IET NEDERLANDSCH-BELGISCH VERDRAG I binnenland. 20533 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 Februari Tweede Blad Anno 1927 e Verdediging van Minister Van Karnebeek LIJSTENMAKERIJ GEMENGD NIEUWS. Orerdrevni bwwaren bij de Geen „lijd me, de Grondwet tegenstanders. Voor zoover m de mededeeling, dat eeiu- |D8 is verschenen de Memorie van ge leden een aantasting van het oppertoe- ■twoord op het Voorloopig Verslag van Eerste Kamer, nopens het Neder- ■dseh-Belgisch Tractaat. Ka een beschouwing over den histori- j grondslag van het verdrag, komt de fister tot de opmerkingen over zijn be gem aakt. Ijjjkens het Voorloopig Verslag al- de M. v. A. hangt thans opgekomen tfel samen met een gerucht over een frventie ten onzen behoeve, welke reeds het bijeenkomen der ministersconfe- [tie geleid had tot het resultaat, dat of meer der groote mogendheden met erritoriale eischen van België niet in- Jnden. Sopens de vermoedelijke houding van ijlere mogendheden tegenover eventueele jritonale eischen van België, werden in ■eerste maanden van 1919 verschillcnoe |ichten ontvangen, welke evenwel uit- lloopend en tegenstrijdig waren. Van j interventie ten onzen behoeve bleek Breedvoerig brengt dan de M. v. A. in Jinnering, wat in 1919 op de minis^er- fnferentie ia besloten, hetgeen in do be- resoluties is belichaamd. |Pat nu de concessies betreft, die ,,uit i voor erger" ter ministersconferentie ideo zijn gedaan, moge de verklaring in innering worden gebrachtv welke vóór ■ministersconferentie in de Tweede Ka- r is afgelegd. opvatting, als zou het regeeringsbe- J door angst zijn ingegeven geweest en lemd zijn aan het Nederlandsche belang, liet vol te houden. regeering heeft een positief beleid >erd, daar waar een negatief beleid beleid zou zijn geweest, en iederen zorgvuldig overwogen en bekend ge- tkt. En zij heeft daarbij in volle zelf- jndigheid gehandeld, terwijl aan haai iding het dingen naar gunst, van welke jendheid ook, vreemd is geweest. Moe door eenige leden in de gevolgde Kt-iek een aansluiting wordt gezien aan 1 der groote mogendheden, is den mi- ler een raadsel, wanneer men denkt aan Vstrijd, die tegen militaire verbintenis- K:o aansprakelijkheden werd gevoerd. iets door de geschiedenis van de fe'ening wordt gelogenstraft, dan is het Jdeze opvatting. Juist in die dagen is ■sinister er toe gekomfen de zelfstandig- dspolitiek to formüleeren. Het in het gische probleem gevolgde beleid had t ten doel Nederland op het Zuiden te loteeren, maar aan België, als gevolg p het vervallen der neutraliteit, den weg r het Noorden te effenen, waarop het zijn geografische ligging en de ten- i der in 1839 getroffen voorzieningen toewezen i8. pat verder 't argument betreft-, dat het drag wegens zijn onereuzen inhoud niet begrijpen, wordt de vraag gesteld, |er grond is voor die bewering en of "bij niet schromelijk wordt overdreven, nadruk ^ijst de minister de bewe- af, dat de Staten-Generaal en het 1 door de Regeering van de onderhan- logen niet op de hoogte zouden zijn go- Deze grief is onjuist en onbillijk. Jis geen internationale kwestie, waar- |r naar buiten meer mededeelingen zijn faan dan over deze. De Wielingen. i minister kan niet toegeven, dat het kreken van een regeling omtrent de Ifogen een bedenkelijke leemte is in het luat. N'uist is ook, dat de kwestie door het en met name door de loodsrego wordt gepraejudicieerd. Om aan de penkelijke gevolgen van het tegenwoor- e concurrentie-systeem een einde te ma is een regeling gemaakt, waarbij de prdelijke Seheldet-oegang voor rekening het Nederlandsche en de zuidelijke r rekening van het Belgische loodswe- J wordt genomen. Dit geldt echter alleen r de opvaart naar Antwerpen, fdien de Wielingen, voor zoover zij niet p den Nederlandschen waJ loopen, in- fraal aan België werden gecedeerd, zou, pCD ooit de noordelijke toegang onbruik- pr mocht worden, de Schelde alleen oveT Igiscb gebied toegankelijk zijn. De Ne- plandsche Schelde zou dientengevolge 'slijk een enclave worden in Belgisch P>ied Met het oog op de Nederlandsche lvereiniteit mag deze mogelijkheid niet prdeD bevorderd en zal slechts een oj>- piog kunnen worden aanvaard, waarbij Igevolg wordt vermedem Om deze reden reeds schijnt een voorstel om plingen zonder meer af te staan in ruil het vervallen van het Antwerpen prdijkkanaal onaannemelijk. De minis- staat aan de zijde van de leden, die {en dit voorstel bedenking hebben. Maar pen dien, afgescheiden hiervan en van jQere consideraties, schijnen door zulk aanbod de eer en het prestige van ons dat indertijd niet voor de Belgische unties he^ft willen bukken, niet te pden gediend. Schelderegiem. pelet op de uitvoerige beschouwingen algemeenen aard, die de minister pbriftelijk en mondeling aan de nieuwe re- n»ng heeft gewijd, meent hij zich thans ^ogen bepalen tot een korte behande [vaD de punten, die in het Voorloopig zijn te berde gebracht. M. v. A zegt o.m. dat de Schelde- 5PS in de moderne rechtsopvatting omtrent het internationale rivic elt. en dat de regeling niet minder voor Nederland voor België van be- zicht over den waterstaat vaD deD koning, alsmede overdracht van verordenende be voegdheden aan niet zuivef nationale auto riteiten in strijd met de Grondwet achten, moet worden gelezen, dat deze leden de ter zake in het verdrag opgenomen bepa lingen in strijd met de Grondwet oordee- len, acht de minister voor deze meening gecnerlei grond aanwezig Krachtens art. 191 van de Grondwet heeft de koning het oppertoezicht over alles wat den water staat betreft. Dit oppeitoezicht blijft de koning behouden, ook na het tot stand ko men van het verdrag; de besluiten van de beheerscommissie zijn aan zijn goedkeuring onderworpen, en de uitvoerbaarheid is van zijn toestemming afhankelijk. De minister vertrouwt verder, dat thani nu het helder en afdoend antwoord bekend is geworden, dat de Belgische minister van Buitenlandsche Zaken heeft gegeven op de tot hem door den volksvertegenwoor diger, Herman Vos en den senator Larn- borelle, gerichte vragen, het wantrouwen zal zijn geweken en de overtuiging, dat Nederlands souvereiniteit aan geen enkele reserve onderworpen is en dat het zoowel in oorlogs- als in vredestijd, het onbe twist en door de mogendheden en België erkend recht heeft de Schelde voor oor logsschepen van alle natiën te*sluiten, al gemeen zal zijn geworden. Ongegronde bezwaren. De M. v. A. behandelt daarop de kanalen en noemt de bezwaren tegen het Antwer penMoerdijk-kanaal ongegrond en te breed uitgemeten. Het voorziet in een verkeersbehoefte. De vrees voor het „leeg pompen" van Rotterdam is volgtrekt on gegrond, en deze stad zal een aantrefc- kingspunt voor de Rijnscheepvaart wor den. Voor Amsterdam en Dordrecht is, vol gens de M. v. A. ook geen gevaar te vreezen. De kunstmatige bevoordeeïing van Ant werpen door België houdt met- het kanaal niet het minste verband. Deze hoofdpunten worden nader geargu menteerd, waarna betoogd wordt, dat ook de minister geen commissie wenscht, om over deze kwestie te raporteeren. Wat het Rijn-Maas-Scheldekanaal aan gaat, de M. v. A. noemt de nadeelen voor onze scheepvaart schromelijk overdreven. De beloodsing. De nieuwe regeling der beloodsing zal het aantal Nederlandsche beloodsingen doen toenemen en een niet onaanzienlijke kos tenbesparing opleveren, aldus wordt verder betoogd. Dit verdrag, hoezeer ook van inhoud eco nomisch, is politiek van aard en strekking. Het kan niet van zijn oorsprong worden losgemaakt en het wordt alleen dan juist begrepen, wanneer het als uitkomst wordt verstaan van de herziening, waaruit het is voortgekomen Het sluit, te zamen met het collectieve verdrag van 22 Mei 1926. deze herziening af, met inbegrip van het Schelde- vraagstuk en ook van het militair-politieke probleem, dat door het wegvallen van de gewaarborgde onzijdigheid aan de orde was gekomen. Het geeft aan deze afdoening een internationale sanctie, welke voor Neder land van het hoogste gewicht is. Zelfs al zou het waar zijn, dat verwerping van het verdrag door een meerderheid des volks werd gewenscht, dan zou nog. tegenover zoodanig feit. ernstig zijn rekening te hou den met de vraag..onder welk lich,t het ver drag door die meerderheid wordt gezien. Daarbij komt dat omtrent den zakelijken inhoud van het verdrag, afgezien van het vraagstuk waarop het betrekking heeft, nog allerlei voorstellingen en misvattingen gang baar zijn, die met de werkelijkheid niet zijn te rijmen en ingang hebben gevonden ooi; bij het ontwikkelde volksdeel, op welks hou ding in het Voorloopig Verslag een beroep wordt gedaan. In breeder* kring schijnt nen nog in den waan te verkeeren. dat de kosten der nieuwe kanalen door Nederland zullen worden gedragen en dat de Nederlandsche souvereiniteit in het nieuwe Schelde-regime vrijwel prijs wordt gegeven, terwijl men zich tegenover het gesloten verdrag beroept op de opvating van een onzer gedelegeerden alsof dit verdrag met toelichting een ander was dan de overeenkomst, die door de dele gatie werd tot stand gebracht en waaraan, ook in overleg met haar, om de meermalen aangegeven redenen, na de schorsing vast werd gehouden. Het zou te betreuren zijn, indien door een stemming, die op deze dwa ling berust, gewicht in'de schaal werd ge legd. De gevolgen van aanneming of verwerping. Wat nu de gevolgen van aanneming of verwerping betreft, heeft de minister zich van zijn plaats met voordacht onthouden van een ingaande bespreking daarvan. Met een negatieve beslissing zou het vraagstuk niet zijn afgedaan. Bij heropening van het geding zou de be paling van het bestek der onderhanling niet uitsluitend ter discretie van Nederland staan. De vraag rijst voorts, hoe de kwestie zelf zich verder zou ontwikkelen. Bij de over weging van dit punt ware de gedachte van pressie door denden buiten beschouwing te laten Evenmin als vroeger zou dwang op de houding van Nederland van invloed kun nen zijn; bij de mondelinge, noch bi) de schriftelijke behandeling heeft de minister de mogelijkheid daarvan doen gelden of tot een element bij de overweging gemaakt. Wanneer evenwel de kwestie weer open komt en bij verwerping het collectief ver drag van 2 Mei 1926, dat met het Belgisch- Nederlandsch verdrag als een geheel is te beschouwen, automatisch vervalt, zal zijn af te wachten welke houding bij nieuw overleg door de andere mogendheden zal worden aangenomen in verband met haar recht en haar belang. De positie bij verwerping. Overigens wordt in groote trekken bij ver werping zakelijk de positie deze. De tegen standers van het verdrag bereiken, dat de voor het graven van de beide kanalen ge geven toestemming vervalt Daar staat ech ter tegenover, dat 8 van art. IX van hot bestaande verdrag, over de instandhouding der waterverbinding, blijft gelden en dat de bepalingen van dit verdrag, wat haar strek king betreft, in geding zullen komen. Bo vendien vervallen de toezeggingen, welke ten behoeve van Terneuzen en in zake den sleepdienst en de opheffing der surtaxes worden verkregen. Ook gaat niet door de voorgenomen ontsluiting van het Luiksche industriegebied voor onze havens en wordt België er toe gebracht buiten Nederland om een rechtstreeksche verbinding tusschen Antwerpen en Luik in overweging te nemen. Voorts blijft achterwege de verbeterde rege ling der watertoestanden, met name in Noord-Brabant en der wateraflappingen uit de Maas. Bovendien blijven de vraagstukken zelf bestaan en de herziening, zonder ver der perspectief, aan de orde, terwijl wat de Schelde als verbinding met den Moerdijk betreft, een toestand bestendigd wordt, die slechts tot moeilijkheden aanleiding kan geven en op den duur toch geregeld moet worden. Er doen zich intusschen nog andere over wegingen geldeji, in verband waarmede een negatieve beslissing in hooge mate zou zijn te betreuren en onraadzaam is te achten. Het geding heeft nu welhaast een jaar ge duurd. Hoeveel jaren zullen bij voortzetting nog heen moeten gaan aleer daaraan een eind zal zijn gekomen? Was niet het oogenblik, waarop aan de Zuidelijke gewesten de mogelijkheid werd geopend eener ontwikkeling in het kader van volledige zelfstandigheid, aangewezen om aan de verhouding tusschen Noord en Zuid een andere wending te geven? Er was in de laatste jaren in die verhouding een kentering gekomen, die op zulk een wending vooruitzichten bood. Moeten nu door de hou ding van Nederland deze vooruitzichten worden te niet gedaan? En moet, in eeiTtijd, waarin kleinere staten op onderlinge ver standhouding aangewezen zijn, het geschil, dat ten einde liep. de onderlinge verhouding blijven bedreigen met het gevaar dat aan territoriale problemen tusschen buurstaten eigen is? Verwerping zou niet slechts het antago nisme, maar ook het annexionisme weder opwekken. Zij is ook niet in ons economisch belang. Maar ook afgezien van de engere Bet- gisch-Nederlandsche verhouding is het dui delijk, dat Nederland voor zijn beleid ook uit algemeen staatkundig oogpunt er belang bij heeft van de hypotheek der hangende her ziening te worden ontlast. Daarbij komt. dat Nederland in deze niet alleen met zichzelf en zijn relatie tot België te rekenen heeft. Het heeft zich ook de vraag te stellen of, het gerechtigd is. in een tijd. die den eisch stelt van verzoening en schikking en van rege ling van geschillen, een houding aan te ne men. die zich niet wel zou verdragen met de beginselen, die het internationaal pleegt te belijden, en of het verantwoord zou zijn aan de interijationaal-politieke verhoudin gen in dit deel van Europa de bestendiging op te leggen van een geschil, dat daarop reeds zoo lang heeft gedrukt. Zij, die zich voorstellen, dat Nederland zich door verwerping van het verdrag zou verheffen en door aanneming zou vernede ren. maken zich van de werkelijkheid een bedriegelijk beeld. Naar 's ministers overtuiging verdient de totstandkoming van dit verdrag aanbeveling en wordt het lijd om aan het geding een einde te maken en de verhouding tusschen België en Nederland tot rust te brengen en vrij van vreemde medezeggenschap in nieuwe banen te leiden. Vragen der Comissie van Rapporteurs. De Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer heeft in zake het Neder- landsch-Belgisch verdrag, thans haar eind verslag uitbrengende, gewenscht, vóór de openbare behandeling nog nadere inlich tingen van den minister te ontvangen ten aanzien van de navolgende punten: De minister heeft volstaan met te verwij zen naar het proefschrift van mr. L. W. Wery, ter beantwoording van de vraag naar „afdoende gegevens" ter toelichting van de stelling van den minister, dat de bedoeling van de tractaten van 1839 is geweest, „door het treffen van regelingen met betrekking tot zekere uitwegen de economische be staansmogelijkheden van België te verzoe nen met het behoud door Nederland van zijn historisch gebied". De Commissie zou echter gaarne dienaangaande inlichtingen ontvan gen, geput uit de officieele historische bron nen zelf. De minister stelt in de Memorie van Ant woord, dat „de bestaande verbinding tus schen Schelde en Rijn als conventioneele uitweg vervalt." Bij het nieuwe tractaat wordt echter het beginsel van de vrije "vaart op de interme diaire wateren uit het oude tractaat her haald. Met het oog daarop wenschle de Com missi* te worden ingelicht, hoe dan van het vervalleD van den conventioneelen uitweg sprake kan zijn. In verhand hiermede acht de Commissie nog een andere nadere inlichting gewenscht, nml., naar aanleiding van de mededeeling in de M. van A., dal onder het oude tractaat op Nederland de onderhoudsplicht rust ten opzichte van alle intermediaire wateren. De commissie zou gaarne vernemen op welke bepaling van het verdrag van 1839 de mi nister deze verplichting grondt. In het V. V. is de vraag gesteld, waarom de minister niet in het verdrag heeft doen opnemen, „dat het Nederlandsch de taal zou zijn van het Schelde-regime en van de des betreffende commissies, door het verdrag in gesteld" Aangezien deze vraag in de M. van A geen beantwoording heeft gevonden, ver zoekt de Commissie daarop alsnog een ant woord. In de M. van A. brengt de minister in herinnering, „dat ofschoon de mogendheden bij brieven van 3 April 1925 verklaard had den met het Belgisch-Nederlandsch verdrag a voord te gaan, zich bij de onderhande lingen in den daarop volgenden zomer, met Intrekking o.a. tot de vrijmaking der N-^der- lcr dsch-Belgische verhouding, moeilijkhe den hebben voorgedaan, welke slechts ten gevolge van da eensgezindheid en het sa mengaan van België en Nederland kondea worden overwonnen en ter zijde gestéld." De commissie van rapporteurs zou gaarne worden ingelicht, welke moeilijkheden dit zijn geweest. Ten slotte wordt nog gevraagd, welke tekst van het verdrag, de Nederlandsche of de Fransche, moet worden beschouwd als de officieele. ,Het antwoord op deze vraag kan van groot belang zijn bij de beslissing van mogelijke geschillen. RECLAME. OM JONG TE BLIJVEN. Het feit, dat uw gezondheid te wenschen overlaat, is waarschijnlijk de eenige reden, dat gij u door lichte zofgen reeds zenuw achtig, versleten en oud gevoelt. Misschien zijt gij een dier noodelooze slachtoffers van een nieraandoening. Laat deze te voor komen nierzwakte u niet oud maken voor uw tijd. Zoek en verbeter de oorzaak van uw kwaal. Tracht weer flink en gezond te worden. Die pijn in de lendenen, die ellen dige blaasstoornissen, hoofdpijn en duize ligheid. dat afgematte, zenuwachtige ge voel behoeven u niet langer te kwellen. Alle te zamen maken uw leven tot een last. die zoodra gij uw nieren verzorgd hebt, verdwijnt. Verzwakte nieren kunnen met Foster's Rugpijn Nieren Pillen versterkt worden, waardoor gij u in elk opzicht jonger voelt. Begin onmiddellijk met het gebruik Zonder uitstel I Wacht niet, tot gij last krijgt van rheumatiek. ischias, spit. blaasontsteking of waterzucht. Ook tegen dergelijke ernstiger kwalen worden Foster's Pillen aanbevolen, doch voorkomen is altijd beter dan ge nezen. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral opï bij apotheken en drogisten k f 1.75 per flacon. Ö278 EEN GESCHENK AAN H. M. DE KONINGIN Door kerkvoogden der Ned. Herv. Gem. te Delft i9 aan H. M. de Koningin ten ge schenke aangeboden een door mej. E. H. H. Issels geschilderd interieur van 't gerestau reerde koor der Nieuwe Kerk te Delft al9 een blijvende herinnering aan het nationaal huldeblijk Haar bij Haar 25:jarig regee- ringsjubileum door het Nederlandsche volk aangeboden. De Koningin heeft het doek welwillend aanvdard. OFFICIEELE BERICHTEN. Bij Kon. besluit is benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw mr. G Murman, president der rechfbank te Tiel; is op verzoek eervol ontslagen mr. G. Murman als president der rechlbank te Tiel; is benoemd tot president der rechtbank te Tiel, mr. A. G. .42. Ridder van Rappard, thans rechter. De alphabetische aanbevelingslijst voor rechter in de rechtbank te Alkmaar be- s'aat uit mrs. A. Dirkzwager, advocaat- procureur en kanlonrechter-plaatsveryangei to Schiedam; A. van de Koppel, substituut griffier bij de rechtbank te 's-Gravenhage en A. M. baron van Tuyll van Serooskerken, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank te Amsterdam. HET NEDERL.—BELGISCH VERDRAG De behandeling in de Eerste Kamer. Naar wij vernemen wordt de Eerste Ka mer bijeengeroepen tegen Dinsdagavond 8 Maart e.k. in welke vergadering door den president zal worden voorgesteld om op 9 Maart d a.v. de behandeling aan te vangen van het ontwerp tot goedkeuring van het Nederlandsch-Belgisch Veidrag. Het Tractaat en de Grondwet. Naar wij vernemen zal binnenkort het tijdschrift „De Volkenbond" verschijnen m»t een oordeel van de professoren in 't Staats recht aan onze Rijksuniversiteiten, de Ge meentelijke universiteit te Amsterdam, de Vrije universiteit te Amsterdam. <3e R.-K universiteit te Nijmegen en de Handelshoo- geschool te Rotterdam, omtrent de vraag of het Nederlandsch-Belgisch Tractaat een benaling der Grondwet zou schenden. Prof. de Savornin Lohman wenscht» zich hierover in verband met zijn lidmaatschap van de Eersle Kamer thans nog van een antwoord te onthouden. Het antwoord van alle overige hlerbe- doelde hoogleeraren op de vraag luidt ont kennend. Prof. Scheltema, te geiden, spreekt zich uit, dat het tractaat de Grondwet wel schendt. UITBREIDING VAN CULTUURGROND Fonds voor ontginning, ontwatering en railverkaveling. Door de drie centrale landbouworganisa ties, den Christelijken Boeren- en Tuinders- bond in Nederland, het Koninklijk Nederl. La ndbou w-Comité en de R.-K. Nederl. Boe ren- en Tuindersbond. is een adres gezonden aan den Raad van Ministers, waarin wordt gewezen op het steeds nijpender worden van het tekort aan cultuurgrond, waarvan de gevolgen dreigen noodlottig te worden, niet alleen voor de ontwikkeling van onzen boeren- en tuindersstand, maar voor de ge heel® Nederlandsche volkswelvaart Een steeds grooter wordend percentage van de boeren- en tuincfarsbevolking ziel zich den toegang tot het voorvaderlijk bedrijf afge sneden. een steeds zich uitbreidende schare jonge plattelanders wordt meerendeels met grooten tegenzin, genoodzaakt werk te zoe ken in de induslrieele bedrijven, bij handel en verkeer en in stedelijke dienstbetrekkin gen en zij. die blijven, zijn gedwongen mede tengevolge van de gebrekkige wette lijke regeling van het pachtswezen ora tegen elkander op te bieden en het uiterste te wagen om in het bezit te komen van een bedrijf of van land. In de huidige tijdsomstandigheden wordt de Overheidszorg voor uitbreiding van cul tuurgronden vastgekoppeld aan, ja zelfs ge maakt tot onderdeel van de werkloosheids- zorg. Daardoor dreigt het gevaar, dat met een afnemen van de werkloosheid in de toekomst niet alleen de werkloosheidszor- gen, tnaar ook de zorg van de Overheid voor een behoorlijke uitbreiding van cultuur gronden zal afnemen. Dit laatste zou nood lottig werken, omdat daardoor de grond- s'agen voor een gezonde ontwikkeling van onze geheele maatschappij zouden verdwij nen. Juist met het oog daarop wil het voor komen. dat het zeer bijzonder aanbeveling zou verdienen, om in den geest van het Zuiderzeefonds een Cultuurfonds wettc- telijk in het leven te roepen voor ontgin ning. ontwatering en ruilverkaveling. Uit de middelen, waarover een dergelijk fonds jaarlijks de beschikking krijgt, kunnen daü alle kosten bestreden worden en alle voor- scholten worden gedaan betreffende ontgin ning, ontwaterings- en ruil verkavel ings- werken. Adressanten zijn van meening. dal op deze wijze meer systematisch en meer regelmatig zou kunnen worden gewerkt aan de zoo belangrijke taak van den Staat in dezen. Adressanten vertrouwen, dat de Re- geering bereid zal zijn om al datgene te doen. dat noodig is. om het hoofd te bieden aan den toenemenden landnood. die onze boeren- en tuindersbevolkine in hooge mate verontrust, en die een voortdurende rem is waar het geldt het bereiken en het houden van meer normale toestanden, WERKVERSCHAFFING. Het bezoek aan Drente. Donderdagavond zijn te Assen aangeko men de vertegenwoordigers van de groote steden en de heer Meijer de Vries, hoofd commies van het departement van binnen- landsche zaken. Gistermorgen werd een rondtocht door Drente gemaakt. Bezocht werd het Witteveen, in verband met de te werkstelling van de arbeiders uit de groote steden en vervolgens werd een tocht ge maakt naar Z.-O. Drente, waar de verschil lende werkverschaffingen in oogenschouw werden genomen. Naar men ons mededeelde zijn nog geen definitieve beslissingen geno men inzake de proeven met de arbeiders. De inspecteur van de werkverschaffing, de heer Jongbloed, deelde ons mede, dat er momen teel genoeg weTkobjecten zijn, zoodat men er meer arbeiders gebruiken kan, dan op het oogenblik in Z -O. Drente werkloos zijn. Stefani meldt uit Rome: De Paus heeft mgr. Schioppa. internuntius te Den Haag. eveneens belast met de inter- nuntiatuur te Kofno. RECLAME. Profiteert nog van onze extra aanbieding voor het omlijsten van Platen, Foto's enz. Het van ouds bekende adres: 3231a DE CONCURRENT, 62 Haarl straat 62 EEN BEDDING. Donderdagavond kwart voor twaalf werd door een voorbijganger bemerkt, oat er bij Rijswijk iemand in den Vliet reed. Hij gaf daarvan kennig aan den brugwachter vun de Hoornbrug, die met behulp van twee agenten van den nachtveiligheidiydienst po- gingen in het werk stelde om den man to redden. Men slaagde daarin echter niet. Ten slotte begaf zich een voorbijganger, Voorzien van een lijn, te water, aan wien het mocht gelukken den drenkeling op het droge te brengen. Het bleek te zijn do heer L. M. van K., wonende te 's-Graven- bage. De man was reeds bewusteloos, doch door toepassing van kunstmatige ademha ling slaagde men er in hem weer tot be wustzijn te brengen Hij werd vervolgens door de politie in wollen dekens gewikkeld en per auto naar zijn woning vervoerd. Vermoedelijk was hij door de duisterniH en den mist te water geraakt. De redder ia onbekend gebleven. ONDER DE TRAM GEDOOD. Gistermorgen wilde de 70-jange vïsch- venter C. B., te Rotterdam, met zijn hand wagen de trambaan in de Brieischelaan, ter hoogte van de Dordtsche laan overste ken. Van den kant van Charlois kwam motorwagen 194 van tramlijn 12. B., die doof was, heeft de tram niet opgemerkt en reed vlak voor den motorwagen langs, do trambaan op. Hij raakte onder den motor wagen, welke geheel over hem heen reed, en bleef onder den bijwagen liggen. Hij was op slag dood. KIND ONDER AUTO. Gistermiddag liep de 8-jarigo Marie van Rekom te Rotterdam op de hoogte der Rosepoortstraat Het kind wildo overste ken, keek niet voldoende uit en geraakte onder een auto Op weg naar hot zieken- huis is het overleden..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5