DE SPOORWEGRAMP BIJ „DE VINK".
GELDKONINGEN.
No. 20505
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 Januari
Tweede Blad Anno 1927
Het Verslag van de Commissie-Kraus.
FEUILLETON.
RECLAME.
6795
SI NAASAPPEL- FQAM BOZEN - ANANAS - CITROEN
kan teweegbrengen, dal dit, als het uit
versch grind bestaat en nog mul is, zou
worden weggeperst en ineenzakken. Hier
van rijn der- commissie geen voorbeelden
bekend en, hoewel, zooals zal blijken, de
toestand van het ballastbed geenszins aan
hooge eisehen van vastheid voldeed, die toe
stand was, naar de Commissie meent, niet
zoodanig, dat de geuite onderstelling aan
nemelijk is.
Het laat zich hooren, dat voor het uit het
spoor vliegen van een voertuig te eer ge
vaar bestaat, wanneer over een flinke
lengte putten zich op onderling gelijke af
standen mochten voordoen, waarbij ook nog
verondersteld zou kunnen worden, dat iets
dergelijks met aanwezige schiftslagen het
geval was. Dan toch zou een vaartuig daar
van nadeelige werking kunnen ondervinden,
en wel wanneer het tempo van do samen
gestelde slingerbeweging, waarin het door
de baan v rd gebracht, resonneeren mocht
met den l gen schommel lijd van dat voer
tuig. liet spreekt, zegt de commissie, van
zelf, dat de voorwaarden voor oen dergelijke
coïncidentie in een willekeurig ballastbed,
waaraan van de zijde der Nederlandsche
Spoorwegen wel eenigo beteekenis schijnt Ie
zijn gehecht, bezwaarlijk aanwezig kunnen
worden gedacht. De 'daarbij veronderstelde
talrijkheid van putten en schiftslagen zou
in ieder geval wijzen op een gebrekkigen
toestand van dem weg.
Blijkens het voorgaande vallen de oorza
ken van ontsporing, die men zich huiten de
baan kan denken, alle weg. Daaruit isreed9
af te leiden, dat de oorzaak van het ongeval
gezocht moet worden in den toestand waar
in de baan heeft verkeerd. De onregelmatig
heden. die voor en achter de plaats van het
ongeval in de ligging van liet spoor zijn
waargenomen en die erop wijzen, dat aan
het onderhoud niet de .bijzondere zorg was
besteed, welke de omstandigheden ver-
eischten, de klachten en verklaringen van
rijdend personeel over de-ligging van het
spoor en de bezwaren, cloor vele reizigers
ondervonden, maken het verder aanneme
lijk, dat in den toestand van den weg de
oorzaak lag.
Door al holgcne. wat der Commissie hier
omtrent verder gebleken is. wordt boven
staande gevolgtrekking volkomen bevestigd.
De algemeene toestand van den weg.
Het oude ballastbed van de Hollandsche
Spoor, oorspronkelijk enkel zan^met grind
gedekt, liet onvoldoende water door en vol
deed daardoor reeds lang niet meer aan de
tegenwoordige eisehen.
De weg lag, volgöas getuigenis van vele
machinisten, minde.r goeJ dan elders, hetgeen
na de mdienstetelling van de zwaardere loco
motieven nog me?r dan vroeger werd
ervaren.
Verbetering van het ballastbed w^rd een
dringende eisch, ook met het oog op de in
uitzicht staande electrificatie met daaraan
to paren grootere treinsn-jlheid. T\>t cieze
verbetering werd' in 1926 overgegaan.
Vernieuwing van het ballastbed.
Sinds geruimen t#l betrekken di Nederl.
Sjioorwegen e:n groot dool van den noodig?.n
ballast uit een eigen grinderij te Linne een
de Maas.
Het grind is in het algemeen van goede
hoedanigheid.
Dij haar bezoek aan de plaats van het
ongeval kreeg de commissie den onmisken-
baren indruk, dat bet grind, dat daar om
gewoeld verspreid hg, z?er veel grof
bcoatte.
Om tor plaatse, waar het grind moest
wrrden verwerkt, genoegzaam voorraad bq
de hand te hebben, werd het op het bmn-
vak SchiedamDe Vink aangevoerde grind
geborgen in sleuven, die, veelal over een
lengte van 200 M., tusschen de beide sporen
van de baan te voren werden gegraven.
Nimmer werd aan belde sporen tegelijk
geverkt Gebruikelijk was, dat de sleuven
een bresdte verkregen, soms nog.iets grooter
over den afstand tusschen de koppen van
de dwarsliggers der beide sporen, en een
diepte, gaande tot ongeveer 60 cM. onder
de i bovenkant van de dwarsliggers. Boven
dien werd re«eds do oude ballast tusschen
de dwarsliggers tot aan den onderkant, en
wel eens dieper, gootsg^wyza wegge graven
en uit de baan verwijderd. Dit ontgraven
geschiedde den dag, voorafgaand© aan dien,
waarop, heol in d© vroegte, de bal last trein
op hei andere spoor zou komen. Het is dan
echter voorgekomen, dat dez3 trein zich
dagen en zelfs wc-ken liet wachten t-n de
baan toch. zonder beperking van de snelheid,
bereden bleef. Hierbij kan het gebeuren,
dat, door de trilling-en der treinen en ook
door ongunstige weersgesteldheid, de geul-
wand onder do uiteinden der dwarsliggors
afkalfde ten koste van de vaste ligging van
het spoor.
Als 's morgens vroeg, vaak tusschen 3
en 4 uur, de trein met grind aankwam, werd
dit met de schop in de geul gelost. De
geul zelf kon al het grind niet bevatten,
zoodat dit met een kop daarboven kwam te
liggen. Bij dat dossen kwam ook wal grind
terecht tusschen de spoorstaven, ook wel
op de rails van beide sporen. Het was dan
de plicht van de ploeg, dit grind van do
ra ik behoorlijk ai te schuiven, voordat een
trein passeerde. Uit de gebeurtenissen is
ai te leiden, dat zulks meermalen niet met
de noodige zorg is geschied.
Onmiddellijk werd nu het grind in het
spoor gebracht. Gebleken is, dat somtijds
meerdere dwarsliggers daarbij t-gelijk ont
graven werden, hetgeen alleen het geval
mag zijn met 2 opeenvolgende dwarsliggers.
Twee omstandigheden hebben het werk der
vernieuwing, zoo gaat de commissie voort,
na een beschrijving van de wijze van ver
werking van het grind in de spoorbaan te
hebben gegeven, op nadeelige wijze be-
invloed.
Een spoor werd over tweehonderd meter
tegelijk onderhanden genomen. De daarvoor
vereischt© hoeveelheid grind kwam overeen
met de lading van een grindtrein. Het be
schikbare werkvolk werd zoo goed mogeiijk
verdeeld in elf groepen van vijf man, en
elke groep belast met het werk in cen
vak, over d© lengte van een spoorstaaf
va. 18 M. Zoodra iru een groep klaar was,
kon zij gaan rusten, totdat ook de laatste
groep haar taak had afgedaan. Ei* was dus
een soort premie op snel werken, hetgeen
gemakkelijk aanleiding gaf tot wedijver
tdsschen de ploegen, terwjjl ook nog in
Thans is het verslag van de commissie
van onderzoek inzake de ontsporing van
trein 218 der Ned. Spoorwegen nabij De
"Vink tusschen Voorschoten en Leiden,
welke ontsporing plaats had op 9 Septem
ber 1926, verschenen.
De commissie bestond uit de heeren:
prof. dr. ir. J. Kraus. oud-minister van Wa
terstaat en voorzitter van den Raad van
Beheer der Ned.-Indische%' Spoorwegmaat
schappij te 's-Gravenhage, als voorzitter,
prof. rar. E. M. Meyers, hoogleeraar aan de
Rijksuniversiteit te Leiden en ir. A. H. W.
van der Vegt, hoofdinspecteur-generaal der
Spoor- en Tramwegen, te 's-Gravenhage,
als leden en ir. D. Verhoop, rijks-hoofd
ingenieur voor de spoorwegen, te 's-Gra
venhage. als secretaris.
Aan het meer dan 200 pagina's folio
groote rapport, waarvan 178 pagina's zijn
gewijd aan de stenografische verslagen der
gehouden openbare verhooren, is het vol
gende ontleend:
Waarschijnlijke toedracht
van het ongeval.
De kenleekenen van ontsporing zijn aan
geduid op een als bijlage aan het rapport
toegevoegde siluaticteekening, welke ken-
teekenen na het ongeval aan den boven
bouw tusschen K.M. 48.825 en K.M. 48 831
zijn waargenomen. Verderop waren, toen de
opneming vanwege de Commissie kon ge
schieden, spoor en ballastbed totaal ver
woest, of wel was de bovenbouw reeds ge
deeltelijk opgeruimd en vernieuwd, zoodat
de oorspronkelijke toestand niet meer in
teekening. was te brengen.
In de eerste plaats werd waargenomen
een moet van ruim 6 M. lengte over den
kop van de spoorstaaf 1), welke moet loopt
van den binnenkant naar den buitenkont
over den kop van deze spoorstaaf en waar
bij zich aansluit een afzetting van smeer
en stof tegen het buitenvlak van dien kop.
Voorts zijn beschadigingen of breuken,
kennelijk veroorzaakt door de wielen .van
een ontspoorde as, waargenomen aan de
klerïistoelen, waarmede de rails op de hou
ten dwarsliggers zijn bevestigd, of aan de-
zelver onderdeden; alsmede inkervingen
op de dwarsliggers, welke door wiel flensen
moeten zijn veroorzaakt.
Als men de beschadigingen en inker
vingen in de richting van de treinbeweging
volgt, ontwaart men, zegt de commissie,
dat de ontspoorde as een horizontaal slin
gerende beweging moet hebben gehad. De
lommissie werkt dit gegeven nader uit en
schetst vervolgens den toestand van dén
ontredderden bovenbouw, zoomede de si
tuatie van het rollend materieel, zooals zij
die na de ontsporing bevond.
Zij meent op grond daarvan, dat de loco
motief of de tender, of beide, kort na elkan
der, het eerst moeten ziin ontspoord, tenzij
men mocht veronderstellen, dat een plotse
ling aanzetten der remmen op zichzelf vol
doende zou zijn geweest om de opstuwende
kracht, die het ongeval heeft teweegge
bracht, op te wekken. Dit laatste is echter
volgens de commissie niet goed aan te ne
men, omdat de remmen niet enkel op loco
motief en tender, maar onmiddellijk, al
thans binnen een enkele seeunde op den
geheelen trein haar invloed doen gelden,
terwijl ook de machinist verklaard heeft,
dat hij de locomotief eerst hevig voelde
schommelen, vervolgens tusschen locomo
tief en tender een knal hoorde, den indruk
kreeg, dal de tender ontspoorde en daarna
pas zoo krachtig mogelijk is gaan remmen.
Nog verschillende andere teekenen wijzen
erop. dat van de twee voertuigen de tender,
en daarvan de voorste as, het eerst is ont-
1) Waar in het verslag van rechts en
links wordt gesproken of van voor en ach
ter. gelden deze aanduidingen voor iemand,
die zich plaatst met het gelaat in de rich
ting var» voortbeweging van den trein. Ver
der wordt aangeteekend. dat onder afgaand
spoor wnrdt verstaan het spoor in de rich
ting RotterdamAmsterdam, waarop trein
218 ontspoorde, en onder opgaand spoor dat
in de richting AmsterdamRotterdam.
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van E PHILIPS OPPENHEIM
-door
W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
43)
„Het doet me genoegen, u weer te ont
moeten, mijnheer Duge," zei deze. „Ik denk
dat u het wel vergelen zult zijn, maar wij
waren eens samen op een banket in New
York zoowat vier jaar geleden
„Ik herinner het me heel goed," ant
woordde Phineas. Het was een saaie ge
schiedenis, maar we praatten over de Azia
tische quaestie en amuseerden ons daarmee.
U ziet dat alles, wat ik toen gezegd heb, is
uit gekomen.
Deane glimlachte.
„Dat. zeggen ze, is met u altijd het ge
val." antwoordde hij. „Duge de onfeilbare"
heb ik u eens door een effecten-makelaar
hooren noemen."
„Nu," zei Duge. „als ik mij uw politiek
goed herinner, en ik geloof wel, dal ik dat
doe. dan gaat u proheeren mij die betiteling
af te nemen. U hoort immers bij degenen,
die zich opgeworpen hebben, om den stroom
te doen keeren?"
i Deane schudde wat stijfjes het hoofd
„In diplomatieken dienst doen we niet aan
politiek." zei hij.
..Misschien komt u er toch wel eens mee
in aanraking." mompelde Duge. „Ik zou,
bijvoorbeeld, graag willen weten, welken
spoord, en volgens de commissie is enkel
in het ontsporen van die as de oorzaak van
het onheil gelegen geweest.
Een abnormale laschverbinding?
Zooals destijds is gepubliceerd, heeft een
der reizigers van den verongelukten trein
verklaart, dat hij twee laschplaten heeft ge
zien, korte en vlakke laschplaten met vier
bouten, van ander type dan die. welke
overal elders, ook bij de correspondeerende
lasch van het andere, in casu het linker- of
binnenbeen van hetzelfde spoor, werden
aangetroffen. Deze getuige had den indruk
gekregen, dat het verbreken der lascïiver
binding en het opbuigen van de rail ver
oorzaakt zou zijn door een vorigen trein en
dat trein 218 dientengevolge zou zijn ont
spoord.
Het breken van een laschverbinding, ge
paard met het opbuigen van een der spoor
slaafeinden, zooals door dien reiziger is
beschreven, zou aldus de commissie
kwalijk anders kunnen zijn ontstaan dan
door een zeer hevigen klap of stoot van een
trein. Zoodanig onderdeel van een trein zou
alleen dan met een laschplaat in aanraking
hebbeD kunnen komen, indien reeds een
ontsporing had plaats gehad, wat met geen
voorgaanden trein het geval is geweest. En
ook als wordt aangenomen, dat het be
schreven defect aan het rechter spoorbeen
reeds zou hebben bestaan, toen trein 218
naderde, zou daarin nog geen aannemelijke
oorzaak voor ontsporing van dien trein
kunnen worden gevonden. Het ligt dan ook
voor de hand, een verbroken laschverbin
ding, als door den reiziger beschreven, op
rekening van de ontsporing van trein 218
te stellen.
De commissie komt te dezer zake tot de
slotsom, dat de reiziger zich moet hebben
vergist, toen hij meende vreemde laschpla
ten en een opgebogen spoorstaaf op de door
hen aangegeven plaats te hebben gezien.
Vermoedelijk heeft zijn waarneming be
trekking op het door het déraillement om
gewoelde gedeelte der baan. zoodat zijn
mededeeling naar het oordeel der commis
sie van geen belang is voor het vaststellen
van de oorzaak van het ongeval.
De oorzaak.
Dat moedwil in- het spel zou zijn, daarom
trent bestaat volgens de commissie gecner-
lei aanwijzing.
Vele malen ligt de oorzaak van een ont
sporing in het rollend materieel: asbreuken,
afslijting van wiel flensen, breuken van vee-
ren of van andere deelen van de onderstel
len van de trekvoertuigen of van wagens en
rijtuigen enz.: bij goederentreinen kan de
oorzaak ook gelegen zijn in ondoelmatige
belading. Van al deze oorzaken is in het
onderhavige geval geen spoor te vinden ge
weest.
Bij de openbare verhooren 'en ook in brie
ven, die de Commissie hebben bereikt, is de
vraag ter sprake gekomen of, tengevolge
van bijzondere geaardheid van den onder
grond, de bodem onder den spoorweg had
kunnen inzinken: wellen, die bij het plaat
sen van palen of masten langs de baan,
zouden kunnen zijn aangeboord; indringing
van het in den loop van jaren op de kruis
punten van dwarsliggers en spoorstaven
aangestampt grind in een min of meer
vasten bodem, zoo lang tot het grind een
slappe laag zou hebben bereikt, waarin het
plotseling zou zijn weggezonken, of iets der
gelijks.
Er bestaat echter geen enkele aanwijzing
voor de gegrondheid van zoodanige vermoe
dens, reden waarom ook van een speciaal
bodem-onderzoek ter plaatse is afgezien.
Evenmin kan de oorzaak zijn gelegen in
z g. temperatuurspatten, daar tusschen de
uiteinden 'der rails behoorlijke voegruimte
voor de vrije uitzetting aanwezig was en
daar bij het herstellen van den weg is ge
bleken, dat tusschen de uiteinden van de
gaaf gebleven spoorstaven de nieuwe spoor
staven zonder inkorting nauwkeurig pasten.
De vraag is gesteld, of plotseling remmen
niet een zondanige vermeerdering van druk
van de voorste assen der voertuigen op den
bovenbouw en dus ook op het ballastbed
raad u van plan bent Norris Vine te geven
aangaande de publicatie van een zeker
stuk, dat in zijn bezit is."
Deane's gezicht betrok
„Ik ben bang," zei hij. „dat ik u op die
vraag geen antwoord kan geven."
„Indien u hem raad geeft, in welke rich
ting dan ook, handelt u in strijd met uw
eigen verklaring, dat er in de diplomatie
geen plaats is voor politiek. Uw raad zal uit
maken voor welke zijde u partij kiest."
,.lk heb nog geen enkel advies gegeven."
antwoordde Deane.
„En u moet het ook niet doen." zei Phi
neas Duge vriendelijk genoeg. „Het is heele-
maal uw zaak niet, mijnheer Deane. Ik
twijfel niet aan uw kunde je uw 'scherp
zinnigheid, zelfs niet aan uw gezond ver
stand. maar alle drie zijn academisch. Zij
houden geen direct verband met de dingen
m het werkelijke leven. Rijkdom i9 één van
<b"' rnachten, waar een krachtige hand voor
vereischt wordt; een stroom, dien men mo
gelijk kan afleiden, maar niet kan keeren.
Ik zou u dit willen zeggen, mijnheer Deane,
dat, als u Norris Vine raad geeft, u hem
moet zien te bewegen, dat stuk te verbran
den of terug te geven aan dengeen van wien
het gestolen is.
„Ik ben bang," mijnheer Duge," zei de
gezant. ..dat ik u niet het gezag kan toeken
nen. dat het gebruik van 't woordje moet
rechtvaardigt. Het is mijn gewoonte om ie
doen wat mij recht en billijk lijkt."
Phineas Duge knikte.
„Ik wil u alleen herinneren, mijnheer
Deane. zei hij. „aan het geval, dat leidde
tot de terugroeping van onze gezanten in
Lissabon. Parijs en Weenen. Ik ben niet
trotsch op de macht die ik ongetwijfeld in de
holle van mijn rechterhand houd. Aan dea
anderen kant zou ik een dwaas zijn, als ik
u in een tijd als deze niet aan die dingen
herinnerde. Ik vroeg u alleen om onzijdig te
blijven. Op die manier bespaart u uzelf last
en als u mocht denken dat hot klimaat van
Parijs u of mevrouw Deane beter zou voe
gen, dan is het maar een quaestie van
enkele maanden maar u moet in de
andere richting advisceren."
De gezant was blijkbaar niet op zijn ge
mak. Duge zag zijn verwarring en haastte
zich verder^te spreken.
„Ik vraag u geen antwoord, mijnheer
Deane," zei hij. „vraag zelfs niet naar uw
meening. Ik heb alles gezegd, waar ik voor
kwam. 'Afgescheiden van het belang, dat
ikzelf bij de zaak heb. kan ik u verklaren
als een man. die alles even duidelijk ziet a's
zijn buurman, dat u er geen goed maar heel
veel kwaad mee sticht door Norris Vine !e
raden, die mannen aan de bespotting en ver
achting van de wereld prijs te geven. Hij zou
misschien een oplaag van een millioen van
zijn krant verkoopen. maar hij zou zich een
vijandschap op den hals halen, die ten slotte
zijn ondergang zou zijn. Mevrouw Deane
maakt het, hoop ik, goed?"
„Zij maakt hel uitstekend," antwoordde
de gezant. „Wat kan ik voor u doen, zoo
lang u hier bent? U weet zeker wel. dat
aan elk verlangen van u voldaan kan wor
den, want u vertezenwoordigt hier een on
gekroond koningschap. Wilt u aan het hof
gepresenteerd worden?"
„Ik niet," antwoordde Duge. „Ik ben'glen
man van zulke dingen. Er was nog een
vraag, die ik u wilde doen. Ik heb een
nichtje, dat hier kwam voor een dwaze
onderneming, juffrouw Virginia Longworlh
Hebt u ook iets van haar gezien of ge
hoord?"
„Niets," antwoordde de gezant; „dat ts
te zeggen niets persoonlijks. Ik zal er mijn
secretaris naar vragen."
Hij verliet voor enkele minuten de kamer
en kwam terug, het hoofd schuddend.
„Er is niets over haar bekend," ver
klaarde hij.
„Indien zij zich hier mocht vervoegen,"
zei Duge, opstaande en zijn handschoenen
aantrekkend, „wees haar dan in elk opzicht
van dienst en zend mij onmiddellijk be
richt. Zij kon wel gebrek aan geld krijgen."
vervolgde hij. „U kunt haar elke som. die zij
vraagt, voorschieten, ik hen er goed voor.'
Phineas wandelde naar buiten in h>*
zonlichl en reed weg in zijn auto. Was 't het
sterke licht, vroeg hij zich af. de geur van
de bloemen, de kenteekenen overal van een
gemakkelijker en minder ingespannen le
ven. die oorzaag waren van een zekere ge
druktheid. een vermindering van belangste'-
ling. die hij dien middag ongetwijfeld voelde,
terwijl hij naar zijn hotel terug reed. Als hij
later zijn gedachten weer had kunnen op
roepen. zou hij zc bespol hebben, zooals een
volwassene zou lachen bij het zien van het
speelgoed van een idioot. Toch is het een
feit, dat hij in gedachte dp leege plaats naast
zich meer dan eens ingenomen zag gedu
rende zijn korte rit. Hij keek in hel gelaat
van de vrouwen pn meisjes, die langs hem
gingen met een soort gretige belangstelling,
alsof hij verwachtte een bekend gezicht
onder haar te vinden, een bleek, smal ga
laat. met trillende lippen en schitterende,
smeekende oogen oogen, die den laatsten
tijd meer keeren in zijn gedachten waren
gekomen, dan hij zou willen bekennen.
„'I Is die verduivelde reis!" zei hij bi] j
zichzelf, toen hij uit de auto stapte en h«»t
hotel binnen ging. ,/t Is niet mogeiijk aan
elk© ploeg op zichzelf, doordat de voor-
gravers onwillekeurig het tempo van wer
ken aangaven, gevaar bestond voor ever-
ha ast© inbronging van den ballast
Een tweede ongunstige omstandigheid is
te vinden in de verhouding van meer en
minder geschoold personeel in de ploegen.
Van de vijf man was er één vast en waren
er vier los aangenomen. Indien in elke groep
de vaste man, die als voorwerker optreedt
behoorlijk geschoold is. een behoorlijk ont
wikkeld verantwoordelijkheidsgevoel heeft
en bovendien gezag weet te doen gelden, be
hoeft dio verhouding nog geen bezwaar op
te leveren. Het is echter moeilijk aan te
nemen, dat alle vaste ploegarbeiders aan
die voorwaarden genoegzaam voldoen.
De toestand van de banen op 9 September
boudt ontegenzeggelijk verband met de wijze
waarop daarin het ballastbed is vernieuwd,
ook al was het op den dag van het ongeval
reeds een maand geleden, dat de nieuwe
ballast daarin werd aangebracht.
De commissie aarzelt niet bepaaldelijk de
tusschpn Schiedam en Leiden gevolgde
werkwijze, zonder het nemen van bijzon
dere voorzorgen, gevaarlijk te noemen voor
het snelverkeer. Reeds de wijze waarop het
voorbereidende werk is verricht, met name
het uilgraven van diepe sleuven over aan
zienlijke lengte die bijwijlen dagen, weker,
achtereen, wanneer zij nog niet met den in
het spoor tegen zijdeling9 uitwijken schade
lijk hebben kunnen beïnvloed was bedenke
lijk. Zij wettigt de vraag of de leiders zich
wel behoorlijk bewust zijn geweest van hun
verantwoordelijkheid. Ook bad het verwij
deren, tegen de instructies in, van zooveel
ouden ballast uit het spoor, dat drie. vier en
wellicht nóg moor opeenvolgende dwarslig
gers tegelijk eiken steun verloren, door in
tensief toezicht ten strengste moeten zijn
tegengegaan. De geaardheid van het. gebe
zigde ballastmateriaal vereischt groote zorg
bij het onderstoppen der dwarsliggers Deze
is niet altijd naar behooren betracht Voor
veel van het losse werkvolk was de arbeid
vreemd Hoewel gemakkelijk aan te leerpn,
verlangde dp arbeid in de baan behoorlijk
geschoolde leiding en veelvuldig toezicht
Slechts daardoor had een tekort aan vak
kennis en* aan verantwoordelijkheidsgevoel
kunnen worden aangevuld
Aan het epn en aan hpt ander heeft het
ontbrokpn en daarin stak een bron van
gevaar
Naar het oordeel der Commissie is er
mede te weinig gelet op de snelheid, welke
werd toegelaten op hef vernieuwde baanvak.
Immers het is gewoonte geweest, om door
het plaatsen van A en E borden do snel
heid der treinen op hef spoor, waar gewerkt
werd, te beperken, en wel tot 30 KM ppt
uur. zulks enkel gedurende de uren dat
daar gewerkt werd en als dp laatste richting
en schifting was afgeloopen. de volle trein-
snelheid. welkp voor sommige treinen 90
K.M. bedraagt, weder toe te laten.
Aangeteekend wordt, dat kort nadat het
ongeval heeft plaats gehad, dp mavimiim
snelheid over het traject Schiedaml eiden
voorloonig tot 75 K M ?Q beperkt en dat deze
beperking nog bestaat Hierdoor is de leven
de kracht van de snelst rijdende treinen
behoorlijke dingen te denken, als er geen
marconigrammen zijn."
Hij kocht een sigaar aan het stalletje en
ging toen kijken naar de beursnoteeringen.
Het was een drukke middag en de berichten
uit Amerika kwamen snel achter elkaar Hij
knikte, terwijl hij zich afwendde. Weiss en
de anderen waren door schade en schande
wijs geworden. Zij hielden zich nu ten
minste aan de afspraak.
HOOFDSTUK XVI.
In de ral.
Phineas Duge trok zorgvuldig zijn hand
schoenen uit en legde ze in zijn hoed Hij
weigerde echter een stoel en bleef staan
voor den man, dien hij was komen bezoe
ken.
„Ik kan me werkelijk niet begrijpen, mijn
heer Duge." zei Vine, „wat u hier komt
doen. Onze vroegere relaties waren nu ni-t
van zoo aangenamen aard. dat ze een be
zoek van u verklaren.
„Ik wil toegeven." zei Phineas Duge ko'il,
„dat ik niet het minste belang in u stel.
Maar desondanks zijn er een paar dingen,
die mij tot een bezoek nopen, in zoover een
gesprek van een paar minuten aanspraak
op dien naam kan maken. In de eerste
plaats wil ik weten, of u gebruik zult maken
van het stuk. dat mijn dochter stal en dat u
zoo laag was van haar aan te nemen. In de
tweede plaats wil ik weten, wat of hoeveel
u in ruil verlangt voor dat stuk. En ten
derde wil ik weten, wat u gedaan hebt m=t
mijn nichtje Virginia Longworth
„Uw nichtje Virginia Longworth?" her-
i haalde Norris Vine nadenkend, „spreekt u
in ernst, mijnheer?"
„In volkomen ernst," antwoordde Duge.
(Wordt vervolgd.)