Het afscheid v. d. Burgemeester v. Leiden
GELDKONINGEN.
No. 20490
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 30 December
Tweede Blad Anno 1926
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Toto H. JONKER Zn.
Nog een foto uit het gedenkboek, jhr. De Gijselaar bij zijn afscheid als burgemeester
door de Leidsche burgerij aangeboden Zij stelt voor het dagelijksch bestuur onzer
gemeente in de kamer van B. en W. Van links naar rechts de heeren Aug. L. Rei-
meringer, dr. C. E. van Strijen (secretaris), burgemeester De Gijselaar, A. Mulder,
J. B. Meynen en J. F. X. Sanders.
VLAANDEREN TEGEN HET BELGISCH-
l NEDERLANDSCH VERDRAG.
Door den Oud-Hoogstudentenbond van
West-Vlaanderen is de volgende motie aan
genomen:
„De Oud-Hoogstudentenbond van West-
Vlaanderen, in zitting van 19 December
1926 te Rousselaere, na uitvoerige bespre
king in zijn vergaderingen van 24-10-1926
te Kortrijk, 21-11-1926 te Iseghem en
19-12-1926 te Rousselaere, bij eenparigheid,
Gezien het Belgisch-Nederlandsch Ver
drag van 3 April 1925 en het Protocol van
Parijs van 22 Mei 1926 tusschen België,
Engeland, Frankrijk en Nederland, welke
behelzen:
1. politieke bepalingen w.o. de opheffing
van de neutraliteit en van het verbod Ant
werpen tot oorlogshaven te maken;
2. economische bepalingen meest van !o-
calen aard;
Overwegende dat deze politieke bepalin
gen voor gevolg zouden hebben de defini
tieve vernietiging van Vlaanderens inter
nationalen waarborg tegen Fransche over-
heersching, welke in de hand gewerkt wordt
door invloedrijke Franschgezinde elementen
in België en o.a. een uiting vindt in het
geheim Fransch-Belgiseh militair accoord
en de uitvoering en verdere plannen van
uitgebreide militaire werken in West-Vlaan
deren
Overwegende dat, bij het vervallen van
dezen waarborg, het Vlaamsch belang een
nieuwen waarborg zou behoeven;
Overwegende, dat het Verdrag zoo op
politiek als op economisch gebied in Neder
land vooral bezwaar ontmoet, omdat het
geboren werd in een atmosfeer van bedrei
gingen en door de unfaire gedragingen van
Belgische politici en staatslieden gewettigd
wantrouwen.
Betreurt het ten zeerste, dat de Vlaam
se he leden der wetgevende lichamen bij de
behandeling van dit verdrag dit hierboven
aangeduide essentieel Vlaamsch belang uit
De Nederlandsche Bank geeft binnenkort Bankbiljetten van Twintig Gulden
uit Wij geven hierbij een reproductie van de voorzijde van dit nieuwe
bankbiljet.
het oog hebben verloren of aan locaal-eco-
nomische belangen hebben opgeofferd;
Vestigt hierbij met nadruk de aandacht
van het Vlaamsche volk op de kennelijke
kwade gevolgen, welke uit de totstand
koming van dit verdrag voor zijn nabije en
verre toekomst zouden voortvloeien;
Besluit met kracht aan te dringen in bin
nen- en buitenland op een hervorming van
het Koninkrijk België, welke aan Vlaande
ren den waarborg zal geven, dat het zijn
eigen volksbestaan kan handhaven;
Spreekt zich onvoorwaardelijk tegen het
huidig verdrag uit, en drukt de hoop uit
vooralsnog nieuwe besprekingen te zien
openen in voor Vlaanderen en Nederland
gunstiger en eerlijker omstandigheden."
Ook in ons land blijft het adressen
stroomen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor de Beneden-Maas te Vlaardingen heeft
een adres aan de Eerste Kamer gericht,
waarin zij zegt de bedenkingen, welke door
de Kamers van Koophandel voor Amstsr-
dam en Rotterdam tegen het verdrag met
België zijn geopperd, tot de hare te maken.
Daarenboven vestigt het adres de aan
dacht op het vraagstuk der werkloosheid
Het Nederlandsch-Belgische verdrag in
zijn huidigen vorm bekrachtigd, zal nood
wendig den arbeider prijs geven aan de
funeste ge\a^n van een toenemende werk
loosheid. Metis uitgesloten, dat een eenigs-
zins groot getal arbeiders in het buitenland
te werk zal worden gesteld. Het hieruit
voortvloeiende overcompleet aan werk
krachten zal grooter zijn, naarmate men
bedenkt, dat een verlegging van het door-
voerverkeer met zich brengt een evenredige
vermindering van scheepsreparatiën.
Opgemerkt wordt voorts nog dat het zich
laat aanzien, dat, wanneer de nadeelige
gevolgen zich eenmaal zullen doen gevoe
len, zich een gevoel van wrevel zal vesti
gen bij het Nederlandsche volk, dat tot
minder aangename gevolgen aanleiding zou
kunnen geven. De beoogde meerdere toe
nadering zal dan verkeeren in verwijdering.
HET WEGENCONGRES.
Te half drie werd de vergadering her
opend.
Medegedeeld werd dat tot bestuursleden
ter voorziening in ontstane vacatures zijn
gekozen de heeren ir. P. Bakker Schut, P.
J. P. van der Steur, refendaris bij het Dep.
van Waterstaat Jhr. E. Michiels van Ver-
duynen, voorzitter van de K. N. A. C., en ir.
W. A. de Graaf, wd directeur van Publieke
Werken te Amsterdam.
De heer Ruys vestigde de aandacht op het
belang van een goede traceering van wegen
en op de wenschelijkheid van eventueele
hertraceering van bestaande wegen, waarop
de voorzitter antwoordde, dat deze aange
legenheid te zijner tijd voor een afzonder
lijke bespreking in aanmerking komt.
De heer Swaab, vertegenwoordiger van
den Bond van Bedrijfsautohouders in Neder
land (Den Haag), vestigde de aandacht op
de groote toeneming van het aantal auto's,
dat thans 50.000 personen en 27.000 vracht
auto's bedraagt. Het niet-mechanisch ver
keer bedraagt nog bijna de helft van h°t
totaal De tram moet z. i. op een afzonder
lijke baan rijden; zij dient evenwel uit de
bihnenstad te worden geweerd, althans uit
de kern daarvan en kan dan langs ringba
nen worden geleid.
De heer Kooper (Groningen) meent, dat
voor het gros van de buitenwegen voorals
nog met een verhardingsbreedle van 5 M.
kan worden volstaan.
De heer Bruckel acht het niet noodig, dat
voor de doorgaande wegen de bebouwde kom
der stad wordt vermeden. Er wordt dan aan
die wegen toch weer gebouwd.
Bij het traceeren van nieuwe wegen neme
men vooral een flinke breedte in acht.
De heer De Booij (Delft) wijst erop, dat
er buitenwegen zijn, welke een veel drukker
verkeer hebben dan vele groote binnenstads
wegen.
De heer De Vos van Sleenwijk (Den Haag)
wil bij de wegenverbetering de belangen
van de bescherming van natuurschoon niet
uit het oog verloren zien.
Aanvulling van de wet met een bouwver-
bodsbepaling, zonder vereischte van schade
loosstelling acht spr. voorts zeer geweoscht.
De heer Suyver (Den Haag) wenscht bij
den toekomstigen wegenbouw rekening te
zien gehouden met groote snelheden, doe
grooter snelheid als grondslag in aanmer
king wordt genomen, des te breeder zal men
den weg traceeren. Een snelheid van 60
K.M .is althans voor de toekomst, volstrekt
niet overdreven te achten.
Naast snelheids-eischen behoort ook aan
de schoonheids-eischen ernstige aandacht te
worden geschonken, evenals aan welstands-
eischen.
Een breedte van 6065 M. voor de groote
doorgaande verkeerswegen acht spr. een
noodzakelijke voorwaarde.
De heer Gerber bepleit een zoo economisch
mogelijken wegenaanleg en een vermijding
van bebouwing langs de hoofdwegen buiten
de steden.
De heer Geytenbeek (Gorkum) wil bij de
vaststelling van rooilijnen langs ni3uwo
wegen rekening zien gehouden met de mo
gelijkheid van latere verbreeding
De lieer Royer (Den Haag) acht een ver
hardingsbreedte van 5 M. voorloopig vol
doende.
De heer Ott. de Vries (Den Haag^ vindt h*t
niet noodig, dat de voetgangers op alle we
gen over een zekere ruimte moa.eu b schik
ken.
Voorts wenscht spr. een neutrale zone
langs de buitenwegen in verband met de
bebouwing.
Bij de beantwoording van de gemaakte op
merkingen drong de heer Bakker Schut aan
op publiceering van de resultaten van ver
keerstellingen e.d. Die publicaties dienen
systematisch te geschieden.
Snelheden van 60 K.M. e.d. acht spr. als
maatstaf niet overdreven, doch hij wijst op
de onmogelijkheid om op vele bestaande we
gen, althans hier in het Westen de» lands,
zonder levensgevaar een grooter snelheid
dan 30 k 35 K.M. te rijden. Ook acht spr.
het levensgevaarlijk op een weg dan bijv.
4 M. met een personenauto een vrachtauto
van 2 k 2 1/3 M breedte voorbij te rijden.
Daarom dient aan een wegbreedle van ten
minste 6 Meter te worden vastgehouden.
Bebouwing langs de wegen kan niet zon-
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van E. PHILIPS OPPENHE1M.
door
W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
28)
„Het is een moeilijk geval en van heel
veel belang. Ik heb de zaak van alle kan
ten bekeken en ben tot de conclusie ge
komen, dat het beter voor me was. voor een
week of Iwee naar Europa te komen en
een geheel andere omgeving te hebben. Bo
vendien geloof ik, dat je de eenige man bent,
van wien ik zeker kan zijn, goeden en prak-
tischen raad te krijgen."
„Het betreft toch niet op een of andere
manier mijn diplomatieke positie?"
„In het minst niet," antwoordde Vine.
„Kijk, het komt hierop neer. Je weet, dat ik,
sedert ik uitgever en voor een deei bezitter
van de „Post" ben. getracht heb een sterk
standpunt in te nemen tegenover de mo
derne handelsmethoden."
Je bedoelt." viel zijn gastheer hem in de
rede, „dat je front gemaakt hebt tegenover
de Trusts?"
„Precies 1" antwoordde Vine. ..Ik weet na
tuurlijk, dat het uit een geldelijk oogpunt
een fout was. Het blad maakt nauwelijks
zijn onkosten goed en ik schijn overal
vijanden te vinden, waarheen ik me ook
wend en op welke manier ik het als eigenaar
tracht te exploiteeren. Toch hebben wij het
tot nu toe nog kunnen houden, hoewel ik je
eerlijk moet zeggen, dat wij het hard te ver
antwoorden hebben gehad Nu, een paar da
gen vóór ik New York verliet, kreeg ik een
heel merkwaardig stuk in handen, ik zeg
liever niet hoe. Je weet. dat de Trusts sedert
de laatste paar maanden een heel wal mach
tiger en gevaarlijker tegenstander gekregen
hebben, dan ik ben."
Zijn gastheer knikte.
„Dat zou ik denken," antwoordde hij. „Ik
heb gehoord, dat er bij jullie daarginds
spannende dingen te wachten zijn."
„De eerste stap," vervolgde Vine, „is al
gedaan. Er komt binnenkort een wetsvoor
stel in de Senaat, dat, als het aangenomen
wordt, al die groote lichamen tot in hun
grondvesten zal aantasten. Vijf van de
mannen, die er het meest door zouden ge
troffen worden, kwamen op een avond bij
elkaar en vier van hen teekenden een stuk
waarmee zij een som geld van een millioen
dollar waarborgden, mei het doel, enkele
leden van de Senaat, die al gepolst waren
en wier namen ook op het stuk voorkomen,
om te koopen. Je moet me niet vragen hos.
of op welke manier, maar dat stuk heb ik
in mijn bezit gekregen."
Vine's metgezel keek hem vol verba
zing aan.
„Ben je zeker van wat je zegt, Vine?"
vroeg hij. „Ben je er zeker van dat het
stuk niet valsch is?"
„Volkomen zeker," anlwoordde Vine.
„Dan weet je natuurlijk," vervolgde zijn
gastheer, „dat je die lui volkomen in j»
macht hebt."
„Ja. dat weet ik," zei Vine, „en dat weten
zij ook! Zij hebben mij al een millioen dollar
voor het stuk geboden, maar ik heb gewei
gerd, het te verkoopen. Zoolang ik met mij
zelf nog niet tot een besluit gekomen ben,
wat te doen, vond ik hel, om meer dan één
reden, beter om niet in New-York te blij
ven."
„Dat begrijp ik," zei de ander zacht „Dit
is iets geweldigs, Vine. Ik kan er mij nauwe
lijks indenken."
Hij stond op en liep snel eenige malen
heen en weer De twee mannen zaten in
rieten stoelen op een klein, plat dak van het
Amerikaansche gezanlschap in „Ormande
Square." Vine's gastheer, lang, met een
schrander, vriendelijk gezicht, de licht gebo
gen houding van een studie-man en de korte,
ongelijke slappen van een bijziende, was de
gezant zelf. Hij was in zijn jonge jaren mia-
schien beroemder geweest als Philip Deane,
de schrijver, dan als diplomaat. Zijn benoe
ming in Londen was tot nu toe een volko
men succes geweest. Hij had getoond groots
schranderheid en een vér-ziend gezond ver
stand te bezitten. Behalve wie hem goed
kenden, zooals Vine, hadden weinigen dal
van hem verwacht. Hij stond nu mei zijn
rug naar Vine gekeerd, naar beneden naar
hei plein te kijken, waar de vele lichten
schitterden en het drukke avondleven van
een groote stad in vollen gang was. Hel bel
gerinkel van de hansoms en het verwijderd
rumoer van 't verkeer door een van ds
hoofdstraten klonk aldoor in bun ooren
maar op deze plek, van het huis gescheiden
door het luik waardoor zij gekomen waren,
was het veel koeler dan in de rookkamer,
die zij een half uur geleden verlaten had
den.
Om de een of andere reden scheen Deane
het onderwerp van gesprek een oogenblik te
willen laten rusten. Hij stond vlak bij de
lage borstwering en keek naar den einder,
naar het doffe lichtschijnsel dat tegen een
I zware wolkbank weerkaatste,
„Je hebt me nog niet gezegd, Norris,"
merkte hij op, „wat je van mijn proeve van
daktuin vindt."
„Het is hier tenminste koel," anlwoordde
Norris Vine. „Ik vraag me af, waarom
iemand de hitte in Londen altijd erger voelt
dan ergens anders."
„Het is, omdat ze er hier zoo weinig aan
gewend zijn, dat ze er geen maatregelen
legen genomen hebben. En denk dan eens
aan de oppervlakte van de stadl Hoeveel
mijlen van plaveisel en woestenijen van
leien daken om de zon aan te trekken en de
frissche lucht buiten te sluiten. Vine, wie
zijn die mannen?" Dit vragende keerde hij
zich plotseling naar hem toe.
Norris Vine glimlachte.
„Geloof je niet," zei hij, „dat je mij beter
raad kan geven, als je het niet weet? Ik kan
je tenminste dit zeggen. Het zijn mannen,
die 't verdienen, wat er ook met hen go-
beurt. Ze zijn niet van jouw wereld, mijn
vriend. Het zijn de mannen, die het levens
bloed gezogen hebben uit vele, vele provin
ciestadjes van ons land. Denk niet, dat ik
een oogenblik aarzel ter wille van hen. Ik
wil je eerlijk zeggen, dat mijn eersle ge
dachte was. alles in de „Posl" bekend Ie
maken."
„Het zou de grootste journalistieke sensa
tie van de eeuw geweest zijn," merkte
Deane op met een flauwen glimlach.
Vine knikte.
„Nu." zei hij. „ik zou het gedaan hebben,
als niet iemand het mij afgeraden had. Het
was John Draylon, die mij de keerzij liet
zien. Hij legde uit. dal de onschuldigen met
de schuldigen zouden lijden, dat er inder
daad honderden, misschien duizenden, zou
den geruïneerd worden, als deze enkele man
nen hun gerechte clraf kregen. Hij geloofde,
dat de bekendmaking van dit stuk en de ge
vangenneming van de mannen, die er mee
te maken hebben, de ergste paniek zou ver
oorzaken, die Amerika ooit gekend heeft.
Het is daarom, dat ik mijn plan niet vol
voerde en hier kwam, om je te raadplegen."
De gezant zuchtte, terwijl hij ging zitten
en een nieuwe sigaar aanstak.
„Drayton had gelijk," zei hij zacht. „Hij
is een man met gezond verstand en toch
moeten we bedenken, dat groote hervor
mingen nooit tot stand komen zonder op
offeringen. Zou het vaderland zoo'n opoffe
ring als deze verdragen kunnen? Dal is niet
in een enkel oogenblik uit Ie maken."
„Er is geen haast bij." antwoordde Vine.
„Ik heb het stuk mee gebracht en ben niet
van plan, iets overijlds te doen. Denk er
over, Deane en zeg me, wanneer ik je weer
kan komen opzoeken."
„Wanneer je wilt," anlwoordde de gezant
hartelijk. „Je weet wel, dat het mij altijd
verheugt, je te zien. Maar hoor eens, draag
je dat sluk bij je?"
Vine schudde het hoofd.
„Neenantwoordde hij droogjes. „Ik ben
le veel op mijn eigen veiligheid gesteld De
mannen, wier namen er op staan, zijn vrij
wel wanhopig en zouden niet tegen een klei
nigheid op zien. om van mij af le komen.
„Dat is verstandig van je," anlwoordde
Deane. „Ik zou zelfs hier oppassen. Ik
hoor, dat er rare dingen gebeuren hier in
Londen. O ja. dal herinnert me aan iets.
Twee dagen geleden was hier een dame, die
je adres vroeg."
„Heeft zij haar naam genoemd?" vrosg
Vine, mei weinig belangslelling.
(Wordt vervolgd).