S. G. J. DE GROOT
EERSTE KAMER.
VRAGENRUBRIEK.
TWEEDE KAMER.
Reparatie-inrichting voor
alle soorten Lederwaren
WERKLOOSHEID IN Z.-VLAANDEREN.
Het Tweede Kamerlid Loerakker heeft den
minister van binnenlandsche zaken en land
bouw de volgende vragen gesteld:
Is het den minister bekend, dat de werk
loosheid op vele plaatsen in Zeeuwsch-
Vlaanderen, door allerhande omstandighe
den, zeer groot is?
Zoo ja, is de minster dan niet van oordeel,
dat er van overheidswege maatregelen moe
ten worden genomen waardoor de werkgele
genheid wordt vergroot en verdere inzin
king van het levenspeil der bevolking in dat
gewest wordt tegengegaan?
NEDERLANDSCHE KINDEREN W
DUITSCHLAND.
Om eenigszins tegemoet te komen aan de
slechte omstandigheden, waarin op het
oogenblik vele Nederlandsche arbeidersge
zinnen in Duitschland verkeeren, hoeft het
Hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode
Kruis op zijn kosten een 11-tal kinderen
uit de omgeving van Bentheim naar Neder
land doen komen en gedurende zes weken
laten opnemen in een kindertehuis te Kat-
wijk-aan-Zee.
Door een goede voeding en de gezonde
zeelucht zullen deze thans als „erholungs-
bedürftig" genoteerde kinderen, zooals ver
wacht wordt na hun verblijf in Nederland
weer geheel hersteld naar de ouders kun
nen terugkeeren. Het aantal bij het Neder
landsche Roode Kruis van Nederlandsche
gezinnen in Duitschland inkomende ver
zoeken om steun neemt den laatslen tijd
grootere afmetingen aan, terwijl de hier
voor beschikbare fondsen nagenoeg uitge
put zijn. Gelden ten behoeve onzer nood
lijdende landgenoolen in Duitschland wor
den gaarne door het hoofdbestuur van het
Nederlandsche Roode Kruis, Princessc-
gracht 27, te 's-Gravenhage, Postgiro no.
22120, in ontvangst genomen.
CONTACTCOMMISSIE IN HET
MIJNBEDRIJF.
In de gistermorgen gehouden vergadering
van de Contactcommissie in het Mijnbedrijf
hebben de directies medegedeeld, den tijde-
1 ijken toeslag ook gedurende de maand Ja
nuari te zullen uitkeeren.
De arbeidersafgevaardigden hebben het
voorstel gedaan om de tegenwoordige con-
tractueele loonen voor een jaar vast te leg
gen in een loonovereenkomst, opzegbaar
met een termijn van zes maanden. Zij heb
ben verder voorgesteld overeen te komen,
dot de toeslag ook ni\ Januari zal worden
uitgekeerd, zoolang de gemiddelde kolen-
prijs niet daalt beneden den doorsnee-prijs
over November-December 1925.
De directies zullen zich over deze voor
stellen beraden.
Bij Kon. besluit is op verzoek eervol
ontslagen met dank mr. F. A. Eggers, als
vice-president van het Gerechtshof te Am
sterdam en is benoemd als zoodanig mr. *J.
Kruseman, thans raadsheer in gemeld col
lege;
is benoemd tot ridder in de orde van den
Nederlandse hen Leeuw mr. F. A. Eggers,
vice-president bij het Gerechtshof te Am
sterdam.
VERZOENINGSVERDRAG MET
ZWITSERLAND.
Blijkens hel voorloopig verslag over het
ontwerp lot goedkeuring van het op 12 De
cember 1925 te 's-Gravenhage tusschen
Nederland en Zwitserland gesloten verzos-
ningsverdrag werd bij het afdeelingsonder-
zoek de opmerking gemaakt, dat de meeste,
zoo niet alle landen de voorkeur geven aau
arbitrage-verdragen boven verzoeningsver
dragen Hoe stelt de Minister zich den gang
van zaken voor, indien verzoening eens niet
mocht worden bereikt en een oplossing van
het dan hangend geschil mislukt? Men
meende ook te hebben vernomen, dat de
Zwitsersche regeering aan een arbitrage-
verdrag de voorkeur had gegeven, doch dat
Nederland daartoe niet bereid was gevon
den.
TANDPROTHESE.
Ontleend is aan de memorie van antwoord
op het voorloopig verslag over het ontwerp-
van wet tot herziening van de uilvoering
van de wet van 29 Juni 1925.
Geplaatst voor de keuze, de uitvoering
van de wet onder zijn bewind te doen afwij
ken van hetgeen te voren geschied was, of
in dezelfde lijn door te gaan, heeft de Minis
ter gemeend, het laatste te moeten verkiezen
ter wille van de gelijkheid der rechtsbedoe
ling. De noodig gebleken revisie kan alleen
worden tot stand gebracht"krachlens een
speciale wet, die niet de wet van 1925 wij
zigt, maar, overeenkqmsüg den inhoud van
het wetsontwerp gelast, de gevallen, waarin
is beslist, andermaal ter toetse zullen wor
den gebracht.
De Minister kan tot zijn leedwezen niet
toezeggen, dat de beslissingen, genomen in
afwijking van het advies der commissie,
zullen worden bekend gemaakt. Persoonlijke
waardeering zal meermalen tot uiting moe
ten komenhet ware voor de belanghebben
den al te hard, indien deze bekend werd ge
maakt
ASSISTENTEN BIJ HET ONDERWIJS.
Bij het afdeelingsonderzoek van het wets
ontwerp tot wijziging van de L. O.-wet 1920
gaven blijkens het verslag enkele leden
te kennen, dat zij de bezwaren deelden, die
in de Tweede Kamer, zoowel schriftelijk a!s
mondeling, naar aanleiding van art. V wa
ren te berde gebracht, welke bezwaren be
troffen de positie der assistenten.
Mej. A. E., te L Gereduceerd wil
zeggen; teruggebracht I
Zitting van Donderdag.
STAATSBEGROOTING 1927.
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Aan de orde is de voortzetting der be
grooting van Onderwijs, Kunsten m Weten
schappen.
Bij art 160 (lich. opvoed.) zegt de hee^
GERHARD (S.-D.) dat in 1927 tot volledige
toepassing behoort te komen het Kon. besluit
van 6 Oct 1922. Het beroep van den mi
nister op het niet vermeld staan voor een
uitvoeriDgsdatum gaat, volgens spr., niet op.
Minister WASZINK kan geen toezegging
doen, al zal hij nagaan hoeveel geld er be
schikbaar zal zijn.
Dr. DE VISSER (C.-H.) mist een gedrags
lijn biji het verleenen van subsidies. Waarom
is er een subsidie van f 3000 voor het
internaat voor R.-K. schipperskinderen te
Ruhrort? Is spr. wel ingelicht, dan zgn daar
slechts 10 Nederlandsche kinderen. Spr. kan
wel begrijpen, dat geen subsidies gegeven
worden omdat er geen geld is, maar dat
veel belangrijker instellingen geen subsidies
krijgen en dit internaat wel, acht spreker
onbillijk.
MINISTER WASZINK zegt, dat het er
met op aankomt hoeveel kinderen er zgn.
Hoofdzaak is, dat het internaat er is en
dat ook instellingen van andere lichting
vei hooging van subsidie kragen. Spr. acht
dit subsidie volkomen gerechtvaardigd.
Dr. DE VISSER repliceert* Hg stelt een
amendement voor om den betref lenden post
te schrappen.
De heer GERHARD (S.D.A.P.) bestrgdt
hat amendement. Hij acht de uitgave nuttig
en het theoretisch bezwaar van den heer
De Visser niet zoo overwegend. De S.D.A.P.-
fractie zal tegenstemmen.
De heer DE VISSER zegt nog, «at hij
het amendement indiende, omdat op de afd.
Kunsten een amendement is ingediend om
subsidies te Schrappen. Hg wil voorkomen,
dat ten nadeele van de kunst wordt gebracht,
wat ten nadeele van de he-ele linie behoorde
te komen.
Het amendement wordt verworpen
met 57 tegen 8 stemmen. Vóór: de heeren
Lingbeek, Staalman (V-B.) en de Christ-
Historischen, op den heer Snoeck Henke-
mans na.
Kunsten en Wetenschappen.
Aan de orde 13 de afd. Kunsten en We
tenschappen.
De heer KLEEREKOPER (S.-D.) bespreekt
den steun aan beeldende kunstenaars. Op
deze begroating is in totaal uitgetrokken
voor artistieke doeleinden f31.000. Hiermee
vergelgkt spr. de subsidies voor Burger
wachten en Vrgwilligen Landstorm, die bijna
7 ten samen bedragen. Voor de nuttigst
doeleinden ia dus geen geld. Wanneer de
overheid zich de artistieke ontwikkeling ter
harte neemt, kweekt zij goeden smaak aan.
Dit doet meeir dan honderd strafbepalingen
tegen slechte films.
Deze orkesten kunnen uit particuliere
middelen niet bestaan. Een stuk kunst-ont
wikkeling kan door het heelo volk tot stand
worden gebracht. Spr. kan niet bewonderen
den onwil van den minister om voor het
conservatorium in Amsterdam iets meer te
doen, dan hjj van plan was.
De heer LANGMAN (C.-H.) merkt op,
dat niet alle kunst verheffend werkt. Ook
ontkent hg, dat ons volk zoo gesteld zou
zgn op dramatische kunst en opera. Hij haalt
eenige mededeelingen aan uit dagbladen,
waaruit blgkt, hoe weinig belangstelling de
Co-opera-tie heeft. De bioscoop is big vend!
in de groote belangstelling van het publiek.
Wetenschap en kunst zijn Ersatzr-middelen,
die nooit kunnen bevredigen. Christus kan
nooit met iet3 anders gelijkgesteld worden.
De heer VLIEGEN (S. D. A. PJ trekt uit
de rede van den heer Langman de conclu
sie, dat juist al het mogelijke gedaan moet
worden om het cullureele te bevorderen in
plaats van de menschen aan het amuse
ment over te geven. Spr. herinnert vaan zijn
interpellatie, vandaag juist 'li maanden
geleden, over de afgraving van den St. Pie
tersberg. Minister Colijn zeide toen, onmid
dellijk in overleg te zullen treden met zijn
ambtgenoot van Onderwijs, K. en W. Nu is
er na al dien tijd niets aan de zaak gedaan.
Desnoods moet de Minister komen met een
onteigeningswetje. Indien nog langer ge
wacht wordt, is de berg verloren. Voorts
dringt spr. aan op behoud van de Maasbrug
te Maastricht. Het geldt hier alleen een fi-
nancieele kwestie.
De heer BOOM (V. B.) komt op tegen de
opheffing van het Rijksarchief in Drenthe.
Bij overplaatsing naar Groningen zullen
vele particuliere archieven worden terug
getrokken.
De heer VAN RIJCKEVORSEL (R. K.)
zegt, dat met de sommen, die uitgetrokken
zijn voor steun aan letterkundigen en toon
kunstenaars, slechts in zeer enkele geval
len geholpen kan worden. Hij hoopt, dat de
Staatsfinanciën zullen toelaten, daarvoor
meer geld uit te trekken. Voor beeldende
kunstenaars is steun evenzeer noodig.
Vooral de Rijksgebouwendienst kan in dit
opzicht goed werk doen. Ten aanzien van
de Maasbrug sluit spr. zich aan bij den
heer Vliegen.
De heer MOLLER (R. K.) zegt, dat de
heer Langman te eenzijdig is. Welke gods
dienstige overtuiging men ook heeft, het is
zeker, dat de schoone kunsten een voor
name plaats innemen onder de middelen,
die leiden tot opheffing van het gemoed.
Het is zaak van de overheid de schoone
kunsten te bevorderen. Door het geven van
opdrachten dienen beeldende kunstenaars
te worden geholpen.
Er dienen geen opdrachten naar het bui
tenland te gaan. Spr. dringt ook aan op
behoud van de Maasbrug.
De MINISTER VAN ONDERWIJS, de
heer WASZINK, geeft den heer Kleerekoper
toe, dat er niet «enoeg gedaan wordt op het
gebied van de cultureele ontwikkeling. Hij
hoopt, dat er iets zal kunnen worden ge-
daan voor de beeldende kunstenaars in den
geest als de heer van Rijckevorsel bedoelde.
Er is echter niet meer geld beschikbaar,
dan er voor uitgetrokken is. Spr. kan geen
vrijheid vinden het subsidie voor het Am-
sterdamsche conservatorium te verhoogen.
Inzake den St. Pietersberg is dezer dagen
een wetsontwerp gereed gekomen. Van te
genwerking van Waterstaat ten aanzien
van de Maasbrug is geen sprake. De Minis
ter van Waterstaat ziet in de brug ook een
monument, dat zoo mogelijk behouden moet
blijven. Een nieuw onderzoek is thans in
gesteld, maar de kwestie is technisch niet
eenvoudig. De heer Moller heeft hierover
een opmerking gemaakt, die spr. noopt om
te zeggen, dat ook hij hoopt, dat degenen,
die den onderhoudsplicht hebben, dien zul
len nakomen. Het kerkje te Asselt wordt
in- en uitwendig gerestaureerd; er is voor
de inwendige restauratie nog geen verzoek
om subsidie ingekomen.
In Assen is geen rijksarchivaris, de archi
varis te Groningen rent thans heen en
weer tusschen Groningen en Assen; over
brenging van het Drentsche archief zal
voor hem niet meer maar minder werk be-
teekenen. Wat de bevoegdheid van het
diploma der rijksacademie voor beeldende
kunsten betreft, spr. kan die niet toe
kennen.
De heer BOMANS (R. K.) ziet in de me
dedeel ing van den Minister over het subsi
die aan het Amsterdamsche conservato
rium tegenspraak met de correspondentie
met Ged. Staten van Noord-IIolland. Wil de
Minister de scherpe afwijzing niet terug
nemen en verwijzen naar de correspon
dentie.
De MINISTER, antwoordt, dat, zeker voor
1927 geen verhooging gegeven kan worden.
Bij art. 197 (subsidie voor historische gc-
denkteekenen) dringt de heer MARCHANT
(V. D.) aan op herstel van den post voor de
restauratie van het Waaggebouw en het
„huis met de drie haringen" te Deventer.
Mej. WESTERMAN (V. B.) sluit zich
hierbij aan.
De MINISTER antwoordt, dat op de
lange lijst van aanvragen deze «en. eerste
plaats inneemt.
Bij art. 255 (subsidie muziek en zang)'
licht de heer ZIJLSTRA (A. R.) een amen
dement toe om het artikel met f 10.000 te
verminderen, met de bedoeling de subsidies
voor het Haarlcmsche Orkest en de Co-
opera-tie te schrappen. Dergelijke steun ligt
niet op den weg der overheid. De tegen
woordige leider van het kabinet heeft in
November 1919 verklaard, dat deze zaak
geen regeeringszaak is.
De heer KLEEREKOPER (S. D. A. P.)
merkt op, dat de heer Zijlstra beter andere
nieuwe posten had kunnen voordragen
voor schrapping, zooals het subsidie aan
het Oranje-Nassau-museum en de Vondel
uitgave, zonder dat hij daarbij twijfel zou
wekken aan de zuiver financieele overwe
gingen die hem dreven. Voor schrapping
van deze subsidies den toestand van de
schatkist als argument te noemen is een
paniek-argument. De toestand onzer orkes
ten is een noodtoestand en als men iets
voelt voor de cultureele ontwikkeling van
ons volk, dan moet men niet de musici uit
nood drijven naar de slechte amusements
gelegenheden.
De heer MARCHANT (V. D.) betoogt, dat
zonder orkesten oratoria onmogelijk zijn en
dat een goed oratorium den mensch dichter
brengt bij het hoogste dan menige verve
lende preek in de kerk.
Spr. verzoekt den Minister den pensioen
grondslag vast te stellen voor het personeel,
verbonden aan het Kon. Conservatorium
voor Muziek te 's-Gravenhage ,dat als rijks
instelling erkend is.
De heer BOMANS (R. K) herinnert aan
zijn motie, 7 jaren geleden, om f 4500 te
geven aan hel Haarlemsche orkest. Het
eenige argument van den toenmaligen minis
ter tegen de motie was de nabijheid van het
Amsterdamsche Concertgebouw-Orkest. De
Minister zegde onderzoek toe, waarom de
motie is ingetrokken. De zaak is dus niet
zoo nieuw als de heer Zijlstra wel wil doen
voorkomen. Nu eindelijk wil de regeering
recht doen aan de Haarlemsche Orkestver-
eeniging en nu komt men uit de Kamer met
het argument, dat de zaak zoo nieuw is, dat
zij daarom geschrapt moet worden. Wanneer
er vandaag geen rijkssubsidie komt, zal er
ook van een provinciaal subsidie geen
sprake zijn. Spr. zal tegen het amendement
stemmen.
De heer VERAART (R. K.) acht het ook
om andere dan financieele argumenten ge
rechtvaardigd le zijn tegen een nieuw sub
sidie. Spr. begrijpt niet, dat men de Co-
Opera-tie zoo hoog stelt. De heer Zijlstra had
geen betere keuze kunnen doen. De opera
geeft een soort kunst waaraan ons volk in
dezen tijd geen behoefte heeft, een zwoele,
verouderde romantiek. Spr. heeft geen be
zwaar tegen een subsidie aan het Haarlem
sche orkest maar wel tegen het subsidie
aan.de Co-0pera-tie.
De heer DE VISSER (C. H.) verwondert
zich over de verdediging van den heer Zijl
stra, die zich baseerde op financieele over
wegingen. Maar dan immers had de heer
Zijlstra voor spr.'s amendement tot schrap
ping van het subsidie voor Ruhrort moeten
stemmen! En nog gekker is het als men be
denkt, dat er zes nieuwe subsidies op de be
groeting worden gebracht, waarvan de heer
Zijlslra juist deze twee uitpikt! Spr. meent,
dat hier wel degelijk principieele argumen
ten gelden. Maar dan wil spr. deze stelling
uitspreken, dat van christelijk standpunt de
bevordering van de ontwikkeling en le
handhaving van ons volk door de kunst
steun van overheidswege verdient. Er be
staat een christendom, dat alle elementen
van het leven bevat, zoowel de religieuse als
de aesthetische, de ethische ên de sociale en
de dragers van dit christendom moeten al
deze factoren krachtig bevorderen. De op
merking van den heer Veraart heeft spr. ver-
verwondert, daar juist het Katholicisme de
romantiek en het oude zoekt en daar veel
schoons in vindt. Spr. wijst op het boek van
Gerard Brom: Katholicisme en Romantiek,
waarmee de heer Veraart zijn winst kan
doen op muzikaal gebied.
De heer VISSCHER (A.R.) meent, dat de
vraag hoe wij de kunst, ook de dramatische,
waardeeren, niet in de eerste plaats komt. In
de eerste plaats komt de taak van den Staat,
.die spr. aldus wil formuleeren, dat de Staat
moet bevorderen wat aan allen ten goede
komt. Er is een subsidiehonger, die knaagt
aan onze staatsfinanciën waardoor de socia
liseering van ons maatschappelijk leven
wordt bevorderd. Op dien weg moeten wij
niet voortgaan. Zoomin als wij voor onze
„vervelende preeken" geld vragen van den
Staat, zoomin moet dat aan de kunst gege
ven worden.
De heer KERSTEN (S.G.P.) zal, los van de
argumenten, vóór het amendement stem
men. Hij was het ten deele eens met den
vorigen spreker, waar deze sprak van een
subsidiehonger. Daartegen zijn maatregelen
te treffen, niet door dien honger te voeden
maar door dien honger te laten sterven van
honger. Zich houdende aan de richtlijnen
van Gods Woord zal spr. steramen voor het
amendement.
De MINISTER erkent het argument der
saneering van onze financiën, maar het rijk
verkeert niet in liquidatie en men kan on
mogelijk voortdurend nieuwe posten weren.
Er komen nieuwe behoeften, waaraan vol
daan moet worden. Daarvoor vraagt spr.
thans luttele f 10.000 misschien, spr. kan het
niet zoo ineens optellen. Haarlem wil spr.
helpen met zooveel, dat. de provinciale en
gemeentelijke subsidies meegerekend, precies
de tekorten gedekt worden, meer niet. Een
verhooging van het subsidien voor het Gro-
ningsche orkest kon spr. niet voorstellen
omdat hij dan ook andere subsidies moest
verhoogen. De heer Veraart noemde de
opera-muziek verouderde zwoele romantiek.
Spr. wil dan gaarne erkennen, dat hij tót de
ouderwetsche menschen behoort, die in die
zwoele romantiek nog weieens pleizier heb
ben. Wat de opmerking van den heer De
Geer betrof, die gold de dramatische, niet de
muziek-dramatische kunst. Wat het perso
neel van het Kon. Conservatorium betreft,
dit is sinds 1922 pensioengerechtigd. De
moeilijkheid zit echter niet in het vaststel
len van den pensioengrondslag, maar in het
laten meetellen van de jaren van 1922 af.
Pet amendement komt in stemming.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.H.)
verklaart te zijn voor een subsidie van het
orkest te Haarlem, echter tegen een subsidie
van de Co-opera-tie. Daar het amendement
niet gesplitst is, zal spr. voor stemmen.
Het amendement wordt verworpen met
5025 stemmen. Vóór de anti-revolutionai
ren en de heeren Snoeck Henkemans, Ker
sten, v. Sasse v. IJsselt, v. Vuuren, Lang
man, Tilanus, Krijger, Bulten, Schokking,
Rutten, Deckers, Veraart, Fleskens, mejuffr.
Meijer, Zandt en Braat.
De begrooting wordt z. h. st. aangenomen.
WIJZIGING L. O.-WET 1920.
Aan de orde is het wetsontwerp tot wij-
ging van de L.O.-wet 1920 (art. 3, tweede
lid, art 12 en art. 193, eerste lid) (moder
ne talen op de lagere school.)
De heer KETELAAR (V.-D.) betoogt,
dat het niet veel verschil zal maken of men
spreekt van „Fransch" dan wel, zooals nu
geschiedt van ,,een vreemde taal." De af
schaffing van het Fransch heeft niet tot
gevolg gehad, dat het resultaat van het
onderwijs achteruit is gegaan. Bij weder
invoering van het Fransch zal men scholen
krijgen waar wel en waar geen, -Kransen
gegeven wordt en op het platteland zal
men voor een klein aantal kinderen het
geheel© onderwijs, met name het onderwijs
in het Nederlandsoli, anders moeten in
richten.
Spr. begrijpt deü tegenstand van de lee
raren bij het M O. niet. Waarom kan men
in de eerste klas van de H.B.8. niet met
de eerste beginselen van het Duitsch en
Engelsch beginnen en is het belachelijk,
dat een leer aar aan een H. B, S. den kin
deren moet leeren dat vader in het Fransch
le père is 1
De heer GERHARD (S.D.A.P.) betoogt,
dat het voorstel volkomen ingaat tegen
het stelsel van de L. O.-wet. Hij sluit
zich hieromtrent aan bij den heer Kete
laar. Facültatiefstelling van onderwijs ra
een vreemde taal is onmogelijk, omdat dit
zou beteekenen, dat ook voldaan zou moe
ten worden aan verzoeken van verschillen
de ouders om onderwijs in verschillende
talen. Dit wordt dan ook ondervangen door
de bepaling, dat de beslissing aan de schooi
besturen blijft. In de praktijk zal dit trou
wens niet voorkomen, omdat het natuurlijk
om het Fransch zal gaan, de beide andere
talen zullen zoo goed als niet gevraagd
worden. Deze zaak dient bovendien te
wachten tot het lager onderwijs geheel op
de helling komt, zij dient niet incidenteel
geregeld te worden.
De heer MOLLER (R.-K.) sluit zich aan
bij de vorige sprekers, waar zij betoogden,
dat een vreemde taal in het leerplan een
wijziging in het geheele onderwijs betee-
kent ten behoeve van enkele kinderen,
wel moet buiten het leerplan gelegenheid
zijn voor onderwijs in een vreemde taal.
De facültatiefstelling moet niet beteeke
nen, dat voor een geheele school door het
schoolbestuur een vreemde taal kan wor
den ingevoerd. Dat de afschaffing van het
Fransch slechte gevolgen heeft gehad kan
men nog niet constateeren en dat de lee
raren er zoo op gesteld zijn, dat de lagere
sohool Fransch geeft, is niet gebleken.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.)
voelt voor hetgeen de Minister voorstelt
uit een oogpunt van vrijheid der school
besturen, wien verboden is, onderwijs te
geven in een vak ook als zij dit noodig
achten.
Voorts bestrijdt spr. de gedachte, dat
het Fransch alleen gewenscht wordt voor
de leerlingen, die naar het M. O. en ae
gymnasia gaan. Er gaan op H. B. Scholen
en gymnasia 40.000, op de lagere scholen
een millioen leerlingen. Juist aan de kin
deren, die Diet verder gaan wil men iets
meegeven. Ons uitgebreid lager onderwijs
mist zijn doel als men op de lagere school
niet iets aan Fransch doet.
Mej. WESTERMAN juicht het toe, dat
thans een poging gedaan wordt om een
vrijheidsbelemmering uit de wet weg te
nemen. Zij meent, dat het onderwijs in een
vreemde taal niet schadelijk werkt op de
kennis van het Nederlandsch en betoogt,
dat juist het tegendeel gebleken is. Spr.
wenscht op te komen voor de kleine min
derheid, die verder onderwijs zal genieten.
Spr. vreest geen wedloop van openbaar en
RECLAME.
Noordeinde 11 Leiden - Telef. 706
5359
bijzonder onderwijs, omdat dit geen kwes
tie is waarbij dit verschil tot uiting komt.-
Waar men de vreemde taal wil zal zij ko
men, waar men haar niet wil, zal zij weg
blijven. En is het zoo verschrikkelijk als
de een© helft van de klas cijfert terwijl de
andere helft Fransch krijgt 1 Het mag waar
zijn dat de groote meerderheid geen
Fransch noodig heeft, maar moet dan de
minderheid daarpnder lijden l
De heer VLIEGEN (S.D.A.P.) acht het
niet leeren van een vreemde taal een slag
boom tusschen een klein volk als het onze
en de ons omringende landen. Bij een ze
venjarige leerplicht zou spr. onderwijs in
oen vreemde taal in de laatste drie leer
jaren gewenscht achten. Evenwel, wan
neer dit wetsontwerp er komt, breekt het
ons eenheidsonderwijs kapot, daarom is
spr. er tegen.
De vergadering wordt t© 6.05 geschorst
tot des avonds 8 uur.
STAATSBEGROOTING 1927.
Hoofdstuk VIII. (Oorlog).
Aan de orde is de behandeling van hoofd-
stuk VIII der Staatsbegrooting voor 1927,
De algemeene beschouwingen worden ge-,
opend.
De heer VAN RAPPARD (V.B.) heeft
naast teleurstelling ook een woord van
waardeering voor de gedane voorstellen.
Spr. geeft de voorkeur aan een klein, doch
goed gerust leger en hoopt, dat de minister
het in die richting zal leiden. Ook spr.
wenscht bezuiniging, doch de paraatheid
van het leger mag daardoor niet in gevaar
worden gebracht. Spr. juicht toe de voorge
nomen betere opleiding van de verlofsoffi-
eieren en de verbetering van het geschut,
Voorts acht spr. het bedenkelijk om de com
mando's van het veldleger en van de vesting
Holland aan één persoon te geven en even
eens dat de vredessterkte per eskadron vaa
130 paarden tot 110 zal worden terugge-.
bracht
Hoe is het mogelijk, dat men kan zeggen,
dat er voldoende paarden zijn? En van een
overschot is heelemaal geen sprake. In te
genstelling met den Minister is spr. van
meening. dat door de voorgesteld hervor-
mingen de gevechtswaarde achteruit gaat,
Wat betreft de reorganisatie van de infant
terie, merkt spr. op dat het in het voorne
men ligt, de lichtingen in 2 ploegen te laten
opkomen. Spr. is van oordeel, dat door deze
nieuwe regeling gemis aan éénheid in de
compagnieën zal ontstaan. Spr. waardeert
het pogen-Van den Minister om het kader t©
verbeteren, doch daaronder mag de oplei
ding van de soldaten niet lijden.
Ten aanzien van de afvloeiing van het
beroepspersoneel, zegt spr., dat hij daarte
gen een waarschuwend woord wil laten
hooren. Het verlofskader is thans nog aller
minst geschikt voor de taak, die voor dit ka
der is weggelegd. Voorts merkt spr. op. dat
het verkeerd is den Opperbevelhebber van
Land- eft Zeemacht te willen laten aanwij
zen, door de Regeering. die in tijden van
mobilisatie aan het bewind is; neen de keu
ze van dezen opperbevelhebber moet in vre
destijd na rustige overweging geschieden.
Wijl verder de bevoegdheden van den com
mandant van het veldleger in hooge mate
zijn toegenomen, acht spr. haast geen an
dere oplossing denkbaar, dan dat deze func
tionaris met het opperbevel wordt belast. In
dit opzicht kan spr. dan ook met den mi
nister meegaan.
De heer HIEMSTRA (S.D.A.P.) wenscht
eenige opmerkingen te maken over den
toestand van het burgerpersoneel. Op 1 Fe
bruari 1924 is aan een groot aantal werklie
den ontslag gegeven, waarna zij weder te
werk werden gesteld op arbeidscontract.
Daardoor is de positie van deze menschen,
belangrijk verslechterd. Spr. is van mee
ning dat deze werklieden evengoed recht
hebben op de uitkeering. welke vroeger in
uitzicht is gesteld en hij hoopt, dat de te
genwoordige minister de toezegging vaD zijn
ambtsvoorganger gestand zal doen. Spr. her
innert voort9 aan het ontslag van verschil
lende werklieden aan de. Kon. Mil. Acade
mie, waarbij niet de algemeene regel is ge
volgd Spr. vraagt of de minister deze af
wijking van ontslag, waarbij niet is reke
ning gehouden met het aantal dienstjaren,
doch wel met het aantal kinderen, wil op
schorten. totdat de cojnmissie voor Georga
niseerd Overleg daarover is gehoord.
De heer K. TER LAAN (S.D.A.P.) consta
teert dat van democratische opvattingen
van dezen minister toch weinig is te ver
wachten, blijkens de hier reeds gehouden
besprekingen over de relletjes te Assen en
Ede. In de regeeringsverklaring van 11
Maart 1926 werd een voortgezette versobe
ring der weermacht aangekondigd. Maar de
ze minister heeft niet beantwoord aan de
meest bescheiden verwachtingen. Was de
minister begonnen met opheffing van het
vestingstelsel, afschaffing der cavalerie en.
van het beroepskader, hervorming van het
leger tot een militiekorps, dan had men in
derdaad hervorming gekregen, thans zoekt
de minister het in allerlei kleinigheden. Een
besparing op de Oorlogsbegrooting van nog
geen millioen is volkomen onvoldoende Er
moet veel meer af. En dat bereikt de minis
ter door overal kleinigheden af te nemen.
Daarin zijn de militairisten ook niet vol
daan. Zoo kan het niet voort gaan. Spr komt
thans tot het kadervraagstuk. De mmister
komt met een vermindering van 96 man
sergeanten-majoor en adjudanten-officier,
administratief personeel De onderofficie-
renvereeniging ..Ons Belang" zegt. dat het
niet kan. Ook hier weer is het systeem van
2—l