Griep F0RMAMINT GELDKONINGEN. No. 20489 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 29 December Tweede Blad Anno 1926 rrwii a Prov. Staten v. Zuid-Holland. BANKETBAKKERIJ VAN W. DE LAAT Tegen EERSTE KAMER. FEUILLETON. (Zitting van gisteren). De heer HOVY betoogde, dat het verkeer eich voor een groot deel op Delft oriënteert en dat dus ook als de nieuwe Rijksweg er komt, verbetering van den ouden weg noo- dig blijft Spr. was dan ook tegen uitstel, waarvan afstel komt De heer DREES achtte de motie een be lemmering voor een regelmatige discussie. Spr. stelde zich voor dat Ged. Staten alsnog zoo nauwkeurig mogelijk hebben geïnfor meerd en dat zij mededeelingen hebben te doen, die een element in het debat zouden kunnen vormen. De motie belet dit; zij spreekt ook niet van de tolkwestie, die juist voor vele Statenleden van groote beteekenis is. Al deze punten zouden bij afzonderlijke moties aan de orde moeten worden gesteld, Snplaats dat een vrije bespreking gehouden kan worden. Spr. deed dan ook een beroep op de voorstellers der motie om deze terug te nemen. Na de discussie is hel nog mogelijk tot nader overleg te besluiten. Het lid van Ged. Staten de heer VON FISENNE. sloot zich bij den heer Drees aan De VOORZ. deelde mee, dat de heer Ver hoeven de motie heeft ingetrokken. De heer TEN HOPE besprak de tol der gemeente Delft, die van 19191926 een netto winst maakte van f -400.000. De heer v. Baren had er spr. op gewezen, dat hij al leen de vette jaren in aanmerking eenomen had. Maar uit een onderzoek is spr. geble ken, dat over de jaren 19001918 een winst van f 115.000 gemaakt is. Deze winst is opgebracht door bewoners van de pro vincie. Spr. zou zich met het gevraagde subsidie kunnen vereenigen indien daarmee gepaard ging de afschaffing van de tol. Over de eerste 9 maanden van 1926 is f 63000 winst ge maakt, over het geheele jaar zal de winst I 90.000 zijn. Op deze wijze betaalt het in ternationale verkeer mee in de gemeente - huishouding van Delft. Spr. diende een amendement in om aan de voorwaarden voor subsidieverlening een voorwaarde te verbinden volgens welke voor 1 Jan. 1928 het toltarief met een derde verminderd moet worden, vóór 1 Jan. 1929 nog eens met een derde en vóór 1 Jan. 1930 geheel moet verdwijnen. Intusschen moet gezocht worden naar een oplossing der ver deeling van de onderhoudskosten van den weg tusschen Rijk en gemeente. De heer COLTOF betoogde, dat naast den nieuwen Rijksweg een behoorlijke weg over de bestaande route noodig is. De vraag of de Rijksweg over een paar jaren klaar zal zijn of over langeren tijd kan niet van overwe gende waarde zijn. De wegen-aanleg is voor veel langeren tijd dan enkele jaren berekend. Spr. meende, dat een oplossing van de tolkwestie urgent is en als voorwaarde aan het subsidie moet worden verbonden. Spr. steunde het am.-ten Hope. De heer HOVY achtte het amendement staatsrechtelijk een vergissing, daar de Kroon beslist over de tollen De tolheffing is slechts telkens voor één jaar goedgekeurd en het eenige dat men doen kan is er te zijner tijd op aan te dringen dat de goedkeuring niet opnieuw zal worden verleend. Spr. zou voor het voorstel van Ged. Staten stem men. De heer DE BRUIN meende, dat het ge volg van een zoo belangrijke bijdrage voor een gemeentelijken weg zal zijn, dat tal van andere gemeenten, die geen tollen plaatsen, ook om subsidie bij de provincie kunnen komen. De tol op dezen weg was vroeger eigendom van Delft en Den Haag. Den Haag heeft zich te onzaliger ure teruggetrokken; RECLAME. En tochis de Oud Chef der Kon. Fabrieken 5585 SOPHIASTRAAT 17 het beste en 't voordeeligste adres. N.B. Aan het geachte Publiek van Leiden een Voorspoedig Nieuwjaar had die gemeente dit niet gedaan, dan zou de opheffing gemakkelijker gaan dan thans, nu de opheffing een kleinere gemeente in haar financiën ernstig zou treffen. Spreker achtte het niet redelijk in snel tempo de opheffing te eischen, maar meende, dat een tegenprestatie van Delft voor een belang rijke bijdrage ten bate van een weg, die Delft alleen onderhouden moet, wel ge vraagd mag worden. Het raiddel van den heer Ten Hope achtte spr. niet gelukkig, omdat verminderen van het tarief bij het toenemende verkeer weleens geen achter uitgang van inkomsten in het eerste jaar kon beteekenen en van de aanpassing der gemeente-financiën niet veel zou komen De opheffing van den tol achtte spr. een afzon derlijke kwestie. De heer v. AALTEN had met verbazing de rede van den heer De Bruin gehoord, daar de sociaal-democraten steeds voor vrij heid van verkeer opkomen. Voorts had spr. de argumentatie gemist in de rede van den heer Hovy, ten bewijze van zijn bewering, dat het amendement* ten Hope van staatsrechtelijk monstrum is. Dat de Kroon de tollen vaststelt, weten we allen wel. maar het amendement strekt tot niets anders dan het toevoegen van een voorwaarde aan de bestaande voorwaar den, aan welke voorwaarden vervuld moet zijn, alsvorens de Staten subsidie kunnen verleenen. De heer DE JONG SAAKES waarschuwde er tegen, dat aan de baten, welke de pro vincie uit het Wegenfonds zullen toevloeien reeds thans, nog voordat hel wegenplan is vastgesteld, een bestemming zal worden gegeven. Te 1 uur werd de vergadering voor een uur "eschorst. Na heropening betoogde de heer DREES, dat z. i. een subsidie voor den weg volko men verantwoord is, ook als de nieuwe rijksweg tot stand komt. Spr. wilde over de tolkwestie na de rede van den heer De Bruin iets zeggen om te voorkomen, dat verkeerde gevolgtrekkingen gemaakt wor den aangaande hetgeen hieromtrent ge dacht wordt in de soc.-dem. fractie. De heer De Bruin was wel wat ver gegaan met de beide kwesties de wegverbetering en de tolkwestie van elkaar los te maken. Spr. meende, dat de voorwaarde: tolhef fing juist bij het verleenen van een sub sidie gesteld kan worden, en dat, waar de heer Hovy sprak van een staatsrechtelijk monstrum, een tol op een drukken weg uit verkeersoogpunt een monstrum is. Spr. zou Ged. Staten willen vragen: wat denken zij te doen om tot een regeling der tolkwestie te komen als hun voorstel onver anderd aangenomen wordt? Volgens spr. hebben de Staten na aanneming van het voorstel geen enkelen invloed meer op de oplossing van het tol vraagstuk. Indien Ged. Staten hieromtrent geen zekerheid kunnen geven, dan zullen vele leden van spr.'s fractie tegen het voorstel van Ged. Staten moeten stemmen. De heer VAN VOORST VADER betoogde, dat het bezwaar, dat de nieuwe Rijksweg in den eersten tijd nog niet geschikt zal zijn voor het verkeer, ook geldt voor de verbreeding van den bestaanden weg. Spr. bepleitte vervolgens, dat Ged. Staten alles zullen doen om den tol opgeheven te krijgen en sprak zich uit voor het amende ment, waardoor een beletsel wordt wegge nomen voor het verkrijgen van een bij drage uit het Wegenfonds. De lieer VAN SANDICK, voorzitter der commissie, bepleitte verwerping van het voorstel zooals het daar ligt. Het lid van Ged. Staten, de heer VON FISENNE, wees er op, dat Ged. Staten reeds lang bezig zijn den Delftweg verbeterd te krijgen, die vooral bij Reineveld zeer ge vaarlijk i9. Het ligt niet aan Ged. Staten, dat zij niet eerder met een voorstel zijn ge komen; zij moesten eerst zeker zijn van de medewerking van het Rijk, de gemeente Delft en de H. T. M. Spr. betwijfelde dat de nieuwe weg eind 1928 gereed zal zijn. Het zal zeer de vraag zijn of hij in 1930 klaar zal komen en dan moet men zich af vragen of die nieuwe weg dadelijk gebruikt zal worden. Den eersten tijd zal men den nieuwen weg mijden en liever een kwart minuut oponthoud riskeeren om eenige stui vers tol te betalen, dan de veeren van zijn auto te wagen. Waarom heeft het Rijk, naast de kosten van den nieuwen weg, toch f 175.000 beschikbaar gesteld voor de ver betering van dezen weg? Omdat de toestand die verbetering noodig maakt. De nieuwe weg voorziet niet in den toegang tot Delft, terwijl het scheepvaartverkeer verbetering van de Reineveldsche brug eischt, zoodat schepen er onder door kunnen varen. Met het Dep. van Waterstaat zou spr. het zeer betreuren als het plan niet werd uitgevoerd. Hij hoopte, dat men de Rijkswegenbelasting niet zal aangrijpen als een kapstok om deze zaak op te hangen. Wat de kwestie van den tol betreft, Ged Staten zijn van oordeel, dat zoo spoedig mogelijk deze verkeersbelemmering moet worden opgeheven. Zij hebben reeds eerder geadviseerd het tarief te verlagen en heb ben dit ook thans wedeT gedaan, zoodat als de Kroon dit advies volgt-, het tarief weder verlaagd zal worden. Op dien weg voortgaande zal men tot geleidelijke afschaffing, misschien in vier of vijf jaren, komen Een tweede middel is dit. dat Delft, waartoe de gemeente zich bereid verklaard heeft, het surplus van de op brengst stort in een gemeentelijk wegen fonds. Spr. ontraadde aanneming van het amen dement, omdat het voor Delft heel moeilijk zal zijn toezeggingen te doen. De heer TEN HOPE repliceerde en hand haafde zijn amendement. Bij de replieken verklaarde de heer DREES, dat hij voor uitstel is en voor het amendement zal stemmen indien Ged. Sta ten niet tot uitstel kunnen besluiten. De heer v. SANDICK had aanvankelijk voor het voorstel van Ged. Staten willen stemmen, doch na de agressieve rede van den heer v. Baren (die in tweede instantie aanneming van het voorstel van Ged Sta ten had bepleit) zou spr. zijn stem daaraan niet kunnen geven. De heer v. Baren is door eerst in tweede instantie te spreken, opgetreden als een paladijn van de ge meente Delft en een paladijn waarop atr^t gemeente niet trotsch kan zijn. De heer v. BAREN begreep deze woorden riet. Hij had het recht een zaak te verde digen, ook als die in het belang van Delft is. Bovendien had hij reeds in de commissie gesproken en naar beste weten een ant woord gegeven op de vraag naar de op brengst van den tol, terwijl hij vanmorgen een half uur gesproken heeft. Spr. hoopte, dat de heer v. Sandick zou inzien, dat zijn optreden niet door den bqugel kon (applaus van verschillende leden). De heer VAN DER HOUT verzette zich tegen uitstel en bepleitte aanneming van het voorstel van Ged. Staten. De heer VERHOEVEN diende opnieuw een motie in tot aanhouding van net voor stel. Deze motie werd verworpen met 4129 stemmen. Het amendement-Ten Hope werd verwor pen met 4130 st. Het voorstel van Ged. Staten werd z. h. st. aangenomen. Naar aanleiding van hefc voorstel van den heer v. Sandick c.s. tot wijziging van den titel van den hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat, deelde het lid van Ged. Staten, de heer VON FISENNE mede, dat Ged. Staten niet gunstig op dit voorstel kunnen adviseeren. De heer v. SANDICK bepleitte wijziging van den titel id „hoofdingenieur-direc teur" en uitte voorts zijn leedwezen over de wijze, waarop Ged. Staten deze zaak behandeld hebben, welke van weinig de ferentie getuigde, jegens de Staten. Ged. Staten volstonden met een mondelinge mededeeling. De VOORZITTER betoogde, dat de zaat zeer eenvoudig is en dat er geen reden is den titel te wijzigen De heer VON FISENNE merkte op, dat de heer v. Sandick, die de kwestie midden in het debat te - zomerzitting wierp, de laatste is die zich zou mogen beklagen over de behandeling van zijn voorstel. Het voorstel werd z.h.s. verworpen. Naar aanleiding van de vragen van den heer J. ter Laan over de huisvesting van het provinciaal bestuur en outillage van Ged. Staten gaf het lid van Ged. Staten de heer DE WILDE een overzicht van de wijze waarop het provinciaal bestuur ge huisvest is in twee gebouwen, welke ver deeling wel eenigen hinder veroorzaakt, die echter niet onoverkomelijk ia Een pro vinciehuis, waarin een Statenzaal is ge bouwd, zou imllioenen kosten. De toe stand, hoewel niet volmaakt, maakt een dergelijke uitgave niet noodzakelijk. Van de leden van Ged. Staten zijn de meeste telefonisch aangesloten. De andere hebben geen bezwaren tegen den bestaan- den toestand. De hee* v. STAVEREN verzoekt aan houding van deze kwestie De VOORZITTER meende dat de heer Ter Laan altijd op de kwestie terug kan komen, wanneer hy daartoe aanleiding vindt. Aan de orde was de interpellatie-Bee kenkamp betreffende het genomen besluit tot beschikbaarstelling van een bedrag van f2.000 000 aan de Vereeniging der Zusters van Liefde te VeDray voor den bouw van een gesticht te Noord wij kt rhout in verbaod met een voorstel vaü Ged. Staten van Noord-Holland om aan de Ver. Centrale Israëlietische Krankzinnigenverpleging in Nederland ter leen te verstrekken f 700.U00 ter uitbreiding van haar gesticht te Apel doorn. De heer DE WILDE (lid van Ged. St.) betoogde, dat Noord-Holland zoowel aan de Israëlietische vereeniging als aan de Ver. tot Chr. Verzorging vaD Krankzin nigen gelden heeft verstrekt, doch daar door is alleen voorzien in de plaatsing van Isr. en Prot. Chr. krankzinnigen. Daarbij komt, dat het aantal patiënten zich sterk uitbreidt, zoodat voor een teveel aan ruim te in het gesticht te Noordwijkerhout niet gevreesd behoeft te worden. De wijze waarop het gesticht gebouwd wordt: eorst de kerk en de keuken, zoodat in 1928 drie paviljoens klaar komen, die plaats bieden voor 300 patiënten. Er zijD 200 plaat*en noodig, maar eeD ruimte voor 100 patiën ten is slechts toe te juichen. De interpellatie werd gesloten. Thans volgde de interpellatie van den heer Vlielander, betreffende de totstand koming van de plannen tot Btichting van de Kilwaterleiding. De heer v. BOEIJEN (lid van Ged. St.) zag geen kans, na hetgeen over de stich ting reeds is gepubliceerd, nog nieuws mede te dcelen. Ged. St. zijn niet bereid gebleken de plannen van drie gemeenten goed te keuren, omdat daardoor de wa tervoorziening voor de andere gemeenten in den Hoekschen Waard in gevaar kwam. Ged. St. hebben toen het plan ter hand genomen dat alle gemeenten zou omvatten en dat in Juni 1923 tot staDd kwam. Bezwaren van 'a-Gravendeel en Strijen tegen een algemeene regeling zijn op be vredigende wijze opgeheven Ged. St. hebben geadviseerd prof. Vis- scher te verzoeken zijn medewerking te verleenen. De vraag of de kosten de raming niet zullen overtreffen beantwoordende, merk- to spr. op, dat aanvankelijk f 1 000.000 ge raamd werd. Van dit Dlan is afgeweken door opneming van een veel gTOoter deel van Zuid-Beyerland en uitbreiding met 32 K.M. van het binnennet, op verzoek van de betrokken gemeenten en door koste- looze aansluiting van huisperceelen. Daar door zijn de kost-en gestegen tot f 1.200 000 Met dit nieuwe cijfer heeft men zich vol komen vereenigd. Nu heeft daarop een kleine overschrijding (f 70.000) plaats. Ged. St. kunnen dan ook niet voldoen aan de vTa-ag van den heer Vlielander om een com missie te benoemen, die een onderzoek in stelt naar den financieelen opzet. Zoo'n commissie achten Ged. St. beslist ongc- wenscht. Spr. was er zeker van dat binnen zeer korten tijd de waterleiding zal vermoe delijk binnen een maand water geven de waterleiding eeD zegen zal blijken te zijn voor den Hoekschen Waard. De heer VLIELANDER dankte voor <1« verstrekte inlichtingen. Op de interpellatie-W G. van Eek, be treffende de herziening vaD het reglement voor den polder Heukelum antwoordde de heer SCHAPER Hid van Ged. St.), dat Ged. St. de noodzakelijkheid van samen voeging der polder? Heukelum en Asperen inzien. Er ia overbeg met Gelderland ge pleegd, welke provincie voorwaarden stel de. De ingelanden hebben zich echter voor het Zuid-Hollandscbe stelsel verklaard, waarvoor Gelderland gezwicht is. Het nood zakelijk overleg met den minister is nog niet geëindigd. De heer VAN DER HOUT kreeg ten slotte nog het woord om vragen te stellen over de wegen in het Westland. Hij noem de den toestand onhoudbaai en vroeg Ged. Staten of zij bereid zijn meer te deelen wanneer een aanvang gemaakt zal worden met de reconstructie van den weg Hoek van Holland—Rijswijk—Delft en wanneer die reconstructie gereed kan zijn. Voorts vroeg spr. verbreeding van het wegdek van vijf wegen tot 5 M. en moderne verharding. De heer VON FISENNF (lid van Ged. St.) wees er op, dat op de eerste vraag eeD uitvoerig antwoord is gegeven aan den heer v. Voorst tot Voorst bij diens inter pellatie. Daarna zijn verschillende werk zaamheden verricht. Wat de andere wegen betreft heeft het collega met alleen deze maar ook andere wegeD in de heele pro vincie in onderzoek. Of daarbij tegemoet gekomen zal worden aaD alle desiderata van den heer v. d. Hout kon spr. niet zeggen, maar spr meent-, dat het W est- land tovreden znl zijn. De VOORZITTER wenschte den leden een gezegend NTeuwjaai en sloot in naam der Koningin te 5.30 uur de wmterzitting. RECLAME. en andere besmettelijke ziekten beschermt la alle Apoth. en Drog. A fl. 1.— p. fle*ch 5670 (Avondzitting van Dinsdag 28 December). Geopend te 8 30. Voorzitter J. J. C. baron v. Voorst tot Voorst Ingekomen zijn berichten van afwezig- beid van de heeren Arnfz. Michiels van Kessenich (wegens ongesteldheid! en Blom- jous (wegens lichte ongesteldheid). REGELING VAN WERKZAAMHEDEN. De VOORZITTER deelt mede, dat de Cen trale Afdeeling besloten heeft onmiddellijk na afloop der openbare vergadering van hedenavond eenige wetsontwerpen in de afdeelingen te onderzoeken en dal morgen ochtend 11 uur in openbare vergadering zullen worden behandeld de verschillende wetsontwerpen, waarvan aan de leden reeds mededeeling is gedaan. De vergadering wordt verdaagd tot Woensdagochtend 11 uur. RECLAME. 9959 Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van E PHILIPS OPPENHEIM. door W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN. 27) Hij boog zich wat dichter naar haar toe en zij voelde plotseling zijn hand de hare omvatten. „Virginia," zeide hij, ja, ik meen het Virginia, wees niet zoo onvriendelijk tegen mij, onzen laatsten avond. Je weet heel goed, dat het mij pijn doet als je zoo tegen mij spreekt en naar mij kijkt. We zou den toch vrienden zijn; dat heb je mij immers beloofd?" „Als ik dat deed," antwoordde zij, „was het heel dwaas. Vrienden moeten elkaar wederzijds vertrouwen schenken en dat kan ik niet. Ik sta op het punt vreemde dingen te doen op een wonderlijke manier en ik kan niets uitleggen. Ais ik vrienden had, zouden zij denken, dat ik mijn verstand verloren had en zouden zij willen, dat ik een verkla ring gaf. Dat is juist, wat ik niet kan doen. Daarom ben ik zeker, dat het beter is, als u mij aan mijn lot overlaat." „Dat doe ik niet," antwoordde hij vast besloten. „Ik ben niet overdreven nieuws gierig en ik wil me met in je zaken mengen, maar ik kan het niet helpen, ais ik voel, dit je in de een of andere moeilijkheid bent en dat het goed voor je zou zijn, om in een vreemd land iemand te hebben, op wiens hulp je zoudt kunnen rekenen, als dat noo dig was." „U meent het goed, dat weet ik," ant woordde zij, „maar u vraagt het onmogelijke. Als u me toevallig ginds zult ontmoeten, zuit u begrijpen, wat ik bedoel. Ik zal dingen doen, waar u zich voor zoudt schamen, als u wist, dat een van uw vrienden ze deed." Hij keerde zich bijna boos naar haar toe. „Kind," zei hij, „als ik niet zoo veel van je hield, zou je mijn geduld doen Terliezen. Hoe oud ben je?" „Negentien," zeide zij, „maar dat is uw zaak niet." „Mijn zaak niet!" herhaalde hij. „Goede hemel. Alsof het niet de zaak van iedereen was, een kind als jij te beschermen! Negen tien jaar! Stel je voor en den meesten tijd ervan doorgebracht op een farml Hoe weet je, dat deze dingen, die je zegt te zullen doen, goed of noodig zijn? Zie je dan niet, dat je te jong bent, om over de ernstige din gen van het leven te oordeelen? Je hehl iemand noodig, om voor je te zorgen. Wil je met mij trouwen?" „Wil ik wat?" bracht zij vol verba zing uit „Was ik niet duidelijk genoeg?" vroeg hij. „Ik zeide met mij trouwen?" Zij wilde opstaan, maar hij nam kalm weg haar arm en trok haar weer in haar stoel terug. „Ik wil niet hier blijven, om dien onzin van u aan te hooren," verklaarde zij. „Het is geen onzin." zeide hij. „maar ik wil toegeven, dat ik er nog niets van gezegd zou hebben als je mij geen angst had aan gejaagd met die geheimzinnige plannen van je. Virginia," vervolgde hij en zijn stem daalde bijna tot een gefluister, „je weet, dat ik je liefheb. Ik heb van je gehouden, van het oogenblik af, dat ik je zag." „Zes dagen geleden," zeide zij. „Zes dagen of zes weken, dat maakt geen verschil. Ik was niet van plan nu al iets te zeggen, maar ik kan de gedachte niet ver dragen. om je in Liverpool heel alleen in een vreemd land, zonder een enkelen vriend aan je lot over te laten. Wees verstandig, lieve ling en vertel me er later alles van. Maar nu verlang ik vóór alles, dat je me een ant woord geeft." ..Is dat noodig?" antwoordde zij rustig. „Ziet u, zelfs in Amerika beloven we iemand niet om met hem te trouwen, als we hem zes dagen kennen." „Wacht dan tot je me langer kent, maar geef me tenminste het recht je vriend te zijn." „U bent heel dwaas," zeide zij, wat vrien delijker. „U weet niet, wie ik ben, u weet niets van mij. Den een of anderen dag zult u heel blij zijn, dat ik geen misbruik ge maakt heb van uw vriendelijkheid." „Denk je, dat ik dit vraag omdat ik medelijden met je heb?" vroeg hij. „Ik wil heelemaal niets denken," zeide zij opslaande. „Ik ben niet van plan hier langer te zitten. We zullen wat loopen, als u het goed vindt" Zij liepen samen het dek op en neer. Zij deed hem vragen over de lichten, de landing te Liverpool, den spoorwegdienst naar Lon den en zorgde er voor altijd in de nabijheid te blijven van andere wandelende paartjes Ten laatste stond zij stil voor de campagne- trap en reikte hem de hand. „Ik moet u goeden nacht zeggen," zeide zij, „en vaarwel voor 't geval dat we elkaar morgenochtend niet zien. Ik denk, dat het een vreeselijk gedrang zal zijn bij het aan- wal-gaan." „Dit is geen vaarwel," zeide hij, „want ik zal je morgenochtend zien, hoe erg het ge drang ook is. Je bent vanavond wel heel on vriendelijk tegen me, maar ik kan wachten. Londen is niet zoo groot. Ik wed, dat we elkaar weer zullen ontmoeten." De blik in haar oogen bevreemdde hem. evenals haar woorden. „O, ik hoop het niet," zeide zij bijna heftig, „ik hoop niemand in Londen te ont moeten, behalve één mensch. Goeden nacht, mijnheer Mildmay." Hij keerde zich om en liep bijna in de armen van Littleson, die nieuwsgierig naar hen had staan kijken. „Kom mee om wat te gebruiken," zei de laatste. De twee mannen gingen naar de rook kamer. Littleson stak een cigaret op en nam kleine slokjes van zijn wiskey-soda. „Een bekoorlijke jongedame, die juffrouw Longworth merkfe hij nonchalant op. Mildmay betuigde zijn instemming, maar was wat stijf en kortaf. Hij deed zijn best het onderwerp van gesprek te veranderen maar Littleson was nieuwsgierig. „Ik kan maar niet begrijpen, wal haar bezielt, om in haar eentje over te steken. Ik sprak haar den eersten dag op zee. Zij kwam mij feitelijk vragen, om te vergeten, dat ik haar ooit eerder gezien had. Eigen aardig. erg eigenaardig!" Mildmav zette bedaard zijn glas neer. „Vindt u goed." zeide hij. „dat wij dil buiten bespreking laten? Ik veronderstel, dat juffrouw Longworth er haar redenen voor heeft om te verlangen, dat er niet over haar gepraat zal worden en in ieder geval is een rookkamer nu niet bepaald de geschikte plaats om over haar te spreken. Als u het me niet kwalijk neemt, geloof ik, dat ik naar bed ga." Littleson haalde zijn schouders op (oen de Engelschman verdween. „Gauw op hun teentjes getrapt, die Brit ten," merkte hij op. HOOFDSTUK IV. De Amerikaansche gezant Het gesprek begon te verflauwen tusschen de twee mannen. Vine had alle vragen van zijn gastheer over oude vrienden en beken- ken aan de andere zijde van den oceaan be antwoord, vragen die eerst snel op elkaar volgden, daarna langzamer, tot er tenslotte korte gapingen tusschen kwamen, waarin beiden zwegen. Klaarblijkelijk was hij ge komen, omdat hij iets te zeggen had; het was eveneens duidelijk te zien, dat het hem moeilijk viel, ovei de reden van zijn bezoek te beginnen .Het was ten slotte zijn gast heer, die hem op weg hielp. „Vertel me eens .Vine," zeide hij, terwijl hij de asch van zijn sigaar klopte en wat in zijn stoel naar voren leunde, „waarom ben je eigenlijk nu naar Londen gekomen? Veertien dagen geleden hoorde ik nog, dat je lot over je ooren in je werk zat en dat je er niet over dacht New York vóór de herfst te verlaten. Vine knikte. „Dat dacht ik toen," zeide hij rustig, „er is namelijk iets gebeurd, dat me er toe ge bracht heeft hierheen te komen met één doel, een enkel deel jou raad te vragen De oudere man knikte en indien hij ver baasd was, wist hij dit met goed gevolg te verbergen. Ook toen aarzelde Vine nog. (Wordt vervolgdJ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5