BINNENLAND.
SPREEKCEL.
a-a
en dat de verlaging der personeele belas
ting eerst over 1928 zal loopen. Zoo bere
kent spr., dat er op de begrooting voor 192?
nog 5 1/2 millioen over is. De minister be
hoeft dus riet op verdere overschotten te
wachten om sprekers "motie uit te voeren.
Hoe eer de minister hiertoe over gaat, hoe
goedkooper de uitvoering voor het land zal
zijn.
Ten slotte maakt de heer Suring nog eeni-
ge opmerkingen over de Pensioenwet.
De heer SCHAPER (S.D.) wijst erop. dat
verschillende eigenaren van goederen, ge
legen langs den Rijksstraatweg Assen
Groningen, aan het Rijk een recognitie zijn
verschuldigd voor het hebben van dammen
en bruggen, welke hun erven met den ge
noemden weg verbinden.
Het Rijk heeft deze recognities plotseling
eenzijdig met 100 pet verhoogd. Hiertegen
hpeft spr bezwaar.
De heer v. RAPPARD bepleit afschaffing
van den vleeschaccijns, hetgeen wel kan
wegens de hooge perceptiekosten.
In de streken, die door den watersnood
getroffen werden, heerscht ontstemming
over de verdeeling der gelden. Velen hebben
te weinig of niets gekregen. Spr. brengt
gaarne hulde aan het Watersnoodcomité,
maar het heeft te lijden gehad van de een
zijdige inlichtingen der plaatselijke comité's
Het zijn juist de kleinere menschen, die zijn
achtergesteld.
Wil de minister zich in verbinding stellen
met zijn ambtgenoot van Waterstaat om 'n
commissie te doen benoemen, die alle mis
standen eens zou onderzoeken en die voor
gelicht zal worden door onpartijdige vaste
plaatselijke commissies.
De heer J. TER LAAN (S.D.) constateert
dat de regeering blijft prijs stellen op ge
meen overleg met de Kamer, in verband
met haar toezegging ten aanzien van de
molie-Suring. Toch begrijpt spr. de houding
der regeering ten dezen niet. Een extra
parlementaire regeering behoeft zich niet
te oriënteeren naar een minderheid in het
volk, maar kan heel goed een program ont
werpen, waarvoor in de Kamer een meer
derheid bestaat.
Ten aanzien van de invordering der be
lastingen verzoekt de heer TER LAAN op
neming van een bepaling, dat rekening ge
houden kan worden met kosten van ver
pleging buitenshuis.
Bij loonbeslag dieoen hardheden te worden
vermeden.
Spr. hoopt, dat de minister spoed zal
maken met indiening van e» ontwerp tot
partieel© herziening der forensenbelastiag
in dien zin, dat forensen benedien f2000
inkomen worden vrijgesteld.
Herziening der classificatie der gemeen
ten ten opzichte van de personeele belasting
is urgent
De grondbelasting dient geregeld te wor
den naar de werkelijke waarde der ge
bouwen, enz. In vele gevallen berust de
aanslag op een schatting van vele jaren
tea ug. Een meer billjjke regeling is nood-
zakelgk.
De heer r. WIJNBERGEN (R.-K.) zegt
dat vele personen, die zich voor pensicMi-
inkoop tot den Pensioenraad hebben ge
wend, een afwijzende beslissing hebben ont-
van^an, omdat zij verzuimd hadden een
bekaaid stuk over te leggen. Spr. dringt
aan op wettelijke voorziening opdat men
nog in de gelegenheid wordt gesteld, vei>
zuimen te herstellen. Wat de houding der
regwring betreft ten aanzien van de motie-
Suriug, deze motie wilde niet beslissen over
toekomstige overschotten, maar alleen over
het overschot van thans.
I> heer SMEENK (A.-R.) kan de Regee-
ring niet euvel duiden, diat zjj de motie-
Balten niet uitvoert. Voor een uniformen
bijslag is geen rede. Wat de motie-Buring
betreft, het verplichte 7e leerjaar is urgent.
Een eventueol overschot behoort allereerst
voor dat doel te worden aangewend.
Ten slotte wenscht spr. een verhooging
der oude pensioenen tot 50 60 pet., indien
de finanoieele consequenties dit toelaten.
De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) sluit zich
aan bij het betoog, dat in de Forenseav-
'belasting een wijziging moet komen, vooral
ten aanz.en van do gemeenten, waarin voor
forensen geen woongelegenheid ia
Spr. bepleit verlaging van den accijns
op geslacht De aanneming der motie-Bu
ring kan voor de Regeering geen maatstaf
zijn. het eerst van alles het 7e leerjaar
in te voeren. Als op deze manier de fi
nancieel© politiek door de Kamer werd
vastgesteld, zou er niet veel van terecht
komen. Op het platteland is geen behoefte
aan het zevende leerjaar, wel aan goed
vak-onderwijs. Zou de minister niet in over
weging willen nemen, als tijdelijke maat
regel een verhoogd invoerrecht op buiten-
lanusch vleesch voor te stellen?
Dit in verband met de sluiting der Bn-
gelsche grenzen voor ons vleesch.
De hoer LANGMAN (C.-H.) bestrijdt den
heer 8taalman, waar deze bepleitte verla
ging van den drankaccijns. Het drankmis
bruik zou or door toe-nemen.
De heer EBEJLB (V.-D.) vraagt inlichtingen
omtrent het standpunt der regeering ten
aauzien van den aanwas van gronden in
Groningen. Tot nu toe gold, dat de eigenaar
van den grond ook eigenaar was van den
aanwas. Het vermoeden is gewekt, dat het
Rijk aanspraak op die buituidijkscbe gron
den maakt.
De heer HIEMSTRA (S.-D.) komt op
tegen de bewering van den heer v. d. Heu
vel, dat op het platteland geen behoefte
zou bestaan aan het zevende leerjaar.
Hij hoopt, dat de minister spoedig zal
komen met een voorstel tot ruimere vrij
stelling van rijwielbelasting, voor nen, die
het rijwiel noodig hebben voor hun beroep.
Bpr. juicht het standpunt van den mi
nister ten aanzien van aftrek voor de
inkomstenbelasting van contributie voor
vooi vakvereemgiiigen toe, doch betreurt
zijn standpunt ten aanzien van de contri
butie voor de werkloozenkassen. Hij dnngt
aan op het geven van een richtsnoer ;ian de
belastingambtenaren om rekening te hou
den ten opzichte der personeele belasting
met plotseling verhoogde huren ten gevolge
van opheffing der huur commissies.
De heer DÜYMAER v. TWIST (A.-R.)
sluit zich aan bij wat de heer Smeank
zeide omtrent de oude pensioenen. Mocht
verhooging van alle pensioenen niet moge
lijk zijn, dan zou er een grens zijn te
trekken.
Spr. bepleit voorts herclassificatie der
gemeenten in het bezoldigingsbesluit.
De heer BULTEN (R.-K.) bespreekt de
kwestie van de nieteuitvoering van zijn
motie. Hij meent uit de memorie van ant
woord te moeten opmaken, dat bij de be
grooting van 1928 de minister de ambte
naarssalarissen niet buiten overweging zal
laten.
De 5 pet uitkeering, die spr. wenscht,
heeft geen betrokking op do duurte, maar
op herstel. Er zijn ambtenaren, die een veel
veel grootere koning hebban ondergaan.
Spr. wjjdt nog enkele woorden aan den
steun aan slachtoffers van den watersnood
in verband hiermede^ vooral in het land'
van Maas etn Waal.
De heer VAN ^CHAIK (R.K.) zegt, dat
hetgeen door eenige sprekers is in het mid
den gebracht in verband met het door de
regeering ten aanzien van de bekende 3 mo
ties ingenomen standpunt, waarbij ook is ter
sprake gekomen de verklaring die spreker
vóór de stemming over de motie-Bulten
heeft afgelegd, hem aanleiding is eenige op
merkingen te maken, die hij anders achter
wege had gelaten.
In zijne memorie van antwoord bij dit
hoofdstuk heeft de minister blijk gegeven
van toenadering lot de Kamer. Die toenade
ring beslaat hierin, dat ;_an hgt herstel van
het verplichte 7e leerjaar, behoudens een
paar restricties van ondergeschikte beteeke-
nis, een recht van preferentie wordt toege
kend.
De inhoud van de betrefende passages in
de memorie van antwoord sluit, naar spre
ker meent, niet uit, dat de Regeering in hare
gedachte ook een plaats inruimt aan eene
revisie van de salarisregeling. Voor wat spr.
betreft, behoeft hij zich, zooals spr. reeds
op 13 November j.l. te kennen gaf, niet te
'houden aan den preciesen inhoud van de
motie des heeren Bulten. Voor spreker is de
hoofdzaak, dat maatregelen, destijds door
den nood der tijden opgedrongen, doch in
zich door ieder betreurd, verzachting onder
gaan zoodra die noodzaak niet meer in zulk
een absolulen zin aanwezig is. Aan die ge
dachte zegt spreker uitdrukking te hebben
gegeven in eene door hem en den heer Bon-
gaerts in 1924 ingediende, met medewerking
van de heeren Albarda en de zijnen door de
Kamer verworpen motie. Bij het toen inge
nomen standpunt blijft spreker volharden.
Op welke wijze aan die gedachte uitvoering
moet worden gegeven, kan de regeering, ook
technisch ten aanzien van de salariskwestie
goed georiënteerd, beter beoordeelen dan een
lid van de Kamer.
De heer minister blijve gedachtig, dat er
naast andere opgelegde lasten ten aanzien
van de salarisatie iets valt ongedaan te ma
ken. Fn waar bij een ministerie een wil is,
is het zoeken naar een, ook financiselen,
weg minder moeilijk.
De eenigszins meer algemeens beschou
wing, welke de heer Albarda over dit onder
werp heeft gehouden, had tot kern aan de
Katholieke fractie voor de zooveelste maal
het te verwijten, dat zij schuldig is aan de
parlementaire ongelegenheid, waarin zij
volgens sommigen zijn geraakt en die ook
zou blijken uit de houding der regeering te
genover de besproken moties. Spreker wijst
dit verwijt zoo absoluut mogelijk, althans
wat spr. zelf betreft, terug. De Katholieke
fractie heeft het laatstelijk opgetreden par
lementaire kabinet gesteund. Maar de hee
ren Albarda en Marchant brachten het mede
ten val, de heer Marchant zelfs op uitge
sproken politieke overwegingen. En dat, ter
wijl zij wisten, althans moesten inzien, dat
uit de toen verwekte crisis geen parlemen
tair meerderheidskabinet k o n te voorschijn
komen. Meenden zij dat dit wèl kon. dan ge
tuigt dit van onvoldoende inzicht in de po
litieke verhoudingen en in het politiek mo
gelijke. hetgeen van Staatslieden geen deugd
is. Zij dragen du9 de rechtstreeksche mede
verantwoordelijkheid voor het niet optreden
van een parlementaire regeering.
Maar dit daargelaten, het is volkomen
verkeerd voorgesteld, dat de uilvoering der
aangenomen moties zou afstuiten op de zoo
genaamde schorsing van het parlementaire
stelsel. Dat kunnen alleen zij betoogen, die
een parlementair kabinet, en daaronder dan
te verstaan een kabinet, berustende op de
min of meer vaste samenwerking van groe
pen in de Kamer, beschouwen als een es
sentieel element van het parlementaire
stelsel. Die opvatting is echter ondeugdelijk.
Het wezen van het parlementaire stelsel is
slechts, dat er wordt geregeerd in overeen
stemming met de wenschen van de volks
vertegenwoordiging. Het veronderstelt niet
als noodwendigheid eene geregelde van
saamhoorigheid getuigende samenwerking
van bepaalde Kamergroepen, minder nog:
kabinetten voortgekomen uit zoodanige sa
menwerkende groepen.
De zienswijze yan den heer Albarda even
als die van den heer Marchant berust op
eene opvatting van het parlementaire stelsel
doordrenkt van de leer der volkssouvereini-
teit. In wezen wil men niet de Regeering la
ten regeeren, maar de volksvertegenwoordi
ging. Dit soort democratie als van princi
pieel verkeerde origine is niet die van spr.
Of de aanneming van moties als die van
de heeren Suring, ter Laan en Bulten, voor
een kabinet, niet bereid er rekening mede te
houden, politieke consequenties moet mede
brengen, hangt eenvoudig af van de vraag,
of het kabinet ze als moties van wantrou
wen beschouwt ten opzichte van zijn alge
meen regeeringsbeleid.
Zeker onjuist is de stelling dat de conse
quentie van de aanneming van moties zou
zijn, dat de meerderheid, die hare aanne
ming bevorderde, bereid zou moeten wezen
eene parlementaire meerderheidsgroepeering
te vormen. Het toevallig samengaan op som
mige, en zelfs gewichtige punten, brengt
niet als verplichting een samengaan ter
vorming en ondersteuning van een parle
mentair kabinet mede.
Of meent de heer Albarda serieus, dat
door een gemeenschappelijk gevoelen, uitge
drukt in de twee desiderata van de heeren
Suring en Bulten, een tot nu toe niet be
staande affiliatie tusschen socialisten en
katholieken zou zijn tot stand gekomen!
vraagt spr. Die afgevaardigde moest wijzer
zijn.
Zij die de katholieke fractie herhaaldelijk
verwijten, dat deze het parlementaire stelsel
ondergraaft, zijn werking frustreert, moeten
de hand in eigen boezem steken.
In een land met zoovele en in zoo velerlei
opzicht van elkander afstaande partijen als
hel onze behoort de samenwerking van par
lementaire groepen in meerderheidsforma
tie tot de uiterst moeilijke dingen. Het is al
verwonderlijk, dat men er zoo lange jaren
in is geslaagd. En het bevreemdt niet, dat
er tijden zijn, waarin dit onmogelijk blijkt.
Maar des te betreurenswaardiger is het, dat
sommigen eene samenwerking willen for-
ceeren. zonder aan te toonen dat daarvoor
een voldoende basis is. Parlementair samen
gaan moet groeien en worden; kan niet ge
dwongen worden. Het parlementaire stelsel
heeft er ook geen strikte behoefte aan.
Want niet-parlementaire kabinetten kun
nen ook goeden, wetgevenden zoowel als be-
sturenden arbeid verrichten, mits zij ge
vormd worden met inachtneming van het
geen er ten aanzien van bepaalde punten
van staatsbeleid leeft in de Volksvertegen
woordiging. Het ministerie-Cort van der
Linden en in zekere mate ook dit Kabinet
zijn er voor de hand liggende voorbeelden
van.
Slechts dan zou men ons met recht kun
nen aanwrijven, dat wij het parlementair
stelsel ondermijnden, wanneer er een parool
zou uitgaan tot de Katholieken; niet mede
werken aan een niet-parlemenlair ministe
rie. Totaal verstrikt in zijn onjuist doclri-
nairisme ten aanzien van den inhoud en de
werking van het parlementaire stelsel, deed
de heer Marchant aldus, toén hij in Februari
van dit jaar zijn geestverwanten toeriep: af
blijven van een eventueel kabinet-Limburg.
Voor de Katholieken echter is niet de
hoofdzaak, dat er parlementaire samenwer
king zij, maar dal er, natuurlijk met mede
werking van de Kamer, goed geregeerd
worde. Daarom deden in het begin van dit
jaar noch de heer Limburg, naar de pers
toen gewaagde, noch de heer de Geer, zoo
als is gebleken, tevergeefs een beroep op de
Katholieken voor de vorming van een niet-
parlementair Kabinet.
Als er dus op dit oogenblik iets niet sluit
in de werking van ons parlementaire stel
sel, is dit veeleer toe te schrijven aan hen,
die de taak van het parlement ten onrechte
aanziende voor de regeeringslaak, en zich
principieel kantende legen niet-parlemen
taire ministeries, onze fractie wilde dwingen
om zusje te worden van de vrijzinnig-demo
cratische en sociaal-democratische fracties.
Maar wij zijn vooralsnog niet gesteld op deze
intieme banden van bloed- of aanverwant
schap. En eene behoefte daaraan doel zich
op dit oogenblik niet gevoelen.
De heer AMKNT (R. K.) sluit zich aan bij
den heer Leenstra.
De heer HERMANS (R. K.) bepleit herzie
ning der classificatie der gemeenten in het
bezoldigingsbesluit. Waar fouten erkend
zijn, dienen zij fe worden hersteld.
De heer MARCHANT (V. D.) sluit zich aan
bij wal verscheidene leden betoogden ten -
aanzien van de wijziging der forensenbelas
ting. De aanneming van de moties Bulten
en Suring is volgens spr. een uiting van een
meerderheid der Kamer, die de onthoudings
politiek der regeering niet wil volgen. Hij
beschouwt die moties allerminst als leidra
den, waarmee men alleen bij onderwijs suc
ces heeft.
Voor het program, door spr. in de crisis
geschetst, is een meerderheid in de Kamer.
Dat dit juist is, bewijst de aanneming der
moties. De constilueering dezer meerderheid
wordt verhinderd door de Katholieke partij.
Dat is de levensbron van het intermezzo
kabinet. De Katholieke fractie maakte zich
vleugellam, maar doet zoo nu en dan een
poging om te vliegen. Zij fladdert dan met
moties, maar dit spel zal niet kunnen voort
duren. Niet de Kath. fractie, maar eenige
lo9loopende Katholieken hebben medege
werkt aan dit kabinet. De heer v. Schaik
miskendé bij de verdediging van zijn fractie
de beteekenis van het parlementaire stelsel.
Het volk zal ongetwijfeld toonen, dat het
van een zoodanig stelsel niet gediend is.
Minister DE GEER zegt dat de classifica
tie met betrekking tot de personeele belas
ting binnenkort zal tot stand komen. De
perceptiekosten van de belasting op plei-
ziervaartuigen slaan bij spr. niet vast. Spr.
is bereid de commissie inzake de tabakswet
met 2 leden uit de sigareninduslrie uit te
breiden.
De kwestie van de herziening der foren
senbelasting zal nog eens rustig moeten
worden bezien. Aan Ged. Staten is de vraag
voorgelegd of een inkomen van f 2000 als
grens moet worden gesteld of dat van alle
inkomens 2000 gulden zal moeten worden
afgetrokken.
Afschaffing van registratierecht voor
coöp vereen igingen zal overwogen worden.
De 9 millioen uit den vleeschacccijns kan
spr. nog niet missen. Wat den accijns op
het gedistilleerd betreft, inderdaad is de op
brengst zoo sterk gedaald, dat het motief,
waarmee de verhooging was ingesteld, niet
bereikt is. Spr. heeft overwogen den accijns
terug te brengen van 300 op 200 gulden. Ge
bleken is echter, dat op grond van bereke
ningen het grootste deel der drankbestrij
dersorganisaties z(ch tegen die verlaging ver
klaarden. Voor een deel is de verminderde
opbrengst te danken aan vermindering van
verbruik. Daarom is spr. op zijn voornemen
teruggekomen.
Er is gevraagd om steun voor opbouw
van het land van Maas en Waal. Den Mi
nister is geen enkele aanvrage bekend. De
ontevredenheid, dat de één iets te veel, de
ander iets te weinig kreeg, zou men steeds
hebben gehad Er is geen reden tot publiek
rechtelijk optreden.
De opmerkingen over de oud-gepension-
neerden hebben spr. verbaasd Het scheen
of er niets gebeurd was. terwijl toch de Ka
mer een ontwerp heeft aangenomen, waarbij
de oud-gepensionneerden gelijkgesteld wer
den met de oud-rentetrekkers.
Men heeft te veel op den voorgrond ge
steld dat hel naast zich neerleggen van mo
ties speciaal hel werk kan zijn van een
extra-parlementair kabinet. Een particulier
kabinet kan precies hetzelfde doen.
Een aangenomen motie is een wensch van
de Kamer. De regeering moet weten of zij
zich daarnaar kan gedragen. Het alterna
tief door den heer Albarda genoemd gaat
dan ook niet op. De regeering kan niet op
treden als typiste voor de Kamer.
Het komt spr .niet juist voor, dat een
deel der Kamer vóór de belastingverlaging
stemde en tevens voor de moties. Daardooi
is feitelijk de toestand ontstaan dat de mo
ties niet uitgevoerd kunnen worden.
Men moet niet zien naar een toevallig
overschot, maar naar het begrootings-
perspectief. Dit laat zulke uitgaven niet toe.
Spr. herhaalt, dat invoering van het ver
plichte 7e leerjaar zal voorafgaan aan ver
dere belastingverlaging. Ten aanzien der
ambtenaarssalarissen is de minister wel be
reid, een fout, die aangewezen wordt, te her
stellen, doch aan een algemeene verhooging
denkt hij niet.
De heer ALBARDA repliceert. Hij meent,
dat moties, die het regeeringsbeleid raken,
nief mogen worden opzij gezet.
De heer J. TER LAAN repliceert.
De algemeene beraadslagingen worden ge
sloten.
De vergadering wordt te ruim 7 uur ver
daagd tot Donderdag 1 uur.
RECLAME.
HET WOORD „VICTORIE"
behoort elke huisvrouw op haar ka
lender te zetten op den eers en dag,
dat ze de proet neemt met
Dubbeltjes Zeep en Dubbel
tjes Zeeppoeder, in de
blauwe verpakkiüg g
met roode
streep.
Wascholinefabriek Amersfoort.
EERSTE KAMER.
Wegenbelasting.
Verschenen ie hei Voorloopig Verslag
over het wetsontwerp betreffende het hel
fen van een belasting en treffen van ver
dere voorzieningen ten behoeve van open
bare verkeerswegen te land
Algemeen werd instemming betuigd met
het doel van dit ontwerp. Daarom waren
vele leden bereid, zich neer te leggen bij
de wijze, waarop in dit ontwerp woruc
getracht, de middelen voor de verbete
ring der openbare verkeerswegen te vin
den, ofschoon zij van oordeel waren, dat
die groote onbillijkheden met zioh mede
brengt.
Enkele leden begrepen niet, waarom in
dertijd de tollen zijn afgeschaft, als er nu
weder in anderen vorm speciale bijdragen
voor onderhoud van wegen moeten worden
gevraagd. Andere leden daarentegen juich-
ton de afschaffing der tollen toe, in ver
band met het moderne snelverkeer. In-
tussohen vroegen vele leden zich af, of de
vroegere tolheffing niet billijker werkte
dan de thans voorgestelde belastingen.
Wat betreft de nieuwe belasting der mo
torrijtuigen, achtte men het o.m. niet
juist, dat als maatstaf het gewicht van de
auto wordt genomen, in plaats van ook re
kening te houden met het aantal afgelegde
kilometers. Hiertegen werd anderzijds be
toogd, dat de gewichtsmaatstaf Se meest
juiste is.
Een ander bezwaar werd gezien in de
meervoudige heffing van automobielen.
Eenige leden betreurden dat de paarden-
tractie in de belasting niet is betrokken.
Andere leden konden dat gevoelen niet
deelen. Ook tegen vorming van speciale
fondsen uit de opbrengst van bepaalde be
stemmingsbelastingen werd bezwaar ge
maakt. Daartegenover werd opgemerkt,
dat het hier alleen geldt fondsvorming door
afzonderlijke boeking. Al het geld zal in
de algemeene schatkist worden gestort.
Eenige leden aohtten het wenschelijk,
dat in het Wegenfonds alle belastingen
op auto's werden gestort en zij vroegen
iu du verband een opgave van de totaal
bedragen, die uit de personeele belasting
ten aanzien van auto's worden geïnd. Ook
achtten zij het een groot bezwaar, dat de
overgangen over de groote rivieren voor
rekening van hét wegenfonds worden ge
bracht.
Een der leden aohtte het feit, dat naast
een primair net van 3000 K.M. op een se
cundair net van al echts 2000 K.M. zou
moeten worden gerekend, een vergissing
van verre strekking. Voorts zouden o.m.
de voor Noord- en Zuid-Holland genoemde
weglengten niet juist zijn.
Verscheidene leden waren van oordeel,
dat door de wijziging van het karakter der
RijwielbelaBting de gebruikers van rijwielen
onbillijk worden bejegend en dat deze zoo
spoedig mogelijk moet worden afgeschaft.
Andere leden merkten op, dat er toch ook
meer en meer speciale rijwielpaden worden
aangelegd en wegen worden verbreed, even
zeer in het belang van de wielrijders, ter
wijl de rijwielbeia-sting weinig drukkend is.
WATERSTAATSBEGROOTING.
De heer Kuiper c.s. heeft een amende
ment ingediend op de Waterst-aatsbegroo-
ting 1927 en wel om in te voegen een
nieuw art. 272a, waarbij pro memorie een
post wordt opgenomen voor uitkeeringen
op pensioengerechtigden leeftijd aan ge
wezen ambtenaren en beambten van de
Holl. Spoorwegmaatschappij, die onder de
voormalige pensioenbepalingen, wegens
betrekkelijk kleine vergrijpen oneervol zijn
ontslagen.
JHR. DR. JAN SIX. f
Te Amsterdam is in den ouderdom van
69 jaar overleden jhr dr. Jan Six, Heer
van Hillegom oud-hoogleeraar aan de
Universiteit te Amsterdam.
De overledene was ridder in de orde van
den NederL Leeuw en Commandeur in de
.Orde yan Oranje Nassau»
DE OUDERDOMSWET.
De Minister van Arbeid» H. en N. heeft
met ingang van 1 Jan. 1927 ingetrokken
zijn beschikking van 13 April 1923 en,
met ingang van dien datum, den leeftijd
als bedoeld in art. 10 der Ouderdomswet
1919, bepaald op elk der leeftijden in ger
beele jaren, liggende tusschen den- 55-
jarigen eo den 65-jarigen leeftijd, de beide
laatstgenoemde leeftijden daarbij inbegrepen.
DE TREIN-ONTSPORING BIJ OVERVEEN.
Gistermorgen is te Haarlem het onderzoek
aangevangen naar de oorzaak van de trein-
ontsjKiring, de vorige week bg Overveen.
Een uitgebreide commissie begaf zich naar
de plaats van het onheil. Geconstateerd
werd, dat het ongeval is toe te schrijven aan
verkeerden wisselstand; echter bleek tevens,
dat de wissel wel was overgehaald. Dus
wordt thans onderzocht, waaraan het ia
toe te schreven, dat, ondanks liet over
halen van den hefboom de wissel niet ge
werkt heeft.
NIJVERHEIDSRAAD.
Daar gebleken is, dat van de regeling
betreffende het verleenen van gedeeltelijke
staatsgaranties voor uitvoer-transacties
slechts een bescheiden gebruik wordt ge
maakt, heeft de Ngverheidsraad aan de
organisaties, waaruit hij is samengesteld,
verzocht, b^j haar leden een onderzoek in
te stellen of de industrie wel behoefte aan
zulk instituut heeft
Aan zijn vaste commissie voor de In
directe Belastingen heeft de Raad opge
dragen,' een onderzoek in te stellen naar
de werking van den accijns op gedistil
leerd.
Indertijd heeft de Nijverheidsraad aan
een uit zijn midden benoemde commissie
opgedragen, om den invloed van de daling
van buitenlandsche valuta op de NederL
industrie te bestudeeren. Kort daarna heeft
de Minister van Arbeid, H. em N. tot (too
Nijverheidsraad het verzoek gericht, mede
werking te verleenen bij het onderzoek, dat
genoemde Minister en diens ambtgenoot van
Financiën en van Buitenlandsche Zaken
hadden toegezegd, te zullen instellen naar
aanleiding van de vragen van het lid der
Tweede Kamer, den heer dr. L. G. Korten
horst, betreffende den abnormalen invoer
uit België en Frankrijk en de daaruit voort
vloeiende nadeelige gevolgen voor de Ned.
industrie. In overeenstemming met dit ver
zoek hooft de commissie bij verschillende
takken van nijverheid een onderzoek ing-e-
stela. Het resultaat is neergelegd in een
zeven tiental rapporten, met welker inhoud
Raad zich, na aanbrenging van enkele kleine
wijzigingen heeft vereenigd. Deze rapporten
zjjn tegelijk met een daaruit opgemaakt
overzicht aan den Minister van Arbeid too
gezonden.
Voorts heeft de Raad reep. den Minister
van Arbeid en den Minister van Waterstaat
op hun verzoek van voorlichting gediend
b^j art 17 der Warenwet en over de ber
noeming van een lid en twee plaatsver
vangende leden van den Spoonvegraad.
DECONTRACT-ACTIE
IN DE BOUWVAKKEN.
Naar wij vernemen hebben de patroons
organisatie in de bouwvakken zich in c«n
schrijven aan de gecontracteerde werkne
mersbonden bereid verklaard de volgende
week Woensdag besprekingen te houden
over de huidige situatie in de bouwvak
ken. De besprekingen zullen editor los van
de wederzijdsche vooretellen moeten staan.
(„Tel.")
HET BEZOEK VAN DE HANNOVER.
Bij de aankomst van het Duitse he slag
schip Hannover voor IJmuiden werden zoo
wel op het schip als door het fort 21 saluut
schoten gelost.
In de IJ muider haven begaf de Duitsche
vice-consul Bakker zich aan boord. Het was
kwart over 1 toen het slagschip te Amster
dam gemeerd lag.
Van de Nederlandsche marine was geen
oorlogsschip aanwezig, terwijl van het voor
nemen om een paar torpedobooten te sturen
was afgezien.
Ter officieele begroeting begaven zich aan
boord de Duitsche vice-consul dr. Gisseling,
de luitenant ter zee Hendrikse, die door de
Nederlandsche marine aan den comman
dant van de Hannover, Tillesen, is toege
voegd, de havenmeester, de heer van de Poll
en de vertegenwoordiger van den comman
dant der marine te Amsterdam. Namens het
gemeentebestuur hield de heer van de Pol
een korte begroetingstoespraak tot comman
dant Tillesen.
De belangstelling van het publiek aan den
wal was zeer groot.
Te circa half drie begaf commandant Til
lesen zich aan wal om teeenbezoeken af te
leggen, o.m. aan den burgemeester, den com
mandant der marine, den stellingcomman
dant en den havenmeester.
De Hannover, die op bepaalde tijden te
bezichtigen is, zal Woensdag 15 dezer te
acht uur 's morgens vertrekken.
De audiëntie van den Min. van Ma
rine zal 13 December niet plaats hebben.
SCHOOLBADEN EN VERKEERSGEVAREN.
Naar aanleiding van de behandeling van
de begrooting in den Leidschen gemeente
raad bepaaldelijk het gesprokene bij uit
gaven, volgn. 428 (schoolbaden) schrijft ons
de heer H. J. J. P., dat hij zijn kinderen, die
in de, Paul Krugerstraat schoolgaan, graag
een Gem. schoolbad zou laten nemen, doch
hij heeft er bezwaar tegen, dat de kinderen
om 4 uur, die er om 3 uur onder geleide
heengebracht worden, aan hun lot overge
laten worden, daar zij op dit drukke uur en
in deze drukke omgeving licht een ongeluk
zouden kunnen krijgen.