VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Anno 1927
TANTE FRANS.
o. 7«
Vrijdag 18 Februari
tiM» «ii! •m♦iT;*
i]S5;fZ| i ié «Ièi* «IIi< 11 i11 Ii ii iii111 ii Jiêiililt
"'•Li I O' *L 11 \fm
lil i t i t t i i t i i i t t lil
r het Engelsch van E. ENOCK.
Beknopt bewerkt door
E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk V.
Een Picnic.
Frans was pas een week op Beve-
aar het leek den kinderen, alsof zij
s veel langer vertoefde. Eigenlijk
I zij zich er niet goed indenken hoe
I vroeger zonder haar gesteld had-
illen waren het er dan ook over
lat Tante Frans een Tante was. van
heel veel moesten houden en .die
bij hen hoorde. Zij wisteigenlijk
veel vjoorden te gebruiken de
araktertrekken in elk kind naar voren
gen en de minder goede te onder-
Als Tante Frans één van allen
ets te doen. leek het zóó onaardig
oek te weigeren, dat het met het
genoegen uitgevoerd werd. Van
t vervelende dingen wist zij den
n kant. die soms diep verscholen
ar toch aanwezig was. als er maar
naar gezocht werd. naar voren te
kas nu Paaschvacantie. Allen waren
p en konden van hpt heerlijke buiten-
[enieten. Het was mooi voorjaars-
ii Tante Frans zou met Puck. Bob,
d Feet je gaan picnicken op het
dat midden in den vijver in het
ag. Leo was den vorigen dag bij een
riend gaan logeeren.
ras er aan den kant van den vijver
ilenhuisje, waarin eenige booten op-
i waren. Tante Frans, die van haar
met het water vertrouwd was ge-
bij haar broers nooit had behoe-
fhter te staan in het beoefenen der
len roeikunst. maakte een boot los en
I h^t gezelschap en den mondvoor-
zij hadden meegenomen, naar
I and je.
zij daar aankwamen, liet zii de vier
aan wal stappen, gaf Puck de
|net „eet- en drinkwaar" aan. stapte
i wal en maakte met de jongens de
|an een over het water hangenden
r
Jinderen deden verschillende spel-
i Tante Frans leerde hun vai\ aller-
zij in haar eigen jeugd gedaan had
lijdje gingen de jongens een bosch
wen, die natuurlijk niet af kwam,
neisies bloemen plukken, ferwij.
rans de groote mand uitpakte, een
il servet op den grond uitspreidde
voor vijf personen dekte,
k bord legde zij een paar boter-
P en de bekers vulde zij met thee en
P. al naar dat de leden van het ge-
J de voorkeur aan een warmen of
■drank gaven.
■t smaakte alles heerlijk in de bui-
Puck had bij het zien van die
iene mand gedacht: „Die krijgen
op. We brengen minstens de helft
0 naar huis terug."
prkte ze tot haar verwondering
dat ze een reuzenhonger en een
tfn dorst had en ook de anderen,
vooral Bob en Job. al hun best deden geen
kruimeltje en geen druppeltje over te laten.
Toen alles dan schoon op was. gingen
zij „roovertje" spelen en bleek het al spoe
dig. dat Tante Frans ip hard loopen niet
voor de jongens behoefde onder te doen. ia
het zelfs won van Puck. die zich altijd op
de vlugheid van haar onderdanen beroemde.
Eindelijk echter waren allen buiten adem
en vleiden zij zich op het gras om Tante
Frans heen die dadelijk begon te vertellen
over de familie in Nieuw-Zeeland. een on
derwerp waarover zij niet spoedig uitge
praat raakte Allen luisterden prettig. Wat
kon Tante Frans eenig vertellen! De kin
deren vonden, dat het net was. alsof zij al
die neefjes en nichtjes in het verre wereld
deel die zij toch nooit gezien en van wie
zij slechts heel weinig gehoord hadden
kenden Wat een leuke jongens waren die
Tom en Fred, Albert en Pirn en wat een lief
meisje was hun oudste nichtje Lenie Hoe
moederlijk zorgde zij voor Coot je en Beppie.
„Ja. maar nu zijn ze allemaal groot." zei
Tante Frans lachend. „Hetgeen ik jullie
vertel, gebeurde in de eerste jaren, dat ik
bij hen was."
„Zijn ze nu ook nog aardig?" vroeg Puck
dadelijk.
„Ja. lieve kind, ze zijn tot brave, flinke
menschen opgegroeid. Een nauwe band
bindt hen allen samen."
„Een band?" vroeg Feet je verwonderd.
„Waarom moeten zij samengebonden wor
den? 't Zijn toch geen bloemen. Tante."
Allen lachten. De anderen begrepen wel
de bedoeling van Tante's woorden.
Liefkoozend trok Tante Frans hel kleine
ding naar zich toe en zei:
„Leden uit één gezin behooren bij elkaar,
lieve kind Een onzichtbare hand houdt hen
samen. Alleen als ze onaardig en leelijk
tegen elkaar doen, wordt die band ver
broken."
..Springt hij dan net als een dun elastiek
stuk?" vroeg Feetje weer. die altijd graag
het naadje van de kous wist.
„Ja. ongeveer op die manier," a'ntwoord-
-de Tante Frans. „Maar wij moeten nu eens
aan den terugtocht denken
Het heele gezelschap begaf zich daarop
naar de „aanlegplaats", doch kwam weldra
tot de vreeselijke ontdekking, dat de boot
verdwenen wasl
H o o f d s t u k VI.
Angstige^oogenblikken.
Allen keken elkaar een oogenblik spra
keloos van schrik aan. tot Puck zei:
„W waar is de boot gebleven?"
„Ik weet het niet. We hebben 'm héél
stevig vastgemaakt," antwoordde Job.
„Hoe komen we nu thuis?" vroeg Bob.
„Laten wij het heele eiland afzoeken
Misschien is de boot ergens in een kleinen
inham gedreven/' meende Tante Frans.
Maar hoe zij ook zochten, nergens kon
den zij een spoor van de vermiste boot
ontdekken. Zij hadden het eilandje al wel
vijf maal omgeloopen, toen Feetje plotse
ling iets door de hoornen zag schemeren.
„Een boot." riep zij uit. En werkelijk,
onder een met klimop begroeiden treuresch,
waarvan de takken tot op den grond hin
gen, op een plek. waar zij reed9 verschei
den malen voorbijgekomen waren, maar tot
nu toe niets gezien hadden, lag de bootl
In een oogenblik was zij met vereenda
krachten aan wal gehaald.
„Het is onze boot." zei Tante Frans,
„maar ze is lek. Ik ben bang, dat zii niet
te vertrouwen is. In geen geval gaan wij er
allen te gelijk in. Als de jongens eerst eens
gingen. Jullie kunt immers roeien. Bob en
Job? De roeispanen liggen op den bodera.
Daarna kan Job de meisjes komen halen,
terwijl Bob eindelijk kan terugkomen om
mij over te zetten."
Deze regeling kwam den jongens wel wat
overdreven voor. Zij waagden het echter
niet. zich tegen de uitspraak van Tanto
Frans te verzetten. Het z#ou nog een avon
tuurlijke terugtocht worden!
Bob en Job kwamen veilig aan den over
kant. maar de boot bleek erger lek te zijn
dan zij aanvankelijk gedacht hadden en zij
moesten haar omkeeren om het water er
uit te verwijderen.
Daarna roeide Job terug om zijn zusjes
te halen en bleef Bob aan den kant staan
kijken.
De boot schepte echter hoe langer hoe
meer water.
„O Puck, mijn voeten worden zoo nat!"
riep-Feetje uit.
Puck was doodsbleek.
„Job." zei ze plotseling. „Ik geloof stellig,
dat we zinken! Als jij eens naar den
oever zwom. dan i9 er weer één minder in."
Job vond dit een prachtig plan en zwom
naar den kant.
Intusschen kwam het water steeds hoo-
ger in de boot.
Feetje klemde zich angstig aan Puck vast.
Eindelijk was er zóóveel water in de boot,
dat Puck tegen haar zusje zei:
„Feetje. ik geloof nooit dat wij den kant
kunnen bereiken. We moeten zwemmen. Jij
kunt nog wel niet zwemmen, maar als je
mijn jurk stijf vasthoudt, zal het wel gaan.
Zul je er vooral aan denken, dat je mij niet
los mag laten?
„O Puck. Puckie!" jammerde het kleine
ding. Daarna klemde zij echter de tanden
op elkaar en deed moedig wat haar zusje
haar gezegd had.
Puck was een uitstekende zwemster,
maar het gewicht van haar kleine zusje
belemmerde haar in haar bewegingen.
Een- of tweemaal had zij een gevoel, alsof
zij zinken zou. maar zij hield dapper vol,
Feetje geen oogenblik loslatend.
Tante Frans was in het water gesprongen
en zwom met h'aastige slagen naar het wor-«
stelende meisje. Puck's hoofd verdween
juist voor den derden keer. toen een naar
sterke handen de bewustelooze kinderen
grepen en even later op den oever legden.
Job stond bibberend en klappertandend
aan den kant Ook hij had een poging aan
gewend om zijn zusjes te grijpen, doch dit
had hem niet mogen gelukken.
Bob, die niet gezwommen had, zag al
even wit als de anderen. Angstig had hij
het heele tooneel gadegeslagen.
Tante Frans, doorweekt als zij was. liep
met Feetje in de armen naar huis, terwijl
Jan. die op het hulpgeroep der jongens toe
geschoten was. Puck droeg.
Feetje kwam het eerste weer bij en vroeg
verwonderd, wat er toch gebeurd was. Zij
werd in droge kleeren gestoken en naar
bed gebracht. Weldra viel zij in slaap.
Ook Puck kwam, r.oodra zij in bed lag.