DE LEIDSCH E PLUIMVEE-TENTOONSTELLING. DE KETTING No. 20519 LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 3 Februari Tweede Blad Anno 1927 FEUILLETON. Onze fotograaf „nam" gistermiddag op de Pluimveetentoonstelling der L. P. V. in de Stadsgehoorzaal nevenstaande kiekjes van bekroonde exemplaren. Links een Columbia-Wyandolte-haan, die onzen fotograaf met een wan trouwend oog gadeslaat; midden: een Papillon-konijn, dat blijkbaar al evenmin veel voor poseeren voelt en rechts een fraaie Bramah-Sussex- haan, die zich zijn waardigheid ten volle bewust toont foto W. Bleuzé, Leldea. NEDERLANDSCHE BANK. N'aar wij vernemen heelt de Nederland- KEbe Bank met ingang van gisteren de vol- ïde wijzigingen in haar tarieven inge- ►rd: ;leening van binnenlandsche effecten is rhoogd van 4 tot 41/* pet. ïleening van buitenlandsche effecten is rhoogd van 41/3 tot 5 pet., terwijl de Voor- lotten in rekening-courant verhoogd zijn 5 tot 5Va pet beleeningen op goederen, het wissel- :onto en het promessendisconto zijn on- rijzigd gebleven. ONTVANGSTEN NED. SPOORWEGEN. De definitieve ontvangsten van Januari tot Sept 1926 bedragen f 124.678.942.13 Egen f 123.249.669.08 over hetzelfde tijdvak En 1925. Er is dus een meerdere ontvangst En 11.429.073.05 over 1926. EEN ELF-CENTEN FONDS. ■Sinds 25 jaar bestond onder het personeel E' Holl. IJ z. Spoorweg Maatschappij een [enaamd- elf-centen fonds, onder den van: Vereeniging tot steun bij overlij- aan weduwen of naaste bloedverwanten bet personeel der Ned. Spoorwegen. Dit ids dat ongeveer uit 4000 leden bestond, vattende ambtenaren en beambten, keer- bij overlijden van een lid f 360 aan de Eeduwe uit, waarvoor ieder lid 10 cents plus leent administratiekosten gaf. iDoor de nieuwe verzekeringswetten en het ledental verminderde, besloot het •fdbestuur om de uitkeering aan de leden verzekeren en de Vereeniging aan een zekeringsbank over te doen. Nu dezer jen deze Vereeniging overgegaan is aan de jLV.-bank (Holl. Algemeene Verzekerings- te Schiedam hebben zich verschillen de leden uit ons land vereenigd om te pro testeeren tegen het besluit van "het Hoofdbe stuur en zullen in verschillende plaatsen van ons land vergaderingen gehouden wor den om het besluit van het Hoofdbestuur ongedaan te maken, DE OPHEFFING DER HUURWETTEN. De heer J. ter Laan heeft aan den Minis ter van Arbeid, Handel en Nijverheid, naar aanleiding van diens antwoord dat over de opheffing der Hourwetlen bij herhaling advies is ingewonnen bij de daarvoor in aanmerking komende gemeenten gevraagd of de minister bereid is mede te deelen: a. aan welke gemeenten en de data waarop advies is gevraagd; b. wanneer het advies bij het Departement is ingekomen; c. de strekking, ieder afzonderlijk, van de ingeko men adviezen. RECHTSGEBIED EN ZETELS KANTONGERECHTEN. Met instemming van de betrokken ge meenten is bij de Tweede Kamer een nota van wijzigingen op het wetsontwerp tot vaststelling, van het rechtsgebied en de ze tels der rechtbanken en kantongerechten, behoorende tot de gerechtshoven te 's-Her- togenbosch, Amsterdam, 's-Gravenhage, Arnhem en Leeuwarden ingediend. De gemeenten Woerden, Zegveld, Riet veld, Berwoutswaarder en Waarder van 't op te heffen kanton Woerden worden over gebracht van het kanton Gouda en het kan ton Alphen naar het kanton Utrecht. DE REGEERINGSPOLITIEK OP HET GEBIED DER VOLKSHUISVESTING. De heer van den Bergh heeft aan den Mi nister van Ajbeid, Handel en Nijverheid, onder aanhaling'van een uitlating van den minister in de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 Decem ber 1926, gevraagd of de minister niet van oordeel is, dat de aangehaalde woordert dui delijk aantoonen, dat de Regeeringspolitiek op het gebied der Volkshuisvesting sedert het verschijnen van de circulaire van 17 Maart 1926 een ietwat ruimeren zin heeft gekregen. Zoo ja, hoe verklaart de minister dan, zoo wordt verder gevraagd, dat in de onlangs verschenen officieuse bekendmaking van de Regeering wordt meegedeeld, dat de circu laire van 17 Maart 1926 „in haar geheel richtsnoer zal zijn" bij de Regeeringspolitiek op dit gebied, zonder dat daarbij van dien ietwat ruimeren zin wordt gewaagd? DE EX-KROONPRINS OP WIERINGEN. Dinsdagavond heeft de ex-kroonprins bij den heer Brul verschillende oude Wieringer- kennissen laten ontbieden, waar hij eenigo uurtjes gezellig met hen heeft geconver seerd. Gistermorgen heeft hij enkele bezoeken te Hippolytushoef afgelegd, o.a. bij notaris v. d. Spek Obreen. Ook heeft hij nog in enkele zaken, waar hij vroeger ook kwam, inkoopen gedaan. Om drie uur is hij na een hartelijk af scheid van den heer en mevr. Kolf naar Haarlem vertrokken, waar hij dineerde bij baron von Pannwitz, vanwaar hij gister avond naar Doorn is teruggekeerd. REGELING VAN BUITENGEWONE VERLOVEN VOOR HET RIJKSPERSONEEL. Het N. v. h. N. behelst de regeling van bui tengewone verloven, door den ininisterraad vastgesteld 29 December 1926 voor burger lijke rijksdiensten, die niet vallen onder de bepalingen van het arbeidsreglement voor werklieden in 's rijks dienst. Zij luidt: 1. Tenzij de belangen van den dienst zich daartegen verzetten, wordt aan een ambtenaar buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend: a. voor de uitoefening van kiesrecht, voor zooveel dit niet in den vrijen tijd kan geschieden of omzetting van dienst niet rho- gelijk is; b. voor het voldoen aan een wettelijke verplichting, tenzij deze is ontstaan door schuld of .nalatigheid van den ambtenaar en voor zooveel het niet in den vrijen tijd kan geschieden of omzetting van dienst niet mogelijk is; c. voor het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of het verrichten van werk zaamheden voor publiekrechtelijke lichamen waarin de ambtenaar is benoemd of gekozen en voor zooveel zulks niet in vrijen tijd kan geschieden; d. voor het bijwonen van algemeene vergaderingen van vakvereenigingen, indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur .be stuurslid eener landelijke vakgroep of afge vaardigde van een afdeeling is, met dien verstande dat van elke afdeeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan twee afgevaardigden tot een maximum van 10 af gevaardigden verlof wordt verleend; e. voor het bijwonen van ten hoogste één bondsraadvergadering aan leden van een bondsraiü, van ten hoogste zes hoofdbe stuursvergaderingen aan leden van het hoofdbestuur en van ten hoogste zes vak- groeps-bcstuursvergaderingen aan bestuurs leden van een landelijke vakgroep, alles per kalenderjaar; f. voor het bijwonen van één algemeene vergadering van de Centrale organisatie, waarbij de vakvereeniging van den ambte naar is aangesloten en hij als vertegenwoor diger van zijn vakvereeniging aan de ver gaderingen deelneemt; f bis. voor 't bijwonen van vergaderingen van Commission van georganiseerd overleg; g. voor gehuwden of voor hen, die een eigen huishouding Tiebben, bij verhuizing in geval van verplaatsing voor twee dagen, zoo noodig te verlengen tot drie en in zeer bij zondere gevallen tot vier dagen en bij ver huizing binnen de standplaats eenmaal per jaar voor één dag; h. voor ongehuwden niet vallende onder g bij verhuizing in geval van verplaatsing één dag; i. bij verplaatsen voor het zoeken van een woning voor ten iioogste twee dagen; j. bij ondertrouw van den ambtenaar voor één dag en bij zijn huwelijk voor vier dagen, zoo dit plaats vindt in de eigen woon plaats en voor zeven dagen, indien het hu welijk plaats vindt buiten de woonplaats; uitgezonderd de huwende vrouwelijke ambtenaar, die irf verband met haar huwe lijk den Staatsdienst moet verlaten; k. bij huwelijk van bloed- en aanver wanten van den eersten en den tweeden graad'voor één dag indien dit huwelijk wordt gesloten in, en voor ten hoogste twee dagen indien het huwelijk wordt gesloten buiten de standplaats van den ambtenaar; 1. bij ernstige ziekte van echtgenoot(e), ouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, stief- en aanbehuwde kinderen; m. bij overlijden van echtgenoot(e), ouders of kinderen steeds vier dagen en van overige bloed- en aanverwanten tot den vier* den graad ingesloten voor ten hoogste één dag; is men bij overlijden van bloed- en aan* verwanten tot den vierden graad ingesloten, belast met de regeling der begrafenis of (en), nalatenschap voor ten hoogste vier dagen; n. bij bevalling van de echtgenoote voot ten hoogste twee dagen; o. bij 25- en 40-jarig ambta- of huwe« lijksjubileum -voor één dag; p. bij Kerkelijke Bevestiging en bij Eer ste Heilige Communie van den ambtenaar, diens kinderen en stiefkinderen voor één dag; 2. Buitengewoon verlof kan bovendien worden verleend in de gevallen, waarin h$, die tot verleening van dat verlof bevoegd is, oordeelt, dat daartoe aanleiding bestaat 3. Behoudens in dringende gevallen moet buitengewoon verlof ten minste vier en twin tig uren tevoren worden aangevraagd bij hem, die dat verlof moet verleenen. Indien de ambtneaar, die niet vooraf een aanvrage daartoe heeft gedaan, afdoende aantoont, dat hij daartoe geen gelegenheid heeft gehad en dat er voor zijn afwezigheid gegronde rede- nen bestonden, wordt deze beschouwd als buitengewoon verlof met behoud van volla bezoldiging 4. Het volgens dit artikel verleend ver-» lof wordt niet in mindering gebracht van hef gewoon verlof, behoudens in de gevallen, voorzien in het tweede lid wanneer zulks door of vanweg Onzen Minister is bepaald, DE TUBERCULOSEBESTRIJDING. Het verslag over 1925 van den hoofd-in« specteur voor de Volksgezondheid, hygiëne van het kind en de tuberculosebestrijding vermeldt, dat het sterftecijfer voor het Rijk 9.86 heeft bedragen, dus nog lager dan het sterftecijfer over 1923, toen dit 10.46 be* droeg. In 1924 was dat cijfer 10.64. On Am* sterdam 9.67, Rotterdam 10.62, den Haag 8.56). Ook de provinciën vertoonen alle een Uit het Duitsch van G. PAPEN DICK. ISLOT. .Werkelijk, Brencken," vertelde Radmitz. 'uist, ik kom haast nooit meer in Berlijn. M'n model-echlgenoot word ik." Die ketting is toch wel van hem en ik her- toer mij hem van vroeger uit zijn familie. plotseling wist hij het: op Botschin, f'i de Ziezow s. daar was het. Een jaar of ;^en of tien geleden was hij daar ingè- fartierd geweest. En op een avond, toen er tfscheidene gasten op het slot waren, droeg vrouw van Ziezow, die toen reeds in de Mig was, een prachtigen, ouden gouden ïtting om den hals. En den volgenden mor to ontdekte Brencken in de Aknengalene, 't iedere vrouw uit het huis Ziezow, die als leesteres op Botschin geleefd had, dezen droeg. De oude Ziezow was toen al ^°dzijn vrouw stierf spoedig daarna. Het roote huis met omgeving kon door de fami- 'e niet behouden worden en ging in andere tonden over Albrecht Ziezow, de eenige >on. moest van het garde-regiment naar de Provincie overgeplaatst worden. l iii' ge' ®renc^en." zeide Radmitz weer, F volgende, „mijn vrouw het hier heerlijk, ik echter niet. Ik ver- lang weer naar het buitenleven." H R, u n 'k beel goed begrijpen." hel cesnrpk i^kr^ m<M Zl]ü jachten bij wenhak j !,venmaar de mooie vrou- in bes L8h »e ettixDg nameD hem 8ehe-' waf hiltkme°revandeZ6lfde zi'n; der ^eelTTn 8 lïï herin?erin2 aog een am Al brer Ivf' 7** paar ^aren 2©leden Ziezow met de tr-oepen naar West-Afrika. Men zeide, dat hij veel schul den had. En Brencken geloofde dit hij kende den man zoo weinig. Doch op een nacht op een langen patrouillemarsch, toen Ziezow en hij naast elkaar op hun mantels lagen in een van die zeldzaam heldere, Afrikaansche sterrennachten, in welke de zielen zich tot elkaar voelen aan getrokken en de harten opengaan, zeide de ander: „Weet je. Brencken, ik ben jarig van daag en ik voel, dat er daarginds in Duilscn- land een vrouw is, die heden aan mij denkt Om haar hals draagt zij onzen familieket ting. Hij is een erfstuk en nog nooit in vreemde handen geweest. Maar hel huis en de rest zijn sedert lang onder vreemden. Waarom zou zij dan ook niet in andere han den overgaan? Op den achterkant staat te lezen: „Aan de liefste vrouw." Daarom gal ik haar den ketting als herinnering. Zij is de vrouw van een ander." Brencken keek plotseling naar Midm Rad mitz. De liefste vrouw, dacht hij. Nu be greep hij, waarom zij geen trouwring dro^, nu de ketting van een ander haar hals sierde 1 Hij keek naar haar man. Wat zou hij van dezen ketting denken? Maar Rad mitz was de man niet, die diep over iels na dacht: hij geloofde misschien aan een sprookje van een erfstuk. Merkwaardig toe val of merkwaardige lotsbestiering: hier zat hij nu aan hetzelfde tafeltje met de vrouw,, voor wie zijn vriend eenmaal zijn vader land verliet. verliet om te vergeten. Radmitz bestelde een glas bier. „Wat is er van Heenisch geworden, Bren cken? Is hij daar nog?" „Gesneuveld." „Mijn hemel, dat wist ik nietl Al lang ge leden?" „Twee jaren." „En Wergemann? „Hij komt het volgend jaar met verlof terug." Mieke Radmitz luisterde opgewekt. „O, ik heb hem ook nog gekend, een al leraardigste man!" En toen vroeg zij plotse ling aan Brencken met een rustige, heldere slem: „Heeft u daarginds Ziezow nog gekend? Hij lag bij de huzaren in M. en is sedert drie of vier jaren in Afrika." Eén oogenblik was Brencken stom van verbazing en schrik. Wat durfde zij vragen? Maar Radmitz lachte goedig: „Mijn vrouw interesseert zich steeds voor hem. Hij heeft haar nogal opvallend het hof gemaakt, maar zij wilde met haar gewone ongenaakbaarheid niets v^n hem welen. Dit heeft hij zich zoo aangetrokken, dat hij zich voor de troepen in Afrika liet inschrijven." „Dat weet je prachtig," zeide de vrouw be rustend. „Ziezow en ik waren langen tijd bij de zelfde compagnie ingelijfd, mevrouw, een kranig officier en een oprechte vriend. Wij hebben voor menig warm vuur te zaraen ge staan." Brencken durfde niet verder spreken. Hij vreesde, dat Mieke Radmitz haar kalmte zou verliezen. Maar zij zag hem vrendelijk en rustig aan: „Blijft Ziezow daar nu nog?" „Ja zeker, mevrouw." Haar oogen keken hem nog steeds aan; zij drongen hem, tegen zijn wil in, te zeg gen: „Het leger verloor veel aan hem. Een jaar geleden heeft hij zijn ontslag genomen en nu is hij heerenboer geworden." „Ach neen," zeide Radmitz. „De laatst overgeblevene Ziezow een heerenboer!" Toen zwegen zij. Radmitz keek naar een aardig meisje, dat voorbij ging. Brencken luisterde ^iar de mu ziek en neuriede de melodie mede. zonder het zelf te weten. In zijn obren klonken nog steeds de woorden, die hij zooeven gespro ken had. Waren deze nu zoo bijzonder? „Hij nam zijn ontslag en werd heerenboer." Dat gebeurde toch wel meer. Maar voor de vrouw tegenover hem was dit het einde l Hij komt nooit meer terug.... Iels was er wat Brencken vreesde: Vrouwenoogen, die behoefte hebben te schreien en niet durven. Hij keek den tuin in, bestudeerde do lantaarnpalen. Als ik haar maar niet be hoefde aan te kijkenI dacht hij. En toch deed hij het. En op hetzelfde oogenblik zeide Mieke Radmitz tot haar man met dezelfde rul lige, vriendelijke stem van daareven: „Wat wordt er eigenlijk gespeeld, Hei.no?" „Ik weet het niet, lieveling." „Vraag het eens.7 „Kellner, wat wordt er gespeeld?" Maar de kellner trok slechts zijn schou ders op in 't voorbijgaan. „Ga het eens informeeren, Heinol" „Brencken, weet jij het niet?" „Neen, ik ken dit niet. Het is zeker moderne muziek." Toen~ stond Radmitz gehoorzaam op. Brencken was met de vrouw alleen en zij bewaarde het -stilzwijgen. Wat zal er nu gebeuren? dacht hij. Vooi wie speelt zij komedie? Voor haar man, voor mij of voor dengene in Afrika? Maar hij zelf zeide ook niets; hij oefende ge duld. Radmitz stond een eind verder met een ouden heer te praten. Wanneer hij een maal begon, dan was het einde dikwijls moeilijk te vinden. Brencken speelde met zijn wandelstok. Misschien was het maar spel van deze vrouw, had zij geen recht dezen ketting te dragen. Hij keek op. En toen zag hij toch dat gene, wat hem steeds vrees inboezemde: Vrouwenoogen, die trachtten tranen te ver bergen. En nu besefte hij het: de man daar ginds had zich vrijgemaakt van datgene, dat hem dreigde te binden, en hij was daarin geslaafd, zooals mannen nu een maal altijd slagen, met alles, wat zich liefde noemt. Hij begon daarginds een nieuw leven, heehtte weh vast op vreem den grond. Wat eenmaal het lot heette, werd nu herinnering. De vrouw droeg echter altijd nog den ketting. En zij zou te gronde gaan, als men dien haar ontnam. Er zijn vrouwen, dis van de trouw levenzelfs wanneer er geen reden m£er voor is. Brencken boog zich naar haar toe: „Mevrouw, ik zou u gaarne iets willen zeggen." Zij keek hem aan, zacht en smeekend. Brencken begon te spreken en de vrouw tegenover hem luisterde gratig naar zijn diepe, warme stem. En hij loog Hij. die tot nu toe nooit, in welk geval hij ook ge* weest was, tot leugen zijn toevlucht geno* men had, loog uit medelijden voor de ont* roerende trouw van deze vrouw. „Toen ik uit Afrika vertrok, was er een, die bleef en tot mij zeideAls ge in Duitschland de vrouw ontmoet, die mijn ketting draagt, moet ge haar zeggen, dezen altijd te blijven dragen tot het einde van haar leven. Zij zal steeds de mijne blijven, al brengt het leven ons misschien nooit meer bij elkaar." Mieke Radmitz luisterde en lachte goed- geloovig als een kind, dat men gouden ber* gen belooft. „Ik dank u zeer," zeide zij zacht, „il: wist het wel." Toen zwegen zij beiden weer. Brencken dacht aan den andere: Ge zult mij dezen leugen wel vergeven, bests vriend! De violen zwegen, de muziek was uit Radmitz kwam de trappen af en liet zich cp een stoel vallen: „Onze vriend Vorandt doet je zijn har telijke groeten. Mieke. Hij vindt het niet vriendelijk van ons. dat wij morgen al vertrekken. O, en wat zij speelden was ..Tiefland"."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5