VOOR DE JEUGD
\1
LEIDSCH DAGBLAD
No. 48.
i
De Schitterend® Sterren
Naar het Engelsch van F. BONE.
Vrij bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
12)
Er waren nu verscheiden uren verstre
ken, 9inds Sara Juanita gemist liad. Ü9
maan scheen niet meer en over de zee hing
een grauwe schemering: de dag brak aan.
Een vogeltje was ergens begonnen te fluiten
en het zou weldra heelemaal dag zijn, een
dag, waarop iedereen weer zijn werk had,
doch Juanita vermist bleef.
Jim liep langs den sleilen rotswand, die
voor hem even begaanbaar was als de
drempel van zijn huis. Het getij kwam op,
al was het nog op eenigen afstand en hij
kon bij den ingang der geheime gang dui
delijk de sporen van Juanita's voeten zien.
.Juist zooals ik dacht," mompelde hij en
het ergste vreezend liep hij verder.
Eerst op het zand en later op den voch-
tigen grond kon hij de voetsporen volgen.
„Zij is die ellendige trap opgegaan!" riep
hij plotseling ontzet uit, want het stond nu
bij hem vast. dat zij haar roekeloosheid met
haar leven had moeten boelen.
„Ze was altijd een dapper ding en hoefde
bij geen jongen in moed achter te slaan,"
dacht Jim. „Maar n u heeft zij toch te veel
gewaagd. Wat kunnen kinderen toch on
doordacht zijn!"
Boven aan de trap gekomen, zocht Jim
overal. Zijn lantaarn liet hij aan een touw
naar beneden, maar hoe hij ook zocht,
nergens kon hij een spoor van het vermiste
meisje ontdekken.
Eindelijk gaf hij het voorloopig op en
begaf zich naar de Lavendelhut. Hij zou
er een lief ding voor gegeven hebben, als
hij Alfred's moeder geen angst had behoe
ven te jagen, nu hij zelf nog niets met ze
kerheid wist. Hij moest echter spreken
en trachten meer hulp te krijgen. Mevrouw
Lovell en de predikant moesten op de
hoogte worden gebracht Zonder ook maar
één blik op het Grijze Kasteel te werpen,
liep hij door. Had dat oude gebouw dan iets
ie maken met Juanita's verdwijning? Jim
Dixon zou een dergelijke veronderstelling
onmiddellijk van de hand hebben gewezen.
Hij liep stevig door en bereikte weldra de
achterdeur der Lavendel hut, waar hij Sara
in de keuken aantrof.
„Is er nieuws? vroeg zij haastig.
Jim Dixon schudde slechts het hoofd.
„Dat dacht ik wel," zei Sara. „We moe
ten het mevrouw gaan vertellen."
Zij nam den kustwachter mee naar de
zitkamer, waar mevrouw Lovell met een
doodsbleek gezicht zat tusschcn de beide
jongens, die niet te bewegen waren geweest
naar bed te gaan. Oom Duslane was juist
van een anderen vruchleloozcn tocht in de
richting van Bolling'on teruggekeerd en nu
op het punt den trein te nemen, ten einde
een detective te waarschuwen en verder te
zien, wat de kranten konden doen.
Ook het gelaat van den predikant was
doodsbleek en er lag zoodra hij over
Juanita sprak een tot nu toe ongewone,
zachte uitdrukking op. Door haar opge
wektheid, haar vriendelijkheid en het zin
gen van het lied van de sterren, had zij
Vrijdag 10 December
een plaatsje in zijn hart veroverd, zonder
dat hij zichzelf daar nog rekenschap van
gegeven had. Eerst in dit oogenblik ontdekte
hij het en hij gaf niemand de schuld van
het gebeurde.
Wat Tom betreft, hij leerde in dien ont-
zettenden nacht beter begrijpen, wat het is:
elkander lief te hebben en dapper te zijn in
moeilijke oogenblikken, dan hij ooit gedaan
had. Nimmer zou hij dit vergeten.
Allen keken op, toen Jim binnenkwam en
de groote, breede kustwachter scheen da
gezellige zitkamer geheel te vullen. Allen
zagen een trouwen helper in hem.
„Is er eenig nieuws?" klonk het nauw
hoorbaar van mevrouw Lovell's bleeke
lippen.
Jim schudde het hoofd en zei:
„Nog niet, maar misschien zullen wij
haar spoor kunnen vinden. Ik heb voet
stappen in de.spelonk bij den Kasteelmuur
gevonden. Een paar flinke mannen moeten
mij helpen, want ik ben bang, dat de
jongejuffrouw daarin is door gedrongen."
Mevrouw Lovell besefto de beteekenis
dezer woorden niet, maar Oom Dunstane
en de jongens slaakten een kreet van schrik.
„Kan zij nog in leven zijn?" hijgde de
predikant en Jim fluisterde: „Ik ben er
hard bang voor."
Oom Dunstane ging nu onmiddellijk den
veldwachter en den schaapherder halen,
terwijl mevrouw Lovell niettegenstaande
haar grooten angst Jim dwong in de
keuken een stevig ontbijt te gebruiken. Zij
had niet verslaan, wat de kustwachter tegen
haar broer gezegd had en een flauwe hoop
ree9 in haar op. Alleen Sara schudde het
hoofd en mompelde, dat je op voetstappen,
vooral in het zand, lang niet altijd aan
kon.
De ramen van de zitkamer stonden wijd
open. In don tuin floot een vogeltje en do
klok op den schoorsteen sloeg zeven uur.
Plotseling liep Alfred naar het raam en
stak zijn hoofd naar buiten, terwijl hij de
fri9sche morgenlucht inademde. Het vogel
tje zou toch niet fluiten, als ze Juanita
nooit terug zouden zien!
Alfred's oogen dwaalden in de richting
der velden. Zijn blik scheen als vastge
nageld te ziin. Tlofseling gilde hij luid:
„O, Moeder. Moeder en Iedereen! Zie
toch eens, wie daar aankomt!"
Hoofdstuk XI.
Het Oude Portretj'e.
„Wie komt er aan? Wat is er? Wat be
doel je, Alfred?" riepen mevrouw Lovell en
Tom, terwijl zij naar het raam snelden en
bijna niet naar buiten durfden kijken, uit
angst voor hetgeen zij daar zien zouden.
Tom gaf er zich geen rekenschap van, wat
dit ~.jn kon, doch Alfred's moeder vreesde
iemand de Lavendclhut te zien naderen met
een meisje, dal slap en levenloos in zijn ar
men hing.
Het was echter niets van dien aard en
het drietal stond met wijd opengesperde
oogen en zelfs met open monden vóór het
lage, open raam naar buiten te kijken. Geen
van drieën scheen in staat naar buiten te
loopen of zelfs maar te roepen. Zij konden
slechts staren, wantdaar naderden
twee figuren, waarvan er één liep te hup
pelen. Mevrouw Lovell en Tom zagen nu
ook, wie het was.
Anno 1926
Ja, het was werkelijk Juanilal Daar viel
niet aan te twijfelen. Het was Juanita in
eigen persoon met een slordige, bruine
vlecht op haar rug en de mouwen van haar
blouse heelemaal gescheurd.
Maar. daarop lette niemand. Het was Jua-<
nita in levenden lijve, die daar gezond en
vroolijk aan kwam loopen. Veel kon haar
dus niet mankeeren. In het eerste pogenblik
lette niemand op den persoon, die haar ver
gezelde, tot Alfred de betoovering eensklaps
verbrak en terwijl hij een soort krijgs
dans uitvoerde, luid uitriep:
„Hoeral Iloeral Daar is zijl"
Ilij holde de kamer uit, gooide de deur in
zijn haast tegen de piano en wierp een vaas
met bloemen om. Maar wat kwam er in de
heele wereld nog op aan, nu Juanita terecht
was nu Juanita terecht wasl en
in levenden lijve naar huis kwam niettegen
staande het niemand in den afgeloopen
nacht had mogen gelukken haar te vinden*
„Sara! Jim! Jim Dixon! Sara!" riep AU
fred luid. „Kom toch eens gauwl Ze is te-<
recht, ze is terecht! Juanita komt er aan en
ze is springlevend!"
Alfred's juichtoon ging over in een snik,
en Jim schoof haastig zijn stoel in de keu
ken achteruit en liet het stevige ontbijt, dat
Sara juist voor hem klaargezet had, in den
steek. De laatste was bezig thee in te schen
ken, toen Alfred door de kamer rende en
liet den theepot met zijn inhoud zóó maar
op den grond vallen, iels wat haar nog nooit
overkomen was.
„Wel heb ik van mijn leven I" riep zij uit
„Hoor je Jim, wat
Zij sprak echter tegen een leege keuken,
want Jitn was verdwenen. Haastig liep zij
hem achterna.
De kleine, nauwe gang der Lavendelhut
scheen plotseling vol menschen, want ieder-i
een holde naar de voordeur en daar daar
kwam Juanita het hek doorl Maar wie
vergezelde haar?
Het wa9 een oude man met een langen
baard. Tom herkende hem niet, maar Alfred
en Sara zagen onmiddellijk, wie het was en
fronsten de wenkbrauwen. Sara begon te
denken, dat zij nooit ophield Italianen te
zien, terwijl Alfred op eens een vreeselijken
steek in de buurt van zijn hart voelde. De
oude man zou Juanita van hem
wegnemen 1
Hij had een vreemdsoortige, bruine jas
met een kap aan, zooals geen oude man in
Engeland die droeg. Zijn donkere, doordrin
gende oogen waren echter veel vriendelijker
als men ze van nabij zag.
Waar kon Juanita hem gevonden heb
ben? Kijk. ze hing aan zijn arm, alsof hij
haar oudste en beste vriend was. Alfred
werd plotseling jaloersch.
Op dat oogenblik liet Juanita den ouden
man echter los en holde naar haar andere
vrienden toe. Mevrouw Lovell ving haar in
haar uilgestoken armen op en Juanita sloeg
de hare om den hals van haar weldoenster.
Daarop wondde zij zich tot Alfred en deed
hetzelfde en zeker zou zij ook Tom zijn
beurt hebben gegeven, als deze niet zijn
hand min of meer verlegen uilgestoken had
en op hartelijken toon zei:
„Wat zijn we allemaal blij, dat je terug
bent, Nita!"
Mevrouw Lovell liep nu, met haar arm
om Juanita heen geslagen, naar den vreem
den, ouden man, die op korten afstand was
Jiêlm
jliiïlj liiïljli «II jilt*'
TX4/T
ill t i i i i t i 111