RADIO-PROGRAMMA
hebben de verplegers thans 56 uur
week, maar wanneer men den slaap-
eaat mederekend, komt men in de prak-
-,k tot 60 uren Spr. is van meening, dat
fit een andere arbeidsindeeling heel wat
de goede richting zou zijn te berei-
ejL Verkorting van den arbeidsduur, is
t alleen een personeelsbelang, maar ook
gestichtsbelang.
De heer WEITKAMP (C.-H.) bespreekt
e landbouwtoestanden in Veenhuizen.
pr, acht het twijfelachtig of de hooge
osten, welke daarvoor worden uitgetrofc-
en, wel opwegen tegen het voordeel, dat
et dit bedrijf wordt bereikt. Het gaat
r alleen maar om, de tijdelijk in het ge-
jcht verblijvenden niet aan het werk te
twennen. Spr. is van meening, dat mon
t beste zou doen, het landbouwbedrijf,
aar op te heffen en de boerderijen te
erhuren.
De Minister van Justitie, de heer DON-
iKR zegt, de zaak van het gevangenis-
aderwijs reeds bij hem in onderzoek is.
en moet bij dit onderwijs er rekening
ee houden, dat het gemiddelde peil van
utwikkeling door vele gevangenen reeds
bereikt, en dat deze behoefte hebben
n eenige meerdere ontwikkeling. Spr.
1 gaarne aan deze zaak zijn aandacht
ijden. Een andere kwestie is, of tege-
■tkoming aan deze wenschen zich wel
rdraagt met het cellulaire stelsel. Deze
aag doet zich eveneens voor bij de door
j. Meyer gewenschte lichamelijke oefe-
Deze kwestie zal derhalve ernstig moe-
- worden onderzocht. Wat de tijdelijke
olpschrijvers betreft, zal kunnen worden
erwogen, om aan hen, die reeds langen
'd als zoodanig werkzaam zijn, een vaste
nstelling te geven.
Voorts zegt spr., da-t volgens den opzet
t de taak van de gestichtsraden behoort
e vraag welke gedetineerden voor gunsten
aanmerking komen. Spr. houdt zich aan-
volen voor mededeelingen, wanneer
larvan wordt afgeweken.
De opmerking voorts van den heer Klee-
koper, dat het personeel in de colleges
m toezicht vertegenwoordigd moet zijn,
:mt spr. een gedachte, waarover later
wel eens te praten zou zijn. Overi-
ns dient men volgens spr. de colleges
an regenten niet op zoo krasse wijze af
kammen. De gedachte, dat aan deze
erlijke colleges zoo grooten invloed op
overheids-instelling is toegekena,
oemt spr. op zich zelf sympathiek.
Overgang van het thans bestaande stel-
I tot commissie van toezicht, zooals de
eer Kleerekoper wenscht, zou naar spre-
ers oordeel verschillende moeilijkheden
et zich brengen.
Wat den werktijd van het verplegend
rsoneel aangaat, zegt spr. dat deze
-ds is teruggebracht vergeleken bij vroe-
er. Thans werkt het personeel als regel
uur.
Inderdaad was een 51-urige werkweek
uitzicht gesteld, doch de financieele
standigheden lieten uitvoering van dio
>ezeggmg niet toe. Ook thans is de finan
ce toestand nog niet zoodanig, dat aan
toezegging gevolg kan worden gegeven,
de dienstregeling heeft het personeel
grooten invloed. De arbeidsverdeeling
nidt echter voor een groot deel verband
■et de vraag, welke arbeid moet worden
erricht. We hebben dus met alleen te doen
et de kwestie der personeelsverhouding.
oorts zegt spr. niet zonder eenige ver
wondering den heer Weitkamp te hebben
ehoord.
Het bedrijf wordt natuurlijk zoo econo
misch mogelijk beheerd, doch de opzet
ain de landbouw- en industrieele bedrij-
fen is, dat de gedetineerden te werk moe
ten worden gesteld, om ze dienstbaar te
maken aan de reclasseenng.
De heer KLEEREKOPER (S.D.A.P.)
fepliceert.
Wanneer het personeel meent, dat het
bij onderling overleg zou kunnen komen
lot minder arbeidstijd, vraagt spr., om dat
personeel dit dan eens te laten probeeren.
Mej. MEYER (R.-K.j vraagt den mi
nister in Rotterdam een proef te nemen
m de richting als door haar aangewezen.
De heer WEITKAMP (C.-H.) zou het
venschelijker vinden om de gedetineerden
'e werk te stellen bij heide-ontginning.
Daarvoor worden met zulke hooge bedrar
gen gevraagd als thans.
De MINISTER dupliceert. Spr. zegt, dat
nog nader onderzocht zal worden, of aan
<kn wensch van mej. Meyer gevolg kan
ïorden gegeven, zonder dat meerdere fi
nancieele kosten noodig zijn. Wat Veen-
buizen betreft, hier wordt getracht zoo
zuinig mogelijk te werken.
Bij art. 47 merkt de heer VAN DER
HEYDEN (S.D.A P.) op, dat de dokter van
•Wg niet altijd in de gelegenheid is. den
okter van het 2e gesticht te vervangen.
Bet is verschillende keeren voorgekomen,
•lat er een dokter uit Assen moest komen.
De thans bestaande toest-and geeft geen
bevrediging. Spr. dringt er bij den minister
rP aan, den geneesheer van het 2e ge
dicht de geheele praktijk op te dragen,
aarbij hem vergunning zou kunnen wor-
II gegeven, in het doktershuis van het
gesticht te wonen.
De MINISTER zegt, dat het groote voor
del van 2 geneesheeren is, dat wanneer
•;t noodig is. uitwisseling kan plaats beb-
-n Het college van regenten heeft spr. ge
viseerd, de proef, welke genomen wordt
•Azake de medische behandeling, nog voort
k zetten.
Bij de achtste afdeeling (kosten van het
Rijkstucht- en Opvoedingswezen) zegt de
h*r KLEEREKOPER (S D. A. P.) te zul-
n opkomen tegen elk streven om het aan-
V Rijksopvoedingsgestichten terug te bren-
van 3 op 2. Voorts merkt spr op. dat de
1 ')ksopvoedingsge9tichten worden belast
fnet de exemplaren welke de particuliere
stichten niet kunnen gebruiken. De Rijks-
plichten ondervinden daar wel degelijk
'c'n nadeeligen invloed van.
De heer DROP (S. D. A. P.) zegt. dat
pn diep doordrongen behoort te zijn van
'e laak. welke de overheid heeft voor den
^2 voor het verwaarloosde kind. De mi
nister van Justitie kijkt volgens spr. echter
in dit opzicht meer naar wat bezuinigd kan
worden dan naar wat er voor deze verwaar
loosde kinderen behoort te worden gedaan.
Spr. zegt groote waardeering te hebben voor
hetgeen vele menschen in de vereenigineen
in het belang van het verwaarloosde kind
hebben gedaan.
De ingevoerde bezuiniging acht spr. voor
de jeugdzorg fune9t. Thans betaalt het Rijk
voor uitbestede voogdijkinderen 63 cent oer
dag voor kinderen van 8 tot 14 jaar. 75 cent
voor kinderen van 14 tot 17 jaar en 25 cent
voor ouderen, van wie verondersteld wordt,
dat zij er iets bij kunnen verdienen. Deze
bedragen acht spr. te gering en van nadee-
ligen invloed op het werk van de Voogdij
raden. Het komt spr voor dat elke bpper-
king van den plicht welke ten deze op de
regeering rust, met een beroep op den finan-
cieelen toestand van 's Rijks schatkist, niet
verdedigbaar is. Voort9 vraagt spr. of het
ten aanzien van de plaatsing der kinderen
niet rationeel zou zijn, de bevoegdheid van
den kinderrechter uit te breiden. De door
gevoerde bezuiniging heeft ook op een an
dere wijze verkeerd gewerkt, n.l. in dien
zin. dat door het Algemeen College voor het
Rijkstucht- en Opvoedingswezen de vroe
gere bestaande insp tién zijn opgeheven.
Verder vraagt spr. den minister zich uit
te spreken ten aanzien van één punt. waar
over de wet ons in het onzekere laat. Het
betreft hier de poging van uit de ouderlijke
macht ontzette ouders tot herstel. Voor het
geval, dat dit geschiedt op eerbiedwaardige
wijze, zou spr. de mogelijkheid van dat
herstel in de wet willen zien opgenomen.
De heer BULTEN (R. K(slecht te ver
staan) herinnert aan den aandrang in het
voorloopig verslag tot verbetering van het
observatiewezen, waarbij spr. zich aansluit.
De observatiehuizen beoogen om de kinde
ren met werkzaamheden bezig te houden,
doch niet om ze voor de practijk op te lei
den. Spr. wijst verder op het verschil in
verlofdagen van het verplegend personeel in
de verschillende opvoedingsgesticht. De
opleiding van abnormale kinderen werkt
vermoeiend. De verlofdagen moeten niet te
schriel worden toegemeten. Waarom wordt
op de Kruisberg niet, evpnals te Amersfoort
en Avereest een vrijen dag op de zes werk
dagen aan het personeel gegeven?
Nog wijst spr. op de wenschelijkheid de
groepssterkte bij het onderwijs in de Rijks
opvoedingsgestichten te verkleinen, in het
belang van het onderwijs der pupillen.
Mej. KATZ (C. H.) bespreekt de kwestie
der verdeeling van de kinderen over de ver
schillende gestichten. De Minister dient
principieel te erkennen, dat de in 1921 ge
troffen maatregel niet voldoende is uitge
voerd. Als er goede particuliere observatie-
huizen bestaan, waartoe is dan noodig dat
de kinderen in de Rijksopvoedingsgestichten
ook worden geobserveerd? Worden de kin
deren in bijzondere inrichtingen geobser
veerd dan zal dat leiden tot vermindering
der kosten. Voorts zou spr. gaarne zien, dat
de regeering zich meer rekenschap gaf van
meer organisatie. Ook dit ligt op den weg
der regeering.
De heer SNOECK HENKEMANS (C. H.)
brengt den minister dank voor de in de sub
sidie gebrachte wijziging, als gevolg waar
van thans zooveel mogelijk subsidie zal
worden verleend naar behoefte,
Spr. schaart zich aan de zijde van die
leden, die er bij den minister op aandringen
om niet te spoedig over te gaan tot ophef
fing van één der drie Rijksopvoedingsge
stichten, aangezien daardoor zou worden
bemoeilijkt de verdeeling der jongens over
de gestichten. Bij deze verdeeling dient men
overigens niet te machinaal te werk te gaan.
De geaardheid van het kind moet over deze
plaatsing beslissen. Men kan deze te weten
komen door onderzoek of door observatie,
waarbij men moet trachten een zoo juist
mogelijk inzicht te krijgen in het karakter
en van de eischen van den jongen.
De MINISTER zegt dat het feit, dat er
3 gestichten zijn voor jongens, als voordeel
heeft, dat er een zoo groot mogelijke diffe
rentiatie kan plaats hebben.
Daartegenover staat echter, dat het aan
tal ter beschikking van de regeering ge
stelde kinderen afneemt. Ook in verband
met die afneming zijn reeds vroeger ge
stichten gesloten.
Wat de observatie betreft, merkt spr. op
dat de jongens, die in Doetinchem worden
geobserveerd, slechts een gedeelte vormt
van het aantal der ter beschikking gestelde
kinderen. Inderdaad vertoeven daar wel
kinderen, die reeds eerder geobserveerd zijn.
en het is wel voorgekomen, dat men daarna
in Doetinchem tot een gewijzigd inzicht
kwam.
Wat betreft de voogdijkinderen merkt de
Minister op, dat het stelsel van de regee-
ringszorg in deze niet is, om den vollen
kostprijs te betalen, doch om het particu
lier initiatief te steunen.
Wat betreft de ouderlijke macht, zegt spr.
van meening te zijn. dat deze zoo lang mo
gelijk moet worden uitgeoefend. Wanneer
het belang van het kind evenwel ontzetting
eischt, moet de rechter ingrijpen.
Ten aanzien van de distributie zegt de
Minister, dat in de practijk de rechter de
keus heeft tusschen plaatsing in een Rijks
opvoedingsgesticht of een tuchthuis.
Bij de 9e afdeeling (Reclasseering^ merkt
de heer KLEEREKOPER (S D. A P.) op,
dat de voor dit doel beschikbare middelen
niet voldoende zijn.
De gelijkheid van de wet wordt geheel
weggenomen, wanneer de toestand zooda
nig is, dat in het eehe deel van het rechts
gebied reclasseering mogelijk is, terwijl dit
in een ander deel van dat rechtsgebied niet
mogelijk is. Voorts zegt spr., dat het werk
van de Rijksopvoedingsgestichten nuttiger
zou zijn, wanneer men daar had een ge
neesheer, die het laatste bedriif kan vol
tooien. Aan de gestichten moet zijn een
ambtenaar, die speciaal werk van de re
classeering maakt, om rustig de plaatsing
van de jongens in de maatschappij voor te
bereiden.
De MINISTER merkt op, dat inderdaad 't
instituut der reclasseering in sommige ar
rondissementen verschillend beoordeeld
wordt. Wat betreft den wensch van den heer
Kleerekoper over een specialen reclassee-
ringsambtenaar merkt spr. op, dat er in ons
land 3 Rijksagenten werkzaam zijn met be
trekking tot het voorwaardelijk ontslag.
De begrooting wordt daarna z.h.s. aange
nomen.
DE POSTBEGROOTING 1927.
Aan de orde is vervolgens de begrooting
voor Posterijen voor 1927.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend.
De heer VAN AALTEN (V.D.) bespreekt
de weder-invoering van rente bij den Post
cheque- en Girodienst. Spr. wijst op het ver
slag van den Directeur van dezen dienst
over 1925'26, waarin deze op blz. 105 op
merkt. dat vele rekeninghouders hun reke
ning opzeggen, omdat er geen rente wordt
gegeven.
Op blz. 106 zegt de Oirecteur, dat veron
dersteld wordt, dat, wanneer eenige rente
zou worden vergoed, de saldi van de post
rekeningen wel grooter zouden zijn.
Spr dringt er bij den minister op aan,
spoedig weder-invoering van een kleine ren
tevergoeding te overwegen en zoo spoedig
mogelijk een voorstel van die stichting aan
het oordeel van den Sta ten-Generaal te on
derwerpen.
De heer KRIJGER (C.H.) betuigt zijn in
genomenheid over de voorgenomen tariefs
verlaging. al is spr. te dien aanzien nog niet
geheel tevreden. Spr. verzoekt den minis
ter te willen toezien, dat de bedrijfsresulta
ten niet ongunstig worden beinvloed, te
meer waar een commissie met het oog op
mogelijke verdere tariefsverlaging een on
derzoek naar deze bedrijfsresultaten zal in
stellen.
Voorts wijst spr. op het ongerief, dat de
drukkersbedrijven hier te lande ondervin
den van de speciale uitzonderingsregeling
tusschen Duitschland en Oostenrijk. Tenge
volge daarvan wordt ons land overstroomd
door millioenen drukwerken uit het buiten
land.
Daarom bepleit spr. verlaging van het ta
rief voor drukwerken teneinde voornoemde
stukken die nu uit het buitenland, weer
voor het binnenlandsche drukkersbedrijf te
winnen. Spr. beveelt deze quaestie aan in de
aandacht van de Commissie voor de Werk
verruiming. Voorts wijst spr. op enkele ge
vallen van.late postbezorging. Couranten die
's middags om 3 uur in den Haag worden
gepost voor Schagen, worden daar eerst den
volgenden morgen bezorgd.
Tenslotte zegt spr. van oordeel te zijn, dat
de Postchèque- en girodienst niet moet op
treden, als beleggingsinstituut. Daarom
moet rentevergoeding achterwege blijven.
De heer DROP (S.D.) merkt op, dat het
personeel er recht op beeft te weten, hoe het
staat met het rapport-Nolting.
De minister dient te zeggen, of de in dat
rapport vervatte denkbeelden al dan niet
zullen worden ingevoerd.
Bijzonder onzeker is de toestand voor de
commiezen-titulair, in verband met de
vraag, of zij al dan niet benoembaar zijn tot
directeur.
Deze quaestie geeft vaak aanleiding tot
een feilen strijd tusschen de commiezen en
de Commiezen-titulair.
Voorts houdt de vraag over de denkbeel
den in het rapport-Nolting verband met de
positie van het geheele personeel, speciaal
met die van het lager personeel.
De toestand voor dat personeel is thans
buitengewoon onzeker.
In verband hiermede herinnert spr. aan
de aangenamen motie-Bulten tot uitkeering
van 5 pCt. als toelage over 1926, welke mo
tie naar sprekers meening insluit de inge
trokken motie-ter Laan tot herziening van
het Bezoldigingsbesluit.
Wat voorts betreft de positie van de kan
toorhouders, zegt spr. dat dezen zich groote
offers hebben getroost en dat daarmede re
kening behoort te worden gehouden, bij hun
bezoldiging.
In 1925 werden deze salarissen reeds
verlaagd, terwijl thans weder aan een
nieuwe vermindering wordt gedicht, en spr.
vraagt den Minister zijn standpunt tin deze
duidelyk mede te deelen.
De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) sluit
zich aan bq den aandrang van den heer
Drop inzake het rapport-Nolting.
Het komt spr. voor, dat de Minister
nu lang genoeg heeft overwogen.
Spr. vreest, dat de Minister ten aanzien
van deze materie nog eens beslissingen zal
nemen, zonder van t9 voren daarover met
de Kamer te hebben overlegd. Waar het
hier om groote belangen gaat, vraagt spr.
of het niet mogolyk is, dat, voordat de
denkbeelden zijn verwezenlijkt, een behoor
lijke beraadslaging kan worden gehouden
over het rapport-Nolting.
Verschillende maatregelen, die nu als
tijdelijk worden aangekondigd, zjn toch be
langrijke onderdeden van het rapport, bijv.
de éénhoofdige leiding en de verandering
van kantoren, bijv. van bijkantoren in hulp
kantoren.
De Minister blijft overwegen, doch al
overwegende worden de verschillende dank
beelden reeds uitgevoerd.
Alleen ten opzichte van het personeel
geschiedt dat met. Wanneer de Minister
de denkbeelden van het rapport overneemt,
zal hij ook moeten komen tot de organisatie
van het personeel, welke in het rapport
wordt geregeld. Maar op het oogenblik is
de toestand van hot personeel meer dan
onzeker.
Voort3 bespreekt de heer Van Braam
beek de kwestie van den 3-besteIlingcndienst.
De dienst- en rusttijden van het personeel
zijn zeer ongunstig geregeld en de daarop
betrekking hebbende voorschriften zijn zeer
onvoldoende. Telkens komt men tot over
schrijding van de diensttijden.
Spr. hoopt, dat de Minister zijn aandacht
aan deze kwestie zal wijden en dat we
zulieD krijgen een helder systeem voor de
dienst en rusttijden.
Ten aanzien van de rentevergoeding van
den Postchèque- en Girodienst sluit spr.
zieh aan bij hetgeen hierover door den
heer Van Aal ten is gezegd.
Het is niet denkbaar, dat men een giro-
beuryf heeft zonder gelegenheid voor de
posito. Door afschaffing van de rente zal
het niet monopolistisch staatsbedrijf ten op
zichte van particuliere banken in een bui
tengewoon ongunstige positie worden ge
bracht
Op allerlei manieren tracht men hert
girobedrijf in een ongunstige positie te
brengen.
Spr. acht dit geheel onjuist en is van
meening, dat men aan dit bedrijf de ge
legenheid voor concurrentie niet mag ont
nemen.
De heer OUD (V.-D.) heeft met genoegen
vernomen, dat nu eindelijk eens een be
slissing is genomen over de leiding van het
bedrijf. Spr. verheugt zich daaroverte
meer. omdat de Minister de voorkeur heeft
gegeven aan de éénhoofdige bedrijfsleiding.
Ir verband hiermede vraagt spr. of de
minister niet een stap verder kan gaan eu
wed ten opzichte van de instelling van een
Raad van Advies.
In den Raad van Advies moeten ook ver
tegenwoordigers van het personeel worden
opgenomen, omdat daarbij zeer groote
personeelsbelangen betrokken zijn.
Het rapport-Nolting spreekt alleen van
een lid, bekend met de interne aangelegen
heden van het bedrijf, welke in den Raad
zou moeten worden opgenomen. Het koml
spr. evenwel voor, dat daarmede niet is
bedoeld een vertegenwoordiger van h°t
personeel.
We hebben thans een commissie van ad
vies, waar toevallig een vacature is voor
de vertegenwoordiging van het personeel.
Toen spr. vroeg waarom deze vacature niet
werd aangevuld, werd hem geantwoord, dal
deze commissie toch niet lang meer zou b*.
slaan. Dit motief acht spr. echter onbegrij
pelijk.
Spr. wenscht ten minste 2 vertegenwoor
digers van het personeel te zien opgenomen
in den in te stellen Raad van Advies.
Voorts bespreekt de heer OUD de salaris
regeling van het postpersoneel. In die rege
ling zit nog een plooi, welke blijkbaar bij
het gladstrijken der plooien is vergeten. De
postbestellers zijn in een tweeslachtige po
sitie. Ze zijn ambtenaren, doch wat de be
zoldiging aangaat zijn ze gebracht bij de
Rijkswerklieden.
Ten aanzien van den arbeidstijd zijn de
bestellers echter weer niet gelijk aan da
werklieden; de laalsten werken 48 uur en
de bestellers 51 uur.
Ook de Commissie van Overleg heeft met
algemeene stemmen besloten, dat het wen-
schelijk was, den bestellers een jaarloon te
geven van f 1800 of. wanneer dat niet gaat,
een verhooging van 96 cent per week.
Verder merkt spr. op, dat de commiezen-
titulair door het rapport-Nolting ernstig in
het gedrang zullen komen.
De commiezen-titulair zullen dan worden
beheerders van een bijkantoor, een positie,
welke geheel verschilt van die, welke hun
in het vooruitzicht was gesteld.
Wat betreft de kantoorhouders, kan spr.
zich aansluiten bij wat de heer Drop daar
over heeft gezegd.
Bij de Kamer is een 'adres ingekomen,
waaruit blijkt, dat voor de 3de en 4de klasse
der kantoorhouders weder een salarisver
laging van I2V2 pCt zal worden toegepast.
Mej. WESTERMAN (V.-B.) komt op voor
de groep oud-directeuren en oud-commiezen
wier belangen zij bepleit.
Spr. zegt verder van meening te zijn, dat
de luchtpost zeer onpraclisch is ingericht.
Aangedrongen moet worden op vlugger ver
binding met de vliegvelden in Engeland.
Wanneer de luchtpost niet anders wordt in
gericht. zal deze dienst nooit in de behoefte
kunnen voorzien.
Voorts raadt spr. den Minister groote
voorzichtigheid aan ten opzichte van op
heffing van kantoren op het platteland, in
het bijzonder van dat te Sommelsdijk.
De heer WEITKAMP (L -II.) bespreekt
de waarneming van vacante kantoorhou-
dersplaatsen.
Deze vervanging kost het Rijk telkenjare
veel geld, evenals de vervanging op groo-
tere kantoren.
Wat betreft de telefoonkwestie, vraagt
spr. den minister te zorgen, dat in alke
plattelanderbuurtschap tenminste één
goede telefonische verbinding aanwezig is.
De heer LANGEMAN (C.-H.) onder
streept enkele reeds ter sprake gebrachte
personeelbelangen, o.a ten aanzien van de
kantoorhouders.
Spr. vraagt of aan de wenschen van de
kantoorhouders niet eenigszins tegemoet
kan worden gekomen.
De heer VAN GIJN (V.-B.) spreekt
over den Postchèque- en girodienst. Spr.
is van oordeel, dat deze dienst groote con
currentie aandoet aan de plakzegelbelaa-
ting. Dit acht spr. zeer irrationeel, omdat
het saldo van den dienst wel zal zijn ont
trokken aan de plakzegelbelasting,
Spr. is van meening. dat het publiek een
zeker bedrag moet betalen, b.v. 5 cent
per giro.
Voorts is spr. van oordeel, dat het niet
wenschelijk is, dat deze dienst zich zal
gaan opwerpen als een bank. Dit zou be-
sJist schadelijk zijn.
Thans zijn er veel menschen in de pro
vincie, die geld beschikbaar hebben en
dit tegen rente aan anderen leenen. Deze
„provinciale bankiers' zou spr. gaarne
willen üelpen, en daarom moeten zij niet
kunnen zeggenLaten we ons geld maar
brengen bij den girodienst, want daar krijg
je ook rente
Rentevergoeding door den Postchèque-
en girodienst is beslist ongewenscht.
De heer SMEENK (A R) merkt op dat
helaas niet is verwerkelijkt de illusie, dat
de Kamer zich niet meer zou hoeven bezig
te houden met de salarissen, du daarvoor
commissie van overleg zijn ingesteld.
Wat betreft den in te stellen Raad van
Advies zegt spr„ dat, wanneer deze Raad
goed wil functionneeren, het dan beslist
noodzakelijk is, dat daarin vertegenwoor-
gers van het personeel zijn opgenomen.
Voorts onderstreept spr. de gemaakte
opmerkingen over de oud-directeuren.
De MINISTER VAN WATERSTAAT, de
heer VAN DER VEGTE, bespreekt aller
eerst de postgiro.
Spr. is het niet eens met de stelling
van den heer Van Braambeek, dat, omdat
er veel geld ligt, de dienst een deposito-
bank is. Dat is ook nimmer de bedoeling
geweest Toch kan men we! zeggen^ dat,
omdat er zooveel millioenen liggen, het mllgk
is eei) kleine rente te geven.
Hoe spr. over deze rente denkt, Kan
hy thans nog niet zeggen. Uit een audiëntie
van bankmenschen uit de provincie is spr.
gebleken, dat hy gerust 1 pet. rente zou
kunner toekennen. Ook van verschillende
andere zyden heeft 9pr. gehoord, dat be
leggers prijs stellen op een kleine rente,
ai was het dan ook slechts 1 pet.
Zoodra de Postraad aanwezig zal zyn,
zullen alle zaken, waarover vanavond ge
sproken is, worden afgedaan en wanneer
spr. het volgend jaar oog de begrooting
zal mogen verdedigen, zullen alle beslis
singen genomen zyn.
Spr. zegt voort medelyden te hebben met
de oud-directeuren, doch deze ver keer en
in een buitengewoon uitzonderlijke positie».
Met hen is evenwel niet onrechtvaardig ge
handeld. Wanneer deze menschen echter
zouden worden geholpen en daarnaar
wordt een onderzoek ingesteld zullen
we! vele andere wachtgelders met cK-zelfde
wenschen komen.
Wat betreft de tarieven zegt spr., dat
met kracht naar verlaging moet worden
gestreefd. Hieraan hoopt spr. zyn krachten
het volgend jaar te wijden.
Ten aanzien van de drukwerken zegt spr.,
dat, wannter de tarieven worden verlaagd,
dan zullen d*e landen, waar die drukwerken
zullen worden heengezonden, op hun beurt
eenzelfde behandeling in ons land moeten
ondervinden.
Er. dan zouden we er al heel weinig mee
opschieten.
Over de personeelsbelangen zegt spr.
voorts, dat er geen beloLe van lotsverbete
ring voor de bestellers is gedaan. Evenals
sprekers voorganger dan kon doen, kan
spr. dat nu doen, met het oog op de finan-
ciën.
Spr. kan bovendien uit de salarisregeling
die als één onverbrekelijk verband moet
worden beschouwd, niet één groep lichten,
en daarvoor de S3larieering herzien.
De heer Van Braamheek heeft gespro
ken van een vergeten plooi. Warneer hier
werkelyk onrecht zou zijn gedaan door het
niet-gladstryken van die plooi, zou spr. dit
wel willen herstellen, doch hn is er nog
met zoozeer van overtuigd, dat hem dit
zal gelukken.
Wat het rapport-Nolting betreft, zegt
spr. thans nog niet te kunnen zeggen, hoe
hy daarover denkt. Men moet spr. tjjd en
gelegenheid laten, over deze denkbeelden
zyn standpunt te bepalen en spr. gelooft,
dat de Kamer, wanneer de badissir.gen zyn
genomen, daarmede evenzeer zal instemmen,
als zij heeft gedaan met sprekers besluit
ten aanzien van de leiding van het bedryf.
De begrooting wordt z. n. st. aangenomen.
De VOORZITTER verdaagt na 2 uur de
vergadering tot Vrijdag 2 uur.
VOOR ZATERDAG 4 DECEMBER.
Hilversum (1050 M.). 12 u.: Politieber.
4f.30: Pianoconcert door Betsy van
Praag. 4.305 uur: Concert door het
II. D. O.-orkest. Weener walzen van Lanner
tot Lehar (Ertl. Millöcker. Zeiler). - 55.30
Duitsche les voor beginners. 5.30—6 uur;
Fransche les. voor beginners. 66.45:
Concert door het H. D. O.-orkest. Ope
rette-programma. 6,457.45: Boekhoud-
les. 7.45: Politieber. 8 uur: Persber.
8 10: V. A. R. A.-uitzending. Mej. Marie
de Lange, sopraan. Mej. J. Prins, viool. De
heer J. Rodrigues, piano. De heer A. de
Swarte, cello. Hr. Th. Thijssen, Voorlezing
uit eigen werken. Toespraak door den heer
W. Ploeger, over: De Bond van Noderl.
onderwijzers en het Sinterklaasfeest, la.
Ich nehme mein Leiden mil Freuden auf
mich. Bach; b. Wiegenlied u. d. cantate
.Alexanders Fest", Handel (zang, cello,
piano). 2. Allegro-trio, Haydn. 3. Toespraak
van den heer Ploeger. 4a. Aria u. d. opera
„I Casli Amori d'Orontea". Ceslib. Aria
u. d. opera ..Ladonna ancora fedele". Scar
latti (zang. viool, piano). 5a. Andante met
variaties. Beethoven; b. Menuet uit op. 1
no. 3, Beethoven (trio). 6 De heer Thijssen
lee9t voor: ..Het Sinterklaasfeest", uit zijn
werk „De gelukkige klas". 7. Novelletten,
Gade a. Andantino, b. Allegro scherzando
(trio). 8. Schalmei, Schnitzler. Serenade,
de Lange (zang). 7. Rosen aus dem Süden,
wals van Strauss (trio).
Da ven fry (1C0C M3.20: Concert. De
band O'London. M. Browne, sopraan. S.
Saul bas bariton. A Hamaton. piano.
5 20. Causerie: A garden chat. 5 35: Kin
deruurtje. 6.20: Muziek door het radio
kwartet. 6.50: Lezing: Next week's
music. 7.20: Tijdsein Big Ben. weerber.,
nieuws. 7.50: Muziek. 8 uur: ..Sha
dows". voorlezing. 8 20: ..How's that?"
een nieuwe radio-revue. De radio-dansband
en vocale solisten. Koor. 9.20: Populaire
vioolsonate, door P. Cochrane. H. Dederich,
piano. 9.50: Causerie: The varsity match.
10.05: Sonate in Bes, Schubert. E. Bain-
ton, piano. 10.20: Tijdsein, weerber,
nieuws. 10.35: Cowboy-balladen door R.
Newell, bariton. 10.5012.20: Dans
muziek door de Sylvians (Savovhotel).
Parijs „Radio-Paris" (1750 M.). 12.50
2.10: Concert. Orkest en Mme. Lens, so
praan. 4.505.55Dansmuziek door de
Radio Jazz symphonie. 8.5010.50:
Galaconcert. De jazz Arco Iris. De heer Ar-
nale. zang De dames Guellire, Mendes,
Malet. zang.
Königswusterhausen (1300 M.) en Berlijn
(483 en 566 M.). 2.207.50: Lezingen en
lessen. 7.50—11.50: Radio-bal. Een
nacht op Mars. Twee orkesten, cabaret, ver
rassingen. Vroolijke avond.
Münster (303 M.) 12.50—1.50: Orkest-
concert 3.053.20: Kindprvertellincen.
4 054.50: Cif herconcert. Kerstmuziek.
4.505.50: Max Reger. 5.506 20,
6 40—7 20 7.20—7 40: Lezingen. 7 50—
9.50' Volkshumor. Russische humor. Cause
rie en zang,
Brussel (509 M.) en Antwerpen (266 M.).
5.206.20: Orkesfconcert. 8.20: De
radio-courant. 8 509 35: Concert.
9.35. Lezing. 9.5010.50: Dansmuziek.
3—2