BINNENLAND. SPREEKCEL. a-a en dat de verlaging der personeele belas ting eerst over 1928 zal loopen. Zoo bere kent spr., dat er op de begrooting voor 192? nog 5 1/2 millioen over is. De minister be hoeft dus riet op verdere overschotten te wachten om sprekers "motie uit te voeren. Hoe eer de minister hiertoe over gaat, hoe goedkooper de uitvoering voor het land zal zijn. Ten slotte maakt de heer Suring nog eeni- ge opmerkingen over de Pensioenwet. De heer SCHAPER (S.D.) wijst erop. dat verschillende eigenaren van goederen, ge legen langs den Rijksstraatweg Assen Groningen, aan het Rijk een recognitie zijn verschuldigd voor het hebben van dammen en bruggen, welke hun erven met den ge noemden weg verbinden. Het Rijk heeft deze recognities plotseling eenzijdig met 100 pet verhoogd. Hiertegen hpeft spr bezwaar. De heer v. RAPPARD bepleit afschaffing van den vleeschaccijns, hetgeen wel kan wegens de hooge perceptiekosten. In de streken, die door den watersnood getroffen werden, heerscht ontstemming over de verdeeling der gelden. Velen hebben te weinig of niets gekregen. Spr. brengt gaarne hulde aan het Watersnoodcomité, maar het heeft te lijden gehad van de een zijdige inlichtingen der plaatselijke comité's Het zijn juist de kleinere menschen, die zijn achtergesteld. Wil de minister zich in verbinding stellen met zijn ambtgenoot van Waterstaat om 'n commissie te doen benoemen, die alle mis standen eens zou onderzoeken en die voor gelicht zal worden door onpartijdige vaste plaatselijke commissies. De heer J. TER LAAN (S.D.) constateert dat de regeering blijft prijs stellen op ge meen overleg met de Kamer, in verband met haar toezegging ten aanzien van de molie-Suring. Toch begrijpt spr. de houding der regeering ten dezen niet. Een extra parlementaire regeering behoeft zich niet te oriënteeren naar een minderheid in het volk, maar kan heel goed een program ont werpen, waarvoor in de Kamer een meer derheid bestaat. Ten aanzien van de invordering der be lastingen verzoekt de heer TER LAAN op neming van een bepaling, dat rekening ge houden kan worden met kosten van ver pleging buitenshuis. Bij loonbeslag dieoen hardheden te worden vermeden. Spr. hoopt, dat de minister spoed zal maken met indiening van e» ontwerp tot partieel© herziening der forensenbelastiag in dien zin, dat forensen benedien f2000 inkomen worden vrijgesteld. Herziening der classificatie der gemeen ten ten opzichte van de personeele belasting is urgent De grondbelasting dient geregeld te wor den naar de werkelijke waarde der ge bouwen, enz. In vele gevallen berust de aanslag op een schatting van vele jaren tea ug. Een meer billjjke regeling is nood- zakelgk. De heer r. WIJNBERGEN (R.-K.) zegt dat vele personen, die zich voor pensicMi- inkoop tot den Pensioenraad hebben ge wend, een afwijzende beslissing hebben ont- van^an, omdat zij verzuimd hadden een bekaaid stuk over te leggen. Spr. dringt aan op wettelijke voorziening opdat men nog in de gelegenheid wordt gesteld, vei> zuimen te herstellen. Wat de houding der regwring betreft ten aanzien van de motie- Suriug, deze motie wilde niet beslissen over toekomstige overschotten, maar alleen over het overschot van thans. I> heer SMEENK (A.-R.) kan de Regee- ring niet euvel duiden, diat zjj de motie- Balten niet uitvoert. Voor een uniformen bijslag is geen rede. Wat de motie-Buring betreft, het verplichte 7e leerjaar is urgent. Een eventueol overschot behoort allereerst voor dat doel te worden aangewend. Ten slotte wenscht spr. een verhooging der oude pensioenen tot 50 60 pet., indien de finanoieele consequenties dit toelaten. De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) sluit zich aan bij het betoog, dat in de Forenseav- 'belasting een wijziging moet komen, vooral ten aanz.en van do gemeenten, waarin voor forensen geen woongelegenheid ia Spr. bepleit verlaging van den accijns op geslacht De aanneming der motie-Bu ring kan voor de Regeering geen maatstaf zijn. het eerst van alles het 7e leerjaar in te voeren. Als op deze manier de fi nancieel© politiek door de Kamer werd vastgesteld, zou er niet veel van terecht komen. Op het platteland is geen behoefte aan het zevende leerjaar, wel aan goed vak-onderwijs. Zou de minister niet in over weging willen nemen, als tijdelijke maat regel een verhoogd invoerrecht op buiten- lanusch vleesch voor te stellen? Dit in verband met de sluiting der Bn- gelsche grenzen voor ons vleesch. De hoer LANGMAN (C.-H.) bestrijdt den heer 8taalman, waar deze bepleitte verla ging van den drankaccijns. Het drankmis bruik zou or door toe-nemen. De heer EBEJLB (V.-D.) vraagt inlichtingen omtrent het standpunt der regeering ten aauzien van den aanwas van gronden in Groningen. Tot nu toe gold, dat de eigenaar van den grond ook eigenaar was van den aanwas. Het vermoeden is gewekt, dat het Rijk aanspraak op die buituidijkscbe gron den maakt. De heer HIEMSTRA (S.-D.) komt op tegen de bewering van den heer v. d. Heu vel, dat op het platteland geen behoefte zou bestaan aan het zevende leerjaar. Hij hoopt, dat de minister spoedig zal komen met een voorstel tot ruimere vrij stelling van rijwielbelasting, voor nen, die het rijwiel noodig hebben voor hun beroep. Bpr. juicht het standpunt van den mi nister ten aanzien van aftrek voor de inkomstenbelasting van contributie voor vooi vakvereemgiiigen toe, doch betreurt zijn standpunt ten aanzien van de contri butie voor de werkloozenkassen. Hij dnngt aan op het geven van een richtsnoer ;ian de belastingambtenaren om rekening te hou den ten opzichte der personeele belasting met plotseling verhoogde huren ten gevolge van opheffing der huur commissies. De heer DÜYMAER v. TWIST (A.-R.) sluit zich aan bij wat de heer Smeank zeide omtrent de oude pensioenen. Mocht verhooging van alle pensioenen niet moge lijk zijn, dan zou er een grens zijn te trekken. Spr. bepleit voorts herclassificatie der gemeenten in het bezoldigingsbesluit. De heer BULTEN (R.-K.) bespreekt de kwestie van de nieteuitvoering van zijn motie. Hij meent uit de memorie van ant woord te moeten opmaken, dat bij de be grooting van 1928 de minister de ambte naarssalarissen niet buiten overweging zal laten. De 5 pet uitkeering, die spr. wenscht, heeft geen betrokking op do duurte, maar op herstel. Er zijn ambtenaren, die een veel veel grootere koning hebban ondergaan. Spr. wjjdt nog enkele woorden aan den steun aan slachtoffers van den watersnood in verband hiermede^ vooral in het land' van Maas etn Waal. De heer VAN ^CHAIK (R.K.) zegt, dat hetgeen door eenige sprekers is in het mid den gebracht in verband met het door de regeering ten aanzien van de bekende 3 mo ties ingenomen standpunt, waarbij ook is ter sprake gekomen de verklaring die spreker vóór de stemming over de motie-Bulten heeft afgelegd, hem aanleiding is eenige op merkingen te maken, die hij anders achter wege had gelaten. In zijne memorie van antwoord bij dit hoofdstuk heeft de minister blijk gegeven van toenadering lot de Kamer. Die toenade ring beslaat hierin, dat ;_an hgt herstel van het verplichte 7e leerjaar, behoudens een paar restricties van ondergeschikte beteeke- nis, een recht van preferentie wordt toege kend. De inhoud van de betrefende passages in de memorie van antwoord sluit, naar spre ker meent, niet uit, dat de Regeering in hare gedachte ook een plaats inruimt aan eene revisie van de salarisregeling. Voor wat spr. betreft, behoeft hij zich, zooals spr. reeds op 13 November j.l. te kennen gaf, niet te 'houden aan den preciesen inhoud van de motie des heeren Bulten. Voor spreker is de hoofdzaak, dat maatregelen, destijds door den nood der tijden opgedrongen, doch in zich door ieder betreurd, verzachting onder gaan zoodra die noodzaak niet meer in zulk een absolulen zin aanwezig is. Aan die ge dachte zegt spreker uitdrukking te hebben gegeven in eene door hem en den heer Bon- gaerts in 1924 ingediende, met medewerking van de heeren Albarda en de zijnen door de Kamer verworpen motie. Bij het toen inge nomen standpunt blijft spreker volharden. Op welke wijze aan die gedachte uitvoering moet worden gegeven, kan de regeering, ook technisch ten aanzien van de salariskwestie goed georiënteerd, beter beoordeelen dan een lid van de Kamer. De heer minister blijve gedachtig, dat er naast andere opgelegde lasten ten aanzien van de salarisatie iets valt ongedaan te ma ken. Fn waar bij een ministerie een wil is, is het zoeken naar een, ook financiselen, weg minder moeilijk. De eenigszins meer algemeens beschou wing, welke de heer Albarda over dit onder werp heeft gehouden, had tot kern aan de Katholieke fractie voor de zooveelste maal het te verwijten, dat zij schuldig is aan de parlementaire ongelegenheid, waarin zij volgens sommigen zijn geraakt en die ook zou blijken uit de houding der regeering te genover de besproken moties. Spreker wijst dit verwijt zoo absoluut mogelijk, althans wat spr. zelf betreft, terug. De Katholieke fractie heeft het laatstelijk opgetreden par lementaire kabinet gesteund. Maar de hee ren Albarda en Marchant brachten het mede ten val, de heer Marchant zelfs op uitge sproken politieke overwegingen. En dat, ter wijl zij wisten, althans moesten inzien, dat uit de toen verwekte crisis geen parlemen tair meerderheidskabinet k o n te voorschijn komen. Meenden zij dat dit wèl kon. dan ge tuigt dit van onvoldoende inzicht in de po litieke verhoudingen en in het politiek mo gelijke. hetgeen van Staatslieden geen deugd is. Zij dragen du9 de rechtstreeksche mede verantwoordelijkheid voor het niet optreden van een parlementaire regeering. Maar dit daargelaten, het is volkomen verkeerd voorgesteld, dat de uilvoering der aangenomen moties zou afstuiten op de zoo genaamde schorsing van het parlementaire stelsel. Dat kunnen alleen zij betoogen, die een parlementair kabinet, en daaronder dan te verstaan een kabinet, berustende op de min of meer vaste samenwerking van groe pen in de Kamer, beschouwen als een es sentieel element van het parlementaire stelsel. Die opvatting is echter ondeugdelijk. Het wezen van het parlementaire stelsel is slechts, dat er wordt geregeerd in overeen stemming met de wenschen van de volks vertegenwoordiging. Het veronderstelt niet als noodwendigheid eene geregelde van saamhoorigheid getuigende samenwerking van bepaalde Kamergroepen, minder nog: kabinetten voortgekomen uit zoodanige sa menwerkende groepen. De zienswijze yan den heer Albarda even als die van den heer Marchant berust op eene opvatting van het parlementaire stelsel doordrenkt van de leer der volkssouvereini- teit. In wezen wil men niet de Regeering la ten regeeren, maar de volksvertegenwoordi ging. Dit soort democratie als van princi pieel verkeerde origine is niet die van spr. Of de aanneming van moties als die van de heeren Suring, ter Laan en Bulten, voor een kabinet, niet bereid er rekening mede te houden, politieke consequenties moet mede brengen, hangt eenvoudig af van de vraag, of het kabinet ze als moties van wantrou wen beschouwt ten opzichte van zijn alge meen regeeringsbeleid. Zeker onjuist is de stelling dat de conse quentie van de aanneming van moties zou zijn, dat de meerderheid, die hare aanne ming bevorderde, bereid zou moeten wezen eene parlementaire meerderheidsgroepeering te vormen. Het toevallig samengaan op som mige, en zelfs gewichtige punten, brengt niet als verplichting een samengaan ter vorming en ondersteuning van een parle mentair kabinet mede. Of meent de heer Albarda serieus, dat door een gemeenschappelijk gevoelen, uitge drukt in de twee desiderata van de heeren Suring en Bulten, een tot nu toe niet be staande affiliatie tusschen socialisten en katholieken zou zijn tot stand gekomen! vraagt spr. Die afgevaardigde moest wijzer zijn. Zij die de katholieke fractie herhaaldelijk verwijten, dat deze het parlementaire stelsel ondergraaft, zijn werking frustreert, moeten de hand in eigen boezem steken. In een land met zoovele en in zoo velerlei opzicht van elkander afstaande partijen als hel onze behoort de samenwerking van par lementaire groepen in meerderheidsforma tie tot de uiterst moeilijke dingen. Het is al verwonderlijk, dat men er zoo lange jaren in is geslaagd. En het bevreemdt niet, dat er tijden zijn, waarin dit onmogelijk blijkt. Maar des te betreurenswaardiger is het, dat sommigen eene samenwerking willen for- ceeren. zonder aan te toonen dat daarvoor een voldoende basis is. Parlementair samen gaan moet groeien en worden; kan niet ge dwongen worden. Het parlementaire stelsel heeft er ook geen strikte behoefte aan. Want niet-parlementaire kabinetten kun nen ook goeden, wetgevenden zoowel als be- sturenden arbeid verrichten, mits zij ge vormd worden met inachtneming van het geen er ten aanzien van bepaalde punten van staatsbeleid leeft in de Volksvertegen woordiging. Het ministerie-Cort van der Linden en in zekere mate ook dit Kabinet zijn er voor de hand liggende voorbeelden van. Slechts dan zou men ons met recht kun nen aanwrijven, dat wij het parlementair stelsel ondermijnden, wanneer er een parool zou uitgaan tot de Katholieken; niet mede werken aan een niet-parlemenlair ministe rie. Totaal verstrikt in zijn onjuist doclri- nairisme ten aanzien van den inhoud en de werking van het parlementaire stelsel, deed de heer Marchant aldus, toén hij in Februari van dit jaar zijn geestverwanten toeriep: af blijven van een eventueel kabinet-Limburg. Voor de Katholieken echter is niet de hoofdzaak, dat er parlementaire samenwer king zij, maar dal er, natuurlijk met mede werking van de Kamer, goed geregeerd worde. Daarom deden in het begin van dit jaar noch de heer Limburg, naar de pers toen gewaagde, noch de heer de Geer, zoo als is gebleken, tevergeefs een beroep op de Katholieken voor de vorming van een niet- parlementair Kabinet. Als er dus op dit oogenblik iets niet sluit in de werking van ons parlementaire stel sel, is dit veeleer toe te schrijven aan hen, die de taak van het parlement ten onrechte aanziende voor de regeeringslaak, en zich principieel kantende legen niet-parlemen taire ministeries, onze fractie wilde dwingen om zusje te worden van de vrijzinnig-demo cratische en sociaal-democratische fracties. Maar wij zijn vooralsnog niet gesteld op deze intieme banden van bloed- of aanverwant schap. En eene behoefte daaraan doel zich op dit oogenblik niet gevoelen. De heer AMKNT (R. K.) sluit zich aan bij den heer Leenstra. De heer HERMANS (R. K.) bepleit herzie ning der classificatie der gemeenten in het bezoldigingsbesluit. Waar fouten erkend zijn, dienen zij fe worden hersteld. De heer MARCHANT (V. D.) sluit zich aan bij wal verscheidene leden betoogden ten - aanzien van de wijziging der forensenbelas ting. De aanneming van de moties Bulten en Suring is volgens spr. een uiting van een meerderheid der Kamer, die de onthoudings politiek der regeering niet wil volgen. Hij beschouwt die moties allerminst als leidra den, waarmee men alleen bij onderwijs suc ces heeft. Voor het program, door spr. in de crisis geschetst, is een meerderheid in de Kamer. Dat dit juist is, bewijst de aanneming der moties. De constilueering dezer meerderheid wordt verhinderd door de Katholieke partij. Dat is de levensbron van het intermezzo kabinet. De Katholieke fractie maakte zich vleugellam, maar doet zoo nu en dan een poging om te vliegen. Zij fladdert dan met moties, maar dit spel zal niet kunnen voort duren. Niet de Kath. fractie, maar eenige lo9loopende Katholieken hebben medege werkt aan dit kabinet. De heer v. Schaik miskendé bij de verdediging van zijn fractie de beteekenis van het parlementaire stelsel. Het volk zal ongetwijfeld toonen, dat het van een zoodanig stelsel niet gediend is. Minister DE GEER zegt dat de classifica tie met betrekking tot de personeele belas ting binnenkort zal tot stand komen. De perceptiekosten van de belasting op plei- ziervaartuigen slaan bij spr. niet vast. Spr. is bereid de commissie inzake de tabakswet met 2 leden uit de sigareninduslrie uit te breiden. De kwestie van de herziening der foren senbelasting zal nog eens rustig moeten worden bezien. Aan Ged. Staten is de vraag voorgelegd of een inkomen van f 2000 als grens moet worden gesteld of dat van alle inkomens 2000 gulden zal moeten worden afgetrokken. Afschaffing van registratierecht voor coöp vereen igingen zal overwogen worden. De 9 millioen uit den vleeschacccijns kan spr. nog niet missen. Wat den accijns op het gedistilleerd betreft, inderdaad is de op brengst zoo sterk gedaald, dat het motief, waarmee de verhooging was ingesteld, niet bereikt is. Spr. heeft overwogen den accijns terug te brengen van 300 op 200 gulden. Ge bleken is echter, dat op grond van bereke ningen het grootste deel der drankbestrij dersorganisaties z(ch tegen die verlaging ver klaarden. Voor een deel is de verminderde opbrengst te danken aan vermindering van verbruik. Daarom is spr. op zijn voornemen teruggekomen. Er is gevraagd om steun voor opbouw van het land van Maas en Waal. Den Mi nister is geen enkele aanvrage bekend. De ontevredenheid, dat de één iets te veel, de ander iets te weinig kreeg, zou men steeds hebben gehad Er is geen reden tot publiek rechtelijk optreden. De opmerkingen over de oud-gepension- neerden hebben spr. verbaasd Het scheen of er niets gebeurd was. terwijl toch de Ka mer een ontwerp heeft aangenomen, waarbij de oud-gepensionneerden gelijkgesteld wer den met de oud-rentetrekkers. Men heeft te veel op den voorgrond ge steld dat hel naast zich neerleggen van mo ties speciaal hel werk kan zijn van een extra-parlementair kabinet. Een particulier kabinet kan precies hetzelfde doen. Een aangenomen motie is een wensch van de Kamer. De regeering moet weten of zij zich daarnaar kan gedragen. Het alterna tief door den heer Albarda genoemd gaat dan ook niet op. De regeering kan niet op treden als typiste voor de Kamer. Het komt spr .niet juist voor, dat een deel der Kamer vóór de belastingverlaging stemde en tevens voor de moties. Daardooi is feitelijk de toestand ontstaan dat de mo ties niet uitgevoerd kunnen worden. Men moet niet zien naar een toevallig overschot, maar naar het begrootings- perspectief. Dit laat zulke uitgaven niet toe. Spr. herhaalt, dat invoering van het ver plichte 7e leerjaar zal voorafgaan aan ver dere belastingverlaging. Ten aanzien der ambtenaarssalarissen is de minister wel be reid, een fout, die aangewezen wordt, te her stellen, doch aan een algemeene verhooging denkt hij niet. De heer ALBARDA repliceert. Hij meent, dat moties, die het regeeringsbeleid raken, nief mogen worden opzij gezet. De heer J. TER LAAN repliceert. De algemeene beraadslagingen worden ge sloten. De vergadering wordt te ruim 7 uur ver daagd tot Donderdag 1 uur. RECLAME. HET WOORD „VICTORIE" behoort elke huisvrouw op haar ka lender te zetten op den eers en dag, dat ze de proet neemt met Dubbeltjes Zeep en Dubbel tjes Zeeppoeder, in de blauwe verpakkiüg g met roode streep. Wascholinefabriek Amersfoort. EERSTE KAMER. Wegenbelasting. Verschenen ie hei Voorloopig Verslag over het wetsontwerp betreffende het hel fen van een belasting en treffen van ver dere voorzieningen ten behoeve van open bare verkeerswegen te land Algemeen werd instemming betuigd met het doel van dit ontwerp. Daarom waren vele leden bereid, zich neer te leggen bij de wijze, waarop in dit ontwerp woruc getracht, de middelen voor de verbete ring der openbare verkeerswegen te vin den, ofschoon zij van oordeel waren, dat die groote onbillijkheden met zioh mede brengt. Enkele leden begrepen niet, waarom in dertijd de tollen zijn afgeschaft, als er nu weder in anderen vorm speciale bijdragen voor onderhoud van wegen moeten worden gevraagd. Andere leden daarentegen juich- ton de afschaffing der tollen toe, in ver band met het moderne snelverkeer. In- tussohen vroegen vele leden zich af, of de vroegere tolheffing niet billijker werkte dan de thans voorgestelde belastingen. Wat betreft de nieuwe belasting der mo torrijtuigen, achtte men het o.m. niet juist, dat als maatstaf het gewicht van de auto wordt genomen, in plaats van ook re kening te houden met het aantal afgelegde kilometers. Hiertegen werd anderzijds be toogd, dat de gewichtsmaatstaf Se meest juiste is. Een ander bezwaar werd gezien in de meervoudige heffing van automobielen. Eenige leden betreurden dat de paarden- tractie in de belasting niet is betrokken. Andere leden konden dat gevoelen niet deelen. Ook tegen vorming van speciale fondsen uit de opbrengst van bepaalde be stemmingsbelastingen werd bezwaar ge maakt. Daartegenover werd opgemerkt, dat het hier alleen geldt fondsvorming door afzonderlijke boeking. Al het geld zal in de algemeene schatkist worden gestort. Eenige leden aohtten het wenschelijk, dat in het Wegenfonds alle belastingen op auto's werden gestort en zij vroegen iu du verband een opgave van de totaal bedragen, die uit de personeele belasting ten aanzien van auto's worden geïnd. Ook achtten zij het een groot bezwaar, dat de overgangen over de groote rivieren voor rekening van hét wegenfonds worden ge bracht. Een der leden aohtte het feit, dat naast een primair net van 3000 K.M. op een se cundair net van al echts 2000 K.M. zou moeten worden gerekend, een vergissing van verre strekking. Voorts zouden o.m. de voor Noord- en Zuid-Holland genoemde weglengten niet juist zijn. Verscheidene leden waren van oordeel, dat door de wijziging van het karakter der RijwielbelaBting de gebruikers van rijwielen onbillijk worden bejegend en dat deze zoo spoedig mogelijk moet worden afgeschaft. Andere leden merkten op, dat er toch ook meer en meer speciale rijwielpaden worden aangelegd en wegen worden verbreed, even zeer in het belang van de wielrijders, ter wijl de rijwielbeia-sting weinig drukkend is. WATERSTAATSBEGROOTING. De heer Kuiper c.s. heeft een amende ment ingediend op de Waterst-aatsbegroo- ting 1927 en wel om in te voegen een nieuw art. 272a, waarbij pro memorie een post wordt opgenomen voor uitkeeringen op pensioengerechtigden leeftijd aan ge wezen ambtenaren en beambten van de Holl. Spoorwegmaatschappij, die onder de voormalige pensioenbepalingen, wegens betrekkelijk kleine vergrijpen oneervol zijn ontslagen. JHR. DR. JAN SIX. f Te Amsterdam is in den ouderdom van 69 jaar overleden jhr dr. Jan Six, Heer van Hillegom oud-hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam. De overledene was ridder in de orde van den NederL Leeuw en Commandeur in de .Orde yan Oranje Nassau» DE OUDERDOMSWET. De Minister van Arbeid» H. en N. heeft met ingang van 1 Jan. 1927 ingetrokken zijn beschikking van 13 April 1923 en, met ingang van dien datum, den leeftijd als bedoeld in art. 10 der Ouderdomswet 1919, bepaald op elk der leeftijden in ger beele jaren, liggende tusschen den- 55- jarigen eo den 65-jarigen leeftijd, de beide laatstgenoemde leeftijden daarbij inbegrepen. DE TREIN-ONTSPORING BIJ OVERVEEN. Gistermorgen is te Haarlem het onderzoek aangevangen naar de oorzaak van de trein- ontsjKiring, de vorige week bg Overveen. Een uitgebreide commissie begaf zich naar de plaats van het onheil. Geconstateerd werd, dat het ongeval is toe te schrijven aan verkeerden wisselstand; echter bleek tevens, dat de wissel wel was overgehaald. Dus wordt thans onderzocht, waaraan het ia toe te schreven, dat, ondanks liet over halen van den hefboom de wissel niet ge werkt heeft. NIJVERHEIDSRAAD. Daar gebleken is, dat van de regeling betreffende het verleenen van gedeeltelijke staatsgaranties voor uitvoer-transacties slechts een bescheiden gebruik wordt ge maakt, heeft de Ngverheidsraad aan de organisaties, waaruit hij is samengesteld, verzocht, b^j haar leden een onderzoek in te stellen of de industrie wel behoefte aan zulk instituut heeft Aan zijn vaste commissie voor de In directe Belastingen heeft de Raad opge dragen,' een onderzoek in te stellen naar de werking van den accijns op gedistil leerd. Indertijd heeft de Nijverheidsraad aan een uit zijn midden benoemde commissie opgedragen, om den invloed van de daling van buitenlandsche valuta op de NederL industrie te bestudeeren. Kort daarna heeft de Minister van Arbeid, H. em N. tot (too Nijverheidsraad het verzoek gericht, mede werking te verleenen bij het onderzoek, dat genoemde Minister en diens ambtgenoot van Financiën en van Buitenlandsche Zaken hadden toegezegd, te zullen instellen naar aanleiding van de vragen van het lid der Tweede Kamer, den heer dr. L. G. Korten horst, betreffende den abnormalen invoer uit België en Frankrijk en de daaruit voort vloeiende nadeelige gevolgen voor de Ned. industrie. In overeenstemming met dit ver zoek hooft de commissie bij verschillende takken van nijverheid een onderzoek ing-e- stela. Het resultaat is neergelegd in een zeven tiental rapporten, met welker inhoud Raad zich, na aanbrenging van enkele kleine wijzigingen heeft vereenigd. Deze rapporten zjjn tegelijk met een daaruit opgemaakt overzicht aan den Minister van Arbeid too gezonden. Voorts heeft de Raad reep. den Minister van Arbeid en den Minister van Waterstaat op hun verzoek van voorlichting gediend b^j art 17 der Warenwet en over de ber noeming van een lid en twee plaatsver vangende leden van den Spoonvegraad. DECONTRACT-ACTIE IN DE BOUWVAKKEN. Naar wij vernemen hebben de patroons organisatie in de bouwvakken zich in c«n schrijven aan de gecontracteerde werkne mersbonden bereid verklaard de volgende week Woensdag besprekingen te houden over de huidige situatie in de bouwvak ken. De besprekingen zullen editor los van de wederzijdsche vooretellen moeten staan. („Tel.") HET BEZOEK VAN DE HANNOVER. Bij de aankomst van het Duitse he slag schip Hannover voor IJmuiden werden zoo wel op het schip als door het fort 21 saluut schoten gelost. In de IJ muider haven begaf de Duitsche vice-consul Bakker zich aan boord. Het was kwart over 1 toen het slagschip te Amster dam gemeerd lag. Van de Nederlandsche marine was geen oorlogsschip aanwezig, terwijl van het voor nemen om een paar torpedobooten te sturen was afgezien. Ter officieele begroeting begaven zich aan boord de Duitsche vice-consul dr. Gisseling, de luitenant ter zee Hendrikse, die door de Nederlandsche marine aan den comman dant van de Hannover, Tillesen, is toege voegd, de havenmeester, de heer van de Poll en de vertegenwoordiger van den comman dant der marine te Amsterdam. Namens het gemeentebestuur hield de heer van de Pol een korte begroetingstoespraak tot comman dant Tillesen. De belangstelling van het publiek aan den wal was zeer groot. Te circa half drie begaf commandant Til lesen zich aan wal om teeenbezoeken af te leggen, o.m. aan den burgemeester, den com mandant der marine, den stellingcomman dant en den havenmeester. De Hannover, die op bepaalde tijden te bezichtigen is, zal Woensdag 15 dezer te acht uur 's morgens vertrekken. De audiëntie van den Min. van Ma rine zal 13 December niet plaats hebben. SCHOOLBADEN EN VERKEERSGEVAREN. Naar aanleiding van de behandeling van de begrooting in den Leidschen gemeente raad bepaaldelijk het gesprokene bij uit gaven, volgn. 428 (schoolbaden) schrijft ons de heer H. J. J. P., dat hij zijn kinderen, die in de, Paul Krugerstraat schoolgaan, graag een Gem. schoolbad zou laten nemen, doch hij heeft er bezwaar tegen, dat de kinderen om 4 uur, die er om 3 uur onder geleide heengebracht worden, aan hun lot overge laten worden, daar zij op dit drukke uur en in deze drukke omgeving licht een ongeluk zouden kunnen krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 6