li speelbal der fortuin
10. 20533
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 Februari
Vierde Blad Anno 1927
DE MASSA EN WIJ.
L. VAN tSCK Wz - Haarl.straai 710
MODE.
VOOR DE HUISVROUW.
RADIO-PROGRAMMA
FEUILLETON.
amy vorstman ten have.
[eder mensch is op zichzelf een onder-
van het groote geheel, dat wij aandui
dt deD verzamelnaam: de massa,
i hoewel er spreekwoorden en spreek-
ize te over zijn om ons te bewijzen, dat
•I hemd nadbr is dan de rok" en dat ieder
ir zich zelf moet zorgen en God voor ons
,niaa] zoo is ook in dit opzicht de
,nsch niet zoo slecht als hij door zijn
■èkwijze voorgeeft te zijn.
eeds onze aangeboren neiging en het
luitroeibare gevoel van saamhoorigheid
,t onze medeschepselen doet ons belang
Hen in onze naaste.
De cynicus noemt deze belangstelling
liswaar niets anders dan een ziekelijke
'tiwsgierigheid en bemoeizucht doch
orwaar het zou van een ontstellende gees-
ijke armoede getuigen, zoo men waande
zelve genoeg te zijn
i onze houding tegenover de massa ligt
stempel onzer persoonlijkheid,
jet hedendaagscfae opvoedingssysteem
rdt meer en meer gericht op het persoon-
in de opvoeding.
Jen verlieze echter nimmer uit het oog,
door elk systeem als een gouden draad
gemeenschapsgedachte moet loopen: de
wikkeling van het verantwoordelijk-
dsgevoel Hel gaat hiermede als met een
netelijk borduurwerk: er zijn dikke dra-
en dunne draden, fel gekleurde en
urlooze; alle worden echter op hetzelfde
mien gewerkt en alle hebben een en het-
[de doel: het volmaken van het geheel.
zijn lieden, die gelooven in massa-
oeding. in massa-ontwikkeling en het
ruit geboren massa-instinct.
)e massa denkt niet in eensluidende he
lpen en zoo haar uitingen en verlangens
van zin zijn, zoo ontslaat dit door een
Bsenschappelijken grondslag, gelegd door
allesbereikenden invloed. Het is de
;eling. die de massa groot maakt en het
neenschapsleven mogelijk en dit is juist,
er zoo vaak vergelen wordt uit laffe
nakzucht en laksheid.
,De woreld zal heusch wel draaien zon-
raij...." en: „één mensch meer of
ider zal aan die beweging heusch geen
ade doen," Hoe vaak hooren wij niet
i een redeneering wanneer het geldt
i in te spannen of zich iels te ontzeg-
ten hate van het algemeen,
tol nut van 't algemeen is een best
I. maar het is ver weg," zei een bcKiren-
nr, toen men bij haar kwam collectee
rt is de onoverkomenlijke, luie Jan
■geest, die ons zoo doet spreken en die
wanneer het er om gaat onzen lijd en
e moeite ergens voor te geven, al bij
rbaal in den zak doet tasten om-er-maar-
i-af-te-zijn.
liet waar men kiest toch van twee
«ten het minste.
foe gaat het ons in het dagelijksch
en?
Iel bedankbriefje de felicitatie de
wirende brief aan' de zieke zij blijven
ltschreven, want wij komen er niet
tlsof dat een verontschuldiging ware
!oo gaat het in 't klein en zoo gaat het
'1 groot
"elk een zonderling idee hebben wij
de gemeenschap!
If ij menschen zien de gemeenschap door
bril van onze omstandigheden:
b koopman ziel de gemeenschap als
complex van klanten: klanten die hij
ft. die hij niet mder heeft of nog niet
fl
b bankier ziet de gemeenschap als een
ibinatie van getallen, (waaronder helaas
nullen!)
k dnkker ziet de gemeenschap als een
II'belagers van zijn rust,...
b kunstenaar ziet de gemeenschap voor
Mil als dankbare schuldenaren (en
andere helft als zijn lastige schuld-
hers!)
te moeder ziet de gemeenschap als iets
?s en ver-af's, dat pas beteekenis krijgt
weer haar lievelingen onder-de-men-
n moeten.
:n zoo zouden we door kunnen gaan.
egen deze verschillende opvattingen is
niets Ln te brengen, de een is zoo goed of
zoo kwaad als de andere Maar
Naast deze opvatting als individu be-
hooren wij als mensch een diepere betee
kenis, een beteekenis vol hoog-opstuwendeo
zin te hechten aan het begrip: de massa.
Kameraadschap in de hoogere beteeke
nis: het achterstellen van het eigen ik met
al z'n persoonlijke overheerschende belan
gen bij het welzijn van het geheel, d.w.z.
van anderen- van de massa.
Het verantwoordelijkheidsgevoel voor het
geluk en de welvaart van anderen; zie-
door den idealen gemeenschapszin, dip den
mensch hoog uitheft boven eigen bekrom
penheid en kleinheid en hem in waarheid
zijn bestemming laat vervullen als drager
der evolutie.
RECLAME.
Neen, 't wil, 't lukt, 't gaat niet meer
Te rijmtn, keer op keer, op Leerl
Ik geef thans dus alleen 't Adres:
Voor Leder moet ge naar VAN ESCH!
8292
Ditmaal een allegaartjes-mode
Om te beginnen een snoezig jurkje voor
H. M. de kleine meid!
Het is een combinatie van twee stoffen,
b.v. een wollen lijfje op een rokje van voile;
of een lijfje gebreid in kunstzijde op een
crêpe-de-chine rok, of een gebreid boven-
slukje op shantung of Japansche zij. Het is
altijd leuk en bekoorlijk, omdatde in
houd zoo schattig is!
En u kunt het in een wip in elkaar loo-
veren; u heeft een ons fiine wol noodig, cén
paar breinaalden no. 8, een halve meier
voile en vier kleine vilten bloemetjes.
Het breien van het lijfje is hoogst een
voudig: zet zeventig steken op en werk
zestig pennen recht; dan moet de halsuit
snijding komen; daarvoor breit u 24 steken,
hecht de volgende 22 af en breit weer de
laatste 24. Nu werkt u eerst één schoudertje
af, dus de laatste 24 steken, waarvan u 24
pennen breit. Breek dan do draad af en brei
24 pennen voor het andere schoudertje;
daarna zet u weer 22 steken achter die 24
op en verbindt hierdoor beide schoudertjes,
dan heeft u dus weer 70 steken op uw naald.
Brei nu 66 pennen en hecht af U naait het
lijfje aan weerskanten over 8 -c.M. dicht; <je
rest is armsgat; zet hier een smal reepje
voile in of ten minste de zelfde stof als wat
u gebruikte voor de rok. U moet ook zakjes
breien.: zet 20 steken op en brei 25 pennen
voor ieder zakje; dan afhechten.
Voor de rok is 27 c.M. een goede lengte;
leg daarin een 5 c.M. breede zoom en naai
die zoom met de kleurige wol van het lijfje.
Haal het rokje van boven in. tot het in hei
jakje past, en maak dan nog even een paar
bloemetjes van reepjes gekleurd laken of
vilt; hoe veelkleuriger hoe liever: vroolijk
staat dat, b.v, lila, kersrood, oranje, groen
allemaal door en over elkaar; op ieder zakje
één bloem en recht van voren onder aan het
lijfje een paar. Vóór u de zakjes vastnaait,
moet u ze even spelden om de plaats te be
palen. De maten die ik hier opgaf, zijn geen
wet van Meden en Perzen. Ik deed het al
leen voor uw gemak ter vergelijking, maar
u komt natuurlijk het beste uit, wanneer u
een gedragen jurkje tot model neemt en dan
rekening houdt met den groei. Dit model
kunnen kleuters van 2 jaar dragen en..
als ze zes jaar zijn. zien ze er nóg lief
mee uitl
Voor een 12-jarige weet ik ook een aardig
model- een hoog-st praclische en toch flat
teuze, schooljurk kunt u van marineblauwe
of roestbruine of sleenroode serge maken als
u er een vroolijke afwerking aan geeft, b.v.
een licht, levendig gekleurd galon Het be
doelde jurkje hee'ft een glad en vrij lang
bovenstuk; de rug is recht en één geheeJ;
het voorpand wordt door een rond loopende
naad onderbroken; die naad loopt recht
van voren wat naar beneden en het rokje
heeft daar pen naar binnen gevouwen stolp
plooi, gemakkelijk bij het loopen en
spelen.
Een rond wit batisten kraagje maakt de
hals aardig af en een veelkleurig agrément
vroolijkt de jurk op. Er is een kleine strik
van bij de kraag, een lange, rechte bies
over het voorpand en twee reepjes voor
zakken, aan weerszij van V.oren; de. een
beetje wijde, mouwen eindigen in een smal
le manchet.
De wit of beige leanten. batisten of linnen
kraagjes worden op alle leeftijden nog veel
gedragen tegenwoordig; zii halen menig wat
somber, half versleten jurkje op. Zoo zag
ik laatst een 18-jarig meiske met een ja
pon, die vroeger licht blauw was geweest,
en die zij nu zelf zwart had geverfd, waarop
ze een wit garnituurkraag (kraag met man
chetjes) droeg en een groote lila schilders-
strik onder het met een punt vallende
kraagje.
Een lila lakleeren ceintuurtje in dezelfde
tint omringde haar slanke figuur even bo
ven de heup. Mouwen en lijfje waren strak
de rok had aan beide zijden schuin van vo
ren drie platte plooien en over het ceintuur
viel boven die plooien een kleine klep als
een imitatie-zakje.
Nu komt de vrouw van veertig lentes
aan de beurt om „bekleed" te worden: zij
kan jumpers of japon-lijfjes dragen, die
wat blousen; dan ziet men niet, dat zij
reeds wat meer gezet is. Een aardig model
zag ik laatst in parelgrijs crêpe de chine
over een zacht rose onderjurk gedragen. De
rok had drie eenvoudige platte plooien op
elke knie (deze zijn thans bij alle toiletten,
ook van oudere dames, te zien). De blouse
viel ruim, wat overhlousend over een
strakke ceintuurband en wag afgewerkt met
een streng, scherp ingesneden revers, waar
onder een héél fijn kanten vestje te voor
schijn kwam. Uit het revers hing een
smalle .los geknoopte das, waarvan de uit
einden tot over de knieën reikten en met
een gevlochten zijden franje waren afge
maakt.
En tot besluit wat voor de grootmoeders!
Die zijn tegenwoordig ook zoo jong: onze
tijd ként geen oude menschen. Het is merk
waardig zoo snel als dat veranderd is: een
twintig jaar geleden was een dame van<
zestig deftig en oud; je hólde voor een
voetenbankje als zij ergens ging zitten; je
vroeg angstig of zij geen hinder had van
den tocht en niet te moe was om te praten,
of genoeg kussens haar stramme leden
steunden, enz., enz.!
En tegenwoordig als je zestig bent
fiets je nog en tennist, en hebt vóór alles
en nog wat belangstelling en in uitgaan
veel plezier.
Voor zoo'n levenslustig grootje nu mijn
laatste „model": een diep koningsblauw
CTépe marocain robe met een kostbare niet
al te smalle roomkleurige kraag en boven
het smalle polsbandje een wijde mouwzak
van bijpassende kant. Overigens een gladde
mouw, die zich na den elboog wat ver
wijdt; een glad lijfje, dat rondom wat over-
bloust, een smal ceintuurtje en een „Mol"
of jabot van los afhangende crêpe de
chine in een, een tikje lichtere, nuance
blauw. De rok heeft van voren een naar
binnen vallende plooi. De jabol^ (t. m. al9
hij goed geknipt is) geeft het ïoilet een
slank makend effect.
We gaan weer een9 fijn breien! Een le
zeres vroeg me een patroon voor een ge
breide kap van een electrische lamp. Zij
gaf niet op of de lamp stond of hing en
evenmin hoe groot hij is. Geen gemakke
lijke puzzle voor me.
Enfin! Hier heeft u een patroon voor
een groote ronde kap in kunstbreiwerk. IJ
kunt die zoowel op een standaard van een
staande lamp hangen, als omgekeerd met
een paar koorden om een plafondlamp ge
bruiken.
U breit het patroon in de rondte. Zet
eerst 14 steken op; verdeel deze over drie
naalden. Later, als het aantal steken is uit
gebreid kunt u op vier naalden breien Brei
één toen recht #en dan één omslaan, twee
recht; dit en het patroon van de volgende
opgegeven toeren moet u zeven maal her
halen. Op iedere patroon-toer volgt één toer
recht; dus alle even loeren zijn recht.
Derde toer: één omslaan, drie recht; 5de
één omslaan vier recht; 7de één omslaan
één verdraaid vier recht; 9de toer één om
slaan, één verdraaid, één omslaan, één ver
draaid. twee recht, twee steken recht teza
men breien; 11de toer: één omslaan, één
verdraaid, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, één verdraaid, één recht; twee ste
ken recht tezamen breien; 13de toer: één
omslaan, één verdraaid, één omslaan, één
overhalen, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, één verdraaid, twee steken recht
tezamen breien; 15de (oer: één omslaan,
één verdraaid, één omslaan, één overhalen,
één omslaan, één overhalen, één omslaan,
één overhalen, één omslaan, twee steken
recht samen breien; 17de toer: één om
slaan, één recht, één omslaan, één over
halen, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, één overhalen, één omslaan, één
overhalen, één recht; 19de toer: één om
slaan, drie recht, één omslaan, één over
halen, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, één overhalen, één omslaan; twee
steken recht tezamen breien; 21ste toer:
één omslaan, vijf recht, één omslaan, één
overhalen, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, één overhalen, één recht; 23ste toer
één omslaan, zeven recht, één omslaan, één
overhalen, één omslaan, één overhalen, één
omslaan, twee Steken recht tezamen breien;
25ste toer: één omslaan, negen recht, één
omslaan, één overhalen, één omslaan,
één overhalen, één recht; 27ste toer
één omslaan, drie recht, één omslaan,
één overhalen, een recht, twee steken recht
tezamen breien, één omslaan, drie recht,
één omslaan, één overhalen, één omslaan,
twee steken recht tezamen breien; 29ste
toer: één omslaan, dertien recht, één om
slaan, één overhalen, één recht; 31ste toer:
één omslaan, drie recht, twee steken recht
tezamen breien, één omslaan, één recht, één
omslaan, drie recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één overhalen, drie recht, één
omslaan, twee steken recht tezamen breien;
33ste toer: één omslaan, twintig recht; 359te
toer: één omslaan, negen recht, één om
slaan, één recht, één omslaan, vijf recht,
één omslaan, één recht, één omslaan, drie
recht, één omslaan, twee recht.
Toer 36 gaat dus weer recht en dan, is de
ster van de Kap gereed; Uw werk moet nu
189 steken tellen.
Thans vangt u aan met het pauweveer-
motief, dat den rand van de kap vormt Het
patroon dat ik u opgeef werkt u 21 maal in.
de rondte en tusschen de patroontoeren val
len drie rechte toeren
37ste toer: één omslaan één recht, één
omslaan, drie maal twee steken recht te
zamen breien, één omslaan, één recht één
omslaan, één recht. 41ste loer: één omslaan
één recht, één omslaan, drie maal twee ste
ken recht tezamen breien, één recht één
omslaan, één recht, één omslaan, één recht;
45ste toer: één omslaan, één recht, één om
slaan. één recht, drie maal twee steken
recht tezamen breien, één recht, één om
slaan. één recht, één omslaan, één recht;'
49sle toer: één omslaan, één recht, één om
slaan, vier maal twee steken recht tezamen
breien, één omslaan, één recht één om
slaan. één recht, één omslaan één recht;
53ste toer: één omslaan, één recht, één om
slaan. vier maal twee steken recht tezamen
breien, één recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht, één omslaan, één
recht; 57sle toer: één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht, viermaal twee ste
ken recht tezamen breien, één recht één
omslaan, één recht één omslaan één recht,
één omslaan, één recht.
61ste toer: één omslaan, één rechi, één
omslaan, één recht, één omslaan, vijfmaal
twee steken recht Ie zamen breien, één om
slaan, één recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht; 65ste toer: één
omslaan, één recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht, vijf maal twee
steken recht, te zamen breien, één recht,
omslaan, één recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht; 69ste toer- één om-i
slaan, één recht, één omslaan, één recht,
één *omslaan, één recht, vijf maal twee
steken recht te zamen breien; één recht,
één omslaan, één recht, één omslaan, één
recht, één omslaan, één recht; 73ste toer:
één omslaan, één recht, één omslaan, één
recht, één omslaan, zes maal twee steken
recht te zamen breien, één omslaan, één
recht, één omslaan, één recht, één omslaan,
één recht, één omslaan, één recht; 77ste
toer: één omslaan, één recht, één omslaan,
één recht, één omslaan, zés maal twea
steken recht te zamen breien, één recht,
één omslaan, één recht, één omslaan, één
recht, één omslaan, één recht, één om-,
slaan, één recht: 81ste toer- één omMaan,
één recht, één omslaan, één recht, één
omslaan, één recht, zes maal twee staken
recht te zamen breien, één recht, één omt
slaan, één recht, één omslaan, één recht,
één omslaan, één recht, één omslaan, één
recht.
Is de kap nog niet groot genoeg naar uw
zin, dan kunt u dit patroon herhalen
Ten slotte breit u drie troeren recht en
kant het werk af; daartoe haakt u in iedere
twee breisteken, één vaste. Tusschen de
vasten haakt u drie kettingsteken.
Als het gebreide overtrek klaar is. spant
ti het met zorg en goed gelijk over een wit
zijden glad gespannen kap.
U heeft voor het breiwerk 50 grara
Fichu wol noodig. donkerlila of rozeroode,
of goudgele of w&t voor kleur u wenscht,
maar vooral niet te lichte lint.
VOOR ZONDAG 20 FEBRUARL
Hilversum, 1050 M 830: Vrijz. Mor
genwijding i. h. Geb. v. d. Ned. Prot. Bond
te Hilversum. Spr. ds. J. A. Koning; mevr,
M. BryunDe Vries, viool; Ferd. Kloek,
orgel; V. P. R. O., koor. 1. Fantasia in C.
Bach (orgel); 2. Lied 230: 1 en 3 (koor); 3,
Toespraak- Menschelijke ontferming; 4.
Adagio in B (le 6onate), Corelli (viool); 5.
Toespr. Christus, innerlijk met ontferming
bewogen; 6, Lied 248: 1 en 2 (koor); 7 An
dante in D. Bach (viool); 8. Toespraak:
Gods ontferming; 9. Improvisatie, Kloek
(orgel); 10. Lied 75 1, 6 en 8 (koor); 11.
sluiting. 10.1512: Uitzending v. d«
kerkdienst in do St. Laurenliuskerk te Alk
maar. De II. Mis wordt opgedragen door den
Pauselijken Internuntius Mgr. L. Schioppa,
Gezongen wordt door het koor van de St
Laurenliuskerk de Missa Sancti Servatii van
Naar het Engelsch
van
RAFAEL SABAT1NI.
Seautoriseerde vertaling van A. T.
^delijk kwam de re.actie ;maar niet
vijf jaren van dit leven zijn ziel ver-
d hadden. Op een dag.' toen hij over de
■ig jaar was. zag hij in, dat hij zijn jeugd
^'uest had, en dat de weg, dien hij be-
ide.de. hem ten slotte lot een ellendigen
erdom zou voeren. Iets van het goede,
■dog op den bodem van zijn ziel sluimer-
kwam boven om hem een halt toe te roe-
jp'wilde terugkepren. Lichamelijk en
U6 wilde hij op zijn schreden terug-
en. Hij wilde het leven, dat hem ont-
vastgrijpen. en het zijn oorspronke-
pestemming teruggeven Daarvoor wil-
Ih "k" ^n2e'and terugkeeren.
^hreef aan Monk die toen de mach-
(JnV\*n r,ik was Maar alweer
geluksvogel hij s< li reef juist le laat.
na was een b Zij was slechts
*r Wetan oud meer niet. Voor iemand
Ren» v®?raans,aand man onder het Par-
>n van ouden tijd was geweest, en de
epn epn onhanger van het Parlement,
dien groofCT rol gespeeld had was er
d hïi i. ePn plaats in Engelschen dienst.
ȣer averzoek slechts eenige maanden
aan' Ier wijl de restauratie nog
overwogen werd, en had hij zich toen aan de
zijde van Monk geschaard, om ze tot stand
te brengen, hij zou zich daardoor in de oogen
van de Stuarts hersteld hebben en de oude
schuld ware te niet gedaan.
Het overige kan men raden. Hij zonk
daarna nog lieper in zijn oude gewoonten,
maakte zich steeds ongeschikter voor een
hoogen rang en ging op deze wijze geduren
de vijf afschuwelijke jaren verder, die hem
bij den terugblik een eeuw schenen. Toen
kwam de oorlog, en daarmede de onuitge
sproken oproep van Engeland tot al zijn
zonen, die in het buitenland hel zwaard
voerden. De Hollandsqhe dienst kon hem
niet langer vasthouden. Dit was zijn kans.
Eindelijk zou hij bet «lijk van het leven
van een huurling van zich afschudden, en
trosch huiswaarts keeren, om een waardigen
rang te krijgen.
Maar zonder het crediet, dal een waardin
hem verleend had, waarmede de vrouw haar
eigen belang op hel oog had, en de belang
stelling van een ruwe. oude vrouw, had hij
nu alweer weggezonden kunnen zijn om nog
weer den weg naar de hel le betreden.
HOOFDSTUK V.
De Huurling.
Kolonel Holles schepte een luchtje in
Paul's Yard, ten deele aangetrokken door
de stem van een prediker op de trappen van
St. Paul's die een groote menigte om zich
heen verzameld had. ten deele als een ge
volg van zijn eigen rusteloosheid Het was
nu drie dagen na zijn bezoek aan de Corkpü
en ofschoon hij redelijkerwijze geen berHil
van Albemarle in zoo'n korten tijd verwacht
kon hebben stemde het uitblijven er van
hem toch verdrietig Hij liep langs to
buitenrand van de menigte, die zich om
den spreker verzameld had. niet met de
bedoeling, om stil te blijven staan, toeQ
opeens een zin hem trof.
..Hebt berouw, zeg ik u, terwijl het nog
tijd isl Want, ziet de toorn des Heeren is
over U.-De geesel der pest i9 opgeheven, om
u neer le vellen."
Holles kêek over de hoofden der verza
melde burgers en zag een donker man, mei
een lijkkleurig gezicht en ingezonken oogen
die onheimelijk gloeiden uit de diepte der
oogkassen.
..Hebt berouw!" kraakte de stem.
„Ontwaakt! Aanschouw uw gevaar, en
tracht door gebed en verbetering het af te
weren, terwijl het mogelijk nog tijd is. In
de parochie van St. Gilles zijn deze week
dertig aan de gevreesde pest gestorven, in
St. Clement en St. Andries, te Holborn tien.
Dit zijn slechts waarschuwingen. Langzaam,
maar zeker besluipt de pest de stad. Zooals
het oude Sodom verwoest was, zoo zal dit
nieuwe Sodom omkomen, tenzij gij u opwekt
en den booze uitwerpt, die onder u is."
In het algemeen was de menigte niet eer
biedig. Er werd wat gelachen, en een
scherpe stem bespotte hem. De prediker
hield op. Het scheen, dat zijn armen langer
werden, toen hij" ze hemelwaarts uitstrekte.
„Zij lachen' Spotters, wilt ge niet gewaar
schuwd worden?
Holles ging verder. Hij had hier en daar
toespelingen hooren maken op die pest, die
beweerd werd in de buitenwijken slacht
offers te maken en waarvan sommige dwa
zen zeiden, dal hel een oorlogswapen der
Hollanders was tenminste, dat le Hollan
ders de ziekfe over Engeland gebrachl had
den Maar hij schonk niet veel aandarh' aan
de zaak, wetend dal het nooit aan alarmis
ten ontbreekt. Blijkbaar dachten de burgers
van Londen er evenzoo over, te oordeelen
naar de onverschilligheid, waarmede deze
boetprediker aangehoord werd.
Terwijl hij verder liep, zag een man met
knap, militair voorkomen, en de kleeding en
houding van een man van geboorte hem
scherp en half verschrikt en verbaasd aan.
Toen Holles vlak bij hem wa3, kwam hij
plotseling vooruit, maakte zich van uit de
menigte vrij en greep den kolonel bij den
arm. Holles schrikte, en zag een vreemdeling
hem ernstig aankijken.
„Randal Holles."
Toen kende Holles hem een geest uit
zijn verleden, zooals hij zelf een geest uit het
verleden van den ander was; een oud vriend
en wapenbroeder uit de dagen van Wor
cester en Dunbar.
„Tucker," riep hij. „Ned Tucker!"
En met opgewekt gelaat stak hij zijn hand
uit. De ander greep ze vast.
„Ik zou je overal herkend hebben, Ran
dal, ondanks de verandering, die de tijd ge
wrocht heeft."
„Die heeft bij jou ook veranderingen ge
maakt. Maar het schijnt je goed gegaan te
zijn"!
Het gezicht van den kolonel werd ver
jongd door een blik van bijna jongensachtig
genoegen.
„Oh. het gaat mij goed," zei Tucker. „En
j'ou?"
„Zooals je ziet."
De ernstige donken oogen van den ander
keken hem aan. Er kwam even stilte, een
verlegen stilzwijgen tusschen die beiden,
van wien ieder wel honderd vragen wilde
doen Thaüs klonk het:
„Ik had in Holland van je gehoord,zei
Tucker.
„Ik ben eerst kort thuis."
De ander trok zijn wenkbrauwen op, als
teeken van verbazing?
„Wat in den hemel kan je hierheen ge
bracht hebben?"
„De oorlog, en de wensch, een plaatsing te
vinden, waar ik piijn land mag dienen."
„En heb je die gevonden?"
De glimlach op het donkere gezicht drukte
twijfel uit, die een antwoord bijna overbodig
maakte.
„Nog niet."
„Het zou me verwonderd hebben, als het
wel zoo was geweest. Het was onbezonnen
om terug te keeren."
Hij liet zijn stem dalen, opdat hij niet be
luisterd zou worden.
„Het klimaat van Engeland is volstrekt
niet gezond voor oude soldaten van het Par
lement."
„En toch ben jij hier, Ned."
„Ik?"
Weer kwam die half minachtende glim
lach over het ernstige, knappe gelaal. Hij
haalde de schouders op. Hij boog zich voor
over naar Holles en liet zijn stem nog meer
dalen.
„Mijn vader was geen koningsmoorde
naar," zei hij zacht. „Ik ben 'betrekkelijk
onbekend."
Holles keek hem aan, de blijdschap, die de
ontmoeting hem geschonken had. werd min
der. Zouden de menschen altijd dp herinne
ring daaraan wakker houden en aan de
dwaze leugen waarmee zij hel feil omkieed
haddpn? Zou het altijd een onoverkomelijke
hinderpaal voor hem zijn in het Engeland
der Stuarts?
„Nu, nu, kijk niet zoo somber, man."
(Wordt vervolgd).