DINSDAG 8 MAART
Anno 1927
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
9, 20547
EIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENT1EN
J CU per regeL Bi) regelabonnement belangrijk tageren prijs,
ileine AdverteDtiSn uitsluitend bi) vooruitbetaling Woensdags en
lerdags 50 Cts bij en maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven
ICis porto te betalen Bewijsnummer 6 Cis.
Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANZt
Voor Leiden per S maanden ƒ2.85 per week ƒ0.18,
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week0.18,
Franco per post 1 2 35 portokosten.
Nt nummer bestaat uit DRIE Bladen
EERSTE BLAD.
INDISCHE GELD- EN BANKWEZEN.
Voordracht van
Pro!, di. G. M. Verrijn StnarL
Gisteren hield prof. dr. G. M. Verrijn
|uart, hoogleeraar aan de Nederlandsche
tndelshoogeschool teKolterdam, op uitnoo-
png van het Leidsch Uruversiteitslonds, in
t Klem-Auditorium der Universiteit alhier,
l eerste van zijn vijf voordrachten over het
dische Geld- en Bankwezen. Deze voor-
kcht was gewijd aan het Indische munt-
ezen. Spr. begon met de opmerking, dat de
jaag, of het Indische muntwezen al dan
let voldoet aan de eischen, welke daaraan
&gen worden gesteld, een actueel karak-
r heeft gekregen door het verschijnen in
a loop van het vorig jaar van het Advies
j de Staatscommissie voor het muntwe-
Deze heeft ten aanzien van Indië en-
|e overigens niet bijzonder ingrijpende
•stellen gedaan en wanneer de Begeenng
zal geven het met de Staatscommissie
te zijn, dat de Nederlandsche en Indi
te muntwetgeving in allerlei opzicht ver
is, zoo mag men eerlang de indie-
ing van eenige wetsontwerpen tot herzie-
van de Muntwet 1901 en van de Indi-
Muntwet 1912 tegemoet zien.
ït Indische Muntwezen heeft in den loop
19e eeuw een zeer wisselend beeld ver-
Spr. stond stil bij de ontwikkeling
het Indisch Muntwezen na den onder
lig der Compagnie. Daarvan is tot het jaar
116 goed9 te vermelden met uitzondering
de maatregelen door het Engelsch tus
senbestuur getroffen. Daendels heeft een
i van fouten op het gebied der muntpo-
begaan (uitgifte van oninwisselbaar
kpiergeld en vermeerdering en bederf van
e circulatie van kopergeld). Onder Commis-
rissen-Generaal en onder Van der Capel-
i was het al niet beter, en nadat Du Bus
x>r intrekking van het kleine papiergeld en
de koperen bonken blijk had gegeven in
egoede richting te sturen, werd onder Van
Bosch het toppunt van misère bereikt
»r een matelooze uitgifte van koperen dui-
IfD en van kopercertificaten door de Java-
Iche Bank. Eerst G. G. Rochussen bracht
ferbetering door het recepissenstelsel, de
[erst practische toepassing van het beginsel,
later als Gold Exchange Standaard ver-
ard zou worden.
tweede helft der 19e eeuw toont een
Kistiger beeld. Na de invoering van den zil-
i standaard bij de eerste Indische Munt-
van 1854, waarbij het Nederlandsche
ndaardgeld ook in Indië gangbaar werd
ferklaard en dus tusschen de beide deelen
den Nederlandschen Staat eene Munt-
heid tot stand kwam, volgden in de ze
ventiger jaren de bekende moeilijkheden
>r ons muntwezen, die ten slotte eindig-
met het aanvaarden van den hinkenden
üdaard, hetgeen voor Indië geschiedde bij
van 1877. Spr. herinnerde aan de
ïstijds in Indië op dezen maatregel ge-
kritiek van de zijde van hen, die het
Ipreciëerend zilver wilden behouden. Deze
was in allen deele foutief. Men had,
1 heeft zulks ten slotte geen ernstige gevol-
hn gehad, integendeel beter gedaan met
[enige jaren eerder tot het goud als basis
pn het ruilmiddel over te gaan, dan thans
I geschied. Het dreigend teveel aan zilver
de tachtiger jaren zou zich dan nimmer
lebben voorgedaan.
1 Na deze historische herinneringen kwam
Ppr. tot de vraag, in hoeverre de bestaande
punlregeling in Indië heeft voldaan. Spr.
gehandelde achtereenvolgens de standaard-
munten, de teekenmunten en de pasmunten,
^at de eersten betreft, zoo meende spr. in
pgenstelling tot de Staatscommissie voor het
Muntwezen, dat het goud in den vorm van
punten in Indië zeer wel kan worden ge-
list. Daargelaten de vraag, of behoud van
iet goud als zoodanig wenschelijk is als ba
ps van het ruilmiddel, zoo meende spr dat
•eu volledige doorvoering van het goudkern-
ftelsel in Indië, waarbij dus de gouden munt
wheel zou verdwijnen in de lijn der histo-
zou liggen en op geen enkel practisch
fezwaar zoii afstuiten De gouden standaard-
punten toch, hebben in Indië nimmer in
wezenlijke behoefte voorzien.
[Met betrekking tot de teekenmunten her-
Pnerde spr er aan, dat zich in verband met
verschillende muntzuiveringen in Indië
niet het toenemend ruilverkeer daar te
het teveel aan teekengeld daar te
Ie, waarmede men in de tachtiger jaren
hampen had, in het eerste decennium van
h twintigste eeuw verkeerd was in een te-
Ook aan pasmunt was in die jaren
po voortdurend gebrek.
I Hit gaf aanleiding tot de wijziging van de
puntwetten in 1912. krachtens welke wijzi-
nieuw zilver mocht worden aangemunt.
'at in den oorlog de uitzending van zil-
pr?eld naar Indië eenige jaren was stop
ontstond tegen het einde van den oor-
en daarna een nijpend gebrek aan zil-
Jfrgeld. Ten deele hadden daaraan de hooge
Eerprijzen in '19 en '20 schuld. Ander-
was men in Indië onvoldoende voorbe-
up het aanmaken van noodgeld in den
van noodpapier. Eerst midden 1919
tot de uitgifte daarvan overgegaan.
Spr. besprak nu de vraag, of onder de
huidige regeling'zooals die sinds 1912 geldt,
de voorziening van Indië met teekengeld en
pasmunt voldoende verzekerd kan worden
geacht Destijds werd in Indië o.a. door mr.
Westerman Holstijn, de oprichting van een
eigen muntfabriek voorgestaan. Spr. is met
mr. Vissering en den Muntmeester dr. Hoit-
sema van meening, dat zulk een fabriek on-
noodig en duur zou zijn. Men hoort er laat
stelijk ook niet veel meer van.
Kan in het algemeen de muntvoorziening
van Indië onder de tegenwoordige regeling
voldoende gewaarborgd worden, zoo i9 het
niet te loochenen, dat óf de aanvoer van zil
vergeld met schokken gepaard zal gaan, óf
dat men, wil men steeds op alle mogelijkhe
den voorbereid zijn, een grooten zilvervoor-
raad in Indië zal moeten aanhouden, het
geen niet economisch is. Deze bezwaren zijn
to voorkomen, wanneer men aan de bij wijze
van tijdel ijken maatregel in Indië uitgege
ven muntbiljetten een blijvende plaats in het
muntwezen toekent. Dan toch zal het steeds
mogelijk zijn om eventueele leemten in de
zilvercirculalie terstond aan te vullen met
papieren rijksdaalders, guldens en eventueel
zelfs halve guldens. De uitgifte van munt-
papier in 1919 is een groot succes geweest
Er is dus niets tegen, om dit muntpapier een
duurzame plaats toe te kennen. Spr. oefende
in dit verband critiek op het voorstel van de
bovengenoemde Staatscommissie, dat hij
halfslachtig en niet logisch vindt. Ook beval
hij aan om het muntpapier te doen uitgeven
door de Javasche Bank in plaats van door
de Regeering. Het zal op deze wijze dezelfde
dekking hebben als het bankpapier, terwijl
het nu ongedekt is, en het zal een harmoni
sche plaats in het geheele geldwezen inne
men.
De vraag welke dekking het muntpapier
moet hebben, wordt volgens het door spr.
aanbevolen denkbeeld automatisch opge
lost. Dit bracht spr. tot de huidige dekking
van het onvolwichtige geld, welke zeer wei
nig eenheid vertoont. Vooreerst heeft men
het teekengeld, dat ten deele gedekt is door
de in overheidsschuld belegde Muntfondsen
van 1912. Dan is er het muntpapier, waar
voor in strijd met het advies van de Java
sche Bank geen dekking is gecreëerd. En de
derde soort van onvolwichtig geld, het bank
papier, heeft weer zijn eigen dekking. Het
ware goed, aldus spr., daar een eenheid te
brengen. De belegging der muntfondsen in
staatsschuld is ten slotte niets anders, dan
dat men indirect de plaatsing van overheids-
papier vergemakkelijkt. De bedoeling is goed
geweest en het stelsel heeft ook nog wel niet
tot misbruiken geleid, doch het beginsel, dat
er aan ten grondslag ligt is verkeerd. Beter
ware het volgens spr. om voor het geheel
een logische en sluitende regeling te ma
ken, door de muntfondsen te stellen onder
het beheer der circulatiebank, aan welke in
stellingen men toch ook het beheer heeft
gegeven van de veel belangrijkere dekking
van het bankpapier en aan welke instelling
spr. ook de zorg voor de uitgifte van het
kleine papiergeld wenscht te zien opgedra
gen.
Spr. concludeerde, dat de huidige munt
wetgeving zoowel ten aanzien van stand-
aardmunt als van teekengeld en muntpapier
op tal van punten dient te worden gewij
zigd. Een groote „muntkwestie" is er thans
zeker niet, doch ons systeem is in velerlei
opzicht voor verbetering vatbaar. Behalve
het reeds besprokene, rijst dan bovendien
nog de kwestie, aldus besloot spr. zijn rede,
of de bestaande munteenheid tusschen Ne
derland en Indië gehandhaafd moet worden.
Aan dit vraagstuk zal spr. zijn tweede
voordracht wijden.
Dr. ANDREW BALFOUR TE LEIDEN.
Uitwisseling van
Engelsche en Nederlandsche geleerden.
Dr. Andrew Balfour, directeur van de
London School of Hygiene and Tropical Me
dicine te Londen, heeft gisteren in de col
legezaal van de kliniek voor interne genees
kunde de eerste van de door hem hier te
lande te houden voordrachten over Tropische
lacunen gehouden. Zooals reeds gemeld is
dr. Balfour een der drie Engelsche geleerden,
die, ingevolge een daartoe opgemaakt plan
van de Kon. Academie van Wetenschappen
en de Londensche Universiteit tot uitwisse
ling van Nederlandsche en Engelsche geleer
den, dit jaar hier te lande een wetenschap
pelijke voordracht zullen houden.
Voor deze lezing van dr. Balfour bestond
zeer groote belangstelling.
Is het steeds gewoonte dat een geleerde,
die in het buitenland een wetenschappelijke
voordracht komt houden, spreekt over de re
sultaten. die door hem in een bepaalde rich
ting van onderzoek zijn verkregen of een
overzicht geeft van de resultaten, die hij in
het algemeen of op een bepaald gebied van
wetenschap heeft bereikt, dr. Balfour zeide
van deze gewoonte af te wijken en, evenals
prof. Treub destijds een lezing hield over:
Wal de gynaecoloog niet weet, zon hij
een overzicht geven van de vele leemten, die
in onze kennis betreffende tropische ziekte
en tropenhygiëne bestaan.
O.a. besprak dr. Balfour de ziekten, welke
door protozoën worden verwekt en door
andere dieren als vliegen, muggen, luizen
van mensch op mensch worden overge
bracht. Hij gaf daarbij een zeer interessante
critiek op onze kennis omtrent maiaria,
slaapziekte, gele koorts, de pest, typhus,
spruw en vele andere ziekten.
Vermeldenswaard is o.a., dat hij aan de
onderzoekingen van Noguchi, die als ver
wekker van de gele koorts een „leptospira"
heeft aangewezen, en op grond daarvan spe
cifieke sera heeft bereid, alle kracht ont
zegt.
In het bijzonder wees spr. erop, dat door
de malarialherapie, die bij sommige geval
len van krankzinnigheid tegenwoordig met
vmcht wordt toegepast, de mogelijkheid is
geopend bepaalde vraagpunten be reffende
de aetiologie en pathologie van de ma'aria
vanuit een nieuw gezichtpunt in studie te
nemen.
Zeer belangwekkend waren ook sprekers
mededeelingen over zwartwalerkoorls, een
onderwerp, dat hij ook persoonlijk gedurende
zijn verblijf in Egypte met aandacht heeft
bestudeerd.
Voor den aanvang van zijn voordracht
werd dr. Balfour toegesproken door prof.
Koolemans Beynen en na afloop bedankte de
voorzitter der medische faculteit, prof. J. J.
van der Hoeve, dr. Balfour voor zijn belang
wekkende voordracht.
Beide hoogleeraren wezen op de groote
verdiensten van dr. Balfour als wetenschap
pelijk onderzoeker en deden daarbij uitko
men, dat hij niet alleen geleerde, doch ook
schrijver was.
Gisteravond heeft dr. Balfour aangezeten
aan een maaltijd in huize Bruyns, te zijner
eere door de medische faculteit alhier aange
richt.
HET IRRATIONEELE EN ZIJN
VERHOUDING TOT HET RATIONEELE..
Gisteravond hield prof. dr. B. J. H. Ovink,
hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan de
Utrechtsche Universiteit, op uitnoodiging van
den Vrjjz. Christ. Studentenbond, aid. Leiden,
in het Klein-Auditorium der Universiteit, een
voordracht over bovengenoemd onderwerp.
Irrationeel is slechts een woord, en de
groote vraag is, of dit woord weergeeft
een streng begrip, aldus ving spr. zijn be
toog aan. In het begrip „irrationeel", dat
door onze Rede, onze ratio, zelf gevormd
is, openbaart zich het besef, dat het dis
cursieve (zich binnen de tegenstelling: „al
gemeen bijzonder" bewegende)' denken, in
z\jn beteekenis voor ons geestelijk leven be
perkt is, dat het diepste van ons leven aan
den greep van dit denken ontsnapt
Hel begrip irrationeel doet, volgens spr.,
in onzen t^jd weer opgeld. Reeds een eeuw
geleden was er al een sterke reactie tegen
die overschatting der Rede, die in de Auf-
kliirung zich openbaarde, n.l. in de periode
der Romantiek. Maar sedert dien is de
geestelijke nood nog veel grooter geworden.
Men is doodmoe van al dat begripsdenken,
dat in zjjn relativisme alle levenszekerheid
heeft veggenomen. En toch kunnen wg niet
leven zonder het vaste geloof aan iets
geestelijks boven ons.
Naar spr.'s overtuiging is voor een recht
verstaan van de tegenstelling „irrationeel-
ralioneel" alleen uitkomst te venvachten van
een hernieuwd onderzoek naar de diepste
bedoelingen van Kant's kritische philosophie.
Het is de groote beteekenis van Kant,
volgens spr., dat hij de philosophie voor
den dwaalweg, waarop zij door rationalisti
sche raetaphysica terug voerde naar de be
schaafde probleemstelling en die onbevangen
heid tegenover het mysterie van ons mensch-
zign. die Socrates en Plato kenmerkte.
Kant was, volgens spr., niet die verstokte,
aanmatigende rationalist, waarvoor men hem
heeft gehouden en dikwijls nog houdt, wat
a! reeds blijkt uit zyn bekende 6telling,
dat hjj weten moest opheffen opdat hij
plaats zou krijgen voor het geloof. Bij hem
stond een warm hart in dienst van een uiterst
koel en nuchter hoofd.
V/ij menschen moeten ons denken als
beperkten geest, waardoor wij gedwongen
worden tot aannemen van een Absoluten
Geest, die den grond van zijn wezen in
zich zelf heeft. Dit begrip is echter ver
pletterend voor ons denken.
De „Zuivere Rede", die wij ons toekennen,
is, naar spr. uiteenzette, geen aanmatigende
hypnotiseering van een abstractie, maar haar
begrip is als het ware geboren met de
noodkreet: er moet voor ons een Zuivere
Rede zijn, of wij vergaan in onzin in illusie.
Het z.g. „gegevene", het direct ervarene
en doorleefde, in zijn vollen, concreten rijk
dom, is eigenlijk het irrationeele. Binnen
dit raam voltrekt *ich het nooit teneinde
komend rationale scerinsproces en wel door
het woord en het hiermede verbonden dis
cursieve denken. Het woord, van goddelrj'ken
oorsprong, is onontbeerlijk voor ons geestes
leven. Maar tevens is het gevaarlijk en
belemmerend. Het spiegelt ons maar al te
vaak een begrijpen voor, waar inderdaad
niets te begrijpen is, en verduistert door
zijn zinnelijke-aanschouwelijke gegevens het
feit, dat het onbegrepene als een Sphinx
tegenover ons blijft staan. De diepste ge
dachten over de verhouding van het irra
tioneele tot het rationeele zijn aldus, be
sloot spr., uitgesproken door Plato.
HOOFDTYPEN VAN LAND, VOLK EN
ARCHITECTUUR IN TUNIS, ALGIERS
EN MAROKKO.
Lezing van mr. Van Blankenstein.
Op uitnoodiging van het departement Lei
den der Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen hield gisteravond in de Nutezaa!
mr. M. van Blankenstein, stercorrespondent
van de N. R. Ct., een lezing over boven
genoemd onderwerp.
Na met een enkel woord door den depar-
tements-voorzitter, prof. dr. B. D. Eerdmans,
bij het vrij talrijke auditorium te zijn in
geleid, ving de bereisde spreker zijn voor
dracht aan met op te merken, dat het door
hem te behandelen gebied te uitgestrekt
is om het nauwkeurig te beschrijven.
Alvorens tot zijn eigenlijk onderwerp te
te komen, geeft spr. een historisch over
zicht van land en volk, teneinde zijn gehoor
in de gelegenheid te stellen zich een denk
beeld te vormen van beider constructie.
Dit is wel noodig, volgens spr., daar
er over het algemeen een geheel verkeerd
denkbeeld bestaat omtrent de toestanden in
Noord-Afrika, dat zich volkomen bij de Wes-
tersche ontwikkeling heeft aangepast. De
oorspronkelijke bevolking van Noord-Afrika
behoort tot den Berber-stam, doch dit type
komt slechts in enkele streken nog zuiver
voor. Hun uiterlijk komt veel overeen met
dat van Noord-Europeesche volkeren, en
inderdaad zijn zij hieraan ook verwant.
Achtereenvolgens beheerschten de Phoeni-
ciërs, de Romeinen, onder wien Noord-Afrika
de graanschuur werd van het Romeinsche
Rijk, het land.
In het jaar 42 na Christus werd het een
Romeinsche provincie en kwam toen geheel
en al onder Romeinschen invloed te staan.
In de vijfde eeuw worden de Romeinen ver
drongen door de Vandalen, om reeds de
volgende eeuw plaats te maken voor de
Byzantijnen.
In de 7de eeuw heeft de eerste inval der
Arabieren plaats. De Berbers voelen zich
bijzonder aangetrokken tot den Islaam en
stichten verschillende Islaamietische secten.
Eerst in de 11de eeuw t/ordt de heer
schappij der Arabieren volkomen, doch van
grooten invloed op de cultuurontwikkeling
is dit niet.
Tegelijkertijd 'doet zich ook de verarming
van het land als gevolg van het drogere
klimaat gelden.
In het einde van de 15e eeuw wordt Noord-
Afrika den twistappel van de Spaansch-
Portugeesche en Turksche rijken. Langen
tijd hebben de* Turken, wier eenige bron
van inkomsten de zeeroof is, de macht in
handen, waardoor een uit politiek-economisch
oogpunt zeer bizarre toestand ontstaat, welke
eeuwen voortduurt. In de vorige eeuw be
gint Frankrijk in Algiers de kolonisatie en
krijgt daar na de onderwerping van Abd-el-
Kader vasten voet; Tunis komt al spoedig
onder Fransch protectoraat.
Van heel erg gunstigen invloed op de
bevolking is de FYansche kolonisatie zeer
zeker niet geweest; integendeel de landbouw
wordt vernietigd en de bevolking pauperi-
seert geheel en al.
Met den ontwikkelingsgang van Marokko
is het eenigszins anders gegaan; het Berber
ras is er zuiverder bewaard en het volk
houdt van energiek werken. Ondanks hun
streven naar zelfstandigheid kwam ook Ma
rokko in 1912 onder Fransch protectoraat.
In de laatste vjjftien jaar zjjn er door
het gansche land schitterende autowegen
aangelegd, waardoor de bevolking gaandeweg
aan het Fransche bewind gewende.
Maarschalk Liauté paste hier met succes
het systeem van „pénétration pacifique" toe.
Na de pauze deed spr. nog nadere mede
deelingen omtrent land en volk aan de hand
van een uitgelezen collectie waarlijk schit
terende lantaarnplaatjes, die, meer nog dan
het gesproken woord, het belangstellend
publiek een uitstekend denkbeeld gaven van
de leefwijze, de zeden en gewoonten van de
Noord-Afrikanen, alsmede van hun bouw«<
trant, enz.
Prof. Eerdmans maakte rich aan het einde
van den avond tot den tolk van alle aan
wezigen, toen hij den heer Van Blanken-
steyn dank bracht voor diens boeiend en
leerzaam betoog.
VEREENIGING
SCHOOL- EN WERKTUINEN.
Gisteravond hield de vereeniging „Schooi
en Werktuinen" onder voorzitterschap van
den heer E. Th. Witte, hortulanus alhier in
den huize „Nijdam" haar jaarlijksche alge-
meene vergadering.
De voorzitter opende de vergadering met
een hartelijk woord van welkom tot de aan
wezigen en gaf daarna een kort overzicht
over het wel en wee der vereeniging, dat
hoewel er ook wel op bezwaren en moeilijk
heden werd gewezen, toch in optiraistischen
geest was gesteld, zooals wij dit trouwens
van den heer Witte gewend zijn. die bij voor
keur op de lichtzijden de aandacht vestigt.
Met bijzonder genoegen constateerde hij om.
dat de vereeniging in het bezit was gekomen
van een zeer doelmatig tuinhuisje voor het
bergen van de gereedschappen, het verblijf
der houders van de tuinen, een vergaderka
mer voor het bestuur en andere gemakken.
Dit huisje heeft natuurlijk een plaats moe
ten innemen, die moest worden afgenomen
van den voor de tuinen bestemden grond.
Men heeft er echter dit op gevonden, dat
men de tuinen ieder 10 c.M. smaller heeft
gemaakt, waardoor dit verrassend resultaat
i9 verkregen dat men in plaats van 285
thans 290 tuintjes bezit.
Onder applaus deelde de voorzitter mede
dat de goede verstandhouding met den buur
man prof. Muller, die dreigde verloren te
gaan. weder is hersteld en de hoogleeraar
weder ais donateur is toegetreden.
BINNENLAND.
De memorie van antwoord Inzake de
Indische begrooting.
Het nieuwe gebonw van den H. D. O.
geopend.
De sneltrein Hoek van HollandBazel
ontspoord. Geen persoonlijke ongevallen.
Dr. Royaards ongesteld.
De twee te Brussel aangehouden Neder
landers, verdacht van den moord aan het
Bezuideuhont te Den Haag, zijn in vrijheid
gesteld.
BUITENLAND.
De eerste zittingen van den Volkenbonds
raad te Genève.
De Fransche Kamer neemt het wetsont
werp tot organisatie der natie in oorlogs
tijd aan.
Dreigende stakingen in de Duitsche mijn
en de Poolsche textielindustrie.
Hevige aardbeving in Japan.
Uit het jaarverslag van den secretaris-
penningmeester, dien heer Hoogendam,
bleek, dat het jaar begon met een 9chuld bij
de Maatschappij voor Tuinbouw van f250;
nog een rekening van gereedschappen, groot
f 170 bij den heer v. d. Heide, terwijl de
f 825 van den Hildebrandavond. die uitdruk
kelijk voor een huisje op den tuin bestemd
waren, moesten bijgestort om de zaken loo-
pende te houden. Een oogenblik heeft zich
dan ook de moedeloosheid van het bestuur
meester gemaakt, maar gelukkig heeft het
krachtige „voorwharts" van den voorzitter
de bezinning doen terugkeeren en de drei
gende onweerswolken zijn langzaam, maar
zeker afgedreven.
Thans staat vast, dat het voortbestaan
der nuttige jonge vereeniging verzekerd is.
Dit zal allen, die deze vereeniging een goed
hart toedragen, en voelen, dat in het belang
van ,het kind en de maatschappij haar ar-
heid moet blijven voortgaan, blijde stem
men. Het groote succes van het werk dit
jaar is samengevallen met het bereiken van.
een financieel evenwicht. Het gemeentebe-
sfuur heeft de vereen, dit jaar een subsidie
toegekend onder bepaalde voorwaarden. Het
zou n.l. zijn een bedrag gelijk aan de helft
der contributies van de leden en particuliere
bijdragen tot een maximum van f 400. Daar
door ontving de penningmeester over 1926
de som van f266.75. De secretaris meende
zijn hartelijken dank te moeten uitspreken
aan ons stadsbestuur, dat hiermede niet al-i
leen getoond heeft dit werk op prijs te stel
len, maar ook blijk gegeven heeft van een
breeden kijk op den algemeenen toestand.
Het ledental is gegroeid van 92 tot 143,
wat niet alleen uit moreel, maar ook uit
financieel oogpunt valt toe te juichen. De
krachtigste stoot tot opvoering van ons le-.
dental is wel uitgegaan van het nieuwe be
stuurslid mej. dr N. C. de Baat. Zij toch
heeft dit jaar een buitengewone activiteit
betoond. Zij voerde ook het bedroevend
kleine aantal leiders en leidsters bij het
werk op tot 22. een staf. die dit jaar schit
terend werk geleverd heeft en was steeds
daar, waar hulp en voorlichting noodig was.
Niet alleen haar. maar allen medewer
kers en medewerksters komt een woord van
lof toe voor de wijze, waarop zij zich van
hun belanglooze taak hebben gekweten. De
resultaten van dit jaar waren weer aanmer
kelijk beter dan het vorig jaar. wat naast een
doeltreffende bemesting met kunstmeststof
fen voor een aanzienlijk deel mag worden
toegeschreven aan de groote toewijding en
meerdere ervaring van de medewerkers en
medewerksters.
Een belangrijke verbetering was ook de
verbeterde afrastering na het gereedkomen
van de villa van prof Muller, waardoor on-
genoode gasten van het terrein konden wor
den geweerd.
Een oud portiershuisje van den Hortus,
werd de vereen, welwillend afgestaan als
tijdelijke bergplaats van de gereedschappen.
Het ideaal was een ruimere gelegenheid,
waarin alles op rekken zou geborgen kun
nen worden, die tevens gelegenheid voor
de kinderen zou bieden om de kleeren te
bergen en bij een raogelijken regenbui als
schuilplaats gebruikt zou kunnen worden.
Een directiekeet. staande op de terreinen
van het nieuwe Ziekenhuis, werd aange
kocht en de vereen heeft daarin een gebouw
van alle gemakken voorzien en aangesloten
de waterleiding Dit beteekent een groote
verbetering en is de vervulling van een lang
en vurig gekoesterden wensch Het heeft
een bres in de financiën geschoten. Al kan
et bestuur spreken van een buiten alle ver
wachtingen goed jaar, voldaan is het nog
niet.
Er is slechts plaats voor 225 kinderen.