Een held. CORRESPONDENTIE. vraagt maar steeds naar de juffrouw cn denkt, dat zij gestorven is." De dokter ging nu naar Tom, die hem met groote, verschrikte oogen aankeeK. „Tante FransI" riep hij smeeteend uit „O. brengt u mij toch alsjeblieft naar Tante Frans 1" ..Dat kan nog niet, baasje. Misschien wel gauw, als je je ten minste kalm en rustig houdt, maar zeker kan ik 't niet beloven," zei de dokter vriendelijk. „Is Tante Frans niet dood?" vroeg Tom met bevende stem. „Neen, maar zij is heel ziek." „B ij n a dood?" klonk het nu snikkend. „Neen, ook niet „bijna". Het scheelde echter niet veel, of zij had haar leven ver loren om het jouwe te redden, kleine baas. Nu moet je haar toonen, dat je het waard was." „Dat zal ik zeker doen, dokter," klonk het ernstig. „Ik zal het nooit, nooit ver geten en mijn heele leven van haar blijven houden." „En nu beginnen wij met wat te slapen," zei dokter West. Het duurde niet lang, of Tom sliep vast (Wordt vervolgd). Op een nevelachtigen Decembermorgen verliet de Italiaansche stoomboot „Marga rita" de haven van Livorno om -naar het eiland Malta te varen. Onder de reizigers, die op het achterdek van het schip vertoefden, bevond zich een twaalfjarige knaap, wiens bruin gelaat, door zwarte lokken omlijst, diepe smart verried. Hij was een stille jongen, die den heelen dag zwijgend op de opgerolde"" touwen zat, en nu eens naar de heen en weer loopende matrozen keek, dan weer naar de golven tuurde. Niemand bekommerde zich om den jon gen. die nooit lachte en zich bij niemand aansloot. Op zekeren morgen echter, nadat de boot in de haven van Napels geland was en deze na een kort oponthoud weer verlaten had, kwam een matroos naar den eenzamen jon gen toe en zei: „Ik breng je gezelschapl" Het was een meisje, dat naast den jongen op de touwen ging zitten. En Janmaat liep weer sloffend heen. Beiden keken elkander ecnigen tijd aan en de een nam de gestalte, het uiterlijk en de kleeding van den ander op. Eindelijk vroeg de jongen: „Hoe heet je?" 1 „Julial" antwoordde het meisje. „En jij?" Mario!" I „Waar ga je heen?" vroeg hij verder. „Naar Malta 1" riep zij vroolijk uit. ..Ik ga naar mijn ouders terug. Ik heb een hee len tijd bij Grootmoeder in Napels gelo geerd en verlang er erg naar, Vader en Moeder terug te zien." Mario keek niet vroolijk en zei bedroefd: „Ik heb Vader noch Moeder meer. Zij zijn in Livorno gestorven. Ik reis ook naar Malta, waar ik bij een familielid in dienst zal treden." Plotseling zei dc kapitein, die langs de pratende kinderen liep- „Wees maar niet ongerust, doch het zal vandaag spoken hoor! Er komt een hevige storm opzetten!" - Op hetzelfde oogenblik blies er een ruk wind over de zee en bracht het schip in schommelende beweging. De kinderen waren echten volstrekt niet bang maar hadden pleizier in het loeien van den wind en de op- en neergaande gol ven. wier witte schuim over 't dek spoelde. Het meisje, dat even oud was als Mario, had een slanke gestalte, en was wat grooter dan de jongen. Zij lachte hartelijk, terwijl zij Mario stevig Vasthield en bond, toen de scherpe wind haar lokken door elkaar joeg, een rooden doek om haar hoofd. Zoo zaten zij den gcheelen dag op de op gerolde touwen, waar zij ook hun twaalf uurtje gebruikten; doch terwijl Julia vroo lijk babbelde en lachte, bleef Mario ernstig en sprak weinig. Toen bij 't Vallen van den avond de ma trozen de touwen haalden om ze aan de zeilen vast te maken, moesten de kinderen hun zetel verlaten. en'werd de jongen, toen ze opstonden, door een stoot, dien het schip kreeg, tegen een ijzeren paal geslingerd. Julia stiet een gil uit, knielde naast hem neer en stelpte met haar zakdoek het bloed, dat uit een wond aan zijn hoofd liep. Mano stond na een korte poos op en zei: „Julia, ik dank je en ik zal nooit vergeten, wat je voor mij gedaan hebtl 't Is nu tijd geworden om naar bed te gaan. Slaap lekker!" „Goeden nacht!" antwoordde het meisje, terwijl zij hein een hand gaf. Zij gingen nu ieder naar hun kajuit om te slapen. Dit was echter niet mogelijk, want de storm nam nog steeds in heyigheid toe. De boot deinde op en neer, de eene springvloed na den anderen overstroomde het dek en rukwinden scheurden de zeilen aan flarden, braken de masten aan stukken. De deur, welke tot de machinekamer toe gang gaf, barstte open door den druk van den vloed, golf op golf stroomde in.den vuurhaard en bluschte dien uit. Nu klonk boven de windstooten en het golvengeweld de stem van den kapitein uit: „Aan de pompen 1 Aan de pompen!" De geheele equipage en de mannelijke passagiers spoedden zich er heen en arbeid den zonder ophouden, maar het hielp niet veel, want een alles overweldigende wind vlaag wierp het schip tegen een klip, zoodat het lek werd en begon te zinken. De reizigers omsingelden den kapitein en riepen wanhopend uit: „Wal zal er met ons gebeuren? Red ons!" Deze antwoordde met een slem, die allen deed ontstellen: „Het schip is verloren!" Een paar matrozen lieten een boot in de woelende golven neer en klommen er in, terwijl vrouwen en kinderen over boord getild en er in gezet werden. Daar kwam een nieuwe, nog wildere stormvloed en greep het kleine vaartuig, zoodat het om sloeg en allen, die er zich op bevonden, ver loren gingen. liet schip zonk al dieper en dieper. „Brengt de andere sloep in zee!" beval de kapitein. Dit gebeurde, en de matrozen droegen vrouwen en kinderen in het bootje, terwijl de mannelijke passagiers volgden. De beide kinderen, Mario en Julia, ston den tegen den mast van het achterdek, dien zij krampachtig omklemd hielden en staar den stijf van schrik in de woedende zee. Naast hen vertoonde de kapitein zich nu, die den matrozen, welke de sloep zouden roeien, toeriep: „Redt de kinderen. Ik zal op mijn post blijven!" „De boot is overvol!" schreeuwden de roeiers terug. „Er is nog maar#voor Één kind plaats. Het kleinste kan er nog al leen bij!" En andere stemmen riepen: „Mario, Mario!" De kinderen zagen met ontsteltenis, dat het water al hooger en liooger steeg in het schip. In den drang om hun jong leven te redden vlogen zij naar de verschansing en strekten de armen uit: „Neemt ons mee! Neemt ons meel" gil den zij. Bij het antwoord: ..het kleinste kan er nog alleen bij!" rilde Julia, die wat grooter was dan de jongen, over haar geheele lichaam. Zij maakte haar hand uit die van Mario los, haar groote oogen keken angstig rond. Mario zog haar verbleekeD, beven en ont stellen, en riep zoo hard als hij kon. terwijl hij op Julia wees: „Het meisje is lichter dan ik." Daarop wendde hij zich lot haar en zei met een slem, waaruit een goed hart weer klonk: „Ga, Julial Jij hebt Vader en Moeder. Ik ben een wees. Stap gauw in de boot!" De branding had op dit oogenblik dc boot echter gegrepen en een eind van het ge strande schip gedreven, zoodat het meisje niet in staat was er in te klimmen. De matrozen, die op de roeibanken zaten, riepen Mario toe:- „Gooi het meisje in het water. We zullen haar wel opvisschenl" Daarna greep hij Julia, die half onmach tig was, tilde haar flink op en wierp haar in zee Julia stiet een gil uil en zonk: toen zij weer opdook, werd ze door een matroos, die voor op den boeg van het vaartuig stond gegrepen en in de boot getrokken. Mario bleef tegen de verschansing der boot geleund slaan en tuurde, terwijl de wind door zijn haar woei, naar het kleine bootje. Op zijn bruin gezicht lag een uit drukking van rust en-vreugde. Julia, die vóór in de reddingslxK, wendde haar oogen, die vol tranen sl naar hem en riep: Mario, ik dank j Zij hief haar armen op en her: steeds haar laatsten groet. Hij hief de hand op, wenkte haar i riep: „Vaarwel Julia! Het ga je goed!' De sloep verwijderde zich meer en van het wrak en de nevel van den lenden avond hulde klip en boot ie sluiers. De vloed rolde nu huizenhoog en b. het schip met zijn schuimende golvei dat nog slechts düt gedeelte, waarop zich bevond, uit de zee omhoog stak. De kapitein was reeds vroeger doe stortvloed in de diepte geslingerd. Julia zonk op haar knieën, boog het en verborg het gelaat in haar handen. Toen zij weer opkeek, waren het en Mario verdwenen. Een reusachtige golf rolde over de waar hij in de diepte zonk. Prijsraadsels, het werd weer lijd het is al weer een poos geleden. Ik dikwijls in brieven: hè Tante mogen weer eens met de linkerhand schrijver dat mogen jullie dan nu weer en wa vroeger niet zei, heb ik er nu bijgev namelijk dat het wel met potlood mag, sen met inkt is heel vervelend voor ied? Mochlerï er onder de kinderen bij zijl B van nature linksch zijn. willen die h dan bij schrijven, want dan lijkt hun s soms net alsof het met de rechterhand 1 gedaan. Weer een massa brieven der vorige L en klachten waarom ik de vorige weel c namen niet vermeldde. De courant komt al Vrijdagsmiddags, wacht dan toch du* Maandagsmiddags, dus tot het laatst m brieven te bezorgen, ik heb jullie dat a i dikwijls aangeraden. Voorloopig nog geen nieuwe raadsels i zenden, wacht maar lot ik er om vraag: Maria v. Duyn, Coby Keus. Annie Plas de volgende week alle drie apart m linkerhand schrijven, dat moet voor Ik ten, maar de papieren mo^en natuurlijk in hetzelfde couvert met elkaar. Schrt] dan maar geen brief bij, dit is al werk i noeg. Was het tochtje met de logger pre Nettie en Mientje van Riessen, ja arit tes dat mag wel. maar wacht dan tot n; prijsraadsel, dan krijg ik toch al zoo veel te lezen. Zoo, is dat een heel club) Nettie's klasse, hebben die allemaal voorbeeld gevolgd om mee te doen, dat ik heel aardig. Gezellig hè zoo met vi dinnen met de poppen te spelen, daar 1 ik als kind ook zooveel van. Jan Wassenaar zeker las ik over die selijke brand in die carlonnagefahriek. nen jullie er een half uur vandaan? en de vuurzee toch zoo goed zien. Adri Veltkamp ik begrijp je briefje goed, dit is dan ook enkel om je heel ha lijk ie groeten, wees moedig kindlief al moeilijke dagen voor je komen. Marie Visser (Alfen) verzend je bril briefkaart voortaan Daar Den Haag, Fred Ilendriklaan 157, doe het Maandags op posl. Henny Hulsbergen Henning wat bedo< met bij de oplossingen der grooteren alli Met gewone raadsels slaat alles te zamel bij prijsraadsels zet ik je heusch bij kleineren als je dat ook maakt dus nu regels. Marielje van Daalen en Adri den D met het prijsraadsel ieder op apart pal hoor, dot moet voor het loten. Jaap Roos dat is zeker fijn voor je, 1 altijd zulke mooie autotochten te maken 1 zie je veel en wat kan je veel genieten op manier. Anje de Gelder prettig werkje vindt je ij om de vogels te voeren, ze welen het 2e! al en zitten al op je te wachten 's morg< Als kind danste ik wel. Is je postpapier fl dan maar op gewoon papier. Drietal Koevoet wat heerlijk voor je J per, ik begrijp dat je zóó iels bijzonders 1 aan mij wou schrijven. Doe maar goed best, muziek is zoo iets heerlijks. Carel Hansen hel was hier Zondag ook i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 18