li speelbal der fortuin 10. 20533 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 Februari Vierde Blad Anno 1927 DE MASSA EN WIJ. L. VAN tSCK Wz - Haarl.straai 710 MODE. VOOR DE HUISVROUW. RADIO-PROGRAMMA FEUILLETON. amy vorstman ten have. [eder mensch is op zichzelf een onder- van het groote geheel, dat wij aandui dt deD verzamelnaam: de massa, i hoewel er spreekwoorden en spreek- ize te over zijn om ons te bewijzen, dat •I hemd nadbr is dan de rok" en dat ieder ir zich zelf moet zorgen en God voor ons ,niaa] zoo is ook in dit opzicht de ,nsch niet zoo slecht als hij door zijn ■èkwijze voorgeeft te zijn. eeds onze aangeboren neiging en het luitroeibare gevoel van saamhoorigheid ,t onze medeschepselen doet ons belang Hen in onze naaste. De cynicus noemt deze belangstelling liswaar niets anders dan een ziekelijke 'tiwsgierigheid en bemoeizucht doch orwaar het zou van een ontstellende gees- ijke armoede getuigen, zoo men waande zelve genoeg te zijn i onze houding tegenover de massa ligt stempel onzer persoonlijkheid, jet hedendaagscfae opvoedingssysteem rdt meer en meer gericht op het persoon- in de opvoeding. Jen verlieze echter nimmer uit het oog, door elk systeem als een gouden draad gemeenschapsgedachte moet loopen: de wikkeling van het verantwoordelijk- dsgevoel Hel gaat hiermede als met een netelijk borduurwerk: er zijn dikke dra- en dunne draden, fel gekleurde en urlooze; alle worden echter op hetzelfde mien gewerkt en alle hebben een en het- [de doel: het volmaken van het geheel. zijn lieden, die gelooven in massa- oeding. in massa-ontwikkeling en het ruit geboren massa-instinct. )e massa denkt niet in eensluidende he lpen en zoo haar uitingen en verlangens van zin zijn, zoo ontslaat dit door een Bsenschappelijken grondslag, gelegd door allesbereikenden invloed. Het is de ;eling. die de massa groot maakt en het neenschapsleven mogelijk en dit is juist, er zoo vaak vergelen wordt uit laffe nakzucht en laksheid. ,De woreld zal heusch wel draaien zon- raij...." en: „één mensch meer of ider zal aan die beweging heusch geen ade doen," Hoe vaak hooren wij niet i een redeneering wanneer het geldt i in te spannen of zich iels te ontzeg- ten hate van het algemeen, tol nut van 't algemeen is een best I. maar het is ver weg," zei een bcKiren- nr, toen men bij haar kwam collectee rt is de onoverkomenlijke, luie Jan ■geest, die ons zoo doet spreken en die wanneer het er om gaat onzen lijd en e moeite ergens voor te geven, al bij rbaal in den zak doet tasten om-er-maar- i-af-te-zijn. liet waar men kiest toch van twee «ten het minste. foe gaat het ons in het dagelijksch en? Iel bedankbriefje de felicitatie de wirende brief aan' de zieke zij blijven ltschreven, want wij komen er niet tlsof dat een verontschuldiging ware !oo gaat het in 't klein en zoo gaat het '1 groot "elk een zonderling idee hebben wij de gemeenschap! If ij menschen zien de gemeenschap door bril van onze omstandigheden: b koopman ziel de gemeenschap als complex van klanten: klanten die hij ft. die hij niet mder heeft of nog niet fl b bankier ziet de gemeenschap als een ibinatie van getallen, (waaronder helaas nullen!) k dnkker ziet de gemeenschap als een II'belagers van zijn rust,... b kunstenaar ziet de gemeenschap voor Mil als dankbare schuldenaren (en andere helft als zijn lastige schuld- hers!) te moeder ziet de gemeenschap als iets ?s en ver-af's, dat pas beteekenis krijgt weer haar lievelingen onder-de-men- n moeten. :n zoo zouden we door kunnen gaan. egen deze verschillende opvattingen is niets Ln te brengen, de een is zoo goed of zoo kwaad als de andere Maar Naast deze opvatting als individu be- hooren wij als mensch een diepere betee kenis, een beteekenis vol hoog-opstuwendeo zin te hechten aan het begrip: de massa. Kameraadschap in de hoogere beteeke nis: het achterstellen van het eigen ik met al z'n persoonlijke overheerschende belan gen bij het welzijn van het geheel, d.w.z. van anderen- van de massa. Het verantwoordelijkheidsgevoel voor het geluk en de welvaart van anderen; zie- door den idealen gemeenschapszin, dip den mensch hoog uitheft boven eigen bekrom penheid en kleinheid en hem in waarheid zijn bestemming laat vervullen als drager der evolutie. RECLAME. Neen, 't wil, 't lukt, 't gaat niet meer Te rijmtn, keer op keer, op Leerl Ik geef thans dus alleen 't Adres: Voor Leder moet ge naar VAN ESCH! 8292 Ditmaal een allegaartjes-mode Om te beginnen een snoezig jurkje voor H. M. de kleine meid! Het is een combinatie van twee stoffen, b.v. een wollen lijfje op een rokje van voile; of een lijfje gebreid in kunstzijde op een crêpe-de-chine rok, of een gebreid boven- slukje op shantung of Japansche zij. Het is altijd leuk en bekoorlijk, omdatde in houd zoo schattig is! En u kunt het in een wip in elkaar loo- veren; u heeft een ons fiine wol noodig, cén paar breinaalden no. 8, een halve meier voile en vier kleine vilten bloemetjes. Het breien van het lijfje is hoogst een voudig: zet zeventig steken op en werk zestig pennen recht; dan moet de halsuit snijding komen; daarvoor breit u 24 steken, hecht de volgende 22 af en breit weer de laatste 24. Nu werkt u eerst één schoudertje af, dus de laatste 24 steken, waarvan u 24 pennen breit. Breek dan do draad af en brei 24 pennen voor het andere schoudertje; daarna zet u weer 22 steken achter die 24 op en verbindt hierdoor beide schoudertjes, dan heeft u dus weer 70 steken op uw naald. Brei nu 66 pennen en hecht af U naait het lijfje aan weerskanten over 8 -c.M. dicht; <je rest is armsgat; zet hier een smal reepje voile in of ten minste de zelfde stof als wat u gebruikte voor de rok. U moet ook zakjes breien.: zet 20 steken op en brei 25 pennen voor ieder zakje; dan afhechten. Voor de rok is 27 c.M. een goede lengte; leg daarin een 5 c.M. breede zoom en naai die zoom met de kleurige wol van het lijfje. Haal het rokje van boven in. tot het in hei jakje past, en maak dan nog even een paar bloemetjes van reepjes gekleurd laken of vilt; hoe veelkleuriger hoe liever: vroolijk staat dat, b.v, lila, kersrood, oranje, groen allemaal door en over elkaar; op ieder zakje één bloem en recht van voren onder aan het lijfje een paar. Vóór u de zakjes vastnaait, moet u ze even spelden om de plaats te be palen. De maten die ik hier opgaf, zijn geen wet van Meden en Perzen. Ik deed het al leen voor uw gemak ter vergelijking, maar u komt natuurlijk het beste uit, wanneer u een gedragen jurkje tot model neemt en dan rekening houdt met den groei. Dit model kunnen kleuters van 2 jaar dragen en.. als ze zes jaar zijn. zien ze er nóg lief mee uitl Voor een 12-jarige weet ik ook een aardig model- een hoog-st praclische en toch flat teuze, schooljurk kunt u van marineblauwe of roestbruine of sleenroode serge maken als u er een vroolijke afwerking aan geeft, b.v. een licht, levendig gekleurd galon Het be doelde jurkje hee'ft een glad en vrij lang bovenstuk; de rug is recht en één geheeJ; het voorpand wordt door een rond loopende naad onderbroken; die naad loopt recht van voren wat naar beneden en het rokje heeft daar pen naar binnen gevouwen stolp plooi, gemakkelijk bij het loopen en spelen. Een rond wit batisten kraagje maakt de hals aardig af en een veelkleurig agrément vroolijkt de jurk op. Er is een kleine strik van bij de kraag, een lange, rechte bies over het voorpand en twee reepjes voor zakken, aan weerszij van V.oren; de. een beetje wijde, mouwen eindigen in een smal le manchet. De wit of beige leanten. batisten of linnen kraagjes worden op alle leeftijden nog veel gedragen tegenwoordig; zii halen menig wat somber, half versleten jurkje op. Zoo zag ik laatst een 18-jarig meiske met een ja pon, die vroeger licht blauw was geweest, en die zij nu zelf zwart had geverfd, waarop ze een wit garnituurkraag (kraag met man chetjes) droeg en een groote lila schilders- strik onder het met een punt vallende kraagje. Een lila lakleeren ceintuurtje in dezelfde tint omringde haar slanke figuur even bo ven de heup. Mouwen en lijfje waren strak de rok had aan beide zijden schuin van vo ren drie platte plooien en over het ceintuur viel boven die plooien een kleine klep als een imitatie-zakje. Nu komt de vrouw van veertig lentes aan de beurt om „bekleed" te worden: zij kan jumpers of japon-lijfjes dragen, die wat blousen; dan ziet men niet, dat zij reeds wat meer gezet is. Een aardig model zag ik laatst in parelgrijs crêpe de chine over een zacht rose onderjurk gedragen. De rok had drie eenvoudige platte plooien op elke knie (deze zijn thans bij alle toiletten, ook van oudere dames, te zien). De blouse viel ruim, wat overhlousend over een strakke ceintuurband en wag afgewerkt met een streng, scherp ingesneden revers, waar onder een héél fijn kanten vestje te voor schijn kwam. Uit het revers hing een smalle .los geknoopte das, waarvan de uit einden tot over de knieën reikten en met een gevlochten zijden franje waren afge maakt. En tot besluit wat voor de grootmoeders! Die zijn tegenwoordig ook zoo jong: onze tijd ként geen oude menschen. Het is merk waardig zoo snel als dat veranderd is: een twintig jaar geleden was een dame van< zestig deftig en oud; je hólde voor een voetenbankje als zij ergens ging zitten; je vroeg angstig of zij geen hinder had van den tocht en niet te moe was om te praten, of genoeg kussens haar stramme leden steunden, enz., enz.! En tegenwoordig als je zestig bent fiets je nog en tennist, en hebt vóór alles en nog wat belangstelling en in uitgaan veel plezier. Voor zoo'n levenslustig grootje nu mijn laatste „model": een diep koningsblauw CTépe marocain robe met een kostbare niet al te smalle roomkleurige kraag en boven het smalle polsbandje een wijde mouwzak van bijpassende kant. Overigens een gladde mouw, die zich na den elboog wat ver wijdt; een glad lijfje, dat rondom wat over- bloust, een smal ceintuurtje en een „Mol" of jabot van los afhangende crêpe de chine in een, een tikje lichtere, nuance blauw. De rok heeft van voren een naar binnen vallende plooi. De jabol^ (t. m. al9 hij goed geknipt is) geeft het ïoilet een slank makend effect. We gaan weer een9 fijn breien! Een le zeres vroeg me een patroon voor een ge breide kap van een electrische lamp. Zij gaf niet op of de lamp stond of hing en evenmin hoe groot hij is. Geen gemakke lijke puzzle voor me. Enfin! Hier heeft u een patroon voor een groote ronde kap in kunstbreiwerk. IJ kunt die zoowel op een standaard van een staande lamp hangen, als omgekeerd met een paar koorden om een plafondlamp ge bruiken. U breit het patroon in de rondte. Zet eerst 14 steken op; verdeel deze over drie naalden. Later, als het aantal steken is uit gebreid kunt u op vier naalden breien Brei één toen recht #en dan één omslaan, twee recht; dit en het patroon van de volgende opgegeven toeren moet u zeven maal her halen. Op iedere patroon-toer volgt één toer recht; dus alle even loeren zijn recht. Derde toer: één omslaan, drie recht; 5de één omslaan vier recht; 7de één omslaan één verdraaid vier recht; 9de toer één om slaan, één verdraaid, één omslaan, één ver draaid. twee recht, twee steken recht teza men breien; 11de toer: één omslaan, één verdraaid, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één verdraaid, één recht; twee ste ken recht tezamen breien; 13de toer: één omslaan, één verdraaid, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één verdraaid, twee steken recht tezamen breien; 15de (oer: één omslaan, één verdraaid, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, twee steken recht samen breien; 17de toer: één om slaan, één recht, één omslaan, één over halen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één recht; 19de toer: één om slaan, drie recht, één omslaan, één over halen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan; twee steken recht tezamen breien; 21ste toer: één omslaan, vijf recht, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één recht; 23ste toer één omslaan, zeven recht, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één omslaan, twee Steken recht tezamen breien; 25ste toer: één omslaan, negen recht, één omslaan, één overhalen, één omslaan, één overhalen, één recht; 27ste toer één omslaan, drie recht, één omslaan, één overhalen, een recht, twee steken recht tezamen breien, één omslaan, drie recht, één omslaan, één overhalen, één omslaan, twee steken recht tezamen breien; 29ste toer: één omslaan, dertien recht, één om slaan, één overhalen, één recht; 31ste toer: één omslaan, drie recht, twee steken recht tezamen breien, één omslaan, één recht, één omslaan, drie recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één overhalen, drie recht, één omslaan, twee steken recht tezamen breien; 33ste toer: één omslaan, twintig recht; 359te toer: één omslaan, negen recht, één om slaan, één recht, één omslaan, vijf recht, één omslaan, één recht, één omslaan, drie recht, één omslaan, twee recht. Toer 36 gaat dus weer recht en dan, is de ster van de Kap gereed; Uw werk moet nu 189 steken tellen. Thans vangt u aan met het pauweveer- motief, dat den rand van de kap vormt Het patroon dat ik u opgeef werkt u 21 maal in. de rondte en tusschen de patroontoeren val len drie rechte toeren 37ste toer: één omslaan één recht, één omslaan, drie maal twee steken recht te zamen breien, één omslaan, één recht één omslaan, één recht. 41ste loer: één omslaan één recht, één omslaan, drie maal twee ste ken recht tezamen breien, één recht één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 45ste toer: één omslaan, één recht, één om slaan. één recht, drie maal twee steken recht tezamen breien, één recht, één om slaan. één recht, één omslaan, één recht;' 49sle toer: één omslaan, één recht, één om slaan, vier maal twee steken recht tezamen breien, één omslaan, één recht één om slaan. één recht, één omslaan één recht; 53ste toer: één omslaan, één recht, één om slaan. vier maal twee steken recht tezamen breien, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 57sle toer: één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, viermaal twee ste ken recht tezamen breien, één recht één omslaan, één recht één omslaan één recht, één omslaan, één recht. 61ste toer: één omslaan, één rechi, één omslaan, één recht, één omslaan, vijfmaal twee steken recht Ie zamen breien, één om slaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 65ste toer: één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, vijf maal twee steken recht, te zamen breien, één recht, omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 69ste toer- één om-i slaan, één recht, één omslaan, één recht, één *omslaan, één recht, vijf maal twee steken recht te zamen breien; één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 73ste toer: één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, zes maal twee steken recht te zamen breien, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht; 77ste toer: één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, zés maal twea steken recht te zamen breien, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één om-, slaan, één recht: 81ste toer- één omMaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, zes maal twee staken recht te zamen breien, één recht, één omt slaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht, één omslaan, één recht. Is de kap nog niet groot genoeg naar uw zin, dan kunt u dit patroon herhalen Ten slotte breit u drie troeren recht en kant het werk af; daartoe haakt u in iedere twee breisteken, één vaste. Tusschen de vasten haakt u drie kettingsteken. Als het gebreide overtrek klaar is. spant ti het met zorg en goed gelijk over een wit zijden glad gespannen kap. U heeft voor het breiwerk 50 grara Fichu wol noodig. donkerlila of rozeroode, of goudgele of w&t voor kleur u wenscht, maar vooral niet te lichte lint. VOOR ZONDAG 20 FEBRUARL Hilversum, 1050 M 830: Vrijz. Mor genwijding i. h. Geb. v. d. Ned. Prot. Bond te Hilversum. Spr. ds. J. A. Koning; mevr, M. BryunDe Vries, viool; Ferd. Kloek, orgel; V. P. R. O., koor. 1. Fantasia in C. Bach (orgel); 2. Lied 230: 1 en 3 (koor); 3, Toespraak- Menschelijke ontferming; 4. Adagio in B (le 6onate), Corelli (viool); 5. Toespr. Christus, innerlijk met ontferming bewogen; 6, Lied 248: 1 en 2 (koor); 7 An dante in D. Bach (viool); 8. Toespraak: Gods ontferming; 9. Improvisatie, Kloek (orgel); 10. Lied 75 1, 6 en 8 (koor); 11. sluiting. 10.1512: Uitzending v. d« kerkdienst in do St. Laurenliuskerk te Alk maar. De II. Mis wordt opgedragen door den Pauselijken Internuntius Mgr. L. Schioppa, Gezongen wordt door het koor van de St Laurenliuskerk de Missa Sancti Servatii van Naar het Engelsch van RAFAEL SABAT1NI. Seautoriseerde vertaling van A. T. ^delijk kwam de re.actie ;maar niet vijf jaren van dit leven zijn ziel ver- d hadden. Op een dag.' toen hij over de ■ig jaar was. zag hij in, dat hij zijn jeugd ^'uest had, en dat de weg, dien hij be- ide.de. hem ten slotte lot een ellendigen erdom zou voeren. Iets van het goede, ■dog op den bodem van zijn ziel sluimer- kwam boven om hem een halt toe te roe- jp'wilde terugkepren. Lichamelijk en U6 wilde hij op zijn schreden terug- en. Hij wilde het leven, dat hem ont- vastgrijpen. en het zijn oorspronke- pestemming teruggeven Daarvoor wil- Ih "k" ^n2e'and terugkeeren. ^hreef aan Monk die toen de mach- (JnV\*n r,ik was Maar alweer geluksvogel hij s< li reef juist le laat. na was een b Zij was slechts *r Wetan oud meer niet. Voor iemand Ren» v®?raans,aand man onder het Par- >n van ouden tijd was geweest, en de epn epn onhanger van het Parlement, dien groofCT rol gespeeld had was er d hïi i. ePn plaats in Engelschen dienst. »£er averzoek slechts eenige maanden aan' Ier wijl de restauratie nog overwogen werd, en had hij zich toen aan de zijde van Monk geschaard, om ze tot stand te brengen, hij zou zich daardoor in de oogen van de Stuarts hersteld hebben en de oude schuld ware te niet gedaan. Het overige kan men raden. Hij zonk daarna nog lieper in zijn oude gewoonten, maakte zich steeds ongeschikter voor een hoogen rang en ging op deze wijze geduren de vijf afschuwelijke jaren verder, die hem bij den terugblik een eeuw schenen. Toen kwam de oorlog, en daarmede de onuitge sproken oproep van Engeland tot al zijn zonen, die in het buitenland hel zwaard voerden. De Hollandsqhe dienst kon hem niet langer vasthouden. Dit was zijn kans. Eindelijk zou hij bet «lijk van het leven van een huurling van zich afschudden, en trosch huiswaarts keeren, om een waardigen rang te krijgen. Maar zonder het crediet, dal een waardin hem verleend had, waarmede de vrouw haar eigen belang op hel oog had, en de belang stelling van een ruwe. oude vrouw, had hij nu alweer weggezonden kunnen zijn om nog weer den weg naar de hel le betreden. HOOFDSTUK V. De Huurling. Kolonel Holles schepte een luchtje in Paul's Yard, ten deele aangetrokken door de stem van een prediker op de trappen van St. Paul's die een groote menigte om zich heen verzameld had. ten deele als een ge volg van zijn eigen rusteloosheid Het was nu drie dagen na zijn bezoek aan de Corkpü en ofschoon hij redelijkerwijze geen berHil van Albemarle in zoo'n korten tijd verwacht kon hebben stemde het uitblijven er van hem toch verdrietig Hij liep langs to buitenrand van de menigte, die zich om den spreker verzameld had. niet met de bedoeling, om stil te blijven staan, toeQ opeens een zin hem trof. ..Hebt berouw, zeg ik u, terwijl het nog tijd isl Want, ziet de toorn des Heeren is over U.-De geesel der pest i9 opgeheven, om u neer le vellen." Holles kêek over de hoofden der verza melde burgers en zag een donker man, mei een lijkkleurig gezicht en ingezonken oogen die onheimelijk gloeiden uit de diepte der oogkassen. ..Hebt berouw!" kraakte de stem. „Ontwaakt! Aanschouw uw gevaar, en tracht door gebed en verbetering het af te weren, terwijl het mogelijk nog tijd is. In de parochie van St. Gilles zijn deze week dertig aan de gevreesde pest gestorven, in St. Clement en St. Andries, te Holborn tien. Dit zijn slechts waarschuwingen. Langzaam, maar zeker besluipt de pest de stad. Zooals het oude Sodom verwoest was, zoo zal dit nieuwe Sodom omkomen, tenzij gij u opwekt en den booze uitwerpt, die onder u is." In het algemeen was de menigte niet eer biedig. Er werd wat gelachen, en een scherpe stem bespotte hem. De prediker hield op. Het scheen, dat zijn armen langer werden, toen hij" ze hemelwaarts uitstrekte. „Zij lachen' Spotters, wilt ge niet gewaar schuwd worden? Holles ging verder. Hij had hier en daar toespelingen hooren maken op die pest, die beweerd werd in de buitenwijken slacht offers te maken en waarvan sommige dwa zen zeiden, dal hel een oorlogswapen der Hollanders was tenminste, dat le Hollan ders de ziekfe over Engeland gebrachl had den Maar hij schonk niet veel aandarh' aan de zaak, wetend dal het nooit aan alarmis ten ontbreekt. Blijkbaar dachten de burgers van Londen er evenzoo over, te oordeelen naar de onverschilligheid, waarmede deze boetprediker aangehoord werd. Terwijl hij verder liep, zag een man met knap, militair voorkomen, en de kleeding en houding van een man van geboorte hem scherp en half verschrikt en verbaasd aan. Toen Holles vlak bij hem wa3, kwam hij plotseling vooruit, maakte zich van uit de menigte vrij en greep den kolonel bij den arm. Holles schrikte, en zag een vreemdeling hem ernstig aankijken. „Randal Holles." Toen kende Holles hem een geest uit zijn verleden, zooals hij zelf een geest uit het verleden van den ander was; een oud vriend en wapenbroeder uit de dagen van Wor cester en Dunbar. „Tucker," riep hij. „Ned Tucker!" En met opgewekt gelaat stak hij zijn hand uit. De ander greep ze vast. „Ik zou je overal herkend hebben, Ran dal, ondanks de verandering, die de tijd ge wrocht heeft." „Die heeft bij jou ook veranderingen ge maakt. Maar het schijnt je goed gegaan te zijn"! Het gezicht van den kolonel werd ver jongd door een blik van bijna jongensachtig genoegen. „Oh. het gaat mij goed," zei Tucker. „En j'ou?" „Zooals je ziet." De ernstige donken oogen van den ander keken hem aan. Er kwam even stilte, een verlegen stilzwijgen tusschen die beiden, van wien ieder wel honderd vragen wilde doen Thaüs klonk het: „Ik had in Holland van je gehoord,zei Tucker. „Ik ben eerst kort thuis." De ander trok zijn wenkbrauwen op, als teeken van verbazing? „Wat in den hemel kan je hierheen ge bracht hebben?" „De oorlog, en de wensch, een plaatsing te vinden, waar ik piijn land mag dienen." „En heb je die gevonden?" De glimlach op het donkere gezicht drukte twijfel uit, die een antwoord bijna overbodig maakte. „Nog niet." „Het zou me verwonderd hebben, als het wel zoo was geweest. Het was onbezonnen om terug te keeren." Hij liet zijn stem dalen, opdat hij niet be luisterd zou worden. „Het klimaat van Engeland is volstrekt niet gezond voor oude soldaten van het Par lement." „En toch ben jij hier, Ned." „Ik?" Weer kwam die half minachtende glim lach over het ernstige, knappe gelaal. Hij haalde de schouders op. Hij boog zich voor over naar Holles en liet zijn stem nog meer dalen. „Mijn vader was geen koningsmoorde naar," zei hij zacht. „Ik ben 'betrekkelijk onbekend." Holles keek hem aan, de blijdschap, die de ontmoeting hem geschonken had. werd min der. Zouden de menschen altijd dp herinne ring daaraan wakker houden en aan de dwaze leugen waarmee zij hel feil omkieed haddpn? Zou het altijd een onoverkomelijke hinderpaal voor hem zijn in het Engeland der Stuarts? „Nu, nu, kijk niet zoo somber, man." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 13