De Steen op den weg. Zoet zijn. CORRESPONDENTIE. Plotseling hoorde zij Hans uitroepen- 1 „Oh! Oh! Oh?" En hij sloeg met iets tegen de tafel. Lientje keek op van haar werk en zag dadelijk, wat er gebeurde. Hans had Anneke, één van haar poppen, in zijn handen en drukte met zijn vingers tegen de oogen van het arme popje. Lientje sprong op en holde de kamer door. „O, jou stoute jongen!" zei zij en ze nam hem haar popje af. „Vanmorgen heb je Marietje zóó aan haar arm getrokken, dat die er heelemaal bij hangt. En nu doe je Anneke weer pijn." Hans begon te huilen. „Je hoeft niet te gaan huilen," zei Lientje weer. „Je krijgt Anneke toch niet terug. Je bent heel stout en je mag niet aan mijn poppen komen. Ik heb je kleine tafeltje klaargezet en je hondje uit de kast gehaald en je zwaantje en je haan. Je kunt dus prettig spelen. Maar mijn lieve Anneke krijg je niet." IIan9 werd nu boos, 9tampte op den grond en liep naar Moeder, aan wie hij zijn nood klaagde. Maar Moeder zei ook, dat hij Anneke niet stuk mocht maken. Geen enkele van Lientje's poppen mocht l^ij pijn doen. Toen hij nog altijd huilde, zei Moeder, dat hij maar op een stoel naast haar moest gaan zitten, totdat hij uitgehuild was. Zoo bleef Lientje alleen in de kinder- kamer en kon zij ongestoord haar poppen huis schoonmaken. Er waren verscheiden kamers in: een eetkamer, een zitkamer, een slaapkamer en -zelfs een badkamer. Ook was er een keuken met een groot fornuis. Lientje nam nu van alle meubels en van alle potten en pannen stof af. Alles glom en blonk en zag er even keurig uit als in het hui9 waarin Lientje zelf woonde met Vader en Moeder, Kans en Rika, het dienst meisje. Lientje dekte de tafel-in de eetkamer en zette de kopjes en schoteltjes op het thee blad uit. Eén pop wa9 als een dienstmeisje ge kleed. Zij stond in de keuken bij het for nuis. „Wat ziet alles er aardig uit!" dacht Lientje. „Zou Hans het niet graag willen zien?" Juist op dit oogenblik ging de deur der kinderkamer open en kwamen Moeder en Hans hand aan hand binnen. ÏIan9 huilde nu niet meer. Hij ging.da delijk naar Lientje toe en zei- „Hans zal nooit weer doen. Hans zal Anneke nooit weer pijn doen." Toen kuste Lientje haar broertje en Het hem haar poppenhuis zien. „Is het niet leuk?" vroeg zij. „En zullen wij er nu samen met spelen?" „Hè, die vervelende kruiwagen ook," riep Hans, die, op weg naar 't schuurtje, waar hij zijn konijnen wou voeren, pardoes tegen 't lompe ding aangeloopcn was, en nu huilend, al maar zijn been wrijvend, bij Moeder in de serre kwam. „Gisteren stond hij er ook al," zei Jaap, even opkijkend van zijn boek; „toen moest ik nog omrijden met mijn fiets. Jansen laat hem ook altijd midden in 't pad staan zoo lastig mogelijk." „Ik heb al een winkelhaak in mijn rok opgeloopen, omdat dat ding niet voor ine op zij ging," riep Lucie, de wildzang van de familie, lachend uit. „En ik ben er vanmorgen over gevallen; ik lag languit op den grond en deed mijn arm maar niet eventjes pijn," vertelde Paula. Moeder schudde 't hoofd, terwijl ze Iians, die tamelijk kleinzeerig was, hielp. „Och kinderen," zei ze tegen de drie grooten, „als jullie nu toch één van allen de zaak eens even dadelijk hadt verholpen, zou je jezelf en elkaar immers alle ergernis hebben bespaard! Het doet mij denken aan een oud verhaal, dat ik eens heb gelezen." „Vertellen, Moeder!" opperde Jaap. „Goed dan. Er was eens een vorst. die. om zijn onderdanen op de proef te stellen, een grooten steen midden op den weg voor zijn paleis liet wentelen. Nu zag hij, hoe er dagelijks honderden menschen langs dien steen liepen, dezen hoofdscb- .n hem luid verwenschend, omdat hij bun zoo leelijk in den weg lag. Weer anderen stie ten er aan, doordat ze 't hoofd vol trots op waarts gericht hielden en dus niet zagen, wat hun voor de voeten lag. Geen van allen bukte zich echter om den steen uit den weg te ruimen, opdat anderen er zich niet ook aan zouden stooten. Nadat dit eenigen tijd zoo was doorge gaan, liet de vorst het volk op den weg bij den grooten steen te zamen komen en sprak toen: „Gé zijt allen morrend of klagend, vloekend of gedachteloos hier langs geko men en niemand heeft er zelfs maar aan gedacht den steen uit den weg te ruimen. Nu zal ik het zelf doen!" Met deze woorden wentelde hij den steen op zij en nu zagen allen er een zak goud onder lig gen met het opschrift: „Voor dengene, die den steen wegruimt!" Moeder zweeg. Terwijl de anderen elkaar nog half lachend, half beschaamd aan keken, sprong. Jaap echter met een vast beraden uitdrukking op zijn gezicht op. „Er zal wel gèen goud onder liggen," zei hij, „maar en meteen stapte hij op den kruiwagen af en bracht hem in 't schuurtje. „Ziezoo," sprak hij ferm, toen hij weer ïn de serre terug was, „zoo doe ik nu voortaan met alle vervelende dingen, die in den weg staan en mezelf en anderen hin deren ik bedoel niet alleen ..kruiwa gens", Moeder begrijpt me wel" en Moeder kreeg lachend een knikje van ver standhouding. Jaap hield woord en hij ontdekte het „goud" ook onder den „steen op den weg", het echte goud, namelijk: de stille, sterke blijdschap, die van God komt en het leven rijker maakt dan aardsche schatten dit vermogen. HERMANNA. Zeg, Pop, als je zoet bent, dan mag je mee uit, straks mee, hoor, in 't rijtuig, want Zus is de bruid. Je krijgt ook een jurk aan van echt witte zij. Zeg, ben je niet blij, dat je mee mag met mij? Wat mooi is het huis. hè, vol bloemen en licht en wat heeft ons zusie een vriend'lijk gezicht! Jij mag ook de bruid zijri, maar huil niet zoo, hoor! dan gaat ook dat pretje en 't rijtuig niet door. Dan stop ik je daad'lijk alleen in de kast, zoo'n drenzerig kind is een vreeslijke last! Wees zoet, hoor! Zoo 's 'tbeter; wat ben je nu groot zoo, nu mag je mee en je hoeft niet op schoot. Als ik eens de bruid ben, zooals nu Zus Jet, dan mag je 't is heusch, hoor! toch met me naar bed. TRU13S SALOMON?. Bravo! en nogmaals bravo! Wat hebben jullie flink gewerkt, geen enkele klacht, integendeel, velen voegden er bij dat het zoo prettig was en er zooveel bij was ge lachen. Nu ik heb soms ook erg gelachen, want er waren bijzonder grappige rijmpjes bij. Velen maakten iets op de raadseltante of de kindercourant, er waren vele harte lijke en waardeerende woorden voor mij bestemd, hartelijke dank daarvoor. Maar jullie wilt ook wel begrijpen, dat ik ontzettend veel werk heb gehad om alles te lezen, dus dat het geen ellenlangp correspondentie zal kunnen worden. Eer lijk was ik blij, dat velen er ditmaal geen langen bnef bij schreven, omdat er dit maal toch al werk genoeg voor my is. De 5 prijzen toegekend aan 6 der ge trouwen zijn natuurlijk wel verdiend, want wie niet trouw inzendt, die iaat ik niet meeloten met die groep Doet my het ple zier en schrijft in je prijs dat je dien hebt gewonnen als trouwe inzender of in- f zendster. De 5 andere boeken verlootte ik onder allen te zamen, dat vond ik veel eerlijk ex, er waren veel meer kinderen met 30 rijmpjes dan met 20. Er zal in de kerstvacantie wel veran .le ring moeten plaats hebben voor het in zenden en beantwoorden der brieven, niet het oog op alle Zon en feestdagen. Zoo dra ik het besluit der Red. „L .D." hier omtrent weet. zal ik het mededeelen. Van af 20 December is mijn adres tot na Nieuwjaar, Kloosterzande (Zeeland). Bep Broeksema aardig dat jij gelukkig lootte, al jaren lang ben jij een zeer trouwe inzendster. Je had nu zeer aar dige toepasselijke dingen geschreven. Come Uitten bogaard, ook een heel trouwe, en natuurlijk zijn je zusjes even blij met jou prijs, dan dat zij er een had den. Theo Elderhorst en Arie Koevoet, jullie zijn allebei van een zeer trouw drietal en het is voor beiden, meen ik, de eerste prijs, niet waar 1 Piet Nieboer is een, van rien er bijna altijd een brief bij is Blijft allen maar tot de getrouwen be- hooren. Gerne de Roos je laatste rijmpje komt uit, je zegt mij dus hartelijk dank. Neeltje Oudshoorn een van het trouwe viertal uit Warmond, de andere drie zul len je boek zeker wel mogen lezen. Beter schap Jo de Jongh en Annie Uitten bog aar<l aan jullie samen gezegd, dat het keurige brieven met de schrijfmachine waren, A. vergist zich nog wel eens, maar die doet het pas korten tijd. Coba 'Haasnoot welkom nis nieuweling, ga maar trouw meedoen. Je mag mij ge rust allerlei over dieren vertellen. Mientje en Nettie van Riessen, veel ple zier met het fornuisje. Als ik dichtbij woon de, zou jk zeggenik kom eens proeven wat jullie allemaal gaat koken en bakken. Drietal Kükler ja jullie bent een heel trouw drietal, dat is zeker maar het lot is je niet gunstig geweest. Marijtje Uittenbogaard was dit al je aller laatste brief? of hoor ik nog van je? Carel Hansen zooveel plezier gehad met het rijmen? dat dacht ik wel. Ja hoor. ik had het zóó druk met al die brieven maar ik vond gezellig dat het zóó in den smaak viel. Marietje van Daalen word maar een trouw raadselnichtje. Als je in de vacantie uitlogeeren gaat, mag je natuurlijk wel eeiis overslaan. Drietal Mulder jullie brieven kwamen verleden week veel te laat, ik had toen alle correspondentie al naar Leiden verzonden. Koos v. d. Linden heb je zóóveel verras singen gekregen op Sint Nicolaas? du veel plezier er mede. Catharina v. Egraond groot gelijk dat je er nu geen langen brief bij schreef, ik heb toch al zóóveel te lezen. Annie de 1 Ecluse heb jij in Rotterdam zitten rijmen? had je er wel den tijd voor toen je uit was? Nico en Wim Vavier met St. Nicolaas mocht ieder, die geen tijd had, eens een keertje overslaan. Jan Evers wat heb jij een heeleboel ge kregen en je broertje Wim ook, hoor. Bram Linscholen je rijmpjes waren heel goed. Wim Oppelaar ga gerust maar trouw mee doen, als je er plezier in hebt. Gorrie Wagernans als je geregeld gaat mee doen, dan ga je later ook tot de getrouwen behooren. Viertal Kouprie ja er waren 4 kansen bij jullie in huis bij dit loten, maar het heeft niet geholpen, er zijn natuurlijk velen teleur gesteld. Nico van Wijk dal raadsel heeft er al een9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 18