GELDKONINGEN.
No. 20480
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 17 December
Tweede Blad Anno 1926
BINNENLAND.
PO ets, per doos a 12 cackets
lO w SS SS 1 st
FEUILLETON.
F MR. H. C. DRESSELHUYS. t
Na een 9lepend lijden i9 gisteren te Den
Haag op bijna 56-jarigen leeftijd overleden
het Tweede Kamerlid mr. H. C. Dresselhuys.
MR. H. C. DRESSELHUYS.
Hendrik Coenraad Dresselhuys werd op
31 December 1870 te Culemborg geboren. Hij
kwam voort uit een familie van kooplieden
en industrieelen. Zijn vader, de heer C. W.
Dresselhuys Sr., was directeur van verschil
lende sigarenfabrieken en dreef een grooten
tabakshandel. Intusschen voelde de jonge
Dresselhuys zich weinig tot den handel aan
getrokken. Daarom werd in de familie goed
gevonden dat hij niet in den handel ging,
doch in de rechten, ging studeeren. Na het
gymnasium te 's Hertogenbosch te hebben
bezocht, studeerde hij aan de Universiteit te
Utrecht en promoveerde daar op 10 Febr.
1894 op het proefschrift „De wet op de han
dels- en fabrieksmerken van 1893".
Hij vestigde zich als advocaat te Tiel,
waar hij gedurende bijna 10 jaren op het
kantoor van mr. P. Rink werkzaam was,
eerst als volontair, later als diens associé. In
deze rechtspraktijk heeft hij hard gewerkt,
ook buiten Tiel. Speciaal behandelde hij ci
viele vorderingen, doch ook in strafzaken
trad hij veel op. Hij werd inmiddels achter
eenvolgens lid van den gemeenteraad en
wethouder van Tiel, lid van de Prov. Staten
van Gelderland en secretaris van het polder
district Neder-Betuwe. Op 15 Juli 1903 ver
liet hij de rechtspraktijk om rechter te wor
den in de Tielsche rechtbank, welke functie
hij lot 1906 heeft vervuld.
In die dagen vertrok mr. Simon van der
Aa, die als administrateur, chef van de derde
afdeeling (gevangenis-, rijkstucht- en opvoe
dingswezen) aan het departement van Justi
tie werkzaam was geweest, als hoogleeraar
naar Groningen en de toenmalige minister
van Justitie, mr. van Raalle. benoemde mr.
Dresselhuys tot diens opvolger. Met ingang
van 1 November 1906 trad hij in zijn nieuwe
functie op. hij kwam in een drukke periode
van wetgevenden arbeid, waarin hij zijn
krachten aan deze belangrijke afdeeling van
het departement ten volle kon gevende
kinderwetten werden juist ingevoerd, de
Ilijksgestichten te Amersfoort en de Kruis
berg werden voor het nieuwe doel in ge
bruik genomen en het onderwerp der indi-
vidualiseering van het kind kwam weer aan
de orde van den dag. Op 28 Maart 1909 ont
ving hij den persoonlijken titel van direct.-
generaal van het gevangenis-, rijkstucht- en
opvoedingswezen. Nadat hij in 1910 was be
noemd tot lid en secretaris van de Staats
commissie voor de herziening van het Wet
boek van Strafvordering (de z.g commissie-
Ort), wier arbeid heeft geleid tot samenstel
ling van een wetsontwerp, hetwelk ten slotte
in hoofdzaak ongewijzigd lot wet is verhe
ven, volgde op 3 Juli 1911 zijn benoeming
lot secretaris-generaal var. hst departement
van Justitie.
In die hoedanigheid werd hij in 1912 aan
gewezen om de ministers van Justitie. Ma
rine en Oorlog als regecrinzscommissaris hij
te slaan bij de behandeling in de vergade
ringen der Staten-Generaal van het ontwerp
van wet tot wijziging van de rechtspleging
bij de landmacht en van die. bij de zeemacht
alsmede van de provisioneele instructie voor
het Hoog Militair Gerechtshof.
Het was het eerste optreden van mr.
Dresselhuys in de Kamer. Men herinnert
zich nog hoe hij toen door de vrijmoedige
wijze, waarop hij niet slechts het juridische,
maar ook het meer politieke gedeelte van de
taak van Minister Regout overnam en ver
schillende sprekers in de Tweede Kamer te
woord stond, eenige sensatie verwekte en
hoe een enkele afgevaardigde zich over dit
optreden min of meer ontsticht toonde En
kele jaren later zou mr. Dresselhuys als vol
komen gelijkberechtigde aan de politieke
debatten in de Tweede Kamer deelnemen.
Reeds tijdens zijn verblijf in Tiel was hij
zich ook op politiek terrein gaan bewegen
en in 1905 werd mr. Dresselhuys, die de li
berale beginselen was toegedaan, candidaat
gesteld voor de Tweede Kamer in het distr.
Wijk bij Duurstede, doch niet gekozen. Doch
toen in 1916 mr. Tydeman, de president van
de vrij-liberale partij en leider der vrïj-libe-
rale Kamerfractie plotseling overleed, viel
het kiesdistrict Tiel open en mr. Dresselhuys
die bij de partij door mr. Tydeman geleid,
was aangesloten en door zijn ruim 12-jarige
werkzaamheid in het district zeer populair
was, werd hij daar bij eerste stemming op
7 December 1916 gekozen tot opvolger van
mr. Tydeman in de Tweede Kamer
Hiermede begon de eigenlijke politieke
loopbaan van mr. Dresselhuys, die voor dien
tijd reeds 4 malen was voorgekomen op de
aanbeveling van den Hoogen Raad voor
raadsheer in dit college
Als secretaris-generaalwerd hij op non-
aclivileit gesteld bij zijn benoeming tot lid
der Tweede Kamer en op 19 September 1918
als zoodanig eervol ontslagen met dankbe
tuiging voor dc vele en gewichtige diensten
door hem aan den lande bewezen.
Toen in 1918 het oude districtenstelsel
door de evenredige vertegenwoordiging werd
vervangen als gevolg van de Grondwetsher
ziening, werd mr. Dresselhuys weder op een
der lijsten van de vrij-liberalen gekozen en
had daarna onafgebroken tot zijn overlijden
toe zitting als lid der Kamer.
In dc periode na 1918 heeft zich in de
Kamer en in het land meer en meer geopen
baard het streven naar hereeniging der ver
schillende vrijzinnige groepen. Mr. Dressel-
huis, die inmiddels de leider van de groep
der vrij-liberalen geworden was, heeft zich
hiervoor veel moeite gegeven en is gewor
den een der stichters en oprichters van den
Vrijheidsbond, in 1921, waarvan hij voor
zitter werd. Later, toen mr. Rink niet lan
ger in dc Tweede Kamer zitting had. is mr.
Dresselhuys ook als leider van de Tweede
Kamer-fracüe van den Vrijheidsbond opge
treden.
Geweldig was de werkkracht, welke mr.
Dresselhuys ontwikkelde. Tijdens de oor
logsjaren was hij voorzitter geworden van
den Nederlandschen Tuinbouwraad en (op
1 Jan. 1917) voorzitter van het algemeen
college van toezicht, bijstand en advies voor
het Rijkstucht- en Opvoedingswezen
Verder was hij voorzitter van de Vereeni-
ging voor Landverbinding, buitengewoon lid
van dén Oclrooiraad, bestuurder van de ge-
slichten van reclasseering, commissaris van
verschillende Maatschappijen (o.a. de Hol-
land-Zuid-Afrika-Lijn, de 's Gravenhaagsche
Hypotheekbank, de Vereenigde Ilollandsche
Sigarenfabrieken), lot voor kort was hij se
cretaris-generaal van het Nederlandsche
Roode Kruis Ook was hij voorzitter van de
commissie voor militaire wetgeving, voor
zitter van de Nederlandsche vereeniging tot
Bescherming van Zwakzinnigen en tot zeer
kort geleden voorzitter van de Vereeniging
voor Volkenbond en Vrede. Nog is mr Dres
selhuys 2 jaar voorzitter geweest van het
scheidsgerecht voor de Nederlandsche Spoor
wegen. In de Tweede Kamer maakte hij deel
uit van onderscheidene commissies, o m. die
voor buitenlandsche zaken.
De begrafenis van het stoffelijk overschot
van mr. II. G. Dresselhuys, zal plaats vin
den op Maandag a.s., te half twee. in het fa
miliegraf te Culemborg.
Opvolger van mr. Dresselhuys in de
Tweede Kamer is dr. Bierema. oud-lid van
de Tweede Kamer. Mocht dr. Bierema he
danken, dan zal prof. B. D. Eerdmans de
plaats innemen. Ook prof. Eerdmans is oud-
lid der Kamer
HET NEDERLANDSCH-BELGISCH
VERDRAG.
Zeenwsche lijsten.
Bij het Zeeuwsche comité zijn tot nu toe
een aantal lijsten met handteekeningen op
het adres aan de Eerste Kamer tegen het
verdrag ingekomen.
Totaal bedraagt het aantal handteeke
ningen thans 8405 van 14.851 kiezers en
kiezeressen.
Het oordeel van Gedeputeerde Staten
van Zeeland.
In antwoord op een vraag van mr.
Adriaanse hebben Gedeputeerde Staten van
Zeeland aan de Provinciale Staten meege
deeld, steeds gestaan te hebben en nog te
staan op het standpunt, dat aanneming
van het Nederlandseh-Belgische verdrag in
zijn huldigen vorm in strijd is met de be
langen van de provincie Zeeland, in het
bijzonder met het oog op waterstaatsont-
werpen, en daarom zeer te betreuren
zou zijn.
Naar het U. D. verneemt, is een adres
beweging onder de Utrechtsche studenten
tegen het Belgisch verdrag aan den gang,
waarbij reeds ongeveer 500 handteeke
ningen zijn verkregen.
HET SPOORWEGONGELUK BIJ DE VINK.
Onthulling van gedenkteekens.
Na het spoorwegongeval bij de Vink,
waarbij ook de hoofdinstructeur J. H. Rohn
en de leerlingmachinist K. van Etlikoven
om het leven kwamen, heeft zich uit het
spoorwegpersoneel een commissie gevormd,
om op de graven van de beide slachtoffers
een gedenksteen op te richten.
Wij vernemen thans, dat Zondag a.s. te
één uur 's middags op de Nieuwe Ooster-
hegraafplaats te Amsterdam door ïr. Ar-
'nold de onthulling zal plaats hebben van
het monument voor den hoofdinstructeur
J. H. Rohn.
Op 2 Januari a.s. des middags te één uur
zal op de begraafplaats Oud-Leusden te
Amersfoort de onthulling plaats hebben van
eenzelfde monument voor den leerling-
machinist K. van Ettikoven.
NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN.
Naar wij vernemen, zal ér een fusie tot
stand komen lusschen de twee herstellings-
oord-vereenigingen. n.l. van het II. S. M.-
personeel en van het S.S. (N.G.S.)N.B.
D.S.-personeel.
WERKVERSCHAFFING.
De conferentie met minister Kan.
Op het departement van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw heeft minister Kan
gisternamiddag met vertegenwoordigers der
vier grootste gemeenten des lands geconfe
reerd over het vraagstuk der werkverschaf
fing en werkverruiming. Met den minister
en den heer mr. Meyer de Vries, hoofd
commies, namen aan de conferentie deel,
voor Amsterdam wethouder De Miranda,
en de heer Jurrema, directeur van het Arm
bezoek; voor Rotterdam wethouder Nivard,
voor Den Haag wethouder Drces en voor
Utrecht dr. De Waal Malefijt en de heer
Smulders.
De minister, begon met een uiteenzetting
te geven van zijn standpunt, dat verbete
ring in den huidigen toestand op het gebied
der werkloozenzorg moet worden gezocht
in uitbreiding der werkverschaffing naast
inkrimping, zoo mogelijk, der steunverle
ning. Het spreekt vanzelf dat de gemeenten,
die de kosten der werkloozenzorg grooten-
deels zelf dragen, vrij zijn zijn adviezen al
dan niet op te volgen. Maar door onderling
overleg kan z.i. veel bereikt worden.
De vertegenwoordigers der vier gemeen
ten hebben vervolgens gewezen op de moei
lijkheden, waarvoor deze gemeenten op het
gebied van de bestrijding der werkeloosheid
staan, en op de hooge kosten daarvan, die
een groot deel der inkomstenbelasting op
slokken. Daarna hebben zij op uitnoodiging
van den minister verschillende objecten
voor werkverschaffing en werkverruiming
genoemd. Allereerst werd gewezen jp den
woningbouw, die uitbreiding zou kunnen
ondergaan, wanneer de staat meer geld be
schikbaar wilde stellen.
Wethouder Drees ontwikkelde een plan
om de werkloosheid onder de Schevening-
sche visschers, die een permanent karakter
schijnt te hebben aangenomen, te bestrij
den, terwijl de Amsterdamsclie en Utrecht
sche wethouders wezen op de in die steden
bestaande marklhalplannen, waarvan de
uitvoering aanzienlijk kon worden versneld
jndicn de Staat in de kosten krachtig bij
droeg.
Ook werd uitvoerig gesproken over den
aanleg en verbetering van wegen in ver
band met het te stichten wegenfonds. De
unanieme vraag was, of de minister wil
bevorderen, dat zoo spoedig en op zoo ruim
mogelijke schaal gelden voor dit doel be
schikbaar worden gesteld, en of niet be
paalde onderdeelen der plannen b.v. het
aanleggen van aarden banen, daaruit kun
nen worden gelicht, en al vast tot uilvoe
ring gebracht, zoodat een flinke groep
werkloozen te werk zou kunnen worden
gesteld.
Van andere zijde werd er echter op ge
wezen. dat van het resultaat van een der
gelijke handelwijze geen al te groote ver
wachtingen mogen worden gekoesterd,
daar de. post loon voor wegenaanleg niet
zeer groot is.
In het algemeen werd er nog op gewezen,
dat de gemeenten zich met het oog op hun
grooten schuldenlast op het gebied der
werkverschaffing zeer moeten beperken. In
verband hiermede werd de vraag gesteld of
de minister niet een systeem kan uitden
ken, waardoor de kosten niet aanstonds in
hun geheel op de gemeenten komen te
drukken.
Ten slotte heeft minister Kan het denk
beeld ontwikkeld, dat ontstaan is in den
boezem der onlangs door den ministerraad
ingestelde kleine commissie voor het werk
loosheidsvraagstuk. waarin zitting hebben
de ministers van Financiën, Arbeid, Bin
nenlandsche Zaken en Waterstaat.
Dit plan komt in groote trdkken hierop
neer. dat groote groepen werkloozen zullen
worden overgebracht naar streken, waar
op groote schaal ontginnings- en andere
werkzaamheden te verrichten vallen. In
Drente en Overijsel zouden geschikte ge
bieden te vinden zijn. Uit den aard dor zaak
zal daarbij een zekere mate van dwang
moeten worden toegepast, zoodat men in
de prac.tijd een schifting zal krijgen tus-
jjchen de werkwilligen en niet-werkwilli-
gen. Aan de uitvoering van een dergelijk
plan zijn echter vele moeilijkheden ver
bonden.
Het plan vond bij de aanwezigen aller-
wege bijval, hoewel men met den minister
de groote moeilijkheden a3n de uitvoering
ervan verbonden, volkomen besefte. Men
ging met het plan volledig accoord, mits op
voorwaarden, welke voor de gemeenten niet
al te bezwaarlijk zijn.
Aan het slot der vergadering deelde de
minister mede, dat hij de verschillende
punten, in deze vergadering op het tapijt
gebracht, ter kennis van de bovengenoemde
commissie zal brengen, die dan over de
principieele zijde er van zal beraadslagen.
Wanneer die beraadslaging is afgeloopen,
stelt de minister zich voor een nieuwe con
ferentie met de groote gemeenten te beleg
gen om de practische uitvoering ervan te
bespreken. Tevens zouden dan de details
van de Voorbereiding der uitvoering en het
„emigratie"-plan kunnen worden geregeld.
Mochten inmiddels bij de gemeenten be
paalde plannen van werkverschaffing op
rijzen. dan is de minister bereid, die te ont
vangen en aan de commissie-Zaalberg in
studie te geven, waarna het hem mogelijk
zal zijn te beslissen, in hoeverre hij al dan
niet zijn steun aan die plannen geven kan.
(..Tel.")
VEREENIGING van CHRIST.-HISTORISCHE
LEDEN VAN GEMEENTEBESTUREN.
De afdeeling Zuid-Hofland en Noord-
Brabant van de Vereeniging van christel ijk-
historische leden van gemeentebesturen heeft
gisteren in het café-restaurant Suisse te
Rotterdam haar algemeen© vergadering ge
houden onder voorzitterschap van den heer
Joh. v. Meggelen.
Onder instemming der vergadering wordt
besloten, de heer C. L. van Willemswaard,
te Schoonhoven, die om gezondheidsredenen
als bestuurslid heeft moeten bedanken, tele-
RECtAME.
5364
grafisch dank te zeggen voor af hetgeen
deze voor de vereeniging heeft gedaan en
hem van harte beterschap te wenschan.
Het woord is hierna aan den neer dr. J.
van Bruggen, lid van den gemeenteraad vro
Dordrecht, tot het houden van een inleiding
over: De gemeentepolitiek en het Christeiyk-
Historische beginsel.
De heer J. C. Baumann, burgemeester
van Woubrugge, spreekt over: De Land-
arbeiderswet, van sociaal-economische zjjd©
beschouwd, en jhr. Beïlaerts van Blokland,
burgemeester van Hecrjansdam, over Wa-
tei staatswetgeving.
Over deze inleidingen wordt van gedachten
gewisseld.
Het periodiek aftredende bestuurslid, de
heer C. Dane, te Willemstad, wordt herkozen.
In do plaats van den heer C. L. van Wiltem&-
waarct, te Schoonhoven, die om gezondheids
redenen bedankt heeft, wordt in het bestuur
benoemd de heer dr. J. van Bruggen, to
Dordrecht.
„DE GLINDHORST".
Hoewel de uitspraak van het Amstcrdam-
sche Hof na de ernstige beschuldiging van.
ds. Vogelaar, den oud-directeur van „De
Glindnorst" een vrijspraak zeer dicht na
derde, vernemen wij, dat de bewoners van
„De Glindhorst" en de omwonenden, die den
oud-directeur dus dagelijks in zijn wtrk
hebben gadegeslagen, ds. Vogelaar spon
taan het bedrag der boete hebben aange
boden, met de boodschap er bij, dat de
bijeenbrengers van het geld het zich tot een
eer zouden rekenen, indien de oud-directeur
het geld zou willen aannemen.
Het initiatief tot deze daad is uitgegaan
van een der omwonenden, die door zijn be
trekking letterlijk eiken dag op „De Glind
horst" kwam.
Wij hopen voor ds. Vogelaar, dat het
bestuur van „De Glindhorst" het zich tot
eereplicht zal rekenen, den directeur, dien
het ontsloeg, zoo spoedig mogelijk de 30 000
gld. terug te betalen, welke ds. Vogelaar uit
eigen zak in de inrichting heeft gestoken,
want het was zijn heele bezit.
(„Vad.")
NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR
STAATSBURGERESSEN.
De wintervergadering van de Nederl Ver
eeniging voor staatsburgeressen is dezer da
gen te Utrecht gehouden22 afdeelingen en
een aantal belangstellenden waren tegen
woordig.
Overgegaan werd tot aanvulling van het
huishoudelijk reglement betreffende aanslui-.
ting bij den Wereldbond voor Vrouwenkies-i
recht en Gelijke Burgerschapsrechten. De
mededeeling dat de vereeniging voortaan
samen met de Unie voor Vrouwenbelangen
één comité voor internationale belangen zou
vormen, werd met hartelijk applaus ontvan
gen.
Na de pauze kwam het belangrijke deel
van de agenda: korte redevoeringen van le
den die van haar werk in Provinciale Sta
ten en gemeenteraden kwamen vertellen.
Daarbij was o.a. in dubbele functie mevr.
van Italliev. Embden uit Leiden
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch
van E. PHILIPS OPPEN HELM.
door
W. M. D. SPIES—VAN DER LINDEN.
18)
„Ik zat in de zitkamer met mijnheer
Littleson te praten," zei Virginia, „toen ik de
kleine alarmschel. die ik aan de biblio-
theekdeur heb laten maken, hoorde over
gaan. Ik kwam hier en vond Stella. Zij deod
de deur aan den binnenkant op slot. Zij s
erg sterk Ik had geen idee, dat zij zoo sterk
was, zei Virginia zacht: zij stool half de
oogen en verloor weer het bewustzijn.
Hij liep snel op haar toe en bracht weer
wat cognac tusschen haar lippen.
Toen legde hij haar languit op den grond
en ging heen en weer loopen.
„Dus dit is het werk vaD Stella," mom
pelde hij in zichzelf. „Dat verklaart het
bericht, dat ik gisteren kreeg, dat men haai
met Littleson heeft zien rijden. Wat zij
voor dien schavuit van een Vine deed. heeft
zij ook voor hen gedaan!"
Zijn gelaat, dat nu niet meer vriendelijk
stond, werd hoe langer hoe barscher, terwijl
hij heen en weer liep. met de handen op den
rug en de oogen strak op het tapijt geves
tigd. Het was een enorm verlies voor hem
dit stuk, waarmee hij een wapen in de hand
had tegen de mannen, met wie hij eens sa
mengewerkt had. Hij moest nu zijn plan
nen weer geheel opnieuw in elkaar zetten
in het licht van de laatste gebeurtenis. Zijn
eerste impulsie tot handelen scheen reeds
bij de geboorte gesmoord door de volkomen
nutteloosheid van eiken zet, die hij bij mo
gelijkheid doen kon. Hij wist in de verste
verte niet. waar hij zijn dochter kon vinden,
waar en hoe zij woonde. Ruchtbaarheid aan
de zaak te geven, op welke manier ook. was
uitgesloten. Geen wonder, dat de frons op
zijn gelaat dieper werd. naarmate hij er zich
meer rekenschap van gaf, hoe hulpeloos
zijn toestand was. Hij was een man, wien
nooit iets mislukt was. wiens geheele loop
baan één effen weg van succes en zegepraal
was geweest. Zijn aanraking scheen zelfs
het slof in gouden woestijnen in welva
rende steden te hebben doen veranderen.
De schaduw van mislukking was nooit over
zijn pad gevallen. Nu deze kwam, was hij
verbijsterd. Een gewone moeilijkheid zou hïj^
onverschrokken onder de oogpn hebben ge
zien. Dit was iets geweldigs, iets waarlegen
de gewone wapens van zijn wil volkomen
machteloos waren. Hoe hij ook peinsde hij
zag geen uitweg Hij was er te nauw bij be
trokken. om den waren stand van zaken te
kunnen overzien Er werd geklopt.
Phineas Duge keek op en staakle voor
een oogenblik zijn rustelooze wandeling. Hij
opende voorzichtig de deur en liet den jon
gen Smedley binnen, een lang, breedge
schouderd jongmensch.
„Kom binnen. Smedley," zei hij kort, „ik
had je noodig."
De jonge man keek dadelijk naar Virginia
en deed een stap in haar richting.
„Weet u. wat er met juffrouw Longworth
is gebeurd, mijnheer?" vroeg hij. „Is zij
ziek?" -
Duge wierp een vluchtigen blik op zijn
nichtje.
„Zij is alleen maar flauw gevallen," zei
hij. „Er is hier zonder dat al genoeg ge
beurd."
„Wal is er dan, mijnheer?" vroeg de jonge
man.
Phineas Duge keek hem een oogenblik
zwijgend aan, bij zichzelf overleggend
hoeveel hij hem zou vertellen.
„Herinner je je mijn dochter Stella?"
vroeg hij opeens.
De jonge man keek ernstig.
„Ik herinner mij juffrouw Duge heel
goed." zeide hij.
„Zij is vanmiddag hier geweest. Dit is
haar werk," zei Duge grimmig. „Wij hebben
vroeger al iets met elkaar gehad, zooals ie
weet, over dat verslag van de Canadian Pa
cific. Het was daarna, dat ik mij verplicht
gevoelde, heelemaal met haar te breken."
De jonge man keek snel de kamer rond.
„Heeft zij iets weggenomen?" begon hij
„Niets van belang.' 'antwoordde Phineas
Duge kalm. ..maar dat verandert niet9 aan
het feit, dat zij het had kunnen doen.
HOOFDSTUK XHI.
In het hol van den Leeuw.
Den volgenden .morgen vroeg kwam Little-
son's auto aansuizen tot vóór het kantoor
van Weiss Zonder zelfs Ie wachten tot hij
aangediend was, liep de eigenaar er van het
kantoor van het personeel door en trad de
kamer van zijn vriend binnen.
„Het nieuws gehoord?" vroeg hij snel.
„Neen, wat is er?" vroeg Weiss.
„Phineas Duge is in de „city" Hij ging
bij Harrigsold binnen, toen ik er uit kwam.
Ik probeerde hem aan te spreken, maar hij
negeerde mij. Ze zeggen, dat hij om al zijn
makelaars gestuurd heeft en op het oogen
blik hevig op.de beurs aan het speculee-
ren is.
„Dan was die ziekte van hem (en slotte
toch comediespel," merkte Weiss op. „Maar
dat is niet te verdragen. Ik ga naar zijn kan
toor. Wij moeten met hem praten."
Hij gaf snel eenige instructies aan een be
diende, dien hij had laten komen en' nam
toen een met prijzen bedrukt vel uit een ma
chine, die vlak bij hem stond te tikken.
„Al3 het oorlog is, dan zulten wij hard
moeten vechten," mompelde hij, „maar wat
ik niet begrijp is, waarom hij met ons wil
breken."
De bediende kwam de kamer weer binnen.
„Er is een dame. mijnheer, die vraagt of
zij u spreken kan," zei hij.
„Naam?" vroeg Weiss kort.
„Juffrouw Virginia Longworth," anlwoorl-
de hij.
Weiss en Littleson wisselden 9nel een
blik.
„Laat haar dadelijk binnen," beval
Weiss. „Wat denk je, dat dit beleekent?"
vroeg hij, zich naar Littleson keerend.
Deze had geen tijd om te antwoorden.
Bijna oogenblikkelijk kwam Virginia het
kantoor binnen. Zij zag zeer bleek en had
donkere kringen onder de oogen. Stephau
Weiss stond dadelijk op en Littleson haastte
zich, haar een stoel aan te bieden, maar zij
nam er geen notitie van. Zij was merkbaar
geagiteerd en scheen niet goed te weten, hoe
zij beginnen moest met wat zij te zeggen
had.
„Wat mag ik hel genoegen hebben voor
u te doen. juffrouw Longworth?" vroeg
Weiss. „Ik hoop, dat u gekomen bent, om
mij te vertellen.
„Ik ben gekomen, om u te vertellen, dat
u beiden dieven zijt, viel zij hem in de
rede. „Als u mij dat papier niet terug geeft,
kan het mij niet scheten, wat mijn oom
zegt. maar dan ga ik naar de politie.
De mannen wisselden snel een blik van
verstandhouding Littleson kreeg blijkbaar
opeens een ingeving, hij trok Weiss ter zijd».
..Stella heeft het." fluisterde hij op zege
vierenden toon. Dit moet zij bedoelen, zie
haar gauw kwijt te raken.
Weiss keerde zich om en zag haar aan.
„Mijn waarde juffrouw Longworth," zeide
hij. „als ik er kans toe gezien had, zou k
een dief geworden zijn en ik zou van u een
dief gemaakt hebben, als u dat stuk voor mij
had willen stelen, want ik beschouw het
als ons eigendom en wij hadden het moreele
recht, het ons toe te eigenen. Maar het is
niettemin een feit. dat wij het nipt hebben.
Toen u aangpdiend werd, hoopte ik, dat u
het ons kwam brengen."
„U hebt het niet!" riep zij verontwaar
digd uit.
,,Op mijn eerewoord, wij hebben het
niet' verklaarde Littleson.
„Misschien loochent u ook." zeide zij, zich
tot hem keerend. dat u het was, die er mijn
nichtje Stella toe aanzette, haar eigen vader
te komen bestelen?"
De twee mannen keken elkaar veelbetee-
kenend aan. Litfleson's vermoeden was dus
juist geweest. Stella had gezegevierd, waar
de anderen faalden.
„Wij weten niets van juffrouw Duge," zei
Littleson. „Ook hebben wij het stuk niet
van haar gekregen of iets naders ervan ge
hoord. Als juffrouw Stella het stuk gesto
len heeft, dan heeft zij het niet aan ons
gebracht. Dat is alles wal ik u Zeggen kan.''
(Wordt renroigd).