VOOR DE JEUGD LEIDSCH DAGBLAD No. 51. Vrijdag 31 December lil Anno 1926 ■V .«Tfe*. Vj j?ii;i;?ïiyii;ïi jiï;7'ijii?ïi ;i; ;T> <ijii 7 -■ ill 111 Aardbeien in de Sneeuw! Oudejaars-sprookje door HERMANNA. Tegen het emd vao December, in de dn- gen als Kerstmis voorbij is wordt het stil in het groote dennenwoud De dennen en sparren staan weer vredig en ongestoord: geen houthakkers verontrusten hen met hun groote. scherpe bijlen, geen sleden, met zware paarden bespannen komen aan gegleden over den hard bevroren grond, om straks, hoog opgeladen met dennen die voor Kerstboomen zullen dienen, stad waarts te trekken. gaat als het ware een zucht van ver plichting door het bosch. Zachtkens bewegen zich de forsche takken en fijn als poeder 'stuift de sneeuw er af. Ja. zoo stil. zoo rustig is het m "t bosch voor den oppervlakkigen wandelaar De kinderen echter, die in deze streek thuis behooren weten het je wel anders te vertellen; zij hebben 't in de lange winter avonden bij 't lustig knappend vuurtje van dennenappels wel van grootvader of groot moeder gehoord dat diep verscholen in de rotsspleten en weggekropen in 't zachte, warme mos. til van kaboutertje? wonen de goede kabouter? van woud die zich ver bergen voor de menschen omdat deze te groot en te grof voor hen zijn. maar zich bij groote uitzondering soms aan kinderen wel eens willen venoonen Dat i? daar een bednivig gedoe, een vlij tig. aanhoudend arbeiden in de rotsen en onder den grond, van 't kleine rustelooze volkje' Wie scherp van gehoor en stil van gemoed is. kan som? wel hef zachte tikken en kloppen en hameren hooren en ook *t fijne gezoem van ontelbare stemmetjes waarnemep Liesie's grootmoeder vertelde dal zij de kabouter? meermalen had gehoord Gezien had zij die kleine wezentje? nooit, of ia. toch ééns toen ze al? klein meisje in 't bosch dwaalde om aardbeien te zoeken, had zij 't tipje van een mosgroen punt mutsje om den hoek van eon rotsblok ge zien en even later had zij de prachtigste aardbeien gevonden die ze toen voor veel geld in de stad had kunnen verknopen. Dat was geweest toen haar vader zoo ziek was en niet? verdiende en haar moe der geen raad wist met al haar kleine kleu ters die altijd honger hadden en haast geen kleertjes bezaten om aan te trekken Groot moeder was de oudste van dat troepje go- wecst en had haar moeder geholpen, waar ze maar kon Zouden daarom de kabouters haar óók bijgestaan hebben? Lies je dacht van wèl l Ons Liesje heette net als grootmoeder en was ook precies zoo'n klein meisje als grootmoeder wa? geweest een handig hulpje voor moeder in het groote gezin, waarvan zij het oudste kind was Liesje's moeder was een arme weduwe die erg te tobben had en hard moest werken om het brood voor haar kinderen te verdienen Vooral den laat«ten tijd had zij hei door al lerlei tegenspoed heel moeilijk gehad Zij zelf had een leeliiken val gedaan die haar ▼eel pijn veroorzaakte en belette uit werken te gaan; haar beste melkgeit was plotseling gestorven en wat nog het ergste van al les was de oude boer. aan wien haar huisje toebehoorde en die altijd heel eend voor haar wa.' geweest wa? ongeneeslijk ziek naar een inrichting in de stad gebracht en nu wilde zijn zoon die 't bestuur der za ken op zich genomen had. een hardvochtig man. dat zij hem dadelijk al de achterstal lige huur zou betalen, iets wat de nrraa weduwe onmogelijk kon doen Hij dreigde, indien zij niet spoedig betaalde, haar utt b«* huisje te zullen laten zetten Da! waren treurige Kerstdagen geweestl Als zij grootmoeder niet hadden gehad zou 't er al heel zielig voor de vrouw en haar troepje hebben uitgezien Grootmoeder wa« zelf arm en kon du? niet veel doen maar toch had zij voor elk kind een paar wantjes als Kerstgesrhenk gebreid en voor moeder had zij een onsje koffie en een klein zakje suiker gebracht bovendien had zij Liesje geholpen 't huisje netjes in orde te maken voor de feestdagen Nu waren er weer eenige dagen verloo- pen sombere, donkere dagen, al schitterde de sneeuw buiten nog zoo helder en ▼rooi ijk De onbarmhartige huisheer was weer ge komen om zijn geld en zoo had hij ge zegd nu wilde hij niet meer van uitstel hooren ..Vóórdat het jaar ten einde was, moest hij al het achterstallige hebben zoo niet dan zou bij de vrouw met haar kinderen door het gerecht uit het huisje la ten zetten en dan moest ze mnnr zien waar ze met haar troepje terechtkwam 'I zou hora een zorg wezen I Op vourspraak van zijn vader behoefde zij in het geheel niet meer te rekenpn de oude man wa? zóó ziek dat hij van niet? afwist en de dokter» in de stad hadden eezegd. dat hij nooit weer beter zou worden Dit en nog veel meer had de man onder vloeken en bedreigingen gesproken, ten aanhoor van de arme verschrikte kinderen, die achter Liesje. 'I dappere, oudste zusje, weggekropen waren terwijl moeder zachtjes schreide in de bedsteê en vond. dat zulke harde woorden nog veel meer pijn deden dan de val haar veroorzaakt had. Liesje was niet alleen flink en handig, ze was ook verstandig en had een liefde vol hartje Als de broertjes en zusje» al lang alie pen, lag zij nog klaar wakker onder haar dun dekentje op 't tochtige zoldervertrek je en dacbt er ove» na, hoe 't dreigende gevaar toch van moede» en de kinderen sou kunnen a/gewend worden. Zoo brak de angstig door de weduwe verwachte Oudejaarsdag aan. Al» het geld er vóór den avond niet was en boe mm» 't er kunnen znn 1 zou de hardvochtige man haar en haar troepje uit bet huisje laten zeiten 1 Hoe treung zou 't nieuwe jaar dan vooi haar beginnen I Zuchtend en van pjjn steunend, trachtte zi; 'a morgens op te staan. „Moeder" »et Liesje. zoo gauw zij de kleintjes gewasschen en gekleed ea van 't laatste stukje brood met wat water eee dun papie vekookt bad. „zou >k met eens naar grootmoeder loopen? Misschien weet grootmoedei r?»d oei als mei Kerst una, toen werd *t toch oog wel een heel klein beetje prettig weer o nog wel 1" „Och kind", antwoordde moeder, „je ma» gerust naar grootmoeder gaan. maai* wat za> 't geven t Je maakt oude men se b maar naar en helpcD Lao te ons toch met Waar sou grootmoeder zooveel geld op een» vandaan moeten balen t" „ik wou toch zoo graag gaan", zei Liesje zacht, maar beali*i - - „ik kan Hansje cn Bartic wel meenemen, dan hebt u 't wat rustiger „in de slee. hè Lies 1" vroeg Hansje blij en Bartje juichte: .ja. in de slee mee naar grootmoeder I" „Beet hoor*', antwoordde hun susje gewekt; „ik zal jullii wel sleden." Kn vroolyk ging tij 't sleetje uit 't schuurtje holen. Moeder daohC bij uchsell, dat t toon wei gelukkig was, dat kinderen too gauw weer de sor-gen vergate-i van olie» een pleistertje wisten u maken Maar. wal Liesje betrof, bad zij 't hienn nu toch mis. Liesje wa» de groote zorg heelemaal met vergeten, maar ze had hoop moeder uog te kunnen helpen en daarom kon se nu vroolijk zijn met de broertjes 't Wa? Liesje namelijk in den atgcioo- pen nacht in dts z>r gekomen, dat groot moeder als klem roeisy» ook soo'n sorgvol- len tpd had doorgemaakt en toen had zij op een keer m 't bosch bij 't aardbeien zoeken immer» een kabouter gezien 1 Nu ja, een kabouter eigenlijk met. maar dan toch het puntje van tnn mosgroen mutsje, en daarna wa» alle? goed geworden ro had buitengew-ooo prachtig? aardbeien bij massa's gevonden en er toen later m do stad veel geld voor gekresen Zoo wa» haar moeder uit de ergste sorg gekomen en ver der was alles ook van lieverlede beter go- gaan Als grootmoeder zoo dacbt Liesje haar nu eens kon beduiden op welk plekje in 't boscb dit was geweest, dan kon zij daar óók heen gaan en dan o, don zag ze misschim ook wei een heel klem tipje van een kaboutertje, al was 't maar net als 'grootmoeder indertijd, 't puntje ran zijn mosgroen mutsje l - En hoe 't dan wel verder zou toegaan Aardbeien waren er nu toch niet m de sneeuw, rooais op dien zomerachen dag. toen grootmoeder die kg- boutcrontmoci ng gehad had f Neen. natuurlijk met' Maar daar won Liesje nu niet over tobben Al» zij eerst maar precies t plekje wist. don zou se er alleen heengaan zonder de broertjes Een beetje griezelig vond Liesje bet wel. maar, als ze dan wee* aan moeder dacht, werd ze weer flink en dapper Wat grootmoedei opkeek, toen ze de dne kinderen zag. op dezen vroegen, don keren wintermorgenLiesje kwam maar dadelijk met baar vraag voor den dag, ter wijl Hansje es Bartje met grootmoeders poes mngen «peien Grootmoeder zette haar grooten bnl op om Liesje eens goed aan te zien en knikte goedkeurend „Je bent een verstandig, klem ding en flink ook. dat is zeker' Ik zal je zoo pre cies mogelijk uitleggen, waar het gewast is. maar zie je bei is al zeventig jaar ge- leden Ik wa? toen t>en iaar. oei als jij nu bent. en nu ben «k ai tachtig Maai >k weet 't daarom nog wel, hoorI Je moet in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 29