DE SPOORWEGRAMP BIJ „DE VINK". GELDKONINGEN. No. 20505 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 18 Januari Tweede Blad Anno 1927 Het Verslag van de Commissie-Kraus. FEUILLETON. RECLAME. 6795 SI NAASAPPEL- FQAM BOZEN - ANANAS - CITROEN kan teweegbrengen, dal dit, als het uit versch grind bestaat en nog mul is, zou worden weggeperst en ineenzakken. Hier van rijn der- commissie geen voorbeelden bekend en, hoewel, zooals zal blijken, de toestand van het ballastbed geenszins aan hooge eisehen van vastheid voldeed, die toe stand was, naar de Commissie meent, niet zoodanig, dat de geuite onderstelling aan nemelijk is. Het laat zich hooren, dat voor het uit het spoor vliegen van een voertuig te eer ge vaar bestaat, wanneer over een flinke lengte putten zich op onderling gelijke af standen mochten voordoen, waarbij ook nog verondersteld zou kunnen worden, dat iets dergelijks met aanwezige schiftslagen het geval was. Dan toch zou een vaartuig daar van nadeelige werking kunnen ondervinden, en wel wanneer het tempo van do samen gestelde slingerbeweging, waarin het door de baan v rd gebracht, resonneeren mocht met den l gen schommel lijd van dat voer tuig. liet spreekt, zegt de commissie, van zelf, dat de voorwaarden voor oen dergelijke coïncidentie in een willekeurig ballastbed, waaraan van de zijde der Nederlandsche Spoorwegen wel eenigo beteekenis schijnt Ie zijn gehecht, bezwaarlijk aanwezig kunnen worden gedacht. De 'daarbij veronderstelde talrijkheid van putten en schiftslagen zou in ieder geval wijzen op een gebrekkigen toestand van dem weg. Blijkens het voorgaande vallen de oorza ken van ontsporing, die men zich huiten de baan kan denken, alle weg. Daaruit isreed9 af te leiden, dat de oorzaak van het ongeval gezocht moet worden in den toestand waar in de baan heeft verkeerd. De onregelmatig heden. die voor en achter de plaats van het ongeval in de ligging van liet spoor zijn waargenomen en die erop wijzen, dat aan het onderhoud niet de .bijzondere zorg was besteed, welke de omstandigheden ver- eischten, de klachten en verklaringen van rijdend personeel over de-ligging van het spoor en de bezwaren, cloor vele reizigers ondervonden, maken het verder aanneme lijk, dat in den toestand van den weg de oorzaak lag. Door al holgcne. wat der Commissie hier omtrent verder gebleken is. wordt boven staande gevolgtrekking volkomen bevestigd. De algemeene toestand van den weg. Het oude ballastbed van de Hollandsche Spoor, oorspronkelijk enkel zan^met grind gedekt, liet onvoldoende water door en vol deed daardoor reeds lang niet meer aan de tegenwoordige eisehen. De weg lag, volgöas getuigenis van vele machinisten, minde.r goeJ dan elders, hetgeen na de mdienstetelling van de zwaardere loco motieven nog me?r dan vroeger werd ervaren. Verbetering van het ballastbed w^rd een dringende eisch, ook met het oog op de in uitzicht staande electrificatie met daaraan to paren grootere treinsn-jlheid. T\>t cieze verbetering werd' in 1926 overgegaan. Vernieuwing van het ballastbed. Sinds geruimen t#l betrekken di Nederl. Sjioorwegen e:n groot dool van den noodig?.n ballast uit een eigen grinderij te Linne een de Maas. Het grind is in het algemeen van goede hoedanigheid. Dij haar bezoek aan de plaats van het ongeval kreeg de commissie den onmisken- baren indruk, dat bet grind, dat daar om gewoeld verspreid hg, z?er veel grof bcoatte. Om tor plaatse, waar het grind moest wrrden verwerkt, genoegzaam voorraad bq de hand te hebben, werd het op het bmn- vak SchiedamDe Vink aangevoerde grind geborgen in sleuven, die, veelal over een lengte van 200 M., tusschen de beide sporen van de baan te voren werden gegraven. Nimmer werd aan belde sporen tegelijk geverkt Gebruikelijk was, dat de sleuven een bresdte verkregen, soms nog.iets grooter over den afstand tusschen de koppen van de dwarsliggers der beide sporen, en een diepte, gaande tot ongeveer 60 cM. onder de i bovenkant van de dwarsliggers. Boven dien werd re«eds do oude ballast tusschen de dwarsliggers tot aan den onderkant, en wel eens dieper, gootsg^wyza wegge graven en uit de baan verwijderd. Dit ontgraven geschiedde den dag, voorafgaand© aan dien, waarop, heol in d© vroegte, de bal last trein op hei andere spoor zou komen. Het is dan echter voorgekomen, dat dez3 trein zich dagen en zelfs wc-ken liet wachten t-n de baan toch. zonder beperking van de snelheid, bereden bleef. Hierbij kan het gebeuren, dat, door de trilling-en der treinen en ook door ongunstige weersgesteldheid, de geul- wand onder do uiteinden der dwarsliggors afkalfde ten koste van de vaste ligging van het spoor. Als 's morgens vroeg, vaak tusschen 3 en 4 uur, de trein met grind aankwam, werd dit met de schop in de geul gelost. De geul zelf kon al het grind niet bevatten, zoodat dit met een kop daarboven kwam te liggen. Bij dat dossen kwam ook wal grind terecht tusschen de spoorstaven, ook wel op de rails van beide sporen. Het was dan de plicht van de ploeg, dit grind van do ra ik behoorlijk ai te schuiven, voordat een trein passeerde. Uit de gebeurtenissen is ai te leiden, dat zulks meermalen niet met de noodige zorg is geschied. Onmiddellijk werd nu het grind in het spoor gebracht. Gebleken is, dat somtijds meerdere dwarsliggers daarbij t-gelijk ont graven werden, hetgeen alleen het geval mag zijn met 2 opeenvolgende dwarsliggers. Twee omstandigheden hebben het werk der vernieuwing, zoo gaat de commissie voort, na een beschrijving van de wijze van ver werking van het grind in de spoorbaan te hebben gegeven, op nadeelige wijze be- invloed. Een spoor werd over tweehonderd meter tegelijk onderhanden genomen. De daarvoor vereischt© hoeveelheid grind kwam overeen met de lading van een grindtrein. Het be schikbare werkvolk werd zoo goed mogeiijk verdeeld in elf groepen van vijf man, en elke groep belast met het werk in cen vak, over d© lengte van een spoorstaaf va. 18 M. Zoodra iru een groep klaar was, kon zij gaan rusten, totdat ook de laatste groep haar taak had afgedaan. Ei* was dus een soort premie op snel werken, hetgeen gemakkelijk aanleiding gaf tot wedijver tdsschen de ploegen, terwjjl ook nog in Thans is het verslag van de commissie van onderzoek inzake de ontsporing van trein 218 der Ned. Spoorwegen nabij De "Vink tusschen Voorschoten en Leiden, welke ontsporing plaats had op 9 Septem ber 1926, verschenen. De commissie bestond uit de heeren: prof. dr. ir. J. Kraus. oud-minister van Wa terstaat en voorzitter van den Raad van Beheer der Ned.-Indische%' Spoorwegmaat schappij te 's-Gravenhage, als voorzitter, prof. rar. E. M. Meyers, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden en ir. A. H. W. van der Vegt, hoofdinspecteur-generaal der Spoor- en Tramwegen, te 's-Gravenhage, als leden en ir. D. Verhoop, rijks-hoofd ingenieur voor de spoorwegen, te 's-Gra venhage. als secretaris. Aan het meer dan 200 pagina's folio groote rapport, waarvan 178 pagina's zijn gewijd aan de stenografische verslagen der gehouden openbare verhooren, is het vol gende ontleend: Waarschijnlijke toedracht van het ongeval. De kenleekenen van ontsporing zijn aan geduid op een als bijlage aan het rapport toegevoegde siluaticteekening, welke ken- teekenen na het ongeval aan den boven bouw tusschen K.M. 48.825 en K.M. 48 831 zijn waargenomen. Verderop waren, toen de opneming vanwege de Commissie kon ge schieden, spoor en ballastbed totaal ver woest, of wel was de bovenbouw reeds ge deeltelijk opgeruimd en vernieuwd, zoodat de oorspronkelijke toestand niet meer in teekening. was te brengen. In de eerste plaats werd waargenomen een moet van ruim 6 M. lengte over den kop van de spoorstaaf 1), welke moet loopt van den binnenkant naar den buitenkont over den kop van deze spoorstaaf en waar bij zich aansluit een afzetting van smeer en stof tegen het buitenvlak van dien kop. Voorts zijn beschadigingen of breuken, kennelijk veroorzaakt door de wielen .van een ontspoorde as, waargenomen aan de klerïistoelen, waarmede de rails op de hou ten dwarsliggers zijn bevestigd, of aan de- zelver onderdeden; alsmede inkervingen op de dwarsliggers, welke door wiel flensen moeten zijn veroorzaakt. Als men de beschadigingen en inker vingen in de richting van de treinbeweging volgt, ontwaart men, zegt de commissie, dat de ontspoorde as een horizontaal slin gerende beweging moet hebben gehad. De lommissie werkt dit gegeven nader uit en schetst vervolgens den toestand van dén ontredderden bovenbouw, zoomede de si tuatie van het rollend materieel, zooals zij die na de ontsporing bevond. Zij meent op grond daarvan, dat de loco motief of de tender, of beide, kort na elkan der, het eerst moeten ziin ontspoord, tenzij men mocht veronderstellen, dat een plotse ling aanzetten der remmen op zichzelf vol doende zou zijn geweest om de opstuwende kracht, die het ongeval heeft teweegge bracht, op te wekken. Dit laatste is echter volgens de commissie niet goed aan te ne men, omdat de remmen niet enkel op loco motief en tender, maar onmiddellijk, al thans binnen een enkele seeunde op den geheelen trein haar invloed doen gelden, terwijl ook de machinist verklaard heeft, dat hij de locomotief eerst hevig voelde schommelen, vervolgens tusschen locomo tief en tender een knal hoorde, den indruk kreeg, dal de tender ontspoorde en daarna pas zoo krachtig mogelijk is gaan remmen. Nog verschillende andere teekenen wijzen erop. dat van de twee voertuigen de tender, en daarvan de voorste as, het eerst is ont- 1) Waar in het verslag van rechts en links wordt gesproken of van voor en ach ter. gelden deze aanduidingen voor iemand, die zich plaatst met het gelaat in de rich ting var» voortbeweging van den trein. Ver der wordt aangeteekend. dat onder afgaand spoor wnrdt verstaan het spoor in de rich ting RotterdamAmsterdam, waarop trein 218 ontspoorde, en onder opgaand spoor dat in de richting AmsterdamRotterdam. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van E PHILIPS OPPENHEIM -door W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. 43) „Het doet me genoegen, u weer te ont moeten, mijnheer Duge," zei deze. „Ik denk dat u het wel vergelen zult zijn, maar wij waren eens samen op een banket in New York zoowat vier jaar geleden „Ik herinner het me heel goed," ant woordde Phineas. Het was een saaie ge schiedenis, maar we praatten over de Azia tische quaestie en amuseerden ons daarmee. U ziet dat alles, wat ik toen gezegd heb, is uit gekomen. Deane glimlachte. „Dat. zeggen ze, is met u altijd het ge val." antwoordde hij. „Duge de onfeilbare" heb ik u eens door een effecten-makelaar hooren noemen." „Nu," zei Duge. „als ik mij uw politiek goed herinner, en ik geloof wel, dal ik dat doe. dan gaat u proheeren mij die betiteling af te nemen. U hoort immers bij degenen, die zich opgeworpen hebben, om den stroom te doen keeren?" i Deane schudde wat stijfjes het hoofd „In diplomatieken dienst doen we niet aan politiek." zei hij. ..Misschien komt u er toch wel eens mee in aanraking." mompelde Duge. „Ik zou, bijvoorbeeld, graag willen weten, welken spoord, en volgens de commissie is enkel in het ontsporen van die as de oorzaak van het onheil gelegen geweest. Een abnormale laschverbinding? Zooals destijds is gepubliceerd, heeft een der reizigers van den verongelukten trein verklaart, dat hij twee laschplaten heeft ge zien, korte en vlakke laschplaten met vier bouten, van ander type dan die. welke overal elders, ook bij de correspondeerende lasch van het andere, in casu het linker- of binnenbeen van hetzelfde spoor, werden aangetroffen. Deze getuige had den indruk gekregen, dat het verbreken der lascïiver binding en het opbuigen van de rail ver oorzaakt zou zijn door een vorigen trein en dat trein 218 dientengevolge zou zijn ont spoord. Het breken van een laschverbinding, ge paard met het opbuigen van een der spoor slaafeinden, zooals door dien reiziger is beschreven, zou aldus de commissie kwalijk anders kunnen zijn ontstaan dan door een zeer hevigen klap of stoot van een trein. Zoodanig onderdeel van een trein zou alleen dan met een laschplaat in aanraking hebbeD kunnen komen, indien reeds een ontsporing had plaats gehad, wat met geen voorgaanden trein het geval is geweest. En ook als wordt aangenomen, dat het be schreven defect aan het rechter spoorbeen reeds zou hebben bestaan, toen trein 218 naderde, zou daarin nog geen aannemelijke oorzaak voor ontsporing van dien trein kunnen worden gevonden. Het ligt dan ook voor de hand, een verbroken laschverbin ding, als door den reiziger beschreven, op rekening van de ontsporing van trein 218 te stellen. De commissie komt te dezer zake tot de slotsom, dat de reiziger zich moet hebben vergist, toen hij meende vreemde laschpla ten en een opgebogen spoorstaaf op de door hen aangegeven plaats te hebben gezien. Vermoedelijk heeft zijn waarneming be trekking op het door het déraillement om gewoelde gedeelte der baan. zoodat zijn mededeeling naar het oordeel der commis sie van geen belang is voor het vaststellen van de oorzaak van het ongeval. De oorzaak. Dat moedwil in- het spel zou zijn, daarom trent bestaat volgens de commissie gecner- lei aanwijzing. Vele malen ligt de oorzaak van een ont sporing in het rollend materieel: asbreuken, afslijting van wiel flensen, breuken van vee- ren of van andere deelen van de onderstel len van de trekvoertuigen of van wagens en rijtuigen enz.: bij goederentreinen kan de oorzaak ook gelegen zijn in ondoelmatige belading. Van al deze oorzaken is in het onderhavige geval geen spoor te vinden ge weest. Bij de openbare verhooren 'en ook in brie ven, die de Commissie hebben bereikt, is de vraag ter sprake gekomen of, tengevolge van bijzondere geaardheid van den onder grond, de bodem onder den spoorweg had kunnen inzinken: wellen, die bij het plaat sen van palen of masten langs de baan, zouden kunnen zijn aangeboord; indringing van het in den loop van jaren op de kruis punten van dwarsliggers en spoorstaven aangestampt grind in een min of meer vasten bodem, zoo lang tot het grind een slappe laag zou hebben bereikt, waarin het plotseling zou zijn weggezonken, of iets der gelijks. Er bestaat echter geen enkele aanwijzing voor de gegrondheid van zoodanige vermoe dens, reden waarom ook van een speciaal bodem-onderzoek ter plaatse is afgezien. Evenmin kan de oorzaak zijn gelegen in z g. temperatuurspatten, daar tusschen de uiteinden 'der rails behoorlijke voegruimte voor de vrije uitzetting aanwezig was en daar bij het herstellen van den weg is ge bleken, dat tusschen de uiteinden van de gaaf gebleven spoorstaven de nieuwe spoor staven zonder inkorting nauwkeurig pasten. De vraag is gesteld, of plotseling remmen niet een zondanige vermeerdering van druk van de voorste assen der voertuigen op den bovenbouw en dus ook op het ballastbed raad u van plan bent Norris Vine te geven aangaande de publicatie van een zeker stuk, dat in zijn bezit is." Deane's gezicht betrok „Ik ben bang," zei hij. „dat ik u op die vraag geen antwoord kan geven." „Indien u hem raad geeft, in welke rich ting dan ook, handelt u in strijd met uw eigen verklaring, dat er in de diplomatie geen plaats is voor politiek. Uw raad zal uit maken voor welke zijde u partij kiest." ,.lk heb nog geen enkel advies gegeven." antwoordde Deane. „En u moet het ook niet doen." zei Phi neas Duge vriendelijk genoeg. „Het is heele- maal uw zaak niet, mijnheer Deane. Ik twijfel niet aan uw kunde je uw 'scherp zinnigheid, zelfs niet aan uw gezond ver stand. maar alle drie zijn academisch. Zij houden geen direct verband met de dingen m het werkelijke leven. Rijkdom i9 één van <b"' rnachten, waar een krachtige hand voor vereischt wordt; een stroom, dien men mo gelijk kan afleiden, maar niet kan keeren. Ik zou u dit willen zeggen, mijnheer Deane, dat, als u Norris Vine raad geeft, u hem moet zien te bewegen, dat stuk te verbran den of terug te geven aan dengeen van wien het gestolen is. „Ik ben bang," mijnheer Duge," zei de gezant. ..dat ik u niet het gezag kan toeken nen. dat het gebruik van 't woordje moet rechtvaardigt. Het is mijn gewoonte om ie doen wat mij recht en billijk lijkt." Phineas Duge knikte. „Ik wil u alleen herinneren, mijnheer Deane. zei hij. „aan het geval, dat leidde tot de terugroeping van onze gezanten in Lissabon. Parijs en Weenen. Ik ben niet trotsch op de macht die ik ongetwijfeld in de holle van mijn rechterhand houd. Aan dea anderen kant zou ik een dwaas zijn, als ik u in een tijd als deze niet aan die dingen herinnerde. Ik vroeg u alleen om onzijdig te blijven. Op die manier bespaart u uzelf last en als u mocht denken dat hot klimaat van Parijs u of mevrouw Deane beter zou voe gen, dan is het maar een quaestie van enkele maanden maar u moet in de andere richting advisceren." De gezant was blijkbaar niet op zijn ge mak. Duge zag zijn verwarring en haastte zich verder^te spreken. „Ik vraag u geen antwoord, mijnheer Deane," zei hij. „vraag zelfs niet naar uw meening. Ik heb alles gezegd, waar ik voor kwam. 'Afgescheiden van het belang, dat ikzelf bij de zaak heb. kan ik u verklaren als een man. die alles even duidelijk ziet a's zijn buurman, dat u er geen goed maar heel veel kwaad mee sticht door Norris Vine !e raden, die mannen aan de bespotting en ver achting van de wereld prijs te geven. Hij zou misschien een oplaag van een millioen van zijn krant verkoopen. maar hij zou zich een vijandschap op den hals halen, die ten slotte zijn ondergang zou zijn. Mevrouw Deane maakt het, hoop ik, goed?" „Zij maakt hel uitstekend," antwoordde de gezant. „Wat kan ik voor u doen, zoo lang u hier bent? U weet zeker wel. dat aan elk verlangen van u voldaan kan wor den, want u vertezenwoordigt hier een on gekroond koningschap. Wilt u aan het hof gepresenteerd worden?" „Ik niet," antwoordde Duge. „Ik ben'glen man van zulke dingen. Er was nog een vraag, die ik u wilde doen. Ik heb een nichtje, dat hier kwam voor een dwaze onderneming, juffrouw Virginia Longworlh Hebt u ook iets van haar gezien of ge hoord?" „Niets," antwoordde de gezant; „dat ts te zeggen niets persoonlijks. Ik zal er mijn secretaris naar vragen." Hij verliet voor enkele minuten de kamer en kwam terug, het hoofd schuddend. „Er is niets over haar bekend," ver klaarde hij. „Indien zij zich hier mocht vervoegen," zei Duge, opstaande en zijn handschoenen aantrekkend, „wees haar dan in elk opzicht van dienst en zend mij onmiddellijk be richt. Zij kon wel gebrek aan geld krijgen." vervolgde hij. „U kunt haar elke som. die zij vraagt, voorschieten, ik hen er goed voor.' Phineas wandelde naar buiten in h>* zonlichl en reed weg in zijn auto. Was 't het sterke licht, vroeg hij zich af. de geur van de bloemen, de kenteekenen overal van een gemakkelijker en minder ingespannen le ven. die oorzaag waren van een zekere ge druktheid. een vermindering van belangste'- ling. die hij dien middag ongetwijfeld voelde, terwijl hij naar zijn hotel terug reed. Als hij later zijn gedachten weer had kunnen op roepen. zou hij zc bespol hebben, zooals een volwassene zou lachen bij het zien van het speelgoed van een idioot. Toch is het een feit, dat hij in gedachte dp leege plaats naast zich meer dan eens ingenomen zag gedu rende zijn korte rit. Hij keek in hel gelaat van de vrouwen pn meisjes, die langs hem gingen met een soort gretige belangstelling, alsof hij verwachtte een bekend gezicht onder haar te vinden, een bleek, smal ga laat. met trillende lippen en schitterende, smeekende oogen oogen, die den laatsten tijd meer keeren in zijn gedachten waren gekomen, dan hij zou willen bekennen. „'I Is die verduivelde reis!" zei hij bi] j zichzelf, toen hij uit de auto stapte en h«»t hotel binnen ging. ,/t Is niet mogeiijk aan elk© ploeg op zichzelf, doordat de voor- gravers onwillekeurig het tempo van wer ken aangaven, gevaar bestond voor ever- ha ast© inbronging van den ballast Een tweede ongunstige omstandigheid is te vinden in de verhouding van meer en minder geschoold personeel in de ploegen. Van de vijf man was er één vast en waren er vier los aangenomen. Indien in elke groep de vaste man, die als voorwerker optreedt behoorlijk geschoold is. een behoorlijk ont wikkeld verantwoordelijkheidsgevoel heeft en bovendien gezag weet te doen gelden, be hoeft dio verhouding nog geen bezwaar op te leveren. Het is echter moeilijk aan te nemen, dat alle vaste ploegarbeiders aan die voorwaarden genoegzaam voldoen. De toestand van de banen op 9 September boudt ontegenzeggelijk verband met de wijze waarop daarin het ballastbed is vernieuwd, ook al was het op den dag van het ongeval reeds een maand geleden, dat de nieuwe ballast daarin werd aangebracht. De commissie aarzelt niet bepaaldelijk de tusschpn Schiedam en Leiden gevolgde werkwijze, zonder het nemen van bijzon dere voorzorgen, gevaarlijk te noemen voor het snelverkeer. Reeds de wijze waarop het voorbereidende werk is verricht, met name het uilgraven van diepe sleuven over aan zienlijke lengte die bijwijlen dagen, weker, achtereen, wanneer zij nog niet met den in het spoor tegen zijdeling9 uitwijken schade lijk hebben kunnen beïnvloed was bedenke lijk. Zij wettigt de vraag of de leiders zich wel behoorlijk bewust zijn geweest van hun verantwoordelijkheid. Ook bad het verwij deren, tegen de instructies in, van zooveel ouden ballast uit het spoor, dat drie. vier en wellicht nóg moor opeenvolgende dwarslig gers tegelijk eiken steun verloren, door in tensief toezicht ten strengste moeten zijn tegengegaan. De geaardheid van het. gebe zigde ballastmateriaal vereischt groote zorg bij het onderstoppen der dwarsliggers Deze is niet altijd naar behooren betracht Voor veel van het losse werkvolk was de arbeid vreemd Hoewel gemakkelijk aan te leerpn, verlangde dp arbeid in de baan behoorlijk geschoolde leiding en veelvuldig toezicht Slechts daardoor had een tekort aan vak kennis en* aan verantwoordelijkheidsgevoel kunnen worden aangevuld Aan het epn en aan hpt ander heeft het ontbrokpn en daarin stak een bron van gevaar Naar het oordeel der Commissie is er mede te weinig gelet op de snelheid, welke werd toegelaten op hef vernieuwde baanvak. Immers het is gewoonte geweest, om door het plaatsen van A en E borden do snel heid der treinen op hef spoor, waar gewerkt werd, te beperken, en wel tot 30 KM ppt uur. zulks enkel gedurende de uren dat daar gewerkt werd en als dp laatste richting en schifting was afgeloopen. de volle trein- snelheid. welkp voor sommige treinen 90 K.M. bedraagt, weder toe te laten. Aangeteekend wordt, dat kort nadat het ongeval heeft plaats gehad, dp mavimiim snelheid over het traject Schiedaml eiden voorloonig tot 75 K M ?Q beperkt en dat deze beperking nog bestaat Hierdoor is de leven de kracht van de snelst rijdende treinen behoorlijke dingen te denken, als er geen marconigrammen zijn." Hij kocht een sigaar aan het stalletje en ging toen kijken naar de beursnoteeringen. Het was een drukke middag en de berichten uit Amerika kwamen snel achter elkaar Hij knikte, terwijl hij zich afwendde. Weiss en de anderen waren door schade en schande wijs geworden. Zij hielden zich nu ten minste aan de afspraak. HOOFDSTUK XVI. In de ral. Phineas Duge trok zorgvuldig zijn hand schoenen uit en legde ze in zijn hoed Hij weigerde echter een stoel en bleef staan voor den man, dien hij was komen bezoe ken. „Ik kan me werkelijk niet begrijpen, mijn heer Duge." zei Vine, „wat u hier komt doen. Onze vroegere relaties waren nu ni-t van zoo aangenamen aard. dat ze een be zoek van u verklaren. „Ik wil toegeven." zei Phineas Duge ko'il, „dat ik niet het minste belang in u stel. Maar desondanks zijn er een paar dingen, die mij tot een bezoek nopen, in zoover een gesprek van een paar minuten aanspraak op dien naam kan maken. In de eerste plaats wil ik weten, of u gebruik zult maken van het stuk. dat mijn dochter stal en dat u zoo laag was van haar aan te nemen. In de tweede plaats wil ik weten, wat of hoeveel u in ruil verlangt voor dat stuk. En ten derde wil ik weten, wat u gedaan hebt m=t mijn nichtje Virginia Longworth „Uw nichtje Virginia Longworth?" her- i haalde Norris Vine nadenkend, „spreekt u in ernst, mijnheer?" „In volkomen ernst," antwoordde Duge. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1927 | | pagina 5