S. G. J. DE GROOT tweede kamer. sd'rbiikB?Mn,V0,StaaD mPl d'n Voorradig Lederen Kussens. kunst en letteren. Uo. 20532 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 18 Februari Vierde Blad Anno 1327. Luxe Lederwaren. (Zitting van gisteren). IBTBORINGEN op de veluwe. leer LOVINK (C. H.) vraagt verlof, [inister van Binnenlandsche Zaken ie mogen stellen naar aarvleiding van iten omtrent proefboringen op de (en behoeve van de drinkwatervoor- van Amsterdam. Idag zal op dit verzoek worden beslist, oemd wordt tot lid der commissie voor shoudelijke aangelegenheden in de van wijlen mr. Dresselhuys. de heer i, na twee vrije stemmingen en twee nmingen. UITBREIDING VAN BREDA. de orde is de voortzetting van het ont- betreffende de uitbreiding van Breda, fceer DROP (S. D.) zet zijn gisteren af- i rede voort gemeentebesturen van Princenhage en Dgen hadden zich z. i. vrij moeten i van het bezigen van kleine midde- het uiten van beschuldigingen aan Ires van hen, die met lijsten rond- een behoorlijke samenwerking tus- de gemeenten zal geen sprake zijn, ge- animositeit, die er heerscht. jouding in het optreden van de ge- ■besturen der buitengemeenten tegen- |e menschen van Breda, is te laken, cht dat met verschillende voorbeelden 'aar de grondslagen voor samenwer- w slecht zijn gelegd, behoeft men van menwerking niets te verwachten. Er dus niet anders over dan annexatie, len de sociale en hygiënische gronden uitbreiding noodzakelijk is. In Breda 775 woningen worden gebouwd, dat gebeurd is, is er nog geen enkel hot. Groote fabrieken, als de Kwatta, ■O, liggen tegen Breda-aan. De stad is ok afhankelijk van de welwillendheid ïitengemeenlen. Nu heeft men o. m. eworpen, dal na deze annexatie Prin- ;e haar sociale plichten niet meer zal nakomen. Daartegen stelt spr. de of dit tot nu toe het geval is geweest, gelooft van niet. ontwerp brengt in ieder geval alle be.- raoeilijkheden onder de verantwoor- eid van Breda en dat is een groot De Kamer zou niet verantwoord n dusdanig ontwerp te verwerpen, eer VAN SASSE VAN IJSSELT (R.K.) moeilijkheden, die zich steeds voor- ,arin. dat Breda een stad is, en de grenzende dorpen plattelands- en. Wat Breda wil annexeeren zijn de stadsgedeelten, die met Breda zijn ;roeid. Gelegenheid moet Breda gegeven, zich zooveel uit te breiden, ir haar bevolking noodzakelijk is. gen en Princenhage worden in hun als plattelandsgemeenten geenszins d. heer MARCHANT (V. D.) acht de n, die" den Kamerleden zijn voorgelegd lidelijk ten aanzien van de mpeilijk- die zich voordoen .Van een overbe- van Breda is geen sprake De stad buiten zijn grens gegroeid. De men- zijn eenvoudig in die omstreken gaan omdat die streken mooi zijn. Het raagstuk wordt door dit ontwerp ins opgelost. De Belkrumpolder biedt gelegenheid tot bebouwing. Breda liet overwogen, hoe het kan voorzien midige behoefte aan woningbouw, oe hel het best aan geld voor de ge- kas kan komen. De noodzakelijkheid insverandering is niet aangetoond. grensverlegging dienen '.andere ge- n niet in een onhoudbaren toestand te gebracht. De wijze, waarop hier met :ere der plattelandsgemeenten wordt 'ngen. is ergerlijk. Inzonderheid zij, matig inkomen hebben, zullen tot innexeerde deel behoorende, slacht- »rden. merkt verder op. dat het adres met Iteekeningen buiten het debat kan p«? meesten hebben daarop getee- t hun gezegd was, dat het alleen fcnverbetering ging. Het ontwerp is onvoldoende voorbereid. Op do- drukP de bewijslast, dat de grens- onvermijdelijk en doelmatig is. n eisch heeft zij niet kunnen vol- rostige pogingen om uit de moeilijk- geraken, zijn door Breda niet ge- Teteringen wordt door dit ontwen) n andere wereld geholpen. Ginneken >or ondoorgrondelijke redenen onge- j*wel het in dezelfde omstandigheden als Teteringen Men krijgt dus een 'alige en onredelijke bebouwing, een Jjan Breda. Dp moeilijkheden worden door opgelost. Spreker's grief is en plattelandsgemeenten worden af- 1 door de groote stad. Het voorstel is ■hte vorm van arbitrage, die door als de juiste oplossing wordt aan- 'sjer Kan betoogt, dat dit' wetsontwerp 2o jaar lang is voorbereid, dat Ged. en het gemeentebestuur van Breda hebben vereenigd en dat Breda andhonger heeft getoond, doch voor aren tijd in het ontwerp een afdoen- ossing 2jet \[en jjan rïai1 00k moeilijk dat het ontwerp niet voldoende bereid. bel oogt, dat de uitbreiding een alge- If.f11? verschillende instellingen, abattoir en het lyceum, liggen op an dp omliggende gemeenten Per- e m Breda behoorden te wonen. c noodgedwongen elders ve«tTgen i ?prre,Iï °n^ree^t ten eenenmale lef» en van een gewesteUi*- MlaiJ. obrf0aa ermep als met het depo» van iu 7 Waf.r contract social van te..01! ?in gedeponeerd; men kan ier>s vinden >r \ia örP(ia te voegen waarvan l &ro°te verwachtingen I alle plannen, die Breda rt heeft (veemarkt e.a.) zou men daardoor niet eens aan het bouwen van arbeiderswonin gen toekomen Spr. had den heer v. Rappard, ook een voorstander van de uitsluitende annexatie van den Belkrumpolder. wel eens willen vragen of hij bij zijn bezoek heeft kunnen ontdekken waar Breda eindigde en Teterin gen begon. Spr vreest, dat de heer Van Rappard eenigszins de dupe is geworden van zijn gastheer. De zuiver stedelijke bewoners van de Baronielaan. die voor een deel nog nooit misschien de kom van Teteringen hebben gezien, zijn geheel aangewezen op Breda Dat de menschen uit het Oranjepark even ver van de kom van Breda wonen als van de kom van Ginneken is niet geheel waar, maar al ware het zoo dan nog meent spr., dat alleen liefhebbers van wandelen op rustige buitenwegen, zooals de heer v Rap pard en spr. de wandeling naar Ginneken zullen verkiezen boven een rit per autobus naar Breda De hoer Marchant wil de Baronielaan en omgeving buiten de annexatie laten, maar waarom stemde hij dan gisteren tegen hot amendement Boissevain. dat een soortge lijke strekking had als de heer Marchant thans verdedigt? Wat het ..afslachten" van gemeenten betreft, dit geldt niet voor Ginneken Te teringen komt er minder goed af. maar de heer Marchant zal. als hij zichzelf met het maken van grenswijzigingen bezig houdt, bemerken hoe ontzettend moeilijk het is, met eigen subjectief oordeel te rade gaande, een billijke regeling te mhken Prinsenhage zal ook na de annexatie door vele andere gemeenten met nijd worden beschouwd. Teteringen heeft lang boven haar stand ge leefd; na de annexatie zal zij een zuivere plattelandsgemeente worden, zooals er v«le in Brabant zijn Teteringe.n zal geen nood lijdende gemeente worden en mocht blijken, dat spr. zich heeft vergist, dan zal hij niet in gebreke blijven Teteringen tegemoet te komen. Spr. kan geen gevolg geven aan het ver zoek van den heer v Rijzewijk, om h<$ ontwerp terug te nemen en tet ten gerieve dor buitengemeenten nog eens te onder zoeken. MOTIE-VAN HAPPARD C.S. 1 De VOORZITTER deelt mee, dat de heer Van Ruppard c.s. een motie hebben inge diend. luidende als volgt- De Kamer, van oordeel, dat het in geen geval wenschelijk is. het grondgebied van Breda naar het zuiden verder uit te breiden dan to1 de lijn. loopende van den landweg, die van het zuideinde van de Baronielaan hicpt in N.W richting, verzoekt den Mi nister, art 1 in dezen zin te wijzigen en gaajt over tot de orde van den dag. De motie komt dadelijk in behandeling. De MINISTER ontraadt de aanneming. MOTIE-MARCHANT. De heer MARCHANT (V.-D.) dient de volgende motie in; De Kamer, van oordeel, dat het wetsvoor stel niet voldoende tegemoet kom: aan de bezwaren ten aanzien van de buitengemeen ten gerezen, noodigt den Minister uit, d?ze bezwaren nader in overweging te nemen, met Ged' Staten en met de besturen der betrokken buitengemeenten nader in over- 'eg te treden en gaat over tot de orde van den dag. Deze motie, die het eerst in stemming komt, wordt verworpen met 4626 stem men. De molie-v. Rappard wordt verworpen mot zitten en opslaan. Het wetsontwerp wordt aangenomen met 4727 stemmen. OPHEFFING VAN PRIVAATRECHTELIJKE BELEMMERINGEN. Aan de orde is het wetsontwerp tot op heffing van privaatrechtelijke belemme ringen. De heer BEUMER (A.R.) merkt op. dat volgens de regeering geen nieuw beginsel wordt ingevoerd, maar men mag de vraag stellen of in het ontwerp de grens der over heidsbemoeiing juist is getrokken. Spr. zou in het algemeen die vraag bevestigend wil len beantwoorden, vooral na de wijzigingen, die in het ontwerp zijn aangebracht. In hel ontwerp zijn twee waarborgen op genomen van de staatscommissie voor de waterstaatswelgeving en een derde, die er blijkbaar in gekomen is. nadat het ontwerp de commissie verlaten had en eer het de Kamer bereikte. Deze waarborg is deze, dat de verplichtingen waarom het hier gaat, al leen worden opgelegd, wanneer geen over eenstemming bereikt is tusschen dengene, die inbreuk wil maken en dengene, op wièns eigendom inbreuk gemaakt wordt. Maar zou de Minister dan meenen. dat dwang kan worden toegepast alvorens een poging lot schikking is gedaan? Spr juicht het toe, dat volgens het ont werp het gerechtshof zal beoordeelen of geen onteigening noodig zou zijn en ook vindt hij de gedachte sympathiek, uitgespro ken in het ingediende araendement om het gerechtshof ook over een tweede punt te doen oordeelen. Spr. wijst er op, dat de materie in ver schillende wetten geregeld is. De voorkeur verdient een grootere eenheid in de wetge ving Door art. 17 worden evenwel de be staande wetten in stand gehouden. Do heer DROOGLEEVER FORTUYN (V.B.) sluit zich bij den heer Beumer aan, waar deze de wenschelijkheid van een al- gemeene regeling uitsprak. De regeering heeft dit niet gedaan en spr meent, dat de noodzakelijkheid van een regeling ertoe mop» nopen over het bezwaar van een par- fiopip regeling heen te stapper. Spr verheugt er zich over. dat beroep op d'-n rechter is opengesteld van een beslis sing van den Minister en meent, dat de Minister de mogelijkheid van beroep wel zal willen uitbreiden lot de beslissing oyer den minimumlast, die aan den eigenaar mag worden opgelegd, overeenkomstig het anrendement-v. Sasse v. Ysselt en Heems kerk. De heer EBELS (V.D.) juicht het beginsel van het ontwerp toe. waardoor de totstand koming van werken niet kan afsluiten op enkele onwillige rechthebbenden. De praktijk heeft geleerd, dat tegen een behandeling als hier wordt voorgesteld, geen overwegende bezwaren bestaan De heer HEEMSKERK (A.R.) bespreekt de kwestie van de boomen. In art: 2 wordt de procedure geregeld Waarom zou het lot van de boomen daarin niet begrepen zijn. Het is denkbaar, dat door een werk bosschage wordt vernield of aangetast. Men zal moeten nagaan of boomen zullen moeten worden beschadigd of gesnoeid voogden aanleg en de instandhouding van een werk. Maar waartoe dient dan art. 10? Of moet men dan aannemen, dat werkelijk bij art 2 niet aan de boomen is gedacht? Dat zou bedenkelijk zijn. Spr. verzoekt den Minister ernstig de boomen uit art. 10 te lichten en ze in het normale recht van art 2 onder te brengen. Het woord is aan den MINISTER VAN WATERSTAAT, doch alvorens hij aan het woord komt. wordt de vergadering te.5.15 verdaagd tót Dinsdag 1 uur. RFCLAME. Noordelnde 11 Laiden - Telef. 706 8206 HET NEDERL. TÓONEELVERBOND AFDEELING LEIOEN. Een uitstekend bezetten Foyer der Slads- zaal, zoo was gisteravond direct de eerste indruk van den avond, georganiseerd door de afdeeling Leiden van het Tooneelverbond ter propaganda en een welgeslaagde avond was de eind-indruk. Maar geven we een overzicht van het verloof: Mevr. v. Italliev. Embdenf heette als presidente der afdeeling Leiden allen wel kom, haar blijdschap uitsprekende, dat de opkomst zoo groot was, dat in de plaats van de kleine Zaal de Foyer genomen moest worden. Veel menschen vragen zich af; wat is het nut van een tooneelschool, alsof een tooneel- speler zoo maar op de'planken kan komen, terwijl men dat niet vergt van een violist, pianist etc. Alsof het tooneelspelen je maar aanwaait 1 Het beleven en doorleven van veel wat in je eigen leven niet voorkomt, in vreugde en smart; hetgeen toch zoo moei lijk isl Tooneelschool kan ook zijn opleiding in de praclijk, zeggen velen en dat is eeuwen lang de manier geweest, doch de ervaring heeft geleerd dat een tooneelspeler ook goed ontwikkeld moet zijn, plastiek dansen en vooral ook litteratuur moet kunnen beoefe nen. Zoo heeft de Tooneelschool alle recht van bestaan; niet alleen voor aardige ma niertjes, maar ook voor de diepte van too- neclspel. Zie als een voorbeeld b.v. Alida Klein. Het verband tusschen Tooneelverbond en Tooneelschool is logisch. Het Tooneelver bond wil zijn schakel tusschen tooneel en publiek. Het publiek heeft noodig tooneel als spiegel van het leven en het tooneel heeft noodig publiek voor zijn bestaan. Beiden hebben dus elkaar noodig om te kunnen groeien. In tegenstelling met elders is hier een bloeiende afdeeling. Bijna 100 leden in één jaar. Spr. hoopt dat ook dezer avond nog velen zullen toetreden; om het geestelijk ge win en verder ook gezien wat gegeven wordt voor het lage lidmaatschap. Zie telkens maar de advertenties over reductie etc. Volgend jaar is zelfs het plan 2 tooneel- voorstellingen te doen geven voor de leden. Hoe meer leden, hoe meer er gedaan kan worden. Spr. geeft dan het woord aan den heer Ko Arnoldi. Deze ving aan te verklaren, dat eenige uren praten over tooneel hem te veel leek, gezien het vele, al geschreven en gesproken. Maar zonder spreken gaat 't toch niet, even min als bij het onderwijs, waarmee het tooneel zooveel gemeen heeft, al beoogt too- neeT vertooningen, onderwijs ontwikkeling der leerlingen. De tijdgeest staal nog altijd in het teeken van het hyper-individueele, dat allerlei eigenaardigheden naar voren treden doet. De innerlijke geest is dikwijls zoek. Het leven is verandering en bewustwording en zoolang er leven is, is er ook de kunst, doch alleen als uiting van nieuw leven hebben kunstvormen zin. Thans echter is het zoo zeer een zoeken naar het andere, bizarre, dat alle zuiverheid verloren is gegaan en deze met de diepste waarheid zijn toch de kenteekenen van het ware moderne. Weliswaar zouden de excessen niet zoo zwaar genomen behoeven te worden zoo de kunstenaars niet door het geweld aandoen van hun eigen persoon bij de leugen terecht kwamen en het publiek mee op sleeplo'uw namen, dat niet meer zag wat goed of slecht was en wegbleef. Zoo kwam men er toe het tooneel als een dierbare stervende te beschouwen, in plaats van te breken met het systeem van sparen van kool en geit en te trachten door zuiverheid nieuwe intensi teit te geven. Spr. bedoelt dit alles ook voor het too- neelonderwijs. Daarover te spreken bij het Tooneelverbond lijkt op het intrappen van een open deur, doch toch wil hij dit doen, gezien de tegenkanting nog van zekere zijde. De dwaling is, dat men van het onderwijs 'resultaten verwacht, die het niet op kunst gebied kan geven; die moeten komen uit zichzelf. Techniek is te leeren, maar het meest essentieele is niet van buitenaf aan te brengen, dat vraagt eigen sfeer, het eigen-ik en kunnen. Tegenover de school opleiding. heeft men willen stellen de op leiding in de praktijk, 't Gebeurt nog wel. Maar zoo'n engagement zegt niets over ta lent, dat niet gepeild is en wat er dan te doen is, geeft ook geen gelegenheid daartoe. Hoevelen blijven er hangen en worden mis lukkingen voor hun leven. Van zien komt niet veel en al zouden zij willen zien naar het spel der grooten dan blijkt, dat zij niet kunnen zien en juist 't verkeerde over nemen. Dat zien moet zelfs geleerdI Een beginneling kan slechts bij uitzonde ring welvaren bij praktische opleiding, doch als regel wordt het zelfs dan nog een gTof speler. Het normale is uren in de kleed kamers ei\ uren in wachtkamers; aan spelen komt men niet te pas. Tenslotte geeft een praktische opleiding .het minste praktijk, in tegenstelling met de school, die laat „doen". De eigenschappen, die wij vragen aan de school, zijn echtheid, zuiverheid, waarach tigheid, ontvankelijkheid en open-zijn, te vens de groote dingen voor het „leven" Een comediant reageert niet natuurlijk. Men moet sterk eigen leven in zich hebben, *wil men kunnen tooneelspelen en daarnaast iets. van het kind: de argelooze jeugd. Op school moeten deze worden ontwikkeld en gevoed. Spr. ging dan uitvoerig in op de wijze van onderwijs, die geheel is gewijzigd. Vroeger speelde men direct naar een stuk dat tot voordoen dwong, hetgeen dikwerf tot gevolg had, dat het uiterlijke alleen over genomen werd. Nu gaat men meer elemen tair te werk, gericht op het essentieele van do tooneelkunst: een methode van binnen uit. Hoe dit geschiedde, zouden de leerlin gen, die mee waren gekomen, demon- streeren. Een zestal leerlingen gaven daarop eerst „stemmingen"" en daarop eenige scènes, waarin ook „handeling" was betrokken. Eerst met eigen woordkeus, dan met vasten tekst. Het was eenvoudig, wil men primitief, doch echt en is dat niet het juiste? Met waardeering is het spel dezer adspirant- spelers gevolgd. Tot slot sprak de presidente een woord van dank, nogmaals aandringend op toe treden als lid. Men luistere I MODERN NEDERLANDSCH FABRIEKS-AARDEWERK. Met medewerking van het Instituut voor Sier- en Nijverheidskunst te 's-Gravenhage heeft het Leidsche Volkshuis een beschei den tentoonstelling ingericht van modern Nederlandsch Fabrieks-aardewerk. Be doeld wordt hiermee de belangstelling te wekken of te versterken voor een deel der Nederlandse he Kunstnijverheid dat wel licht meer dan eenig andere tak de alge- meene aandacht behoeft en door groeiende populariteit zich ontwikkelen moet. Immers is er wel een ander product van Nijver heidskunst dat zoozeer als het dagelijksch aardewerk het eenvoudige leven van allen, het huislijke en bedrijvige, meeleeft? Dat door zijn veelzijdige bruikbaarheid, en evenzeer door zijn breekbaarheid, zich zoo bizonder eigent mee te gaan met smaak van volk en tijd en zich gedurig te vernieuwen daarmee, allerwege en altijd zijn koopers te vinden, nuttig en mooi te kunnen zijn tege lijk. de kleurigheid van elke tafel, een sie raad op elke kast? Het is bij menig volk door vele ecuwen heen een hoog-ontwik- kelde en diep-vereerde kunst geweest, de Kunst der pottenbakkers en elke productie van nieuwen tijd op dit gebied heeft de ha chelijke vergelijking te doorstaatn md schitterende toppunten in het kunst-histo risch verleden. Toch moet iedere* tijd zijn eigen vormen zoeken en het verleden laten wat het is. Er is geen kunstvorm in de wereld die blijvend voldoet, hoe onovertrefbaar de uiting mocht zijn. Zoo was dat volk, zoo was die tijd wij bewonderen en eerbiedi gen, maar wij zijn anders; wij willen, wij moeten anders. Moeten, want het is niet een willekeurige aesthetische voorkeur die over den groei der vormen beschikt, maar o.a. de yele noodzakelijke en onontkoombare factoren die ons technisch en economisch leven uilmaken en bepalen. Hierdoor wordt dus ook de waardeering en de vergelijking bepaald, want elk voorwerp moet aan eigen mogelijkheden gemeten worden. Het eenvoudige fabrieksgoed. Kan het mooi zijn? Veel eenvoudig aarde werk van de oudste tijden af, was verruk kelijk, maar het was handwerk. Ziedaar een belangrijk criterium. Immers wij weten, dat er zijn die de schoonheid van eenig kunstnijverheid-werk daaraan absoluut ge bonden achten; die ontkennen dat kunst in eigenlijken zin bestaan kan waar de machi ne handgreep vervangt. Onze tentoonstel ling wil hier geen eind-oordeel vellen; zij wil den levenden strijdvraag in 't midden laten of een mechanieche productiewijze in den komenden tijd even groote schoonheid zal kunnen (moeten) voortbrengen als het handwerk voorheen, zij 't dan «een schoon heid van ander, van eigen en nieuw ken merk; dan of zij altijd het eigendom van den handwerker zal blijven, die meer en meer in bizondere positie ten opzichte van het leven, zijn glorie b'ijft vinden in het bewareg van dat niet te evenaren geheim, de bezieling stroomende door de menschen- hand in de wachtende stof. En zoo wij in deze tentoonstelling ditmaal het werk van mannen als Brouwer. Lanooy. Nieuhuis e.a. niet hebben opgenomen, van hen die voor de vernieuwing van onze cerami9che Kunst schitterende verdiensten hebben verworven, dan is dat zeker allerminst omdat wij de schoonheid van hun werk van gering be lang zouden achten; integendeel wij zouden daaruit een keus hebben kunnen doen die, aesthetisch beschouwd zonder andere oog* merken, het mooiste van onze expositie zou hebben overtroffen. Doch wij hadden eon andere vraag op het oog. De vurigste voorstander van het hand-» werk kan niet ontkennen dat de productie van het daaglijksch gebruiks-arbkel langs industrieelen weg. d i. op fabriek matige wijze moet geschieden Dat handwerk ia die behoefte thans nog zou kunnen voorzien: is uitgesloten. Wat zal de fabriekskunsl als volkskunst kunnen zijn? Vroegere tijden hebben een volkskunst gebracht, die uit haar aard on- individueel en daardoor naamloos was; hot was in een leven, dat door eenheid van Ie-, vensbeschniiwing. religie, en andere cultu- reele factoren, een gelijk besef van ideali teit kon kweeken en handhaven ook in zeer verscheiden lagen der samenleving. Wij dia een tijdperk van het verst doorgevoerde in dividualisme vlak. achter ons hebben, kun nen dit in onze kunstnijverheid op het oogen-blik niet verwachten. Individueel- kunstzinnige invloeden moeten hier ingrij pen en zoo zal zelfs het volkomen als massa artikel bedoelde en gedachte product het kenmerk van persoonlijke kunst-daad geens zins geheel missen. Waar het derhalve op aankomt, is de vraag: in welke mate voelt de leidende kunstenaar zich een schepper van schoonheidswaarden in dienst en ten bate van de geheele sa menleving? Hieruit volgt vanzelf dat de eerste jaren onzer kunstnijverheidsher- leving weinig brachten, dat in dezen zin populaire kunst kon heeten Het bekende ..Rozenburg aardewerk" van een Golenbrander, zeer bewonderd door kunst«innigen, kon geen economischen grondslag geven aan een fabriek en het karakter was ook veeleer dat van fantasie rijke en weelderige sierkunst. Nader bij onze bedoelingen kwam de rationalistische ambachtskunst van omstreeks 1895. toen de •fabriek ..Amstelhoek" werd geslicht, waar -o.a. G. J. van der Hoeff arbeidde. Het werk stond onder invloed van de Engelsche kunst nijverheidsbeweging. was een reactie tegen stijlnavolging en bracht strakke eenvoudige vormen met simpele versiering in hand- werksgeest aangebracht. Doch deze strenge eenvoud werd weer spoedig afgewisseld door weelderiger verlangers in kleur en ma terie. en Voor geruimen tijd ontwikkelde de ceramiek zich bij ons weer uitsluitend in de richting van het Sier-aardewerk. Eerst in latere jaren, laat ons zeggen na om streeks 1914 begint zich in onderscheiden personen en ondernemingen een verlangen te roeren naar stelliger fabriekmatig voort gebracht aardewerk, dragende de kenmer ken van zijn industneele herkomst en dan wel speciaal bestemd voor practi9ch dage lijksch gebruik. Het herleefde gevoel voor ceramiek paarde zich aan allerwege opko mende maatschappelijke tendenzen die in en na den oorlog de kunstenaarswereld zoo wel hier al9 in andere landen aanmerkelijk hebben veranderd. Naast een doorgaanden bloei van het handwerk is een industrieel^ aardewerkskunst zich gaan ontwikkelen, die gegronde verwachtingen geeft op een belangrijke toekomst Naast mannen in het bedrijf opgegroeid, als Muller van „de Pla teelbakkerij Zuid-Holland", van Muyen, van „de Duinvoet" en anderen, hebben ook beeldhouwers en sierkunstenaars deze ont wikkeling beïnvloed- wij denken aan Hildo Krop, Jongert. Van der Sluys. die voor de Steenwijksche aardewerkfabriek hebben ontworpen; aan het werk van Mansveld voor „de Ram", aan wat Lion Cachet ont wierp voor „de Distel" enz. De voorwaarden voor een gunstige ont wikkeling schijnen ruim aanwezig; Neder land heeft zijn eerbiedwaardige traditien op dit terrein en technische kennis in be kwaamheid bleven levend bewaard. Zij wa ren de basis waarop De Porceleijne Fles ia de zeventiger jaren van de vorige eeuw een vernieuwing van het Nederlandsche potten bakkers-bedrijf ondernam. Een man als Colenbrander luidde een nieuw tijdperk in, handwerkskun9tenaars van groote beteeke- nis hebben het een schoonen roem geschon ken Nu zal de komende tijd moeten toonen dat zijn technisch apparaat, ontvangende da bezielde gedachte van den moderne ont werper, in staat zal zijn den vorm te bren gen die het nieuwe leven weerspiegelt, den, technisch- en materiaal beheerschten vorm, door den modernen geest bevrucht, die zoo niet in plaats van. dan toch naast 't indivi dueels het universeele wil. naast het hand werk de mechanische productie. Het peil van hel massa-artikel is overal aan de orde. Maar noch de techniek alleen, noch de kun stenaar alleen zal het bepalen; zij moeten de publieke belangstelling ontmoeten, de warme aandacht, het medeleven van den gebruiker. Ziedaar dan waarheen zich richt deze aardewerk-tentoonstelling in het Volkshuis. BEETHOVEN-HERDENKING. Het Programma, dat Prof. Frédéric La- mond en Prof. Georg Kulenkampff op het 6e Abonnements-concert der Internationale Concertdireclie Ernst Krauss op Dinsdag. 22 Februari, te Leiden ten uitvoer zullen bran- gen. luidt als volgt. Sonate C Moll No. 7. Sonate Op. 12 en Sonate Op. 12 No. 3 es Dur. Sonate Op. 47 A Dur (Kreulzer-Sonale enz. enz.) DE LEIDSCHE KUNSTKRING v VOOR ALLEN. Wij vestigen gaarne de aandacht op het concert van Maandag 21 Febr in de groote Stadszaal. waar het Haagsch Strijkkwartet zal concerleeren met werken van Havdn en Beethoven en ook zaJ spelen hel kwar tet van onzen stadgenoot, den Heer Hanni- voort. Verdere gegevens vindt men in de adver tentie van gisterenavond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 13