RADIO-PROGRAMMA hebben de verplegers thans 56 uur week, maar wanneer men den slaap- eaat mederekend, komt men in de prak- -,k tot 60 uren Spr. is van meening, dat fit een andere arbeidsindeeling heel wat de goede richting zou zijn te berei- ejL Verkorting van den arbeidsduur, is t alleen een personeelsbelang, maar ook gestichtsbelang. De heer WEITKAMP (C.-H.) bespreekt e landbouwtoestanden in Veenhuizen. pr, acht het twijfelachtig of de hooge osten, welke daarvoor worden uitgetrofc- en, wel opwegen tegen het voordeel, dat et dit bedrijf wordt bereikt. Het gaat r alleen maar om, de tijdelijk in het ge- jcht verblijvenden niet aan het werk te twennen. Spr. is van meening, dat mon t beste zou doen, het landbouwbedrijf, aar op te heffen en de boerderijen te erhuren. De Minister van Justitie, de heer DON- iKR zegt, de zaak van het gevangenis- aderwijs reeds bij hem in onderzoek is. en moet bij dit onderwijs er rekening ee houden, dat het gemiddelde peil van utwikkeling door vele gevangenen reeds bereikt, en dat deze behoefte hebben n eenige meerdere ontwikkeling. Spr. 1 gaarne aan deze zaak zijn aandacht ijden. Een andere kwestie is, of tege- ■tkoming aan deze wenschen zich wel rdraagt met het cellulaire stelsel. Deze aag doet zich eveneens voor bij de door j. Meyer gewenschte lichamelijke oefe- Deze kwestie zal derhalve ernstig moe- - worden onderzocht. Wat de tijdelijke olpschrijvers betreft, zal kunnen worden erwogen, om aan hen, die reeds langen 'd als zoodanig werkzaam zijn, een vaste nstelling te geven. Voorts zegt spr., da-t volgens den opzet t de taak van de gestichtsraden behoort e vraag welke gedetineerden voor gunsten aanmerking komen. Spr. houdt zich aan- volen voor mededeelingen, wanneer larvan wordt afgeweken. De opmerking voorts van den heer Klee- koper, dat het personeel in de colleges m toezicht vertegenwoordigd moet zijn, :mt spr. een gedachte, waarover later wel eens te praten zou zijn. Overi- ns dient men volgens spr. de colleges an regenten niet op zoo krasse wijze af kammen. De gedachte, dat aan deze erlijke colleges zoo grooten invloed op overheids-instelling is toegekena, oemt spr. op zich zelf sympathiek. Overgang van het thans bestaande stel- I tot commissie van toezicht, zooals de eer Kleerekoper wenscht, zou naar spre- ers oordeel verschillende moeilijkheden et zich brengen. Wat den werktijd van het verplegend rsoneel aangaat, zegt spr. dat deze -ds is teruggebracht vergeleken bij vroe- er. Thans werkt het personeel als regel uur. Inderdaad was een 51-urige werkweek uitzicht gesteld, doch de financieele standigheden lieten uitvoering van dio >ezeggmg niet toe. Ook thans is de finan ce toestand nog niet zoodanig, dat aan toezegging gevolg kan worden gegeven, de dienstregeling heeft het personeel grooten invloed. De arbeidsverdeeling nidt echter voor een groot deel verband ■et de vraag, welke arbeid moet worden erricht. We hebben dus met alleen te doen et de kwestie der personeelsverhouding. oorts zegt spr. niet zonder eenige ver wondering den heer Weitkamp te hebben ehoord. Het bedrijf wordt natuurlijk zoo econo misch mogelijk beheerd, doch de opzet ain de landbouw- en industrieele bedrij- fen is, dat de gedetineerden te werk moe ten worden gesteld, om ze dienstbaar te maken aan de reclasseenng. De heer KLEEREKOPER (S.D.A.P.) fepliceert. Wanneer het personeel meent, dat het bij onderling overleg zou kunnen komen lot minder arbeidstijd, vraagt spr., om dat personeel dit dan eens te laten probeeren. Mej. MEYER (R.-K.j vraagt den mi nister in Rotterdam een proef te nemen m de richting als door haar aangewezen. De heer WEITKAMP (C.-H.) zou het venschelijker vinden om de gedetineerden 'e werk te stellen bij heide-ontginning. Daarvoor worden met zulke hooge bedrar gen gevraagd als thans. De MINISTER dupliceert. Spr. zegt, dat nog nader onderzocht zal worden, of aan <kn wensch van mej. Meyer gevolg kan ïorden gegeven, zonder dat meerdere fi nancieele kosten noodig zijn. Wat Veen- buizen betreft, hier wordt getracht zoo zuinig mogelijk te werken. Bij art. 47 merkt de heer VAN DER HEYDEN (S.D.A P.) op, dat de dokter van •Wg niet altijd in de gelegenheid is. den okter van het 2e gesticht te vervangen. Bet is verschillende keeren voorgekomen, •lat er een dokter uit Assen moest komen. De thans bestaande toest-and geeft geen bevrediging. Spr. dringt er bij den minister rP aan, den geneesheer van het 2e ge dicht de geheele praktijk op te dragen, aarbij hem vergunning zou kunnen wor- II gegeven, in het doktershuis van het gesticht te wonen. De MINISTER zegt, dat het groote voor del van 2 geneesheeren is, dat wanneer •;t noodig is. uitwisseling kan plaats beb- -n Het college van regenten heeft spr. ge viseerd, de proef, welke genomen wordt •Azake de medische behandeling, nog voort k zetten. Bij de achtste afdeeling (kosten van het Rijkstucht- en Opvoedingswezen) zegt de h*r KLEEREKOPER (S D. A. P.) te zul- n opkomen tegen elk streven om het aan- V Rijksopvoedingsgestichten terug te bren- van 3 op 2. Voorts merkt spr op. dat de 1 ')ksopvoedingsge9tichten worden belast fnet de exemplaren welke de particuliere stichten niet kunnen gebruiken. De Rijks- plichten ondervinden daar wel degelijk 'c'n nadeeligen invloed van. De heer DROP (S. D. A. P.) zegt. dat pn diep doordrongen behoort te zijn van 'e laak. welke de overheid heeft voor den ^2 voor het verwaarloosde kind. De mi nister van Justitie kijkt volgens spr. echter in dit opzicht meer naar wat bezuinigd kan worden dan naar wat er voor deze verwaar loosde kinderen behoort te worden gedaan. Spr. zegt groote waardeering te hebben voor hetgeen vele menschen in de vereenigineen in het belang van het verwaarloosde kind hebben gedaan. De ingevoerde bezuiniging acht spr. voor de jeugdzorg fune9t. Thans betaalt het Rijk voor uitbestede voogdijkinderen 63 cent oer dag voor kinderen van 8 tot 14 jaar. 75 cent voor kinderen van 14 tot 17 jaar en 25 cent voor ouderen, van wie verondersteld wordt, dat zij er iets bij kunnen verdienen. Deze bedragen acht spr. te gering en van nadee- ligen invloed op het werk van de Voogdij raden. Het komt spr voor dat elke bpper- king van den plicht welke ten deze op de regeering rust, met een beroep op den finan- cieelen toestand van 's Rijks schatkist, niet verdedigbaar is. Voort9 vraagt spr. of het ten aanzien van de plaatsing der kinderen niet rationeel zou zijn, de bevoegdheid van den kinderrechter uit te breiden. De door gevoerde bezuiniging heeft ook op een an dere wijze verkeerd gewerkt, n.l. in dien zin. dat door het Algemeen College voor het Rijkstucht- en Opvoedingswezen de vroe gere bestaande insp tién zijn opgeheven. Verder vraagt spr. den minister zich uit te spreken ten aanzien van één punt. waar over de wet ons in het onzekere laat. Het betreft hier de poging van uit de ouderlijke macht ontzette ouders tot herstel. Voor het geval, dat dit geschiedt op eerbiedwaardige wijze, zou spr. de mogelijkheid van dat herstel in de wet willen zien opgenomen. De heer BULTEN (R. K(slecht te ver staan) herinnert aan den aandrang in het voorloopig verslag tot verbetering van het observatiewezen, waarbij spr. zich aansluit. De observatiehuizen beoogen om de kinde ren met werkzaamheden bezig te houden, doch niet om ze voor de practijk op te lei den. Spr. wijst verder op het verschil in verlofdagen van het verplegend personeel in de verschillende opvoedingsgesticht. De opleiding van abnormale kinderen werkt vermoeiend. De verlofdagen moeten niet te schriel worden toegemeten. Waarom wordt op de Kruisberg niet, evpnals te Amersfoort en Avereest een vrijen dag op de zes werk dagen aan het personeel gegeven? Nog wijst spr. op de wenschelijkheid de groepssterkte bij het onderwijs in de Rijks opvoedingsgestichten te verkleinen, in het belang van het onderwijs der pupillen. Mej. KATZ (C. H.) bespreekt de kwestie der verdeeling van de kinderen over de ver schillende gestichten. De Minister dient principieel te erkennen, dat de in 1921 ge troffen maatregel niet voldoende is uitge voerd. Als er goede particuliere observatie- huizen bestaan, waartoe is dan noodig dat de kinderen in de Rijksopvoedingsgestichten ook worden geobserveerd? Worden de kin deren in bijzondere inrichtingen geobser veerd dan zal dat leiden tot vermindering der kosten. Voorts zou spr. gaarne zien, dat de regeering zich meer rekenschap gaf van meer organisatie. Ook dit ligt op den weg der regeering. De heer SNOECK HENKEMANS (C. H.) brengt den minister dank voor de in de sub sidie gebrachte wijziging, als gevolg waar van thans zooveel mogelijk subsidie zal worden verleend naar behoefte, Spr. schaart zich aan de zijde van die leden, die er bij den minister op aandringen om niet te spoedig over te gaan tot ophef fing van één der drie Rijksopvoedingsge stichten, aangezien daardoor zou worden bemoeilijkt de verdeeling der jongens over de gestichten. Bij deze verdeeling dient men overigens niet te machinaal te werk te gaan. De geaardheid van het kind moet over deze plaatsing beslissen. Men kan deze te weten komen door onderzoek of door observatie, waarbij men moet trachten een zoo juist mogelijk inzicht te krijgen in het karakter en van de eischen van den jongen. De MINISTER zegt dat het feit, dat er 3 gestichten zijn voor jongens, als voordeel heeft, dat er een zoo groot mogelijke diffe rentiatie kan plaats hebben. Daartegenover staat echter, dat het aan tal ter beschikking van de regeering ge stelde kinderen afneemt. Ook in verband met die afneming zijn reeds vroeger ge stichten gesloten. Wat de observatie betreft, merkt spr. op dat de jongens, die in Doetinchem worden geobserveerd, slechts een gedeelte vormt van het aantal der ter beschikking gestelde kinderen. Inderdaad vertoeven daar wel kinderen, die reeds eerder geobserveerd zijn. en het is wel voorgekomen, dat men daarna in Doetinchem tot een gewijzigd inzicht kwam. Wat betreft de voogdijkinderen merkt de Minister op, dat het stelsel van de regee- ringszorg in deze niet is, om den vollen kostprijs te betalen, doch om het particu lier initiatief te steunen. Wat betreft de ouderlijke macht, zegt spr. van meening te zijn. dat deze zoo lang mo gelijk moet worden uitgeoefend. Wanneer het belang van het kind evenwel ontzetting eischt, moet de rechter ingrijpen. Ten aanzien van de distributie zegt de Minister, dat in de practijk de rechter de keus heeft tusschen plaatsing in een Rijks opvoedingsgesticht of een tuchthuis. Bij de 9e afdeeling (Reclasseering^ merkt de heer KLEEREKOPER (S D. A P.) op, dat de voor dit doel beschikbare middelen niet voldoende zijn. De gelijkheid van de wet wordt geheel weggenomen, wanneer de toestand zooda nig is, dat in het eehe deel van het rechts gebied reclasseering mogelijk is, terwijl dit in een ander deel van dat rechtsgebied niet mogelijk is. Voorts zegt spr., dat het werk van de Rijksopvoedingsgestichten nuttiger zou zijn, wanneer men daar had een ge neesheer, die het laatste bedriif kan vol tooien. Aan de gestichten moet zijn een ambtenaar, die speciaal werk van de re classeering maakt, om rustig de plaatsing van de jongens in de maatschappij voor te bereiden. De MINISTER merkt op, dat inderdaad 't instituut der reclasseering in sommige ar rondissementen verschillend beoordeeld wordt. Wat betreft den wensch van den heer Kleerekoper over een specialen reclassee- ringsambtenaar merkt spr. op, dat er in ons land 3 Rijksagenten werkzaam zijn met be trekking tot het voorwaardelijk ontslag. De begrooting wordt daarna z.h.s. aange nomen. DE POSTBEGROOTING 1927. Aan de orde is vervolgens de begrooting voor Posterijen voor 1927. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer VAN AALTEN (V.D.) bespreekt de weder-invoering van rente bij den Post cheque- en Girodienst. Spr. wijst op het ver slag van den Directeur van dezen dienst over 1925'26, waarin deze op blz. 105 op merkt. dat vele rekeninghouders hun reke ning opzeggen, omdat er geen rente wordt gegeven. Op blz. 106 zegt de Oirecteur, dat veron dersteld wordt, dat, wanneer eenige rente zou worden vergoed, de saldi van de post rekeningen wel grooter zouden zijn. Spr dringt er bij den minister op aan, spoedig weder-invoering van een kleine ren tevergoeding te overwegen en zoo spoedig mogelijk een voorstel van die stichting aan het oordeel van den Sta ten-Generaal te on derwerpen. De heer KRIJGER (C.H.) betuigt zijn in genomenheid over de voorgenomen tariefs verlaging. al is spr. te dien aanzien nog niet geheel tevreden. Spr. verzoekt den minis ter te willen toezien, dat de bedrijfsresulta ten niet ongunstig worden beinvloed, te meer waar een commissie met het oog op mogelijke verdere tariefsverlaging een on derzoek naar deze bedrijfsresultaten zal in stellen. Voorts wijst spr. op het ongerief, dat de drukkersbedrijven hier te lande ondervin den van de speciale uitzonderingsregeling tusschen Duitschland en Oostenrijk. Tenge volge daarvan wordt ons land overstroomd door millioenen drukwerken uit het buiten land. Daarom bepleit spr. verlaging van het ta rief voor drukwerken teneinde voornoemde stukken die nu uit het buitenland, weer voor het binnenlandsche drukkersbedrijf te winnen. Spr. beveelt deze quaestie aan in de aandacht van de Commissie voor de Werk verruiming. Voorts wijst spr. op enkele ge vallen van.late postbezorging. Couranten die 's middags om 3 uur in den Haag worden gepost voor Schagen, worden daar eerst den volgenden morgen bezorgd. Tenslotte zegt spr. van oordeel te zijn, dat de Postchèque- en girodienst niet moet op treden, als beleggingsinstituut. Daarom moet rentevergoeding achterwege blijven. De heer DROP (S.D.) merkt op, dat het personeel er recht op beeft te weten, hoe het staat met het rapport-Nolting. De minister dient te zeggen, of de in dat rapport vervatte denkbeelden al dan niet zullen worden ingevoerd. Bijzonder onzeker is de toestand voor de commiezen-titulair, in verband met de vraag, of zij al dan niet benoembaar zijn tot directeur. Deze quaestie geeft vaak aanleiding tot een feilen strijd tusschen de commiezen en de Commiezen-titulair. Voorts houdt de vraag over de denkbeel den in het rapport-Nolting verband met de positie van het geheele personeel, speciaal met die van het lager personeel. De toestand voor dat personeel is thans buitengewoon onzeker. In verband hiermede herinnert spr. aan de aangenamen motie-Bulten tot uitkeering van 5 pCt. als toelage over 1926, welke mo tie naar sprekers meening insluit de inge trokken motie-ter Laan tot herziening van het Bezoldigingsbesluit. Wat voorts betreft de positie van de kan toorhouders, zegt spr. dat dezen zich groote offers hebben getroost en dat daarmede re kening behoort te worden gehouden, bij hun bezoldiging. In 1925 werden deze salarissen reeds verlaagd, terwijl thans weder aan een nieuwe vermindering wordt gedicht, en spr. vraagt den Minister zijn standpunt tin deze duidelyk mede te deelen. De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) sluit zich aan bq den aandrang van den heer Drop inzake het rapport-Nolting. Het komt spr. voor, dat de Minister nu lang genoeg heeft overwogen. Spr. vreest, dat de Minister ten aanzien van deze materie nog eens beslissingen zal nemen, zonder van t9 voren daarover met de Kamer te hebben overlegd. Waar het hier om groote belangen gaat, vraagt spr. of het niet mogolyk is, dat, voordat de denkbeelden zijn verwezenlijkt, een behoor lijke beraadslaging kan worden gehouden over het rapport-Nolting. Verschillende maatregelen, die nu als tijdelijk worden aangekondigd, zjn toch be langrijke onderdeden van het rapport, bijv. de éénhoofdige leiding en de verandering van kantoren, bijv. van bijkantoren in hulp kantoren. De Minister blijft overwegen, doch al overwegende worden de verschillende dank beelden reeds uitgevoerd. Alleen ten opzichte van het personeel geschiedt dat met. Wanneer de Minister de denkbeelden van het rapport overneemt, zal hij ook moeten komen tot de organisatie van het personeel, welke in het rapport wordt geregeld. Maar op het oogenblik is de toestand van hot personeel meer dan onzeker. Voort3 bespreekt de heer Van Braam beek de kwestie van den 3-besteIlingcndienst. De dienst- en rusttijden van het personeel zijn zeer ongunstig geregeld en de daarop betrekking hebbende voorschriften zijn zeer onvoldoende. Telkens komt men tot over schrijding van de diensttijden. Spr. hoopt, dat de Minister zijn aandacht aan deze kwestie zal wijden en dat we zulieD krijgen een helder systeem voor de dienst en rusttijden. Ten aanzien van de rentevergoeding van den Postchèque- en Girodienst sluit spr. zieh aan bij hetgeen hierover door den heer Van Aal ten is gezegd. Het is niet denkbaar, dat men een giro- beuryf heeft zonder gelegenheid voor de posito. Door afschaffing van de rente zal het niet monopolistisch staatsbedrijf ten op zichte van particuliere banken in een bui tengewoon ongunstige positie worden ge bracht Op allerlei manieren tracht men hert girobedrijf in een ongunstige positie te brengen. Spr. acht dit geheel onjuist en is van meening, dat men aan dit bedrijf de ge legenheid voor concurrentie niet mag ont nemen. De heer OUD (V.-D.) heeft met genoegen vernomen, dat nu eindelijk eens een be slissing is genomen over de leiding van het bedrijf. Spr. verheugt zich daaroverte meer. omdat de Minister de voorkeur heeft gegeven aan de éénhoofdige bedrijfsleiding. Ir verband hiermede vraagt spr. of de minister niet een stap verder kan gaan eu wed ten opzichte van de instelling van een Raad van Advies. In den Raad van Advies moeten ook ver tegenwoordigers van het personeel worden opgenomen, omdat daarbij zeer groote personeelsbelangen betrokken zijn. Het rapport-Nolting spreekt alleen van een lid, bekend met de interne aangelegen heden van het bedrijf, welke in den Raad zou moeten worden opgenomen. Het koml spr. evenwel voor, dat daarmede niet is bedoeld een vertegenwoordiger van h°t personeel. We hebben thans een commissie van ad vies, waar toevallig een vacature is voor de vertegenwoordiging van het personeel. Toen spr. vroeg waarom deze vacature niet werd aangevuld, werd hem geantwoord, dal deze commissie toch niet lang meer zou b*. slaan. Dit motief acht spr. echter onbegrij pelijk. Spr. wenscht ten minste 2 vertegenwoor digers van het personeel te zien opgenomen in den in te stellen Raad van Advies. Voorts bespreekt de heer OUD de salaris regeling van het postpersoneel. In die rege ling zit nog een plooi, welke blijkbaar bij het gladstrijken der plooien is vergeten. De postbestellers zijn in een tweeslachtige po sitie. Ze zijn ambtenaren, doch wat de be zoldiging aangaat zijn ze gebracht bij de Rijkswerklieden. Ten aanzien van den arbeidstijd zijn de bestellers echter weer niet gelijk aan da werklieden; de laalsten werken 48 uur en de bestellers 51 uur. Ook de Commissie van Overleg heeft met algemeene stemmen besloten, dat het wen- schelijk was, den bestellers een jaarloon te geven van f 1800 of. wanneer dat niet gaat, een verhooging van 96 cent per week. Verder merkt spr. op, dat de commiezen- titulair door het rapport-Nolting ernstig in het gedrang zullen komen. De commiezen-titulair zullen dan worden beheerders van een bijkantoor, een positie, welke geheel verschilt van die, welke hun in het vooruitzicht was gesteld. Wat betreft de kantoorhouders, kan spr. zich aansluiten bij wat de heer Drop daar over heeft gezegd. Bij de Kamer is een 'adres ingekomen, waaruit blijkt, dat voor de 3de en 4de klasse der kantoorhouders weder een salarisver laging van I2V2 pCt zal worden toegepast. Mej. WESTERMAN (V.-B.) komt op voor de groep oud-directeuren en oud-commiezen wier belangen zij bepleit. Spr. zegt verder van meening te zijn, dat de luchtpost zeer onpraclisch is ingericht. Aangedrongen moet worden op vlugger ver binding met de vliegvelden in Engeland. Wanneer de luchtpost niet anders wordt in gericht. zal deze dienst nooit in de behoefte kunnen voorzien. Voorts raadt spr. den Minister groote voorzichtigheid aan ten opzichte van op heffing van kantoren op het platteland, in het bijzonder van dat te Sommelsdijk. De heer WEITKAMP (L -II.) bespreekt de waarneming van vacante kantoorhou- dersplaatsen. Deze vervanging kost het Rijk telkenjare veel geld, evenals de vervanging op groo- tere kantoren. Wat betreft de telefoonkwestie, vraagt spr. den minister te zorgen, dat in alke plattelanderbuurtschap tenminste één goede telefonische verbinding aanwezig is. De heer LANGEMAN (C.-H.) onder streept enkele reeds ter sprake gebrachte personeelbelangen, o.a ten aanzien van de kantoorhouders. Spr. vraagt of aan de wenschen van de kantoorhouders niet eenigszins tegemoet kan worden gekomen. De heer VAN GIJN (V.-B.) spreekt over den Postchèque- en girodienst. Spr. is van oordeel, dat deze dienst groote con currentie aandoet aan de plakzegelbelaa- ting. Dit acht spr. zeer irrationeel, omdat het saldo van den dienst wel zal zijn ont trokken aan de plakzegelbelasting, Spr. is van meening. dat het publiek een zeker bedrag moet betalen, b.v. 5 cent per giro. Voorts is spr. van oordeel, dat het niet wenschelijk is, dat deze dienst zich zal gaan opwerpen als een bank. Dit zou be- sJist schadelijk zijn. Thans zijn er veel menschen in de pro vincie, die geld beschikbaar hebben en dit tegen rente aan anderen leenen. Deze „provinciale bankiers' zou spr. gaarne willen üelpen, en daarom moeten zij niet kunnen zeggenLaten we ons geld maar brengen bij den girodienst, want daar krijg je ook rente Rentevergoeding door den Postchèque- en girodienst is beslist ongewenscht. De heer SMEENK (A R) merkt op dat helaas niet is verwerkelijkt de illusie, dat de Kamer zich niet meer zou hoeven bezig te houden met de salarissen, du daarvoor commissie van overleg zijn ingesteld. Wat betreft den in te stellen Raad van Advies zegt spr„ dat, wanneer deze Raad goed wil functionneeren, het dan beslist noodzakelijk is, dat daarin vertegenwoor- gers van het personeel zijn opgenomen. Voorts onderstreept spr. de gemaakte opmerkingen over de oud-directeuren. De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer VAN DER VEGTE, bespreekt aller eerst de postgiro. Spr. is het niet eens met de stelling van den heer Van Braambeek, dat, omdat er veel geld ligt, de dienst een deposito- bank is. Dat is ook nimmer de bedoeling geweest Toch kan men we! zeggen^ dat, omdat er zooveel millioenen liggen, het mllgk is eei) kleine rente te geven. Hoe spr. over deze rente denkt, Kan hy thans nog niet zeggen. Uit een audiëntie van bankmenschen uit de provincie is spr. gebleken, dat hy gerust 1 pet. rente zou kunner toekennen. Ook van verschillende andere zyden heeft 9pr. gehoord, dat be leggers prijs stellen op een kleine rente, ai was het dan ook slechts 1 pet. Zoodra de Postraad aanwezig zal zyn, zullen alle zaken, waarover vanavond ge sproken is, worden afgedaan en wanneer spr. het volgend jaar oog de begrooting zal mogen verdedigen, zullen alle beslis singen genomen zyn. Spr. zegt voort medelyden te hebben met de oud-directeuren, doch deze ver keer en in een buitengewoon uitzonderlijke positie». Met hen is evenwel niet onrechtvaardig ge handeld. Wanneer deze menschen echter zouden worden geholpen en daarnaar wordt een onderzoek ingesteld zullen we! vele andere wachtgelders met cK-zelfde wenschen komen. Wat betreft de tarieven zegt spr., dat met kracht naar verlaging moet worden gestreefd. Hieraan hoopt spr. zyn krachten het volgend jaar te wijden. Ten aanzien van de drukwerken zegt spr., dat, wannter de tarieven worden verlaagd, dan zullen d*e landen, waar die drukwerken zullen worden heengezonden, op hun beurt eenzelfde behandeling in ons land moeten ondervinden. Er. dan zouden we er al heel weinig mee opschieten. Over de personeelsbelangen zegt spr. voorts, dat er geen beloLe van lotsverbete ring voor de bestellers is gedaan. Evenals sprekers voorganger dan kon doen, kan spr. dat nu doen, met het oog op de finan- ciën. Spr. kan bovendien uit de salarisregeling die als één onverbrekelijk verband moet worden beschouwd, niet één groep lichten, en daarvoor de S3larieering herzien. De heer Van Braamheek heeft gespro ken van een vergeten plooi. Warneer hier werkelyk onrecht zou zijn gedaan door het niet-gladstryken van die plooi, zou spr. dit wel willen herstellen, doch hn is er nog met zoozeer van overtuigd, dat hem dit zal gelukken. Wat het rapport-Nolting betreft, zegt spr. thans nog niet te kunnen zeggen, hoe hy daarover denkt. Men moet spr. tjjd en gelegenheid laten, over deze denkbeelden zyn standpunt te bepalen en spr. gelooft, dat de Kamer, wanneer de badissir.gen zyn genomen, daarmede evenzeer zal instemmen, als zij heeft gedaan met sprekers besluit ten aanzien van de leiding van het bedryf. De begrooting wordt z. n. st. aangenomen. De VOORZITTER verdaagt na 2 uur de vergadering tot Vrijdag 2 uur. VOOR ZATERDAG 4 DECEMBER. Hilversum (1050 M.). 12 u.: Politieber. 4f.30: Pianoconcert door Betsy van Praag. 4.305 uur: Concert door het II. D. O.-orkest. Weener walzen van Lanner tot Lehar (Ertl. Millöcker. Zeiler). - 55.30 Duitsche les voor beginners. 5.30—6 uur; Fransche les. voor beginners. 66.45: Concert door het H. D. O.-orkest. Ope rette-programma. 6,457.45: Boekhoud- les. 7.45: Politieber. 8 uur: Persber. 8 10: V. A. R. A.-uitzending. Mej. Marie de Lange, sopraan. Mej. J. Prins, viool. De heer J. Rodrigues, piano. De heer A. de Swarte, cello. Hr. Th. Thijssen, Voorlezing uit eigen werken. Toespraak door den heer W. Ploeger, over: De Bond van Noderl. onderwijzers en het Sinterklaasfeest, la. Ich nehme mein Leiden mil Freuden auf mich. Bach; b. Wiegenlied u. d. cantate .Alexanders Fest", Handel (zang, cello, piano). 2. Allegro-trio, Haydn. 3. Toespraak van den heer Ploeger. 4a. Aria u. d. opera „I Casli Amori d'Orontea". Ceslib. Aria u. d. opera ..Ladonna ancora fedele". Scar latti (zang. viool, piano). 5a. Andante met variaties. Beethoven; b. Menuet uit op. 1 no. 3, Beethoven (trio). 6 De heer Thijssen lee9t voor: ..Het Sinterklaasfeest", uit zijn werk „De gelukkige klas". 7. Novelletten, Gade a. Andantino, b. Allegro scherzando (trio). 8. Schalmei, Schnitzler. Serenade, de Lange (zang). 7. Rosen aus dem Süden, wals van Strauss (trio). Da ven fry (1C0C M3.20: Concert. De band O'London. M. Browne, sopraan. S. Saul bas bariton. A Hamaton. piano. 5 20. Causerie: A garden chat. 5 35: Kin deruurtje. 6.20: Muziek door het radio kwartet. 6.50: Lezing: Next week's music. 7.20: Tijdsein Big Ben. weerber., nieuws. 7.50: Muziek. 8 uur: ..Sha dows". voorlezing. 8 20: ..How's that?" een nieuwe radio-revue. De radio-dansband en vocale solisten. Koor. 9.20: Populaire vioolsonate, door P. Cochrane. H. Dederich, piano. 9.50: Causerie: The varsity match. 10.05: Sonate in Bes, Schubert. E. Bain- ton, piano. 10.20: Tijdsein, weerber, nieuws. 10.35: Cowboy-balladen door R. Newell, bariton. 10.5012.20: Dans muziek door de Sylvians (Savovhotel). Parijs „Radio-Paris" (1750 M.). 12.50 2.10: Concert. Orkest en Mme. Lens, so praan. 4.505.55Dansmuziek door de Radio Jazz symphonie. 8.5010.50: Galaconcert. De jazz Arco Iris. De heer Ar- nale. zang De dames Guellire, Mendes, Malet. zang. Königswusterhausen (1300 M.) en Berlijn (483 en 566 M.). 2.207.50: Lezingen en lessen. 7.50—11.50: Radio-bal. Een nacht op Mars. Twee orkesten, cabaret, ver rassingen. Vroolijke avond. Münster (303 M.) 12.50—1.50: Orkest- concert 3.053.20: Kindprvertellincen. 4 054.50: Cif herconcert. Kerstmuziek. 4.505.50: Max Reger. 5.506 20, 6 40—7 20 7.20—7 40: Lezingen. 7 50— 9.50' Volkshumor. Russische humor. Cause rie en zang, Brussel (509 M.) en Antwerpen (266 M.). 5.206.20: Orkesfconcert. 8.20: De radio-courant. 8 509 35: Concert. 9.35. Lezing. 9.5010.50: Dansmuziek. 3—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1926 | | pagina 7