e Van alles wat.
Bij ons op Zolder!
Hoe het water van het
Meer gevlekt werd.
Een Reis om de Wereld.
CORRESPONDENTIE
uden; het leek, of de gans hem voort-
>t kleine meisje rende mee en zei:
Ben je heusch gelukkig, zeg,
Nu je zoo rent langs den weg?
k weet het niet," antwoordde Otto ge-
buiten adem. „Kunnen we niet even
en stilstaan om wat uit te rusten?"
Gi gak, gi ga gak,
Hou toch je gemak
et meisje weer en de ganzen snateerden
ïaal
Gi gak, gi ga gak.
Hou toch je gemak!
oe koe, roe koe koe ke roe!"
n nu een paar andere stemmen en
lijk, daar vloog een heele vlucht duiven
de lucht. En zij kirden tegen Otto:
Roe koe, roe koe, koe keroel
Waar loop jij zoo hard naar toe?
weet het niet," antwoordde Otto ver-
g. „Ik zou het liefst wat willen uitrus-
oe, boe boe!" zeiden nu een paar bas-
nen en tot Otto's onuitsprekelijke ver-
ig liep er een heele kudde koeien met
nzen mee.
houdt toch alsjeblieft op!" zei Otto.
4c koeieD keken hem eens aan en
en weer:
oe, boe, boe I"
de ganzen snaterden
gak, ei ga gak!"
de duiven kirden
oekoe, roe koe, koe ke
n loeiden, snaterden en kirden door
r
wat een vreeselijk leven was dat toch.
was net. alsof zij boe laiger hoe har-
oortrenden. Otto dacht, dat hij er bij
allen zou.
t kleine meisje holde ook mee en zei:
Ben je heusch gelukkig zeg,
Nu je zoo rent langs den weg t
ar Otto was te veel buiten adem om
innen antwoorden.
och, poeh, poeh!" riep nu een boer
een grooten stok in zijn hand. „Zijn
allemaal gek geworden Wie ben je,
jongen 1 En wat voer jij uit, Lotty V'
:e laatste woorden sprak hij tot het
e
Lotty antwoordde:
Het jongetje heet Otto;
Hij moppert heel den dag,
Omdat bij met zijn Bchapen
Maar niet het veld af mag.
Nu wil ik hem eens tecren,
Hoe goed hij 't eig-lijk had
Een dat „tevreden wezen"
Is d'allergrootste schat!
io, zoo", zei de boer. „Staan de »a-
00 1 En wat zeg jij er van, Otto 1"
zou maar weer het liefst dadelijk
mijn veld en mijn schapen teruggaan"
•ordde Otto. „Ik had het daar veel
dan wanneer ik zoo moet hollen."
boer lachte.
eng hem maar gauw weer naar zijn
ij .terug, Lotty", zei hij.
(j dit oogenbtik hoorde Otto vlak bij
ri mè I"
wreef zich eens goed de oogen uit en
1 tot de ontdekking, dat hij in slaap
£3 len was en gedroomd bad. Hij moest
?lf echteT bekennen, dat hij het in
reld nog zoo kwaad niet had.
ri te zeggen welk getal hij overhoudt.
IL I iemand te zeggen, welk getal hij
k °udt, als hij twee getallen van elkaar
r afgetrokken, behoeft hij je slechts het
der eenheden te noemen.
fegt tegen hem:
rijf een getal van drie cijfers op. Ver-
nu de uiterste cijfers, waardoor je
Op zolder is het eenig
daar vindt je allerlei:
een oud boek vol met platen,
een kleurdoos ook er bij.
Daar mag je echt in knoeien -
je legt 't maar op den vloer,
en gaat de platen kleuren
't is nog een heele toerl
Zus leest zoo leuke rijmpjes
vóór, uit een ander boek;
dat haalde z' uit het kastje,
bij 't raam, ginds in den hoek.
Daar buiten plast de regen,
maar dat deert ons geen zier
bij ons. op zolder hebben
wij „reuzen" veel plezier!
HERMANN A.
een nieuw getal krijgt, en trek het kleinste
van het grootste af. Welk cijfer slaat nu op
de plaats der eenheden?"
Het cijfer, dat hij je nu noemt, trek je
van 9 af en jé krijgt het cijfer der honderd
tallen, 9 is steeds het middelste cijfer; het
cijfer der eenheden heeft hij je reeds ge
noemd.
B.v. hij heeft opgeschreven 127. Hij ver
wisselt de beide uiterste cijfers en krijgt
dus 721. 721 127 691. „4 is het cijfer
der eenheden," zegt hij en je trekt 1 van
de 9 af en krijgt 5 als honderdtallen, waarop
je kunt antwoorden: ..liet verschil is 691.'
Mocht je 9 tot antwoord krijgen, dan is
het verschil altijd 99, daar 9 steeds op de
plaats der tientallen staat.
KUNSTJE.
VUURWERK IN EEN WATERGLAS.
Het is bekend, dat wija lichter is dan
water. Wjjn drijft dus op water, wanneer
hy er voorzichtig op gegoten wordt
Voor onze proef moeten wij echter den
roóden wijn onder het water brengen.
Daartoe maken we gebruik van de eigen
schap, dat koude wijn zwaarder is daD heet
water. Men vult het glas daarom eerst
ongeveer een derde gedeelte met warm
water en plaatst er dan een trechter in, die
tot den bodem van het glas reikt en waar
door men voorzichtig een even groote
hoeveelheid ijskouden wjjn giet
Bovenop laat men dan nog voorzichtig
een laag spiritus vloeien, die met kleurstof
blanw geverfd is.
Zoodra nu het glas geschud wordt, zul
len roode wynstraaltje*s als raketten door
het water naar boven schieten, terwijl een
fyne blauwe regen uit de spirituslaag neer
daalt Het geheel Ijjkt eeD prachtig vuur
werk.
SPREEKOEFENING.
Wie kan tienmaal achter elkaar vlug
zeggen:
Het is een korte, ronde, bonte man, mot
korte, ronde, bonte kousen aan; hij rijdt
op een kort, rond, bont paard op een korte,
ronde, bonte, weide, waar korte, ronde,
bonte, kinderen zitten. Ga uit den weg,
korte, ronde, bonte kinderen, opdat het
korte, ronde, bonte paard met den korten,
ronden, bonten man je niet trapt
Men vertelt hot volgende van één der
Schotsche meren, waarvan de oppervlakte
een breode, helgroene 6treep vertoont.
Toen lang, heel lang geleden de feeën
op een keei aan het kibbelen waren ge
raakt over het verven van hun japonnen,
was één harer plotseling zóó boos gewor
den, dat zij al baar blauw-groene verf in
het meer wierp, waar die nog altijd »s blij
ven liggen natuurlijk om de waarheid
van deze overlevering te staven.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Een reis om de wereld gaan Miesje en Pim
Met Flokkie, hun hondje, eens maken.
Zij hebben veel vaart, o 'n reuzevaart., zeg!
Wie zou buiten adem niet raken 1
Een vliegende Hollander dient Mies ala
paard,
Zij zwaait met haar vlag en lacht wool ijk
En Pim op zijn stokpaard gaat ook al zoo
hard,
Keek ooit wel een ruiter zoo oolijfe t
Zelfs Flok heeft verbazend veel zin m den
tocht,
Hij houdt wel vanx rennen en reizen.
Geen noodl Hij verdwaalt niet, als Pimmy
en Wie9
Hem vroolijk den langen weg wijzen.
Wie zou het niet leuk vinden, zóó op ver
wacht
Een reis om de wereld te maken 1
Een reis voor plezier, hoorl zegt
Wies. Pim beweert:
Nee, nee, 't is een reis echt voor
zaken I
Maar Moeder, wij komen bij u weer
terug,
Want rond is de wereld, dat weet u.
U moet ook niet denken: Waar blij
ven ze toch 1
Heusch, Wiesje noch ikke vergeet n!
Ec als wij terug zijn roept Wiesje
nu uit,
Dan zoggen wijLeuk was dat
reizen.
Maar tochhoeveel moeders w' ook
zagen op weg,
Wc zouden niet één kunnen wijzen,
Die zóó lief en goed als ons Moedertje is,
Zoo'n tweede, o vast, die bestaat
metl
Nee, neejuicht ook Pim, en
wij komen terug,
Want thuis is bet heusch nog zoo
kwaad niot
Moes kijkt dan het reizende spannetje na,
Tot ziensroept zij. Goede veis,
samen
Ik dacht wel, dat jullie voor etenstijd
weer
Terug bij je Moedertje kwamen.
Willen alle kinderen dit even lezen.
Het ie mij onmogelijk om deze week zoo n
reuzenlange correspondentie te geven ais de
laatste weken Jullie weten dat ik altijd
Dinsdags en Woensdags voor )ullie werk.
Nu deze week kan ik het alleen maar van
daag (Dinsdag) doen. want morgen (Woens
dag) ben ik in Leiden voor de begra'enis
van een lieve oude vriendin van mij. Wilt
dus deze week tevreden zijn met korte
antwoorden, ik kreeg zoo'n massa bripven,
ik zal mijn best doen nog zooveel mogelijk
te antwoorden.