Opening van het Rijksmuseum van Oudheden. No. 20477 LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 14 December Tweede Blad Anno 1926 BINNENLAND. Het Rijksmuseum van Oudheden alhier genoot reeds lang een Kuropeesche ver maardheid en staat aan de spits van de musea van dien aard in ons land. In vroe ger jaren had het voor den belangstellen den leek echter weinig interesse, omdat deze er den weg niet kon vinden en, zooals men het noemt, vanwege de hoornen het bosch niet kon zien. Ook voor den weten schappelijker! onderzoeker golden deze moeilijkheden. Daarin is een groote veran dering gekomen, sedert de verzamelingen 'in één groot gebouw aan het Rapenburg 28 zijn ondergebracht, gesystematiseerd en ge rangschikt in verschillende afdeelingcn. Zonder iels te willen afdingen op de we tenschappelijke verdiensten en het organi satorisch talent van vorige directeuren kan zonder overdrijving gezegd worden, dat on der leiding van den tegenwoordigen titula ris het museum geworden is een instelling van groote beteekenis, zoowel voor den be langstellenden leek als voor den oudheid kundigen onderzoeker en bovenal voor de studeerenden. Daaraan is jaren gewerkt en er was een organiseerend talent van den eersten rang, zooals dr. J. H. Holwerda is, voor noodig, om het zoover te krijgen. Toen wij de eenvoudig-keurige zalen, waarin gewoekerd is met de ruimte en de belichting naar den aard van de voorwer pen, welke er geplaatst zijn is aangebracht t'ii als het ware ideaal mag genoemd wor den, met den directeur doorwandelden en onze bewondering uitspraken over de op stelling der voorwerpen, zoowel als over de inrichting der lokaliteiten, veroorloofden we ons de opmerking dat, om het oo er te krijgen 's Rijks schatkist geducht moest zijn aangesproken, luidde het antwoord: „In het geheel niet, de restauratie, die ge leidelijk plaats had, is geheel uit de ge wone jaarlijksche middelen bekostigd". Daardoor krijgt men voor hetgeen hier voor do kunst en voor de wetenschap ge wrocht is nog meerdere Waardecring. Het Museum bestaat thans uit vb r streng onderscheiden afdeelingen: voor de vroegste geschiedenis van Nederland; voor die van Oud-Europa; voor de beschaving en de kunst van de Grieksch-Romeinsche we reld en voor die van het Oude Egypte. In al deze afdeelingen is in de opstelling uitsluitend gestreefd naar overzichtelijk heid ten behoeve van den niet-vakkundigen bezoeker, en voor zoover het kunst betreft, slechts naar een voldoen aan de eischen van het kunstvoorwerp op zich zelf. Bo vendien echter bevat voor den bezoeker met diepere wetenschappelijke belangstel ling iedere afdceling één of meer zalen et studicverzamelingen, welke slechts op aan vraag op het Museum-bureau toegankelijk zijn. Ditzelfde is ook het geval met de stu diecollectie van gipsafgietsels naar klas sieke sculpturen. Een zeer te waardeeren maatregel is ook dat bij elke afdeeling niet speciaal tot de geschiedenis van Nederland behoorende, de voorwerpen die meer of minder tot Neder land in betrekking staan, apart zijn ge plaatst, zoodat zij gemakkelijk op zich zelf kunnen worden overzien. Behalve in de verschillende zalen wor den ook de voorwerpen tentoongesteld in de vestibule en op de portalen, ja er is zóó met de ruimte van het groote. gebouw ge woekerd. dat er op de zoldering boven de tweede verdieping nog een zeer belangrijke studiezaal is aangebracht. Van de verschillende afdeelingen zelfs maar de voornaamste voorwerpen te noe men is niet doenlijk, ook voor den bezoeker, is het niet mogelijk bij een rondwandeling een overzicht van het geheel te krijgen; men zal zich moeten vergenoegen met een totaal-indruk en die is eenvoudig overwel digend. Bij een enkel bezoek is het daarom verstandig zich te bepalen tot ééne speciale afdeeling om voor een volgenden keer weer een andere afdeeling te bezoeken. Heden middag werd hel gerestaureerde museum in tegenwoordigheid van een aan tal genoodigden, waaronder, behalve een vertegenwoordiger van Z. Fxc. den Minister van Onderwijs, den president-curator ihr. mr. dr N. C. de Gijselaar en don secretaris van het Curatorium mr J. E. Boddaert. de rector-magnificus en prof. mr. E. M. Meiiers en den secretaris van den Senaat, hooglee raren. directeuren van musea uit Leiden en andere steden, directeuren van andere we tenschappelijke en kunstinstellingen in de stad benevens andere belangstellenden ge opend. De opening bad plaals in de groote ten toonstellingszaal, die grootendeels met be langstellenden was gevuld. De directeur, dr. J. II. Holwerda, hield bij deze ge!°£enheid een uitvoerige rede. Na allen aanwezigen hartelijk welkom geheten te hebben, vervolgde spr. aldus: Eindelijk, na jaren van arbpid, kunnen wij thans zeggen, dat ons museum in zijn nieu we gedaante gereed is en voor het publiek geheel open kan worden gesteld, gereed zoo als wij ons hebben voorgesleld, dat een mu seum als het onze behoort te zijn. Ik zal hier niet trachten U de voorge schiedenis Ie teckenen van deze instelling, aldus vervolgde spr. hoe verleidelijk dit ook zijn moge, noch wil ik trachten u de verdiensten te schetsen van dien reeks van mannen, die ieder op zijn wijze en naar Ie inzichten van zijn tijd,.zooveel hebben bij gedragen tot haar bloei, vanaf onzen groolen stichter Reuyens tot mijn eigen vader toe, onder wiens directeurschap ik reeds een be gin van uitvoering mocht geven ain wal mij als jongeman al voor ons Museum voor zweefde. Ik wil slechts eenige oogenblikki-n uw aandacht vragen voor de geschiedenis van dit ons tegenwoordig gebouw als Mu seum van Oudheden. Want het is ook al reeds 15 jaren geleden, dat ik voor het eerst begeerige blikken wierp r.aar de ruimten van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, hetwelk toen langza merhand werd ontruimd, om naar een meer moderne woning te worden overge bracht. Reeds meer dan 10 jaar te voren was een gedeelte van dit gebouw beneden, vroeger het geologische museum, afgestaan om er de collectie gipsafgietsels in te huis vesten. Spr. ging vervolgens na welke be zwaren ér aan de toen nog veel te kleine ruimte, verbonden waren. Dank zij de bouwvalligheid van het oude gebouw kon een paar aanvallen van mili taire zijde in den oorlog worden afgesla gen. Epn paar officieren der infanterie wild* de nieuwe Nederlandsche Afdeeling in een kazerne herschapen en de kapitein der ad- minislratie wilde er een kledingmagazijn vestigen. Bij de ontruiming van het gebouw door h°t Museum van Natuurlijke Ilistori'' kwamen drie liefhebbers aan bod. Na eenige bespre kingen ging de regeering op het voorstel van Curatoren in om het geheele Museum van Oudheden naar het gebouw aan het Rapen burg te verplaatsen, waardoor in 1919 de groote verhuizing kon beginnen. Spr. schetste vervolgens de moeilijkheden die aan die verhuizing verbonden waren, waardoor menigmaal een eleclrische tram vertraging ondervond, doordat een oude Egyptenaar op de rails stond en niet spoedig genoeg van zijn plaats wilde. Spr. bracht de Regeering vervolgens dank voor de wijze, waarop deze aan het gebouw zelve de noodige verbeteringen heeft aan gebracht. Ook bracht spr. in dit verhand dank aan curatoren en de bouwkundigen v. d Rijksgebouwendienst Alles moest ge beuren, zonder dat op verhooging van het budget te rekenen viel Dat dit mogelijk is geweest, is te danken, behalve aan de groote toewijding van het eigen technisch perso neel, aan de gelukkige vondst van een zeer bijzonder bekleedingsmateriaal, n.l. het cl ei niet. In het museum is de wetenschap niet de al'eenheerscher, die met minachtend nou- d- iophalen neerziet op het profanum vul gus. maar de dienaar, de opvoedci di9 trachtpn moet juist den eenvoudige een oogenblik uit bet alledaagsche levpn op te vceren tot een voelen en begrijpen van m< nschelijke beschaving. Maar onverbreekbaar hiermede verbon den is de beteekenis als wetenschappelijke irslelling, als instituut voor onderzoek en studie. In deze tweeledigheid van de laak ligt nu naar spr.'s meening ook het principe van de inrichting besloten. Ziet hier, aldus spr, de grondgedachte, die aan den geheelen arbeid ten grondslag ligt. In een reeks van zalen, al naar de be hoefte in groolere of kleinere vertrekken verdeeld, wordt de vroegste geschiedenis van ons vaderland gedemonstreerd, in ver schillende beschavingsperioden vanaf de oude sleencultuur lot den Karolingischen tijd. Uit het in dit opzicht zeer rijke me- seumbezit is daartoe een keuze gedaan van voorwerpen voor iedere periode karka- teristiek, terwijl kaarten en teekeningen, fotografieën van opgravingen, die voorwer pen als met een kader completeeren en het beeld dier vroegste tijden onzer vaderland- sche historie aanvullen en verlevendigen. Deze zalen zijn reeds eenige jaren voor het publiek opengesteld Thans zijn echter ook toegankelijk gesteld twee zeer groote studie zalen. waarin de groote massa onzer Ne- derlandschp vondsten zóó is ondergebracht, dat de studeerende daar onmiddellijk zijn weg in zal weten te vinden. De nieuw geopende afdeeling voor Oud- Europa gepft het beeld der vroege bescha vingsvormen in ons werelddeel in tal van opeenvolgende cultuurperioden vanaf de oudste holenhewoners tot Goten en Franken toe. En in dat groote geheel wordt telkens ook aan Nedprland zijn plaats aangewezen. Reeds eenige jaren zijn ook de publieke zalen voor Egvptiscbe kunst- en dooden- cultus. voor Egvptisch leven en groote Egyptische cultuur opengesteld. Tn een specialn studiezaal voor doodencultus en in twee groote zalen voor Sculptuur en Klein kunst van Egypte vindt thans ook de vak man zijn rijke studiemateriaal geordend, uiU sluitend naar wetenschappelijke eischen. Ten slolte heeft ook de afdeeling voor klassieke archaeologie, naast de reeds vroe ger geopende zalen voor kunst en kunst handwerk een reeks studiezalen, waarin voor verschillende onderdeelen een riik studiemateriaal aanwezig is. zóó opgesMd, dat de geleerde hier gemakkelijk kan vin den wat hij zoekt. Een speciaal zaaltje is geheel voor epieraphie ingericht. Ieder belangstellende, die hiertoe zijn wensch te kennen gepft. wordt gaarne ook in al deze studiezalen toegelaten. Hierna vertoonde spr. een reeks licht beelden van hetgeen thans in het Museum te zien is. waarna men een rondgang doof de zalen van het Museum maakte. 55 COMMISSIE INZAKE HET INSTITUUT VAN DEN FABRIEKSARTS. De Minister van Arbeid, H. en N. beeft ingesteld een commissie tot het uitbren gen van een rapport over de beteekenis van het instituut van den fabrieksarts voor de ongevallenverzorging en omtrent de wen- schelijkheid om, met betrekking tot onder, nemingen, waaraan een fabrieksarts is ver bonden, eenige afwijking toe te staan vaii de verplichtingen, betreffende ongevals aangifte zooals die verplichting thans in art.- 66 tweede lid der Ongevallenwet 1921 is geregeld. Daarin zijn benoemd tot lid-voorzitter dr W. 11. Nolens, lid der Tweede Kamer, minister van Staat; tot leden: Chr. J. van de Bilt, voorzitter van den Algemeenen Mijnarbeidersbond te Heerlen; C. J. T. Buysrogge, arts, te Simpelveld; mr. N. C. Couvee, referendaris aan het Departement van Waterstaat; dr. P H van Eden, me disch adviseur aan de Rijksverzekenngs- bank; mr. dr. W. F. J. Frowein, directeur, voorzitter der Staatsmijnen in Limburg, te Heerlen; mr. H. W Groeneveld, admi nistrateur aan het Departement van Ar beid; mr. A. Haex, directeur der Mij. ex ploitatie van Limburgsche steenkolenmij nen te Heerlen; J. D. C Koch, arts, te Kampen; V. Noest, voorzitter van het be stuur der Rijksverzekeringsbank; J. Ruppert Jr., penningmeester van het Chr. Nationaal Vakverbond te Utrecht; dr. A. StavermaD te Vlissingen; H. J. Stins, voorzitter van den Algemeenen Bond van Christelijke Mijnwerkers in Nederland, te Heerlen; dr. A. H. Vossmaar, hoofdmijn- arts te Heerlenen tot secretaris mr. G. J. Stemberg, referendaris aan het Depar tement van Landbouw, Ht en DE ARBEIDSTIJD IN KALKZANDS HEN- FABRIEKEN. De Minister van Arbeid, H. en N. heeft aan hoofden of bestuurders van kalkzand- steenfabrieken in alle gemeenten des Rijks vergund, dat mannen van 1 Jan. tot en met 30 Juni 1927, in afwijking van het bepaalde bij art 24 der Arbeidswet 1919, gedurende 10 uren per dag en 56 uren per week ar beid verrichten, onder voorwaarde, dat de arbeidstijd in zijn geheel is gelegen hetzij tusschen 6 uur voorm en 6 uur nam het zij tusschen 7 uur voorm. en 7 uur nam. GERECHTELIJKE BELEMMERINGEN. De regeering heeft een nota van wijziging ingediend op het ontwerp tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen. De voor gestelde wijzigingen zijn in het algemeen een uitvloeisel van de besprekingen, welke met de bijzondere commissie uit de Kamer, in wier handen dit wetsontwerp is gesteld, zijn gevoerd. Bij de hier ingevoegde bepaling wordt uitdrukkelijk aan het Hof de bevoegdheid gegeven deskundigen te hooien, en een ge rechtelijke plaatsopneming te houden. DE ONDERWIJS CENTRALE OP AUDIËNTIE. Gisteren zijn de heeren H. J Bon. L. Nooter en W. Fieggen voor de Onderwij3- Cenlrale op audiëntie geweest bij minister De Geer om te pleiten voor een spoedige uitvoering der moties-Ter Laan, Suring en Bulten. Den minister werden verscheidene onre gelmatigheden en onbillijkheden in het Be zoldigingsbesluit onder het oog gebracht. Aangedrongen werd op een uitkeering over 1926. De minisler vroeg herhaaldelijk inlich tingen. Voor een uitkeering ineens voelde hij niets. Voor een algemeene herziening van het Bezoldigingsbesluit achtte de mi nister den tijd nog niet gekomen, wat ech ter niet zeggen wil, dat duidelijk geblekeu onbillijkheden niet zouden kunnen worden weggenomen. Inzake de molie-Suring achlle de mi nister het gelegenheid scheppen voor het volgen van het 7e leerjaar voor het oogen blik wel voldoende. DE RIJWIELBELASTINGPLAATJES. De verkoop begint op 1 Januari. In verband met de drukke werkzaamheden op de postkantoren gedurende de laatste dagen van het jaar, zal met den verkoop van rij wiel belastingmer ken voor het jaar 1927 op die kantoren eerst worden aange vangen op 1 Januari 1927. Ten einde aan het publiek gedurende eenige dagen de gelegenheid te geven zich van eer» belastingmerk te voorzien, heeft de Minister van Financiën den ambtenaren der invoerrechten en accijnzen opgedragen de controle op de naleving van de rijwiel-be lastingwet gedurende ae eerste zes dagen van de maand Januari 1927 niet uit te oefenen. Met ingang van 7 Januari 1927 zal die controle echter worden hervat De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd; dat het geval zich kan vcc-rdoen, dat op een postkantoor en m het bijzonder op een hulppostkantoor tQdelgk geen belastmgraerken voorhanden zjjn. Het verdient daarom aanbeveling het koopen van een merk niet uit te stellen tot het tjjdstip, waarop men dit moet gebruiken. NED. BOND VAN GEMEENTE AMBTENAREN. Te Rotterdam vergaderde Zaterdagmiddag, onder leiding van den heer Fonkerl. gem - ontvanger van Oud-Beijerland, de afdeeling Zuid-Holland van den Nederlandschen Bond van Gemeente-ambteDaren. Na toelichting door de heeren Tolk (Al- plien a. d. Rijn) penningmeester en de Boer (Hardinxvcld) secretaris, werd de rekening over 1927 vastgesteld. Mede werd vastge steld de begrooting voor den avondcursus te Dordrecht. Op voorstel van de onderafdee- lingeiv Rotterdam en Voorne en Pulten werd met algemeene stemmen besloten de toelage van den secretaris met 50 pet. te verhoogen. Na afhandeling der agenda sprak de voor zitter van den Nederlandschen Bond de heer Kamman, secrelaris van Helder, waarna de heer P. C. G. Wijkmans, directeur van den Gem. Dienst voor sociale zaken te Leiden, een inleiding hield over Gemeentelijke be moeiingen bij bestrijding der werkloosheid". De vergadering was zeer druk bezocht. VEREENIGING VAN LEDEN DER NED. RIDDERORDEN. Zaterdag j 1. heeft de Vereeniging van leden der Nederlandsche Ridderorden haar algemeene vergadering te 's Gravenhage gehouden. Volgens het jaarverslag werd aan giften ineens door y leden f 900 bijgedragen, ter wijl nog f 100 uit Nederlandsch Oost-lndië werd ontvangen. Als donateurs traden 23 nieuw geridderden toe met een jaarlijk sche contributie van f 277, terwijl 124 nieu we gewone leden werden ingeschreven, die jaarlijks f417 bijdragen. 14 donateurs overleden, 1 donateur be dankte, terwijl het aantal gewone leden met 63 verminderde door overlijden en met 24 door bedanken. Het ondersteuningsfonds bedroeg op 1 Aug. 1926 f 51 660.57, terwijl aan het Etn- mafonds der stichting Oranje Nassau's Oord dit jaar f 4486 19 kon worden afgedra gen. Gedurende 't 25 jarig bestaan van Oranje Nassau's Oord droeg de vereeni ging een bedrag van f 81 912.27 aan het Emmafonds af. Het aantal ondersteunden vermeeiderdc met twee, aan wie voorloopig voor een jaar resp. f 180 en f 300 werd toegezegd. In het afgeloopen jaar werden 29 weduwen en weezen gesteund met een totaal bedrag van f 6045. De vereeniging gaat nog steeds in leden tal en ontvangsten vooruit. Het jaarverslag werd goedgekeurd, tot lid van het bestuur werd gekozen mr. W„ A. baron van Ittersum, kamerheer i. b. d. van H. M. de Koningin, referendaris van het Dep. van Waterstaat. HET DRENTSCHE VEENKIND. Hare Majesteit de Koningin heeft aanf dd Rropaganda-Commissie van het Landelijk Comité fusie van Onderwgzerscorporaties en Vereenigingen voor Gezond he idskoLotuea van alle gezindten, een schrijven doe© toe komen, waarbjj H. M. mededeelt met be langstelling kennis te hebben genomen van den heilzaraen arbeid der Vereeniging, ter wijl H. M. tevens een belangrijke gift be schikbaar heeft gesteld. Bovendien is een gift ingekomen van Z. D. H. den Aartsbisschop van Utrecht* Mgr. Van de Wetering. AMBTENAREN BIJ DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. In het Jaarbeursgebouw te Utrecht werd een buitengewone vergadering gehouden van den Bond van Ambtenaren in dienst b|j de Nederlandsche Spoorwegen. L'e voorzitter, de heer K. Blootshoofd, uit Nijmegen, zette uiteen, dat de poging van den B.A.N.S. om tot samenwerking te komen in zake de actie tot verbetering van dienste en rusttijden, in den personeelraad geea ontvangen is. De personeelraad zal wel voor dit doel een bestuurscongres houden. Met algemeene stemmen werd besloten aan dit congres deeJ te nemen. Het hoofdbestuur zegde toe, dat het, incii-Ti het b$3tu,rencoDgrefl geeh bevredigend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 5