No. 20491 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 31 December Vierde Blad Anno 1926 IN EN OM DE HOOFDSTAD. VAN RECHT EN ONRECHT. BERLIJNSCHE BRIEVEN. Hei overlijden van den leider der liberalen. De dempings-kwestie. Nieuw soort revue. Neen, als Amsterdammer laat Mr. Dres- •elhuijs. wien9 stoffelijk overschot in het begin dezer week te Gulemborg ten grave werd gedragen, geen ledige plaats open, want hij is niet geweest een der vaderlan ders van beteekenis, die in de geschiedenis der hoofdstad een rol heeft gespeeld, al thans niet direct. Hij was geen Amsterdam mer van geboorte; hij was hier bij de groote massa der burgerij niet bekend. Maar toch, zijn heengaan grijpt niettemin in, in het politieke leven van Amsterdam, omdat hij de leider was van dien Vrijheidsbond, die feitelijk door hèm binnen deze „veste", in die bekende groote vergadering in het Con certgebouw werd gesticht en die, wat onze stad betreft het vervolg geweest is van de liberale vereenigingen, die gedurende vele jaren zulk een beteekenisvollen invloed op de ontwikkeling der hoofdstad hebben ge had. Het heengaan van den leider dergenen, die, zij het onder anderen naam, de begin selen van het liberalisme in Nederland uit dragen, doet ons onwillekeurig terugdenken aan de tijden, toen eerst de liberale kies verenigingen „Grondwet" en „Burger plicht", later „Vooruitgang" in zijn negen afdeélingen, feitelijk het politieke leven te Amsterdam beheerschte; toen mannen als A. C. Wertheim, Mr. Kappeyne van de Coppollo. later de ook in dit scheidend jaar overleden Dr. Hubrecht, op het gemeente lijk bestuur der stad hun stempel drukten. Wanneer ooit de poplitieke geschiedenis van Amsterdam sedert 1848 in haar bijzon derheden zal beschreven worden, zal daar uit blijken, wat het liberalisme, wat de genoemde mannen en nog vele anderen met hen voor de hoofdstad des lands zijn geweest; hoe door hun leven en wer ken de elkander opvolgende gemeente-be sturen geboren werden van de in zoo tal van opzichten toonaangevende stad van ons vaderland. En die geschiedenis zal in haar laatste hoofdstukken dan. ook zeker dienen te gewagen van den thans ontslapen Mr. Dresselhuijs, aan wien voor een belangrijk deel te danken was, dat, trots alle politieke veranderingen der latere jaren, het liberale beginsel te Amsterdam bij duizenden en duizenden barer burgers is blijven voort leven. Wij leven niet meer in tijden, waar in men er spoedig toe over gaat de nage dachtenis van groote mannen bij het na geslacht in herinnering te houden door hun beeltenis ons voor oogen te stellen, in brons gegoten, of in marmer, gehouwen ware zulks wèl het geval, een standbeeld voor Mr. Dresselhuijs zou in de hoofdstad even- -min misplaatst zijn als dat van Thorbecke, voor wien men. ook al was hij evenmin Amsterdammer, hier -een standbeeld deed verrijzen, ter herinnering aan datgene, wat door zijn liberale beginselen aan Amster dam ten goede is gekomen. Thorbecke's standbeeld ge weet het staat hier sedert 1876, toen het onthuld werd, aan het plein naar hem genoemd, hetwelk voordien deel had uitgemaakt van de Reguliersgracht, het staat dus op ge- dempten grond en zulks brengt mij er toe er op te wijzen, dat het dempings-vraag- stuk van het Rokin thans weer „brandend" is geworden, want een beslissing daarover kan nu niet lang meer uitblijven. De voor- en tegenstanders gaan elkander over deze kwestie heel vriendelijk natuurlijk in de pers krachtig te lijf. In hetzelfds „Handelsblad", waarin die altijd voor het behoud van hetgeen schoon is in stad en land op de bres staande Heemschutter, het Eerste Kamerlid, de heer Henri Polak, op nieuw zijn verontwaardiging uitspreekt jegens hen, die ter wille van het verkeer dat stuk oude gracht tusschen Dam en Spui willen dicht gooien, komt een ander oud- Raadslid, de heer Ch. E. H. Boissevain, tot de conclusie, dat vóór het dempen van dat stuk Rokin Alles, er tégen niets hoe genaamd te zeggen is. Als twee dergelijke mannen: beiden geboren Amsterdammers; beiden mannen, die dikwerf genoeg getoond hebben, hoe het welzijn en de schoonheid dezer stad hun ter harte gaat; beiden ook mannen, die langen tijd in den gemeente raad die stadsbelangen bepleitten, over een dergelijke zaak zulke beslist tegenstrijdige meeningen kunnen hebben, dan behoeft 't zeker geen verwondering te wekken, dat de buitenstaanders eigenlijk de klut3 kwijt raken, en. zoo zij er geen even besliste meening op na houden als een der twee genoemden, eigenlijk niet weten, aan welke zijde zij zich scharen moeten. Hoe de af loop zal zijn? „Te dempen of niet te dem pen, dat is de kwestie"; als ik hoüden moest ik hield het op dempen, want ik kan met den besten wil niet inzien, hoe men anders ooit het verkeersvraagstuk. hetwelk in dft deel der stad werkelijk een netelig vraag stuk is geworden, zal kunnen oplossen, evea min hoe men niét tot demping overgaande, dit afzichtelijk stukje gracht sloot eigen lijk ooit zou kunnen herscheppen in een vriendelijk, helder stukje stadSwater, d.w.z. vriendelijk en helder niet gedurende een korte spanne tijds, maar blijvend. Grachten dempen is te Amsterdam altijd een netelige kwestie geweest. Men heeft er al heel wat dicht gegooid; niet altijd om het verkeer, want dat is niet steeds zóó druk ge weest als het in de latere jaren met al die auto's en trams geworden is. maar ook wel degelijk, omdat men inzag, dat het niet aan ging om uit eerbied voor het voorgeslacht maar elke vuile sloot als poel van ergenis te laten voortbestaan. We dempen heusch niet sedert de vorige week. Reeds in 1857 zijn we er mede be gonnen, toen we in den Jordaan de vroe gere Goudsbloemgracht dicht maakten en die ter nagedachtenis van wijlen Koning Willem I herdoopten tot Willemstraat en die op 24 Augustus van genoemd jaar, dat Zijne Majesteits jaardag was geweest, zeer feestelijk inwijdden. Sedert heeft de vor stelijk* familie bij het jaerüjksch bezoek aan de hoofdstad bijkans nooit nagelaten, de Willemstraat de eer te geven van een bezoek, althans een door-rijden ervan ge durende die Koninklijke Amsterdamsche week. Later zijn er in den Jordaan nog meer dere grachten gedempt, zooala de Linden- gracht, die zulke ruwe en treurige toonee- len te zien gaf in de zomer van 1886 tij dens het z.g.n Paling-oproer; de Palen gracht, later nog de Elandsgracht. En in andere gedeelten der stad kan allereerst gewezen worde® op den gedempten Over toom, die sedert 1904 groote verkeersweg is geworden. Wat ia er in dien tijd niet over te doen geweest toen de plannen tot demping aan de orde waren, maar de Am sterdammers, die zich nog weten te her inneren hoe erbarmelijk daar de toestan den waren, zullen zeker het besluit, om daar den breeden weg te leggen, die er nu ligt, niet zoo dwaas gevonden hebben. Het heeft lang geduurd voor het stadsbeeld daar ter plaatse ging passen aan een bree- de straat; in de eerste jaren was er veel, dat „vloekte", maar langzamerhand heb ben de toestanden er zich gewijzigd en is de Overtoom niet meer zóó leelijk als hij scheen in de eerste jaren na de demping. Zoo, dus redeneerden degenen, die het Rokin dicht willen zien, zal het ook gaan daar ter plaatse; langzamerhand en ver moedelijk veel spoediger daar, dan aan den Overtoom het geval is geweest, zullen er aan weerkanten nieuwe bouwwerken ver rijzen, die passen aan een modernen, bree den verkeersweg. En zij wijzen u dan ook op de Raadhuisstraat, die ontstond toen de voormalige Huiszittenstegen tusschen Voorburgwal en Heerengracht verbreed waren en de Warmoesgracht daar was ge dempt. In den aanvang was het „geen ge zicht", toen deze gracht gedempt was en de ouderwetsche grachtstoepen en kelders er nog behouden waren, maar allengs ver dwenen die ook en kreeg de nieuwe breede straat de juist proporties bij modernen aanblik. Wat alles natuurlijk niet zeggen wil, dat men te Amsterdam maar in den wilde weg mooie grachten zou moeten dempen. Te recht heeft men destijds een ,,dat nooit!" toegeroepen aan degenen, die de schen dende hand aan de Reguliersgracht wilden slaan en weder zou een algemeene storm van verontwaardiging opsteken, indien men aaD die gracht en de Leidsehe gracht en nog tal van andere zou willen raken, wat evenwel nog niet zeggen wil, dat er geen stukken water zouden zijn, die, ge zien de tijdsomstandigheden waaronder wij thans leven, hun tijd geha-d hebben. En laat ik, over die dempings-kwestie schrijvende, vooral niet vergeten het Dam rak. Blader de gemeenteraadsverhandeJin- gen, ten .minste als ge dergelijke lectuur niet al te droog vindt, door en ge zult zien wat over de demping van het deel daarvan tusschen Oudebrugsteeg en Vij gendam jaren her te doen is geweest. Dat oude Water, zooals het vroeger heette, liep tot den Dam toe, was nog één met het Rokin. Eerst ook al lang geleden in 1841 dempte men een stuk, om daarop to bouwen de oude Beurs, ik bedoel die van 1845, welke aan Berlage's schepping voor af ging, waardoor die nauwe „trechter" tusschen Dam en Beurs naar het Damrak ontstond. Juist veertig jaren later ging het overige Damrak dicht en verrezen daar de huidige Beurs en later „de Bijenkorf" en dus zeggen nog de oudste Amsterdam mers was dat deel van Amsterdam voor goed en hopeloos verknoeid. Maar het is slechts de vTaag of men wel anders hacl kunnen handelen, toen Amsterdam steeds grooter werd en het hoofd-spoorwegsta- tion was gebouwd, waar het nu staat; vTage alweer: of hetgeen het Dagelijksch Bestuur nu met het Rokin wil doen, niet de natuurlijke consequentie van hetgeen aan het Damrak geschiedde, moet wezen 1 Wanneer wij nog leefden in den tijd der „historische" revues op het tooneel, zoo als Reyding die destijds wist te scheppen, de Rokin-kwestie zou er ongetwijfeld een plaats in vinden, misschien vinden we haar straks terug in den nieuwjaarswensch van „Kloris en Roosje." Van revue gesproken er wordt er se dert korten tijd een Opgevoerd door het tooneelgezelschap „de Speeldoos" in het Grand Theater, onder den naam „De le vende Medusa". Die „Medusa" ia de naam eener krant en het levende er van is, dat het krantenieuwa in levend beeld wordt gebracht; aanschouwelijk wordt het dans- verbod ook een geschiedenis die steeds meer „brandend" wordt vertoondaan schouwelijk wordt in Italië een aanslag op Mussolini uitgebeeldof het toestroomen der schatten, die in Duitschland den ban neling te Doorn zijn toegewezen, vaak op geestige wijze, die het publiek opwekt tot gullen lach Iets nieuws dus op revue-ge bied Provincie-menschen, die voornemens zijn de Kerstdagen hier te komen door brengen, kunnen een uitgang daarheen no- teeren dansen mogen zij hier die dagen toch niet. althans niet in voor 't publiek toegankelijke gebouwen. SINT SANA. XXI. (Nadruk verboden). Regislerpand en «chijnoTeieenkomsten. De praktik heeft getoond behoefte te hebben aan credietverleening op roerende zaken in een anderen vorm dan in dien van pandrecht. Voor de geldigheid daar van toch. stelt onze wet den onverbiddelij ker eisch, dat de verpande zaak nit de macht van den pandgever-eigenaar wordt gebracht. Zij doet dat om te voorkomen, dat oplichting wordt gepleegd door dezelfde zaak aan anderen als onbezwaard voor te stellen en haar opnienw te varpanden. Voor effecten hindert dit nit de macht van den pandgever gaan niets; die worden bjj veel vuldig gebruikelijke prolongatie of belee ning toevertrouwd aan den pandnemer-geld- schieter, die de coupons kuipt en de ont vangen rente met z'gn gelJnemer verrekent Maar voor al die zaken, waarbjj het op het gebruik aankomt, beteekent dit, daar ook de pandnemer ze niet gebruiken mag, dat zjj onproductief het oogenblik moeten afwachten, dat zjj weer in het verkeer komen, hetzjj doordat de pandgever ze in lost hetzij doordat ze verkocht worden, omdat hjj zjjn verplichtingen niet nakomt Als basis voor credietverleening worden dus waardeloos die zaken, waarvan de eigenaar het gebruik niet missen kan, terwgl hjj toch, om ze goed te exploiteeren, juist gelo op zou willen nemen. Men denke aan auto's, autobussen vooral, inventarissen van koffiehuis- en andere bedrijven, Bj schepen is het bezwaar natuurlijk hetzelfde, maar doordat elk schip van eenige afmetingen een zekere individuali teit heeft, is men er toe gekomen om daar een regeling te maken, die veel op hypo theek gelijkt Huizen en landergeo immers, blijven wel in de macht van den geldnemer; maar ook hier waakt de wet tegen knoeien. Door de verplichte inschrijving van de hypotheek op de registers van den hypotheekbewaarder, die voor ieder ter inzage liggen, bereikt men, dat de toe komstige geldschieter zich eerst kan over tuigen of het perceel niet of weinig be zwaard is. Voor schepen bestaan ook zulke registers. Om zekerheid te hebben, dat het schip, waarover de credietbesprekingen gaan, hetzelfde is als dat waarvan de re- gistere melding Inaken, wordt elk schip, waarvan een inschrijving wordt geboekt, van een ingebrand merk voorzien. Ei is nu voorgesteld om neg een stap verder te gaan en om een dergelijke rege ling ook in te voeren voor zaken als de hierboven bedoelde, dus roerende lichao- lyke, andere dan schepen. In navolging van het buitenland, waar men daar reeds toe overgegaan is, spreekt men dan van registerpand. Dat dit werkelijk noodig is, bewijst de omstandigheid, dat de pracjjk zich thans op haar eigen manier probeert te helpen en wei, omdat het gewone pand voer haar afgesneden is, door allerlei ge fingeerde contracten. Men probeert daarmee hetzelfde resultaat te bereiken, maar ten eerste is men veel duurder uit, omdat het nu geen normaal door de wet erkend ere- diet is, waarom gevraagd wordt, en ten tweede loopt men door die onware con tracten alle kans in processen gewikkeld te worden, waarvan de uitslag twijfel achtig is. Een zoo juist gepubliceerd vonnis der rechtbank te Maastr.cht illustreert dit laat ste op duidelijke wijze. Een koopman had zijn geheelen voorraad goederen met nog andere zaken aan zijn schoonvader ver kocht voor f 10.000 ouder bepaling, dat 1'ij door zou gaan met handeldrijven. Daarbij mocht hjj van den voorraad aan derden ver- koopen en afleveren en dien weer aanvullen; de nieuwe goederen zouden dan, voor wat de verhouding tot den schoonvader betrof, in de plaats van de Oude komen. De koopsom moest eerst over tien jaar betaald worden, maar wat de schoonvader inmiddels ge noodzaakt was geworden om voor den schoonzoon te betalen, zou daarop in ver mindering komen. De rechtbank wilde echter van dit merkwaardige geknutsel (in een notarieele akte vastgelegd) met weten en overwoig, dat partijen een inpandgeving geweoschi hadden, maar dat die ui.gesloten was, om dat de schoonzoon, om zijn bedrijf te kunnen blgvec uitoefenen, in het bez.t der goe deren moest worden gelaten en daarover moest kunnen beschikken. Ze namen daar om hun toevlucht tot den vorm koop en verkoop, maar deze beantwoordt niet aan de werkelijkheid. De opgemaakte akten zjjn slechts schgnakten en kunnen het be wijs niet leveren van de handelingen, die er in staan beschreven. De schoonvader zag zich dus de goederen ontgaan en daar mede zjjn zekerhejd voor de gelden, die hj} sedert het contract, waarschijnlijk als borg reeds had moeten betalen. Dit is juist het onbevredigende: het waa eea volkomen eerlijk en veidedigba&r doet dat partijen nastreefden; de wet kent alleen maar den weg daarheen en de zijpaden, die zij nu inslaan, worden door den „park wachter" afgesneden. Is het dan niet gewenscht, dat de noo- zakelijke verkeersweg spoedig wordt aan gelegd? Stresemann'a Kerstengel. De verraderlijke telefoongids. Hamlet in Biedermeiercostnnm. De haat tegen de kunst. Een triomf der moderne archi tectuur De strijd om de prik kellectuur. Berlijn, midden December. 75.000 Mark vormen een aardig Kerst geschenk. Maar er zal wel niemand in Duitschland wezen, die op den Nobelprijs van dr Stresemann afgunstig is. Want als er één is, die deze onderscheiding voor zijn arbeid in het belang van den vrede der volkeren verdiend heeft, dan is het de Duit- sche minister van buitenlandsche zaken, die nu reeds langer dan drie jaar bezig is met het kraken van de harde noot, die de ver houding tusschen Duitschland en Frankrijk symboliseert. Men kan zeggen, dat Strese mann op het oogenblik de populairste man in Duitschland is. Hij heeft ook den ouden Hindenburg in dit opzicht naar den achter grond verdrongen. Want niets maakt een leidende figuur in hel openbare leven meer populair, dan wanneer hij bij het begin van zijn werkzaamheid hevig aangevallen, beschimpt is en wanneer hij zijn tegenstan ders langzamerhand overtuigd en op zijn zijde gebracht heeft. Werkelijk, het aantal menschen, die steeds nog de toenadering tot Frankrijk als een wanproduct van niet-nationaaldenkende hersenen van zich wijzen, is thans tot een klein groepje geslonken. De geest van de vredelievende democratie openbaart zich zoo krachtig, dat hij ook de tegenstrevenden onder zijn invloed brengt. Ook de breede kringen der burgerlijke bevolking, die de republiek over het algemeen niet genegen zijn. Zij zouden den volksstaat heel graag weer vervangen door den ouden overheids staat, wanneer ja wanneer niet ook de republiek overtuigend geloond had een lo gisch en noodzakelijk element in zich te dragen wanneer het niet ieder oogenblik opnieuw bleek, dat wij langs andere wegen in het geheel niet vooruit komen kunnen. Wonderlijk genoeg, terwijl steeds meer dere tot deze erkentenis komen, blijft er aan den anderen kant altijd een groep, die be hagen schept in een voortdurend lonken naar de oude monarchistische gewoonten. Een eenvoudig voorbeeld daarvan: het bu reau van den heer von Berg, de onlangs uit zijn ambt ontslagen zaakwaarnemer van de Hohenzollerns in Berlijn, droeg tot voor enkele jaren de bescheiden naam „Kron- gutsverwaltung des früheren Kaisers" thans echter staat in de Berlijnsche tele foongids ongegeneerd te lezen, alsof er niets gebeurd was: „Schatull- und Vermögensver- waltung seiner Majestat des Kaisers und K£nigs Wilhelm II' Men kan gerust zeggen, dat geen andere repuhlikeinsche slaat na een revolutie zich zulke dingen kalm zou laten welgevallen De Duitsche republiek kan ze echter glimlachend toelaten, omdat ze weet. dat dit niets anders zijn dan kin derachtigheden, die geen beteekenis hebben. Met welk een geprikkeldheid de kringen, die nog altijd treuren over het verdwijnen van het kastewezen, de hofclique en de al- leronderdanigste buigingen van het vroegere regime, overal naar toespelingen op deze verzonken wereld speuren en zich daarover ergeren, blijkt uit het volgende karakteris tieke voorval. De intendant van de Berlijn sche staatsschouwburg aan de Gendarmen- markt, prof. Leopold Jessner, na Max Rein- hardt een van de meest op den voorgrond tredende figuren in de theaterwereld, een origineele kop en een liefhebber van ge waagde experimenten, heeft de vorige week een nieuwe ensceneering van de „Hamlet" gebracht, die een geweldig opzien baarde, omdat ze geheel los van overlevering en conventie een verrassenden en ongewonen weg volgde. Jessner had het gevoel, dat zeker niet ongegrond is dat de tot nu toe ge bruikelijke manier om dit beroemdste drama der wereldlitteratuur te spelen op den toe schouwer van den tegenwoordigen tijd, geen bijzondere aantrekkingskracht meer uit oefent. Hij nam daarom het besluit, de tra gedie het publiek van 1926 nader te brentren en ondernam het waagstuk den Hamlet" te moderniseeren, hem in de eerste plaats in een modern costuum te steken Het is niet geheel modem, maar ontléend aan den tijd van 1830 en eenieszins aan de romantische sfeet aangepast. En plotseling staat 't groote werk geheel anders voor ons. Jessner be merkte met zijn scherpen blik wat eigenlijk geen enkele van zijn voorgangers zoo dui delijk aangevoeld en weergegeven heeft, dat de onoverbrugbare kloof tusschen Hamlet en het verdorven hof van den Deenschen koning, een der wezenlijke trekken van het grandiose dichtwerk is. Dit werd het uitgangspunt van zijn dramatische gedach- tengang en het effect, dat hij daarmee be reikte, was verrassend. Zoo treedt dan tegenwoordig koning Claudius en met hem zijn hoogwaardig heidsbekleders op het tooneel van den Berlijnschen Staatsschouwburg op in een met ordeteekenen bezaaide uniformrok met glinsterende epauletten Evenals de andere leden vaji de hofhouding, draagt hij een puntbaardje, zoodat hij veel lijkt op dpn vroegeren Bulgaarschen czaar Ferdinand De koningin verschijnt in groot galatoilet, volgens de mode van den Biedprmeiertiid Bij de scène, waarin Hamlet zich zekerheid wil verschaffen over de vermoording van zijn vader, zien we niet zooals vropger 'n theater in den laat-middeleeuwschen stijl voor ons, maar een schouwburg met ver schillende rangen en een parket en een hofloge in het midden, waarin de koningin gezeten is, die met een binocle het spel volgt! Toen het gordijn werd opgehaald en men dit effectvolle tafereel aanschouwde, werd het publiek zoo getroffen, dat een spontaan applaus losbrak. Inderdaad meende men een door toove- rij opgeroepen spiegelbeeld van die gala voorstellingen voor zaoh te zien, die eens in dezen schouwburg plaats hadden, Als vanzelf drong een dergelijke vergelijking zich aan de toeschouwers op. Maar zeker heeft de heer Jessner, wien het alleen op een artistieke vernieuwing van de voor stelling aankwam, daaraan niet gedacht. De Duitsch-Nationale kranten echter ge raakten buiten zichzelf van woede en be schuldigden den intendant er van, dat hij met opzet het vToegere keizerlijke hof be spottelijk gemaakt had. Daarbij kwam er nog een bijzonderheid in het stuk voor, die de uitwerking had, dat de vlammen nog hooger opsloegen ln de bewerking van Jeesner heeft koning Claudius uit de beroerte, die hem treft bij het aanschouwen van het tooneelstuk, waarin hij ontmaskerd wordt, een stijve rechterarm overgehouden. De tooneclspe- ler, die de rol van den echtbrekenden en moorddadigen koning vervult, moet in het tweede deel van het drama de rechterarm stijf langs het lichaam gestrekt houden en met de linker ageeren Men moet toege ven, dat het een eenigszins zonderling idee is. De toeschouwer wéét niet recht, wat hij er met aan moet en begrijpt de samenüang nauwelijks, daar bij Shakespeare van een beroerte geen sprake is. Slechte een thea terman in merg en been, die geheel in zijn werk opgaat, zal op het idee komen oin een dergelijke nuance aan te brengen. Wat wordt echter don intendant nu door de rechts georiënteerde bladen verweten 1 Hij heeft daarbij het oog gehad op den ongelukkigen arm van Wilhelm III Dat ia natuurlijk de reinste onzin. Zulk een cr- gelijk gebrek aan tact moet men van een kunstenaar als Jessner niet verwachten. Maar het helpt niets, het spectakel ie nu eenmaal aan den gang en het laat zich niet tot zwijgen brengen. Het is steeds dezelfde onverkwikkelijke vertooning: zoodra er één komt, die iete nieuws brengt op artistiek gebied, zijn de philisters bij de hand om de moedige baanbrekers van „bolsjewisme" te be schuldigen. Niet ver van Berlijn, in de vriendelijke stad Dessau, de hoofdstad van het voormalige hertogdom Anhalt de hertog leeft trouwens daar rustig verder in zijn slot heeft onlangs het moderne kunstinstituut van het „Bauhaua" zijn nieuwe studiegebouwen en de groep woon huizen van zijn professoren, die daar naar oud gildegebruik ..meester" hecten, inge wijd. Het effect is in één woord: grootsch. De moderne Duitsche architectuur, die zich van groote lijnen en vormen in nauwe aansluiting aan doel en bestemming van ieder bouwwerk bedient, heeft hier groote triomfen gevierd Het hoofdgebouw dat evenals de rest van het complex door den genialen directeur cn organisator Walter Giopius, den directeur van het „Bauhaus" ontworpen, is zoo gebouwd, dat men van buiten slechts reusachtige glazen wanden ziet. Van de betonnen pijlers, die zich in het inwendige bevinden, steken dwarsbal ken naar buiten uit en daaraan hangen de machtige gevels, die geheel uit tallooze rechthoekige vlakken van spiegelglas in ijzeren lijsen gevat, bestaan. Het geheel biedt een tooverachtige aanblik. Men kijkt als het ware als bij een Röntgenopname van een huis, door de transparante muren in de werkplaatsen. Dubbel tooverachtig bij avond, als de kolossale glazen dobbel steen van binnen verlicht ia. Doch dit ie slechts één punt van het grootsche pro gramma, dat Gropius ten uitvoer gebracht heeft. De inwijding van zijn nieuwe bouw werken werd tot een gebeurtenis op kunst- gebied, die niet alleen voor Duitschland van beteekenis is. De internationale kunst- wereld hield dan ook in Dessau rendez vous. In de eerste plaats waren uit Frank rijk en uit Holland architecten en kunst vrienden gekomen Allen waren het er over eens, dat hier iets gepresteerd was, dat aan de kunst nieuwe wegen opent Maar wat zegt men in Dressau f Men stookt en raast tegen het „BauhauB", tracht de lee raren en de scholieren verdacht te maken, beschuldigt het geheele instituut „on- Duitsch" te zijn en zou het liefst Gropiui en zijn medestrijders uit de stad verdrijven zooals voordien de philisters van Weimar hem verdreven hebben. Het is in Duitschland dikwijls, alsof er een baat leeft tegen alle verkondigers van nieuwe kunstideeën. Daarom werd onlangs ook de strijd om het wetsontwerp, dat de Rijksdag tot bescherming van de jeugd tegen „Schmutz und Schund" aangenomen heeft, zoo heftig en verbitterd gevoerd. De iDtellectueelen. de kunstenaars, de schrijvers, de geleerden, kortom alle gees telijke arbeiders gingen met dit programma accoord hoe zouden zij er ook tegen hebben kunnen zijn maar zij VTeesden en zij vreezen nog steeds, dat de nieuwe wetsbepalingen '*n een de kunst vijandigen zin zullen worden uitgelegd en toegepast. Volgens deze bepalingen zal het van nu af verboden zijn boeken, die als „Schmutz und Schund" op een zwarte lijst geplaatst zijn, in de toonkasten of étalages van boek handelaren voor ieder zichtbaar uit te stallen, openlijk aan te kondigen of er op andere manier propaganda voor te ma ken Dat beteekent. dat zulke boeken ook voor de volwassenen nauwelijks te krij gen zijn. Maar wat is nu „Schmutz" en! wat is „Schund" De wet geeft geen defi nitie daarvoor Zeer begrijpelijk want wie zal dit in beslissenden vorm formulee ren kunnen f Dit beteekent echter, dat aan de willekeur en de kwade trouw, de philisterii en de haat tegen alle kunst, die zich niet langs de oude. afgetreden paden voortbewoog, de deur geopend wordt. Er zal een strijd over de geheele linie ont branden tusschen de geestelijke en poli tieke elementen in Duitschland. die zeker niet eT toe zal bijdragen den binnenland- schen vrede te bevorderen, die wij voor ons herstel zoo dringend noodig hebben- Dr. MAX OSBORN. P

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 13