No. 20491
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 31 December
Vierde Blad Anno 1926
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
VAN RECHT EN ONRECHT.
BERLIJNSCHE BRIEVEN.
Hei overlijden van den leider der liberalen.
De dempings-kwestie. Nieuw
soort revue.
Neen, als Amsterdammer laat Mr. Dres-
•elhuijs. wien9 stoffelijk overschot in het
begin dezer week te Gulemborg ten grave
werd gedragen, geen ledige plaats open,
want hij is niet geweest een der vaderlan
ders van beteekenis, die in de geschiedenis
der hoofdstad een rol heeft gespeeld, al
thans niet direct. Hij was geen Amsterdam
mer van geboorte; hij was hier bij de groote
massa der burgerij niet bekend. Maar toch,
zijn heengaan grijpt niettemin in, in het
politieke leven van Amsterdam, omdat hij
de leider was van dien Vrijheidsbond, die
feitelijk door hèm binnen deze „veste", in
die bekende groote vergadering in het Con
certgebouw werd gesticht en die, wat onze
stad betreft het vervolg geweest is van de
liberale vereenigingen, die gedurende vele
jaren zulk een beteekenisvollen invloed op
de ontwikkeling der hoofdstad hebben ge
had.
Het heengaan van den leider dergenen,
die, zij het onder anderen naam, de begin
selen van het liberalisme in Nederland uit
dragen, doet ons onwillekeurig terugdenken
aan de tijden, toen eerst de liberale kies
verenigingen „Grondwet" en „Burger
plicht", later „Vooruitgang" in zijn negen
afdeélingen, feitelijk het politieke leven te
Amsterdam beheerschte; toen mannen als
A. C. Wertheim, Mr. Kappeyne van de
Coppollo. later de ook in dit scheidend jaar
overleden Dr. Hubrecht, op het gemeente
lijk bestuur der stad hun stempel drukten.
Wanneer ooit de poplitieke geschiedenis
van Amsterdam sedert 1848 in haar bijzon
derheden zal beschreven worden, zal daar
uit blijken, wat het liberalisme, wat de
genoemde mannen en nog vele anderen
met hen voor de hoofdstad des lands
zijn geweest; hoe door hun leven en wer
ken de elkander opvolgende gemeente-be
sturen geboren werden van de in zoo tal
van opzichten toonaangevende stad van ons
vaderland. En die geschiedenis zal in haar
laatste hoofdstukken dan. ook zeker dienen
te gewagen van den thans ontslapen Mr.
Dresselhuijs, aan wien voor een belangrijk
deel te danken was, dat, trots alle politieke
veranderingen der latere jaren, het liberale
beginsel te Amsterdam bij duizenden en
duizenden barer burgers is blijven voort
leven. Wij leven niet meer in tijden, waar
in men er spoedig toe over gaat de nage
dachtenis van groote mannen bij het na
geslacht in herinnering te houden door hun
beeltenis ons voor oogen te stellen, in brons
gegoten, of in marmer, gehouwen ware
zulks wèl het geval, een standbeeld voor
Mr. Dresselhuijs zou in de hoofdstad even-
-min misplaatst zijn als dat van Thorbecke,
voor wien men. ook al was hij evenmin
Amsterdammer, hier -een standbeeld deed
verrijzen, ter herinnering aan datgene, wat
door zijn liberale beginselen aan Amster
dam ten goede is gekomen.
Thorbecke's standbeeld ge weet het
staat hier sedert 1876, toen het onthuld
werd, aan het plein naar hem genoemd,
hetwelk voordien deel had uitgemaakt van
de Reguliersgracht, het staat dus op ge-
dempten grond en zulks brengt mij er toe
er op te wijzen, dat het dempings-vraag-
stuk van het Rokin thans weer „brandend"
is geworden, want een beslissing daarover
kan nu niet lang meer uitblijven. De voor-
en tegenstanders gaan elkander over deze
kwestie heel vriendelijk natuurlijk
in de pers krachtig te lijf. In hetzelfds
„Handelsblad", waarin die altijd voor het
behoud van hetgeen schoon is in stad en
land op de bres staande Heemschutter, het
Eerste Kamerlid, de heer Henri Polak, op
nieuw zijn verontwaardiging uitspreekt
jegens hen, die ter wille van het verkeer
dat stuk oude gracht tusschen Dam en Spui
willen dicht gooien, komt een ander oud-
Raadslid, de heer Ch. E. H. Boissevain,
tot de conclusie, dat vóór het dempen van
dat stuk Rokin Alles, er tégen niets hoe
genaamd te zeggen is. Als twee dergelijke
mannen: beiden geboren Amsterdammers;
beiden mannen, die dikwerf genoeg getoond
hebben, hoe het welzijn en de schoonheid
dezer stad hun ter harte gaat; beiden ook
mannen, die langen tijd in den gemeente
raad die stadsbelangen bepleitten, over een
dergelijke zaak zulke beslist tegenstrijdige
meeningen kunnen hebben, dan behoeft 't
zeker geen verwondering te wekken, dat de
buitenstaanders eigenlijk de klut3 kwijt
raken, en. zoo zij er geen even besliste
meening op na houden als een der twee
genoemden, eigenlijk niet weten, aan welke
zijde zij zich scharen moeten. Hoe de af
loop zal zijn? „Te dempen of niet te dem
pen, dat is de kwestie"; als ik hoüden moest
ik hield het op dempen, want ik kan met
den besten wil niet inzien, hoe men anders
ooit het verkeersvraagstuk. hetwelk in dft
deel der stad werkelijk een netelig vraag
stuk is geworden, zal kunnen oplossen, evea
min hoe men niét tot demping overgaande,
dit afzichtelijk stukje gracht sloot eigen
lijk ooit zou kunnen herscheppen in een
vriendelijk, helder stukje stadSwater, d.w.z.
vriendelijk en helder niet gedurende een
korte spanne tijds, maar blijvend.
Grachten dempen is te Amsterdam altijd
een netelige kwestie geweest. Men heeft er
al heel wat dicht gegooid; niet altijd om het
verkeer, want dat is niet steeds zóó druk ge
weest als het in de latere jaren met al die
auto's en trams geworden is. maar ook wel
degelijk, omdat men inzag, dat het niet aan
ging om uit eerbied voor het voorgeslacht
maar elke vuile sloot als poel van ergenis te
laten voortbestaan.
We dempen heusch niet sedert de vorige
week. Reeds in 1857 zijn we er mede be
gonnen, toen we in den Jordaan de vroe
gere Goudsbloemgracht dicht maakten en
die ter nagedachtenis van wijlen Koning
Willem I herdoopten tot Willemstraat en
die op 24 Augustus van genoemd jaar, dat
Zijne Majesteits jaardag was geweest, zeer
feestelijk inwijdden. Sedert heeft de vor
stelijk* familie bij het jaerüjksch bezoek
aan de hoofdstad bijkans nooit nagelaten,
de Willemstraat de eer te geven van een
bezoek, althans een door-rijden ervan ge
durende die Koninklijke Amsterdamsche
week.
Later zijn er in den Jordaan nog meer
dere grachten gedempt, zooala de Linden-
gracht, die zulke ruwe en treurige toonee-
len te zien gaf in de zomer van 1886 tij
dens het z.g.n Paling-oproer; de Palen
gracht, later nog de Elandsgracht. En in
andere gedeelten der stad kan allereerst
gewezen worde® op den gedempten Over
toom, die sedert 1904 groote verkeersweg
is geworden. Wat ia er in dien tijd niet
over te doen geweest toen de plannen tot
demping aan de orde waren, maar de Am
sterdammers, die zich nog weten te her
inneren hoe erbarmelijk daar de toestan
den waren, zullen zeker het besluit, om
daar den breeden weg te leggen, die er nu
ligt, niet zoo dwaas gevonden hebben. Het
heeft lang geduurd voor het stadsbeeld
daar ter plaatse ging passen aan een bree-
de straat; in de eerste jaren was er veel,
dat „vloekte", maar langzamerhand heb
ben de toestanden er zich gewijzigd en is
de Overtoom niet meer zóó leelijk als hij
scheen in de eerste jaren na de demping.
Zoo, dus redeneerden degenen, die het
Rokin dicht willen zien, zal het ook gaan
daar ter plaatse; langzamerhand en ver
moedelijk veel spoediger daar, dan aan den
Overtoom het geval is geweest, zullen er
aan weerkanten nieuwe bouwwerken ver
rijzen, die passen aan een modernen, bree
den verkeersweg. En zij wijzen u dan ook
op de Raadhuisstraat, die ontstond toen
de voormalige Huiszittenstegen tusschen
Voorburgwal en Heerengracht verbreed
waren en de Warmoesgracht daar was ge
dempt. In den aanvang was het „geen ge
zicht", toen deze gracht gedempt was en
de ouderwetsche grachtstoepen en kelders
er nog behouden waren, maar allengs ver
dwenen die ook en kreeg de nieuwe breede
straat de juist proporties bij modernen
aanblik.
Wat alles natuurlijk niet zeggen wil, dat
men te Amsterdam maar in den wilde weg
mooie grachten zou moeten dempen. Te
recht heeft men destijds een ,,dat nooit!"
toegeroepen aan degenen, die de schen
dende hand aan de Reguliersgracht wilden
slaan en weder zou een algemeene storm
van verontwaardiging opsteken, indien
men aaD die gracht en de Leidsehe gracht
en nog tal van andere zou willen raken,
wat evenwel nog niet zeggen wil, dat er
geen stukken water zouden zijn, die, ge
zien de tijdsomstandigheden waaronder wij
thans leven, hun tijd geha-d hebben.
En laat ik, over die dempings-kwestie
schrijvende, vooral niet vergeten het Dam
rak. Blader de gemeenteraadsverhandeJin-
gen, ten .minste als ge dergelijke lectuur
niet al te droog vindt, door en ge zult
zien wat over de demping van het deel
daarvan tusschen Oudebrugsteeg en Vij
gendam jaren her te doen is geweest. Dat
oude Water, zooals het vroeger heette,
liep tot den Dam toe, was nog één met
het Rokin. Eerst ook al lang geleden
in 1841 dempte men een stuk, om daarop
to bouwen de oude Beurs, ik bedoel die van
1845, welke aan Berlage's schepping voor
af ging, waardoor die nauwe „trechter"
tusschen Dam en Beurs naar het Damrak
ontstond. Juist veertig jaren later ging het
overige Damrak dicht en verrezen daar de
huidige Beurs en later „de Bijenkorf" en
dus zeggen nog de oudste Amsterdam
mers was dat deel van Amsterdam voor
goed en hopeloos verknoeid. Maar het is
slechts de vTaag of men wel anders hacl
kunnen handelen, toen Amsterdam steeds
grooter werd en het hoofd-spoorwegsta-
tion was gebouwd, waar het nu staat;
vTage alweer: of hetgeen het Dagelijksch
Bestuur nu met het Rokin wil doen, niet
de natuurlijke consequentie van hetgeen
aan het Damrak geschiedde, moet wezen 1
Wanneer wij nog leefden in den tijd der
„historische" revues op het tooneel, zoo
als Reyding die destijds wist te scheppen,
de Rokin-kwestie zou er ongetwijfeld een
plaats in vinden, misschien vinden we
haar straks terug in den nieuwjaarswensch
van „Kloris en Roosje."
Van revue gesproken er wordt er se
dert korten tijd een Opgevoerd door het
tooneelgezelschap „de Speeldoos" in het
Grand Theater, onder den naam „De le
vende Medusa". Die „Medusa" ia de naam
eener krant en het levende er van is, dat
het krantenieuwa in levend beeld wordt
gebracht; aanschouwelijk wordt het dans-
verbod ook een geschiedenis die steeds
meer „brandend" wordt vertoondaan
schouwelijk wordt in Italië een aanslag op
Mussolini uitgebeeldof het toestroomen
der schatten, die in Duitschland den ban
neling te Doorn zijn toegewezen, vaak op
geestige wijze, die het publiek opwekt tot
gullen lach Iets nieuws dus op revue-ge
bied Provincie-menschen, die voornemens
zijn de Kerstdagen hier te komen door
brengen, kunnen een uitgang daarheen no-
teeren dansen mogen zij hier die dagen
toch niet. althans niet in voor 't publiek
toegankelijke gebouwen.
SINT SANA.
XXI.
(Nadruk verboden).
Regislerpand en «chijnoTeieenkomsten.
De praktik heeft getoond behoefte te
hebben aan credietverleening op roerende
zaken in een anderen vorm dan in dien
van pandrecht. Voor de geldigheid daar
van toch. stelt onze wet den onverbiddelij
ker eisch, dat de verpande zaak nit de
macht van den pandgever-eigenaar wordt
gebracht. Zij doet dat om te voorkomen,
dat oplichting wordt gepleegd door dezelfde
zaak aan anderen als onbezwaard voor te
stellen en haar opnienw te varpanden. Voor
effecten hindert dit nit de macht van den
pandgever gaan niets; die worden bjj veel
vuldig gebruikelijke prolongatie of belee
ning toevertrouwd aan den pandnemer-geld-
schieter, die de coupons kuipt en de ont
vangen rente met z'gn gelJnemer verrekent
Maar voor al die zaken, waarbjj het op
het gebruik aankomt, beteekent dit, daar
ook de pandnemer ze niet gebruiken mag,
dat zjj onproductief het oogenblik moeten
afwachten, dat zjj weer in het verkeer
komen, hetzjj doordat de pandgever ze in
lost hetzij doordat ze verkocht worden,
omdat hjj zjjn verplichtingen niet nakomt
Als basis voor credietverleening worden dus
waardeloos die zaken, waarvan de eigenaar
het gebruik niet missen kan, terwgl hjj
toch, om ze goed te exploiteeren, juist
gelo op zou willen nemen. Men denke aan
auto's, autobussen vooral, inventarissen van
koffiehuis- en andere bedrijven,
Bj schepen is het bezwaar natuurlijk
hetzelfde, maar doordat elk schip van
eenige afmetingen een zekere individuali
teit heeft, is men er toe gekomen om daar
een regeling te maken, die veel op hypo
theek gelijkt Huizen en landergeo immers,
blijven wel in de macht van den geldnemer;
maar ook hier waakt de wet tegen
knoeien. Door de verplichte inschrijving van
de hypotheek op de registers van den
hypotheekbewaarder, die voor ieder ter
inzage liggen, bereikt men, dat de toe
komstige geldschieter zich eerst kan over
tuigen of het perceel niet of weinig be
zwaard is. Voor schepen bestaan ook zulke
registers. Om zekerheid te hebben, dat het
schip, waarover de credietbesprekingen
gaan, hetzelfde is als dat waarvan de re-
gistere melding Inaken, wordt elk schip,
waarvan een inschrijving wordt geboekt,
van een ingebrand merk voorzien.
Ei is nu voorgesteld om neg een stap
verder te gaan en om een dergelijke rege
ling ook in te voeren voor zaken als de
hierboven bedoelde, dus roerende lichao-
lyke, andere dan schepen. In navolging
van het buitenland, waar men daar reeds
toe overgegaan is, spreekt men dan van
registerpand. Dat dit werkelijk noodig is,
bewijst de omstandigheid, dat de pracjjk
zich thans op haar eigen manier probeert
te helpen en wei, omdat het gewone pand
voer haar afgesneden is, door allerlei ge
fingeerde contracten. Men probeert daarmee
hetzelfde resultaat te bereiken, maar ten
eerste is men veel duurder uit, omdat het
nu geen normaal door de wet erkend ere-
diet is, waarom gevraagd wordt, en ten
tweede loopt men door die onware con
tracten alle kans in processen gewikkeld
te worden, waarvan de uitslag twijfel
achtig is.
Een zoo juist gepubliceerd vonnis der
rechtbank te Maastr.cht illustreert dit laat
ste op duidelijke wijze. Een koopman had
zijn geheelen voorraad goederen met nog
andere zaken aan zijn schoonvader ver
kocht voor f 10.000 ouder bepaling, dat 1'ij
door zou gaan met handeldrijven. Daarbij
mocht hjj van den voorraad aan derden ver-
koopen en afleveren en dien weer aanvullen;
de nieuwe goederen zouden dan, voor wat
de verhouding tot den schoonvader betrof,
in de plaats van de Oude komen. De koopsom
moest eerst over tien jaar betaald worden,
maar wat de schoonvader inmiddels ge
noodzaakt was geworden om voor den
schoonzoon te betalen, zou daarop in ver
mindering komen.
De rechtbank wilde echter van dit
merkwaardige geknutsel (in een notarieele
akte vastgelegd) met weten en overwoig,
dat partijen een inpandgeving geweoschi
hadden, maar dat die ui.gesloten was, om
dat de schoonzoon, om zijn bedrijf te kunnen
blgvec uitoefenen, in het bez.t der goe
deren moest worden gelaten en daarover
moest kunnen beschikken. Ze namen daar
om hun toevlucht tot den vorm koop en
verkoop, maar deze beantwoordt niet aan
de werkelijkheid. De opgemaakte akten
zjjn slechts schgnakten en kunnen het be
wijs niet leveren van de handelingen, die
er in staan beschreven. De schoonvader
zag zich dus de goederen ontgaan en daar
mede zjjn zekerhejd voor de gelden, die hj}
sedert het contract, waarschijnlijk als borg
reeds had moeten betalen.
Dit is juist het onbevredigende: het waa
eea volkomen eerlijk en veidedigba&r doet
dat partijen nastreefden; de wet kent alleen
maar den weg daarheen en de zijpaden, die
zij nu inslaan, worden door den „park
wachter" afgesneden.
Is het dan niet gewenscht, dat de noo-
zakelijke verkeersweg spoedig wordt aan
gelegd?
Stresemann'a Kerstengel. De
verraderlijke telefoongids.
Hamlet in Biedermeiercostnnm.
De haat tegen de kunst.
Een triomf der moderne archi
tectuur De strijd om de prik
kellectuur.
Berlijn, midden December.
75.000 Mark vormen een aardig Kerst
geschenk. Maar er zal wel niemand in
Duitschland wezen, die op den Nobelprijs
van dr Stresemann afgunstig is. Want als
er één is, die deze onderscheiding voor zijn
arbeid in het belang van den vrede der
volkeren verdiend heeft, dan is het de Duit-
sche minister van buitenlandsche zaken, die
nu reeds langer dan drie jaar bezig is met
het kraken van de harde noot, die de ver
houding tusschen Duitschland en Frankrijk
symboliseert. Men kan zeggen, dat Strese
mann op het oogenblik de populairste man
in Duitschland is. Hij heeft ook den ouden
Hindenburg in dit opzicht naar den achter
grond verdrongen. Want niets maakt een
leidende figuur in hel openbare leven meer
populair, dan wanneer hij bij het begin
van zijn werkzaamheid hevig aangevallen,
beschimpt is en wanneer hij zijn tegenstan
ders langzamerhand overtuigd en op zijn
zijde gebracht heeft.
Werkelijk, het aantal menschen, die
steeds nog de toenadering tot Frankrijk als
een wanproduct van niet-nationaaldenkende
hersenen van zich wijzen, is thans tot een
klein groepje geslonken. De geest van de
vredelievende democratie openbaart zich
zoo krachtig, dat hij ook de tegenstrevenden
onder zijn invloed brengt. Ook de breede
kringen der burgerlijke bevolking, die de
republiek over het algemeen niet genegen
zijn. Zij zouden den volksstaat heel graag
weer vervangen door den ouden overheids
staat, wanneer ja wanneer niet ook de
republiek overtuigend geloond had een lo
gisch en noodzakelijk element in zich te
dragen wanneer het niet ieder oogenblik
opnieuw bleek, dat wij langs andere wegen
in het geheel niet vooruit komen kunnen.
Wonderlijk genoeg, terwijl steeds meer
dere tot deze erkentenis komen, blijft er aan
den anderen kant altijd een groep, die be
hagen schept in een voortdurend lonken
naar de oude monarchistische gewoonten.
Een eenvoudig voorbeeld daarvan: het bu
reau van den heer von Berg, de onlangs
uit zijn ambt ontslagen zaakwaarnemer van
de Hohenzollerns in Berlijn, droeg tot voor
enkele jaren de bescheiden naam „Kron-
gutsverwaltung des früheren Kaisers"
thans echter staat in de Berlijnsche tele
foongids ongegeneerd te lezen, alsof er niets
gebeurd was: „Schatull- und Vermögensver-
waltung seiner Majestat des Kaisers und
K£nigs Wilhelm II' Men kan gerust zeggen,
dat geen andere repuhlikeinsche slaat na
een revolutie zich zulke dingen kalm zou
laten welgevallen De Duitsche republiek
kan ze echter glimlachend toelaten, omdat
ze weet. dat dit niets anders zijn dan kin
derachtigheden, die geen beteekenis hebben.
Met welk een geprikkeldheid de kringen,
die nog altijd treuren over het verdwijnen
van het kastewezen, de hofclique en de al-
leronderdanigste buigingen van het vroegere
regime, overal naar toespelingen op deze
verzonken wereld speuren en zich daarover
ergeren, blijkt uit het volgende karakteris
tieke voorval. De intendant van de Berlijn
sche staatsschouwburg aan de Gendarmen-
markt, prof. Leopold Jessner, na Max Rein-
hardt een van de meest op den voorgrond
tredende figuren in de theaterwereld, een
origineele kop en een liefhebber van ge
waagde experimenten, heeft de vorige week
een nieuwe ensceneering van de „Hamlet"
gebracht, die een geweldig opzien baarde,
omdat ze geheel los van overlevering en
conventie een verrassenden en ongewonen
weg volgde. Jessner had het gevoel, dat
zeker niet ongegrond is dat de tot nu toe ge
bruikelijke manier om dit beroemdste drama
der wereldlitteratuur te spelen op den toe
schouwer van den tegenwoordigen tijd, geen
bijzondere aantrekkingskracht meer uit
oefent. Hij nam daarom het besluit, de tra
gedie het publiek van 1926 nader te brentren
en ondernam het waagstuk den Hamlet" te
moderniseeren, hem in de eerste plaats in
een modern costuum te steken Het is niet
geheel modem, maar ontléend aan den tijd
van 1830 en eenieszins aan de romantische
sfeet aangepast. En plotseling staat 't groote
werk geheel anders voor ons. Jessner be
merkte met zijn scherpen blik wat eigenlijk
geen enkele van zijn voorgangers zoo dui
delijk aangevoeld en weergegeven heeft, dat
de onoverbrugbare kloof tusschen Hamlet
en het verdorven hof van den Deenschen
koning, een der wezenlijke trekken van
het grandiose dichtwerk is. Dit werd het
uitgangspunt van zijn dramatische gedach-
tengang en het effect, dat hij daarmee be
reikte, was verrassend.
Zoo treedt dan tegenwoordig koning
Claudius en met hem zijn hoogwaardig
heidsbekleders op het tooneel van den
Berlijnschen Staatsschouwburg op in een
met ordeteekenen bezaaide uniformrok met
glinsterende epauletten Evenals de andere
leden vaji de hofhouding, draagt hij een
puntbaardje, zoodat hij veel lijkt op dpn
vroegeren Bulgaarschen czaar Ferdinand
De koningin verschijnt in groot galatoilet,
volgens de mode van den Biedprmeiertiid
Bij de scène, waarin Hamlet zich zekerheid
wil verschaffen over de vermoording van
zijn vader, zien we niet zooals vropger 'n
theater in den laat-middeleeuwschen stijl
voor ons, maar een schouwburg met ver
schillende rangen en een parket en een
hofloge in het midden, waarin de koningin
gezeten is, die met een binocle het spel
volgt! Toen het gordijn werd opgehaald en
men dit effectvolle tafereel aanschouwde,
werd het publiek zoo getroffen, dat een
spontaan applaus losbrak.
Inderdaad meende men een door toove-
rij opgeroepen spiegelbeeld van die gala
voorstellingen voor zaoh te zien, die eens
in dezen schouwburg plaats hadden, Als
vanzelf drong een dergelijke vergelijking
zich aan de toeschouwers op. Maar zeker
heeft de heer Jessner, wien het alleen op
een artistieke vernieuwing van de voor
stelling aankwam, daaraan niet gedacht.
De Duitsch-Nationale kranten echter ge
raakten buiten zichzelf van woede en be
schuldigden den intendant er van, dat hij
met opzet het vToegere keizerlijke hof be
spottelijk gemaakt had.
Daarbij kwam er nog een bijzonderheid
in het stuk voor, die de uitwerking had,
dat de vlammen nog hooger opsloegen ln
de bewerking van Jeesner heeft koning
Claudius uit de beroerte, die hem treft
bij het aanschouwen van het tooneelstuk,
waarin hij ontmaskerd wordt, een stijve
rechterarm overgehouden. De tooneclspe-
ler, die de rol van den echtbrekenden en
moorddadigen koning vervult, moet in het
tweede deel van het drama de rechterarm
stijf langs het lichaam gestrekt houden en
met de linker ageeren Men moet toege
ven, dat het een eenigszins zonderling idee
is. De toeschouwer wéét niet recht, wat hij
er met aan moet en begrijpt de samenüang
nauwelijks, daar bij Shakespeare van een
beroerte geen sprake is. Slechte een thea
terman in merg en been, die geheel in zijn
werk opgaat, zal op het idee komen oin
een dergelijke nuance aan te brengen.
Wat wordt echter don intendant nu door
de rechts georiënteerde bladen verweten 1
Hij heeft daarbij het oog gehad op den
ongelukkigen arm van Wilhelm III Dat ia
natuurlijk de reinste onzin. Zulk een cr-
gelijk gebrek aan tact moet men van een
kunstenaar als Jessner niet verwachten.
Maar het helpt niets, het spectakel ie nu
eenmaal aan den gang en het laat zich
niet tot zwijgen brengen.
Het is steeds dezelfde onverkwikkelijke
vertooning: zoodra er één komt, die iete
nieuws brengt op artistiek gebied, zijn de
philisters bij de hand om de moedige
baanbrekers van „bolsjewisme" te be
schuldigen. Niet ver van Berlijn, in de
vriendelijke stad Dessau, de hoofdstad van
het voormalige hertogdom Anhalt de
hertog leeft trouwens daar rustig verder
in zijn slot heeft onlangs het moderne
kunstinstituut van het „Bauhaua" zijn
nieuwe studiegebouwen en de groep woon
huizen van zijn professoren, die daar naar
oud gildegebruik ..meester" hecten, inge
wijd. Het effect is in één woord: grootsch.
De moderne Duitsche architectuur, die
zich van groote lijnen en vormen in nauwe
aansluiting aan doel en bestemming van
ieder bouwwerk bedient, heeft hier groote
triomfen gevierd Het hoofdgebouw dat
evenals de rest van het complex door den
genialen directeur cn organisator Walter
Giopius, den directeur van het „Bauhaus"
ontworpen, is zoo gebouwd, dat men van
buiten slechts reusachtige glazen wanden
ziet. Van de betonnen pijlers, die zich in
het inwendige bevinden, steken dwarsbal
ken naar buiten uit en daaraan hangen
de machtige gevels, die geheel uit tallooze
rechthoekige vlakken van spiegelglas in
ijzeren lijsen gevat, bestaan. Het geheel
biedt een tooverachtige aanblik. Men kijkt
als het ware als bij een Röntgenopname
van een huis, door de transparante muren
in de werkplaatsen. Dubbel tooverachtig
bij avond, als de kolossale glazen dobbel
steen van binnen verlicht ia. Doch dit ie
slechts één punt van het grootsche pro
gramma, dat Gropius ten uitvoer gebracht
heeft. De inwijding van zijn nieuwe bouw
werken werd tot een gebeurtenis op kunst-
gebied, die niet alleen voor Duitschland
van beteekenis is. De internationale kunst-
wereld hield dan ook in Dessau rendez
vous. In de eerste plaats waren uit Frank
rijk en uit Holland architecten en kunst
vrienden gekomen Allen waren het er over
eens, dat hier iets gepresteerd was, dat
aan de kunst nieuwe wegen opent Maar
wat zegt men in Dressau f Men stookt en
raast tegen het „BauhauB", tracht de lee
raren en de scholieren verdacht te maken,
beschuldigt het geheele instituut „on-
Duitsch" te zijn en zou het liefst Gropiui
en zijn medestrijders uit de stad verdrijven
zooals voordien de philisters van Weimar
hem verdreven hebben.
Het is in Duitschland dikwijls, alsof er
een baat leeft tegen alle verkondigers van
nieuwe kunstideeën. Daarom werd onlangs
ook de strijd om het wetsontwerp, dat de
Rijksdag tot bescherming van de jeugd
tegen „Schmutz und Schund" aangenomen
heeft, zoo heftig en verbitterd gevoerd.
De iDtellectueelen. de kunstenaars, de
schrijvers, de geleerden, kortom alle gees
telijke arbeiders gingen met dit programma
accoord hoe zouden zij er ook tegen
hebben kunnen zijn maar zij VTeesden
en zij vreezen nog steeds, dat de nieuwe
wetsbepalingen '*n een de kunst vijandigen
zin zullen worden uitgelegd en toegepast.
Volgens deze bepalingen zal het van nu
af verboden zijn boeken, die als „Schmutz
und Schund" op een zwarte lijst geplaatst
zijn, in de toonkasten of étalages van boek
handelaren voor ieder zichtbaar uit te
stallen, openlijk aan te kondigen of er op
andere manier propaganda voor te ma
ken Dat beteekent. dat zulke boeken ook
voor de volwassenen nauwelijks te krij
gen zijn. Maar wat is nu „Schmutz" en!
wat is „Schund" De wet geeft geen defi
nitie daarvoor Zeer begrijpelijk want
wie zal dit in beslissenden vorm formulee
ren kunnen f Dit beteekent echter, dat
aan de willekeur en de kwade trouw, de
philisterii en de haat tegen alle kunst, die
zich niet langs de oude. afgetreden paden
voortbewoog, de deur geopend wordt. Er
zal een strijd over de geheele linie ont
branden tusschen de geestelijke en poli
tieke elementen in Duitschland. die zeker
niet eT toe zal bijdragen den binnenland-
schen vrede te bevorderen, die wij voor
ons herstel zoo dringend noodig hebben-
Dr. MAX OSBORN.
P