S. G. J. DE GROOT
tweede kamer.
sd'rbiikB?Mn,V0,StaaD mPl d'n
Voorradig Lederen Kussens.
kunst en letteren.
Uo. 20532
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 18 Februari
Vierde Blad
Anno 1327.
Luxe Lederwaren.
(Zitting van gisteren).
IBTBORINGEN op de veluwe.
leer LOVINK (C. H.) vraagt verlof,
[inister van Binnenlandsche Zaken
ie mogen stellen naar aarvleiding van
iten omtrent proefboringen op de
(en behoeve van de drinkwatervoor-
van Amsterdam.
Idag zal op dit verzoek worden beslist,
oemd wordt tot lid der commissie voor
shoudelijke aangelegenheden in de
van wijlen mr. Dresselhuys. de heer
i, na twee vrije stemmingen en twee
nmingen.
UITBREIDING VAN BREDA.
de orde is de voortzetting van het ont-
betreffende de uitbreiding van Breda,
fceer DROP (S. D.) zet zijn gisteren af-
i rede voort
gemeentebesturen van Princenhage en
Dgen hadden zich z. i. vrij moeten
i van het bezigen van kleine midde-
het uiten van beschuldigingen aan
Ires van hen, die met lijsten rond-
een behoorlijke samenwerking tus-
de gemeenten zal geen sprake zijn, ge-
animositeit, die er heerscht.
jouding in het optreden van de ge-
■besturen der buitengemeenten tegen-
|e menschen van Breda, is te laken,
cht dat met verschillende voorbeelden
'aar de grondslagen voor samenwer-
w slecht zijn gelegd, behoeft men van
menwerking niets te verwachten. Er
dus niet anders over dan annexatie,
len de sociale en hygiënische gronden
uitbreiding noodzakelijk is. In Breda
775 woningen worden gebouwd,
dat gebeurd is, is er nog geen enkel
hot. Groote fabrieken, als de Kwatta,
■O, liggen tegen Breda-aan. De stad is
ok afhankelijk van de welwillendheid
ïitengemeenlen. Nu heeft men o. m.
eworpen, dal na deze annexatie Prin-
;e haar sociale plichten niet meer zal
nakomen. Daartegen stelt spr. de
of dit tot nu toe het geval is geweest,
gelooft van niet.
ontwerp brengt in ieder geval alle be.-
raoeilijkheden onder de verantwoor-
eid van Breda en dat is een groot
De Kamer zou niet verantwoord
n dusdanig ontwerp te verwerpen,
eer VAN SASSE VAN IJSSELT (R.K.)
moeilijkheden, die zich steeds voor-
,arin. dat Breda een stad is, en de
grenzende dorpen plattelands-
en. Wat Breda wil annexeeren zijn
de stadsgedeelten, die met Breda zijn
;roeid. Gelegenheid moet Breda
gegeven, zich zooveel uit te breiden,
ir haar bevolking noodzakelijk is.
gen en Princenhage worden in hun
als plattelandsgemeenten geenszins
d.
heer MARCHANT (V. D.) acht de
n, die" den Kamerleden zijn voorgelegd
lidelijk ten aanzien van de mpeilijk-
die zich voordoen .Van een overbe-
van Breda is geen sprake De stad
buiten zijn grens gegroeid. De men-
zijn eenvoudig in die omstreken gaan
omdat die streken mooi zijn. Het
raagstuk wordt door dit ontwerp
ins opgelost. De Belkrumpolder biedt
gelegenheid tot bebouwing. Breda
liet overwogen, hoe het kan voorzien
midige behoefte aan woningbouw,
oe hel het best aan geld voor de ge-
kas kan komen. De noodzakelijkheid
insverandering is niet aangetoond.
grensverlegging dienen '.andere ge-
n niet in een onhoudbaren toestand te
gebracht. De wijze, waarop hier met
:ere der plattelandsgemeenten wordt
'ngen. is ergerlijk. Inzonderheid zij,
matig inkomen hebben, zullen tot
innexeerde deel behoorende, slacht-
»rden.
merkt verder op. dat het adres met
Iteekeningen buiten het debat kan
p«? meesten hebben daarop getee-
t hun gezegd was, dat het alleen
fcnverbetering ging. Het ontwerp is
onvoldoende voorbereid. Op do-
drukP de bewijslast, dat de grens-
onvermijdelijk en doelmatig is.
n eisch heeft zij niet kunnen vol-
rostige pogingen om uit de moeilijk-
geraken, zijn door Breda niet ge-
Teteringen wordt door dit ontwen)
n andere wereld geholpen. Ginneken
>or ondoorgrondelijke redenen onge-
j*wel het in dezelfde omstandigheden
als Teteringen Men krijgt dus een
'alige en onredelijke bebouwing, een
Jjan Breda. Dp moeilijkheden worden
door opgelost. Spreker's grief is en
plattelandsgemeenten worden af-
1 door de groote stad. Het voorstel is
■hte vorm van arbitrage, die door
als de juiste oplossing wordt aan-
'sjer Kan betoogt, dat dit' wetsontwerp
2o jaar lang is voorbereid, dat Ged.
en het gemeentebestuur van Breda
hebben vereenigd en dat Breda
andhonger heeft getoond, doch voor
aren tijd in het ontwerp een afdoen-
ossing 2jet \[en jjan rïai1 00k moeilijk
dat het ontwerp niet voldoende
bereid.
bel oogt, dat de uitbreiding een alge-
If.f11? verschillende instellingen,
abattoir en het lyceum, liggen op
an dp omliggende gemeenten Per-
e m Breda behoorden te wonen.
c noodgedwongen elders ve«tTgen
i ?prre,Iï °n^ree^t ten eenenmale
lef» en van een gewesteUi*- MlaiJ.
obrf0aa ermep als met het depo» van
iu 7 Waf.r contract social van
te..01! ?in gedeponeerd; men kan
ier>s vinden
>r \ia örP(ia te voegen waarvan
l &ro°te verwachtingen
I alle plannen, die Breda
rt
heeft (veemarkt e.a.) zou men daardoor niet
eens aan het bouwen van arbeiderswonin
gen toekomen
Spr. had den heer v. Rappard, ook een
voorstander van de uitsluitende annexatie
van den Belkrumpolder. wel eens willen
vragen of hij bij zijn bezoek heeft kunnen
ontdekken waar Breda eindigde en Teterin
gen begon. Spr vreest, dat de heer Van
Rappard eenigszins de dupe is geworden
van zijn gastheer.
De zuiver stedelijke bewoners van de
Baronielaan. die voor een deel nog nooit
misschien de kom van Teteringen hebben
gezien, zijn geheel aangewezen op Breda
Dat de menschen uit het Oranjepark even
ver van de kom van Breda wonen als van
de kom van Ginneken is niet geheel waar,
maar al ware het zoo dan nog meent spr.,
dat alleen liefhebbers van wandelen op
rustige buitenwegen, zooals de heer v Rap
pard en spr. de wandeling naar Ginneken
zullen verkiezen boven een rit per autobus
naar Breda
De hoer Marchant wil de Baronielaan en
omgeving buiten de annexatie laten, maar
waarom stemde hij dan gisteren tegen hot
amendement Boissevain. dat een soortge
lijke strekking had als de heer Marchant
thans verdedigt?
Wat het ..afslachten" van gemeenten
betreft, dit geldt niet voor Ginneken Te
teringen komt er minder goed af. maar de
heer Marchant zal. als hij zichzelf met het
maken van grenswijzigingen bezig houdt,
bemerken hoe ontzettend moeilijk het is,
met eigen subjectief oordeel te rade gaande,
een billijke regeling te mhken Prinsenhage
zal ook na de annexatie door vele andere
gemeenten met nijd worden beschouwd.
Teteringen heeft lang boven haar stand ge
leefd; na de annexatie zal zij een zuivere
plattelandsgemeente worden, zooals er v«le
in Brabant zijn Teteringe.n zal geen nood
lijdende gemeente worden en mocht blijken,
dat spr. zich heeft vergist, dan zal hij niet
in gebreke blijven Teteringen tegemoet te
komen.
Spr. kan geen gevolg geven aan het ver
zoek van den heer v Rijzewijk, om h<$
ontwerp terug te nemen en tet ten gerieve
dor buitengemeenten nog eens te onder
zoeken.
MOTIE-VAN HAPPARD C.S. 1
De VOORZITTER deelt mee, dat de heer
Van Ruppard c.s. een motie hebben inge
diend. luidende als volgt-
De Kamer, van oordeel, dat het in geen
geval wenschelijk is. het grondgebied van
Breda naar het zuiden verder uit te breiden
dan to1 de lijn. loopende van den landweg,
die van het zuideinde van de Baronielaan
hicpt in N.W richting, verzoekt den Mi
nister, art 1 in dezen zin te wijzigen en
gaajt over tot de orde van den dag.
De motie komt dadelijk in behandeling.
De MINISTER ontraadt de aanneming.
MOTIE-MARCHANT.
De heer MARCHANT (V.-D.) dient de
volgende motie in;
De Kamer, van oordeel, dat het wetsvoor
stel niet voldoende tegemoet kom: aan de
bezwaren ten aanzien van de buitengemeen
ten gerezen, noodigt den Minister uit, d?ze
bezwaren nader in overweging te nemen,
met Ged' Staten en met de besturen der
betrokken buitengemeenten nader in over-
'eg te treden en gaat over tot de orde van
den dag.
Deze motie, die het eerst in stemming
komt, wordt verworpen met 4626 stem
men.
De molie-v. Rappard wordt verworpen
mot zitten en opslaan.
Het wetsontwerp wordt aangenomen met
4727 stemmen.
OPHEFFING VAN PRIVAATRECHTELIJKE
BELEMMERINGEN.
Aan de orde is het wetsontwerp tot op
heffing van privaatrechtelijke belemme
ringen.
De heer BEUMER (A.R.) merkt op. dat
volgens de regeering geen nieuw beginsel
wordt ingevoerd, maar men mag de vraag
stellen of in het ontwerp de grens der over
heidsbemoeiing juist is getrokken. Spr. zou
in het algemeen die vraag bevestigend wil
len beantwoorden, vooral na de wijzigingen,
die in het ontwerp zijn aangebracht.
In hel ontwerp zijn twee waarborgen op
genomen van de staatscommissie voor de
waterstaatswelgeving en een derde, die er
blijkbaar in gekomen is. nadat het ontwerp
de commissie verlaten had en eer het de
Kamer bereikte. Deze waarborg is deze, dat
de verplichtingen waarom het hier gaat, al
leen worden opgelegd, wanneer geen over
eenstemming bereikt is tusschen dengene,
die inbreuk wil maken en dengene, op
wièns eigendom inbreuk gemaakt wordt.
Maar zou de Minister dan meenen. dat
dwang kan worden toegepast alvorens een
poging lot schikking is gedaan?
Spr juicht het toe, dat volgens het ont
werp het gerechtshof zal beoordeelen of
geen onteigening noodig zou zijn en ook
vindt hij de gedachte sympathiek, uitgespro
ken in het ingediende araendement om het
gerechtshof ook over een tweede punt te
doen oordeelen.
Spr. wijst er op, dat de materie in ver
schillende wetten geregeld is. De voorkeur
verdient een grootere eenheid in de wetge
ving Door art. 17 worden evenwel de be
staande wetten in stand gehouden.
Do heer DROOGLEEVER FORTUYN
(V.B.) sluit zich bij den heer Beumer aan,
waar deze de wenschelijkheid van een al-
gemeene regeling uitsprak. De regeering
heeft dit niet gedaan en spr meent, dat de
noodzakelijkheid van een regeling ertoe
mop» nopen over het bezwaar van een par-
fiopip regeling heen te stapper.
Spr verheugt er zich over. dat beroep op
d'-n rechter is opengesteld van een beslis
sing van den Minister en meent, dat de
Minister de mogelijkheid van beroep wel
zal willen uitbreiden lot de beslissing oyer
den minimumlast, die aan den eigenaar
mag worden opgelegd, overeenkomstig het
anrendement-v. Sasse v. Ysselt en Heems
kerk.
De heer EBELS (V.D.) juicht het beginsel
van het ontwerp toe. waardoor de totstand
koming van werken niet kan afsluiten op
enkele onwillige rechthebbenden.
De praktijk heeft geleerd, dat tegen een
behandeling als hier wordt voorgesteld, geen
overwegende bezwaren bestaan
De heer HEEMSKERK (A.R.) bespreekt de
kwestie van de boomen. In art: 2 wordt de
procedure geregeld Waarom zou het lot van
de boomen daarin niet begrepen zijn. Het is
denkbaar, dat door een werk bosschage
wordt vernield of aangetast. Men zal moeten
nagaan of boomen zullen moeten worden
beschadigd of gesnoeid voogden aanleg en
de instandhouding van een werk. Maar
waartoe dient dan art. 10? Of moet men dan
aannemen, dat werkelijk bij art 2 niet aan
de boomen is gedacht? Dat zou bedenkelijk
zijn.
Spr. verzoekt den Minister ernstig de
boomen uit art. 10 te lichten en ze in het
normale recht van art 2 onder te brengen.
Het woord is aan den MINISTER VAN
WATERSTAAT, doch alvorens hij aan het
woord komt. wordt de vergadering te.5.15
verdaagd tót Dinsdag 1 uur.
RFCLAME.
Noordelnde 11 Laiden - Telef. 706
8206
HET NEDERL. TÓONEELVERBOND
AFDEELING LEIOEN.
Een uitstekend bezetten Foyer der Slads-
zaal, zoo was gisteravond direct de eerste
indruk van den avond, georganiseerd door
de afdeeling Leiden van het Tooneelverbond
ter propaganda en een welgeslaagde avond
was de eind-indruk.
Maar geven we een overzicht van het
verloof:
Mevr. v. Italliev. Embdenf heette als
presidente der afdeeling Leiden allen wel
kom, haar blijdschap uitsprekende, dat de
opkomst zoo groot was, dat in de plaats van
de kleine Zaal de Foyer genomen moest
worden.
Veel menschen vragen zich af; wat is het
nut van een tooneelschool, alsof een tooneel-
speler zoo maar op de'planken kan komen,
terwijl men dat niet vergt van een violist,
pianist etc. Alsof het tooneelspelen je maar
aanwaait 1 Het beleven en doorleven van
veel wat in je eigen leven niet voorkomt, in
vreugde en smart; hetgeen toch zoo moei
lijk isl
Tooneelschool kan ook zijn opleiding in
de praclijk, zeggen velen en dat is eeuwen
lang de manier geweest, doch de ervaring
heeft geleerd dat een tooneelspeler ook goed
ontwikkeld moet zijn, plastiek dansen en
vooral ook litteratuur moet kunnen beoefe
nen. Zoo heeft de Tooneelschool alle recht
van bestaan; niet alleen voor aardige ma
niertjes, maar ook voor de diepte van too-
neclspel. Zie als een voorbeeld b.v. Alida
Klein.
Het verband tusschen Tooneelverbond en
Tooneelschool is logisch. Het Tooneelver
bond wil zijn schakel tusschen tooneel en
publiek. Het publiek heeft noodig tooneel als
spiegel van het leven en het tooneel heeft
noodig publiek voor zijn bestaan. Beiden
hebben dus elkaar noodig om te kunnen
groeien.
In tegenstelling met elders is hier een
bloeiende afdeeling. Bijna 100 leden in één
jaar. Spr. hoopt dat ook dezer avond nog
velen zullen toetreden; om het geestelijk ge
win en verder ook gezien wat gegeven wordt
voor het lage lidmaatschap. Zie telkens maar
de advertenties over reductie etc.
Volgend jaar is zelfs het plan 2 tooneel-
voorstellingen te doen geven voor de leden.
Hoe meer leden, hoe meer er gedaan kan
worden.
Spr. geeft dan het woord aan den heer
Ko Arnoldi.
Deze ving aan te verklaren, dat eenige
uren praten over tooneel hem te veel leek,
gezien het vele, al geschreven en gesproken.
Maar zonder spreken gaat 't toch niet, even
min als bij het onderwijs, waarmee het
tooneel zooveel gemeen heeft, al beoogt too-
neeT vertooningen, onderwijs ontwikkeling
der leerlingen.
De tijdgeest staal nog altijd in het teeken
van het hyper-individueele, dat allerlei
eigenaardigheden naar voren treden doet.
De innerlijke geest is dikwijls zoek. Het
leven is verandering en bewustwording en
zoolang er leven is, is er ook de kunst, doch
alleen als uiting van nieuw leven hebben
kunstvormen zin. Thans echter is het zoo
zeer een zoeken naar het andere, bizarre,
dat alle zuiverheid verloren is gegaan en
deze met de diepste waarheid zijn toch de
kenteekenen van het ware moderne.
Weliswaar zouden de excessen niet zoo
zwaar genomen behoeven te worden zoo de
kunstenaars niet door het geweld aandoen
van hun eigen persoon bij de leugen terecht
kwamen en het publiek mee op sleeplo'uw
namen, dat niet meer zag wat goed of slecht
was en wegbleef. Zoo kwam men er toe
het tooneel als een dierbare stervende te
beschouwen, in plaats van te breken met
het systeem van sparen van kool en geit en
te trachten door zuiverheid nieuwe intensi
teit te geven.
Spr. bedoelt dit alles ook voor het too-
neelonderwijs. Daarover te spreken bij het
Tooneelverbond lijkt op het intrappen van
een open deur, doch toch wil hij dit doen,
gezien de tegenkanting nog van zekere zijde.
De dwaling is, dat men van het onderwijs
'resultaten verwacht, die het niet op kunst
gebied kan geven; die moeten komen uit
zichzelf. Techniek is te leeren, maar het
meest essentieele is niet van buitenaf aan
te brengen, dat vraagt eigen sfeer, het
eigen-ik en kunnen. Tegenover de school
opleiding. heeft men willen stellen de op
leiding in de praktijk, 't Gebeurt nog wel.
Maar zoo'n engagement zegt niets over ta
lent, dat niet gepeild is en wat er dan te
doen is, geeft ook geen gelegenheid daartoe.
Hoevelen blijven er hangen en worden mis
lukkingen voor hun leven. Van zien komt
niet veel en al zouden zij willen zien naar
het spel der grooten dan blijkt, dat zij niet
kunnen zien en juist 't verkeerde over
nemen. Dat zien moet zelfs geleerdI
Een beginneling kan slechts bij uitzonde
ring welvaren bij praktische opleiding, doch
als regel wordt het zelfs dan nog een gTof
speler. Het normale is uren in de kleed
kamers ei\ uren in wachtkamers; aan spelen
komt men niet te pas. Tenslotte geeft een
praktische opleiding .het minste praktijk, in
tegenstelling met de school, die laat „doen".
De eigenschappen, die wij vragen aan de
school, zijn echtheid, zuiverheid, waarach
tigheid, ontvankelijkheid en open-zijn, te
vens de groote dingen voor het „leven"
Een comediant reageert niet natuurlijk.
Men moet sterk eigen leven in zich hebben,
*wil men kunnen tooneelspelen en daarnaast
iets. van het kind: de argelooze jeugd. Op
school moeten deze worden ontwikkeld en
gevoed. Spr. ging dan uitvoerig in op de
wijze van onderwijs, die geheel is gewijzigd.
Vroeger speelde men direct naar een stuk
dat tot voordoen dwong, hetgeen dikwerf
tot gevolg had, dat het uiterlijke alleen over
genomen werd. Nu gaat men meer elemen
tair te werk, gericht op het essentieele van
do tooneelkunst: een methode van binnen
uit. Hoe dit geschiedde, zouden de leerlin
gen, die mee waren gekomen, demon-
streeren.
Een zestal leerlingen gaven daarop eerst
„stemmingen"" en daarop eenige scènes,
waarin ook „handeling" was betrokken.
Eerst met eigen woordkeus, dan met vasten
tekst.
Het was eenvoudig, wil men primitief,
doch echt en is dat niet het juiste? Met
waardeering is het spel dezer adspirant-
spelers gevolgd.
Tot slot sprak de presidente een woord
van dank, nogmaals aandringend op toe
treden als lid.
Men luistere I
MODERN NEDERLANDSCH
FABRIEKS-AARDEWERK.
Met medewerking van het Instituut voor
Sier- en Nijverheidskunst te 's-Gravenhage
heeft het Leidsche Volkshuis een beschei
den tentoonstelling ingericht van modern
Nederlandsch Fabrieks-aardewerk. Be
doeld wordt hiermee de belangstelling te
wekken of te versterken voor een deel der
Nederlandse he Kunstnijverheid dat wel
licht meer dan eenig andere tak de alge-
meene aandacht behoeft en door groeiende
populariteit zich ontwikkelen moet. Immers
is er wel een ander product van Nijver
heidskunst dat zoozeer als het dagelijksch
aardewerk het eenvoudige leven van allen,
het huislijke en bedrijvige, meeleeft? Dat
door zijn veelzijdige bruikbaarheid, en
evenzeer door zijn breekbaarheid, zich zoo
bizonder eigent mee te gaan met smaak van
volk en tijd en zich gedurig te vernieuwen
daarmee, allerwege en altijd zijn koopers te
vinden, nuttig en mooi te kunnen zijn tege
lijk. de kleurigheid van elke tafel, een sie
raad op elke kast? Het is bij menig volk
door vele ecuwen heen een hoog-ontwik-
kelde en diep-vereerde kunst geweest, de
Kunst der pottenbakkers en elke productie
van nieuwen tijd op dit gebied heeft de ha
chelijke vergelijking te doorstaatn md
schitterende toppunten in het kunst-histo
risch verleden.
Toch moet iedere* tijd zijn eigen vormen
zoeken en het verleden laten wat het is.
Er is geen kunstvorm in de wereld die
blijvend voldoet, hoe onovertrefbaar de
uiting mocht zijn. Zoo was dat volk, zoo
was die tijd wij bewonderen en eerbiedi
gen, maar wij zijn anders; wij willen, wij
moeten anders. Moeten, want het is niet
een willekeurige aesthetische voorkeur die
over den groei der vormen beschikt, maar
o.a. de yele noodzakelijke en onontkoombare
factoren die ons technisch en economisch
leven uilmaken en bepalen. Hierdoor wordt
dus ook de waardeering en de vergelijking
bepaald, want elk voorwerp moet aan
eigen mogelijkheden gemeten worden.
Het eenvoudige fabrieksgoed.
Kan het mooi zijn? Veel eenvoudig aarde
werk van de oudste tijden af, was verruk
kelijk, maar het was handwerk. Ziedaar
een belangrijk criterium. Immers wij weten,
dat er zijn die de schoonheid van eenig
kunstnijverheid-werk daaraan absoluut ge
bonden achten; die ontkennen dat kunst in
eigenlijken zin bestaan kan waar de machi
ne handgreep vervangt. Onze tentoonstel
ling wil hier geen eind-oordeel vellen; zij
wil den levenden strijdvraag in 't midden
laten of een mechanieche productiewijze in
den komenden tijd even groote schoonheid
zal kunnen (moeten) voortbrengen als het
handwerk voorheen, zij 't dan «een schoon
heid van ander, van eigen en nieuw ken
merk; dan of zij altijd het eigendom van
den handwerker zal blijven, die meer en
meer in bizondere positie ten opzichte van
het leven, zijn glorie b'ijft vinden in het
bewareg van dat niet te evenaren geheim,
de bezieling stroomende door de menschen-
hand in de wachtende stof. En zoo wij in
deze tentoonstelling ditmaal het werk van
mannen als Brouwer. Lanooy. Nieuhuis e.a.
niet hebben opgenomen, van hen die voor
de vernieuwing van onze cerami9che Kunst
schitterende verdiensten hebben verworven,
dan is dat zeker allerminst omdat wij de
schoonheid van hun werk van gering be
lang zouden achten; integendeel wij zouden
daaruit een keus hebben kunnen doen die,
aesthetisch beschouwd zonder andere oog*
merken, het mooiste van onze expositie zou
hebben overtroffen. Doch wij hadden eon
andere vraag op het oog.
De vurigste voorstander van het hand-»
werk kan niet ontkennen dat de productie
van het daaglijksch gebruiks-arbkel langs
industrieelen weg. d i. op fabriek matige
wijze moet geschieden Dat handwerk ia
die behoefte thans nog zou kunnen voorzien:
is uitgesloten.
Wat zal de fabriekskunsl als volkskunst
kunnen zijn? Vroegere tijden hebben een
volkskunst gebracht, die uit haar aard on-
individueel en daardoor naamloos was; hot
was in een leven, dat door eenheid van Ie-,
vensbeschniiwing. religie, en andere cultu-
reele factoren, een gelijk besef van ideali
teit kon kweeken en handhaven ook in zeer
verscheiden lagen der samenleving. Wij dia
een tijdperk van het verst doorgevoerde in
dividualisme vlak. achter ons hebben, kun
nen dit in onze kunstnijverheid op het
oogen-blik niet verwachten. Individueel-
kunstzinnige invloeden moeten hier ingrij
pen en zoo zal zelfs het volkomen als massa
artikel bedoelde en gedachte product het
kenmerk van persoonlijke kunst-daad geens
zins geheel missen. Waar het derhalve op
aankomt, is de vraag: in welke mate voelt
de leidende kunstenaar zich een schepper
van schoonheidswaarden in dienst en
ten bate van de geheele sa
menleving? Hieruit volgt vanzelf dat
de eerste jaren onzer kunstnijverheidsher-
leving weinig brachten, dat in dezen zin
populaire kunst kon heeten
Het bekende ..Rozenburg aardewerk" van
een Golenbrander, zeer bewonderd door
kunst«innigen, kon geen economischen
grondslag geven aan een fabriek en het
karakter was ook veeleer dat van fantasie
rijke en weelderige sierkunst. Nader bij
onze bedoelingen kwam de rationalistische
ambachtskunst van omstreeks 1895. toen de
•fabriek ..Amstelhoek" werd geslicht, waar
-o.a. G. J. van der Hoeff arbeidde. Het werk
stond onder invloed van de Engelsche kunst
nijverheidsbeweging. was een reactie tegen
stijlnavolging en bracht strakke eenvoudige
vormen met simpele versiering in hand-
werksgeest aangebracht. Doch deze strenge
eenvoud werd weer spoedig afgewisseld
door weelderiger verlangers in kleur en ma
terie. en Voor geruimen tijd ontwikkelde de
ceramiek zich bij ons weer uitsluitend in
de richting van het Sier-aardewerk. Eerst
in latere jaren, laat ons zeggen na om
streeks 1914 begint zich in onderscheiden
personen en ondernemingen een verlangen
te roeren naar stelliger fabriekmatig voort
gebracht aardewerk, dragende de kenmer
ken van zijn industneele herkomst en dan
wel speciaal bestemd voor practi9ch dage
lijksch gebruik. Het herleefde gevoel voor
ceramiek paarde zich aan allerwege opko
mende maatschappelijke tendenzen die in
en na den oorlog de kunstenaarswereld zoo
wel hier al9 in andere landen aanmerkelijk
hebben veranderd. Naast een doorgaanden
bloei van het handwerk is een industrieel^
aardewerkskunst zich gaan ontwikkelen,
die gegronde verwachtingen geeft op een
belangrijke toekomst Naast mannen in het
bedrijf opgegroeid, als Muller van „de Pla
teelbakkerij Zuid-Holland", van Muyen, van
„de Duinvoet" en anderen, hebben ook
beeldhouwers en sierkunstenaars deze ont
wikkeling beïnvloed- wij denken aan Hildo
Krop, Jongert. Van der Sluys. die voor de
Steenwijksche aardewerkfabriek hebben
ontworpen; aan het werk van Mansveld
voor „de Ram", aan wat Lion Cachet ont
wierp voor „de Distel" enz.
De voorwaarden voor een gunstige ont
wikkeling schijnen ruim aanwezig; Neder
land heeft zijn eerbiedwaardige traditien op
dit terrein en technische kennis in be
kwaamheid bleven levend bewaard. Zij wa
ren de basis waarop De Porceleijne Fles ia
de zeventiger jaren van de vorige eeuw een
vernieuwing van het Nederlandsche potten
bakkers-bedrijf ondernam. Een man als
Colenbrander luidde een nieuw tijdperk in,
handwerkskun9tenaars van groote beteeke-
nis hebben het een schoonen roem geschon
ken Nu zal de komende tijd moeten toonen
dat zijn technisch apparaat, ontvangende da
bezielde gedachte van den moderne ont
werper, in staat zal zijn den vorm te bren
gen die het nieuwe leven weerspiegelt, den,
technisch- en materiaal beheerschten vorm,
door den modernen geest bevrucht, die zoo
niet in plaats van. dan toch naast 't indivi
dueels het universeele wil. naast het hand
werk de mechanische productie. Het peil
van hel massa-artikel is overal aan de orde.
Maar noch de techniek alleen, noch de kun
stenaar alleen zal het bepalen; zij moeten
de publieke belangstelling ontmoeten, de
warme aandacht, het medeleven van den
gebruiker. Ziedaar dan waarheen zich richt
deze aardewerk-tentoonstelling in het
Volkshuis.
BEETHOVEN-HERDENKING.
Het Programma, dat Prof. Frédéric La-
mond en Prof. Georg Kulenkampff op het
6e Abonnements-concert der Internationale
Concertdireclie Ernst Krauss op Dinsdag. 22
Februari, te Leiden ten uitvoer zullen bran-
gen. luidt als volgt. Sonate C Moll No. 7.
Sonate Op. 12 en Sonate Op. 12 No. 3 es
Dur. Sonate Op. 47 A Dur (Kreulzer-Sonale
enz. enz.)
DE LEIDSCHE KUNSTKRING
v VOOR ALLEN.
Wij vestigen gaarne de aandacht op het
concert van Maandag 21 Febr in de groote
Stadszaal. waar het Haagsch Strijkkwartet
zal concerleeren met werken van Havdn
en Beethoven en ook zaJ spelen hel kwar
tet van onzen stadgenoot, den Heer Hanni-
voort.
Verdere gegevens vindt men in de adver
tentie van gisterenavond.