrespondent van de N. R. Ct., een lezing over boven genoemd onderwerp. Na met een enkel woord door den depar- tements-voorzitter, prof. dr. B. D. Eerdmans, bij het vrij talrijke auditorium te zijn in geleid, ving de bereisde spreker zijn voor dracht aan met op te merken, dat het door hem te behandelen gebied te uitgestrekt is om het nauwkeurig te beschrijven. Alvorens tot zijn eigenlijk onderwerp te te komen, geeft spr. een historisch over zicht van land en volk, teneinde zijn gehoor in de gelegenheid te stellen zich een denk beeld te vormen van beider constructie. Dit is wel noodig, volgens spr., daar er over het algemeen een geheel verkeerd denkbeeld bestaat omtrent de toestanden in Noord-Afrika, dat zich volkomen bij de Wes- tersche ontwikkeling heeft aangepast. De oorspronkelijke bevolking van Noord-Afrika behoort tot den Berber-stam, doch dit type komt slechts in enkele streken nog zuiver voor. Hun uiterlijk komt veel overeen met dat van Noord-Europeesche volkeren, en inderdaad zijn zij hieraan ook verwant. Achtereenvolgens beheerschten de Phoeni- ciërs, de Romeinen, onder wien Noord-Afrika de graanschuur werd van het Romeinsche Rijk, het land. In het jaar 42 na Christus werd het een Romeinsche provincie en kwam toen geheel en al onder Romeinschen invloed te staan. In de vijfde eeuw worden de Romeinen ver drongen door de Vandalen, om reeds de volgende eeuw plaats te maken voor de Byzantijnen. In de 7de eeuw heeft de eerste inval der Arabieren plaats. De Berbers voelen zich bijzonder aangetrokken tot den Islaam en stichten verschillende Islaamietische secten. Eerst in de 11de eeuw t/ordt de heer schappij der Arabieren volkomen, doch van grooten invloed op de cultuurontwikkeling is dit niet. Tegelijkertijd 'doet zich ook de verarming van het land als gevolg van het drogere klimaat gelden. In het einde van de 15e eeuw wordt Noord- Afrika den twistappel van de Spaansch- Portugeesche en Turksche rijken. Langen tijd hebben de* Turken, wier eenige bron van inkomsten de zeeroof is, de macht in handen, waardoor een uit politiek-economisch oogpunt zeer bizarre toestand ontstaat, welke eeuwen voortduurt. In de vorige eeuw be gint Frankrijk in Algiers de kolonisatie en krijgt daar na de onderwerping van Abd-el- Kader vasten voet; Tunis komt al spoedig onder Fransch protectoraat. Van heel erg gunstigen invloed op de bevolking is de FYansche kolonisatie zeer zeker niet geweest; integendeel de landbouw wordt vernietigd en de bevolking pauperi- seert geheel en al. Met den ontwikkelingsgang van Marokko is het eenigszins anders gegaan; het Berber ras is er zuiverder bewaard en het volk houdt van energiek werken. Ondanks hun streven naar zelfstandigheid kwam ook Ma rokko in 1912 onder Fransch protectoraat. In de laatste vjjftien jaar zjjn er door het gansche land schitterende autowegen aangelegd, waardoor de bevolking gaandeweg aan het Fransche bewind gewende. Maarschalk Liauté paste hier met succes het systeem van „pénétration pacifique" toe. Na de pauze deed spr. nog nadere mede deelingen omtrent land en volk aan de hand van een uitgelezen collectie waarlijk schit terende lantaarnplaatjes, die, meer nog dan het gesproken woord, het belangstellend publiek een uitstekend denkbeeld gaven van de leefwijze, de zeden en gewoonten van de Noord-Afrikanen, alsmede van hun bouw«< trant, enz. Prof. Eerdmans maakte rich aan het einde van den avond tot den tolk van alle aan wezigen, toen hij den heer Van Blanken- steyn dank bracht voor diens boeiend en leerzaam betoog. VEREENIGING SCHOOL- EN WERKTUINEN. Gisteravond hield de vereeniging „Schooi en Werktuinen" onder voorzitterschap van den heer E. Th. Witte, hortulanus alhier in den huize „Nijdam" haar jaarlijksche alge- meene vergadering. De voorzitter opende de vergadering met een hartelijk woord van welkom tot de aan wezigen en gaf daarna een kort overzicht over het wel en wee der vereeniging, dat hoewel er ook wel op bezwaren en moeilijk heden werd gewezen, toch in optiraistischen geest was gesteld, zooals wij dit trouwens van den heer Witte gewend zijn. die bij voor keur op de lichtzijden de aandacht vestigt. Met bijzonder genoegen constateerde hij om. dat de vereeniging in het bezit was gekomen van een zeer doelmatig tuinhuisje voor het bergen van de gereedschappen, het verblijf der houders van de tuinen, een vergaderka mer voor het bestuur en andere gemakken. Dit huisje heeft natuurlijk een plaats moe ten innemen, die moest worden afgenomen van den voor de tuinen bestemden grond. Men heeft er echter dit op gevonden, dat men de tuinen ieder 10 c.M. smaller heeft gemaakt, waardoor dit verrassend resultaat i9 verkregen dat men in plaats van 285 thans 290 tuintjes bezit. Onder applaus deelde de voorzitter mede dat de goede verstandhouding met den buur man prof. Muller, die dreigde verloren te gaan. weder is hersteld en de hoogleeraar weder ais donateur is toegetreden. BINNENLAND. De memorie van antwoord Inzake de Indische begrooting. Het nieuwe gebonw van den H. D. O. geopend. De sneltrein Hoek van HollandBazel ontspoord. Geen persoonlijke ongevallen. Dr. Royaards ongesteld. De twee te Brussel aangehouden Neder landers, verdacht van den moord aan het Bezuideuhont te Den Haag, zijn in vrijheid gesteld. BUITENLAND. De eerste zittingen van den Volkenbonds raad te Genève. De Fransche Kamer neemt het wetsont werp tot organisatie der natie in oorlogs tijd aan. Dreigende stakingen in de Duitsche mijn en de Poolsche textielindustrie. Hevige aardbeving in Japan. Uit het jaarverslag van den secretaris- penningmeester, dien heer Hoogendam, bleek, dat het jaar begon met een 9chuld bij de Maatschappij voor Tuinbouw van f250; nog een rekening van gereedschappen, groot f 170 bij den heer v. d. Heide, terwijl de f 825 van den Hildebrandavond. die uitdruk kelijk voor een huisje op den tuin bestemd waren, moesten bijgestort om de zaken loo- pende te houden. Een oogenblik heeft zich dan ook de moedeloosheid van het bestuur meester gemaakt, maar gelukkig heeft het krachtige „voorwharts" van den voorzitter de bezinning doen terugkeeren en de drei gende onweerswolken zijn langzaam, maar zeker afgedreven. Thans staat vast, dat het voortbestaan der nuttige jonge vereeniging verzekerd is. Dit zal allen, die deze vereeniging een goed hart toedragen, en voelen, dat in het belang van ,het kind en de maatschappij haar ar- heid moet blijven voortgaan, blijde stem men. Het groote succes van het werk dit jaar is samengevallen met het bereiken van. een financieel evenwicht. Het gemeentebe- sfuur heeft de vereen, dit jaar een subsidie toegekend onder bepaalde voorwaarden. Het zou n.l. zijn een bedrag gelijk aan de helft der contributies van de leden en particuliere bijdragen tot een maximum van f 400. Daar door ontving de penningmeester over 1926 de som van f266.75. De secretaris meende zijn hartelijken dank te moeten uitspreken aan ons stadsbestuur, dat hiermede niet al-i leen getoond heeft dit werk op prijs te stel len, maar ook blijk gegeven heeft van een breeden kijk op den algemeenen toestand. Het ledental is gegroeid van 92 tot 143, wat niet alleen uit moreel, maar ook uit financieel oogpunt valt toe te juichen. De krachtigste stoot tot opvoering van ons le-. dental is wel uitgegaan van het nieuwe be stuurslid mej. dr N. C. de Baat. Zij toch heeft dit jaar een buitengewone activiteit betoond. Zij voerde ook het bedroevend kleine aantal leiders en leidsters bij het werk op tot 22. een staf. die dit jaar schit terend werk geleverd heeft en was steeds daar, waar hulp en voorlichting noodig was. Niet alleen haar. maar allen medewer kers en medewerksters komt een woord van lof toe voor de wijze, waarop zij zich van hun belanglooze taak hebben gekweten. De resultaten van dit jaar waren weer aanmer kelijk beter dan het vorig jaar. wat naast een doeltreffende bemesting met kunstmeststof fen voor een aanzienlijk deel mag worden toegeschreven aan de groote toewijding en meerdere ervaring van de medewerkers en medewerksters. Een belangrijke verbetering was ook de verbeterde afrastering na het gereedkomen van de villa van prof Muller, waardoor on- genoode gasten van het terrein konden wor den geweerd. Een oud portiershuisje van den Hortus, werd de vereen, welwillend afgestaan als tijdelijke bergplaats van de gereedschappen. Het ideaal was een ruimere gelegenheid, waarin alles op rekken zou geborgen kun nen worden, die tevens gelegenheid voor de kinderen zou bieden om de kleeren te bergen en bij een raogelijken regenbui als schuilplaats gebruikt zou kunnen worden. Een directiekeet. staande op de terreinen van het nieuwe Ziekenhuis, werd aange kocht en de vereen heeft daarin een gebouw van alle gemakken voorzien en aangesloten de waterleiding Dit beteekent een groote verbetering en is de vervulling van een lang en vurig gekoesterden wensch Het heeft een bres in de financiën geschoten. Al kan et bestuur spreken van een buiten alle ver wachtingen goed jaar, voldaan is het nog niet. Er is slechts plaats voor 225 kinderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 1