Ho. 20450
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 November
Tweede Blad Anno 1926.
BINNENLAND.
TWEEDE KAMER.
HET AUTOBUSBEDRIJF
DER NEDERL. SPOORWEGEN.
De plannen tot exploitatie van autobus-
lijnen door een onder sanctie der Neder
landsche Spoorwegen op te richten maat
schappij rullen, naar het „Hbl." meldt, voor
loopt D°8 niet ten uitvoer worden ge
bracht Hoopte men aanvankelijk in Jan.
1927 te kunnen beginnen, thans blijkt, dat
het wel Juli 1927 zal worden alvorens de
eerste bussen zullen loopen. Het wachten
is n.l. op de oprichting van bovengenoem
de maatschappij, waarvoor de toestemming
van het Departement van Waterstaat nog
niet is afgekomen.
DE ELECTRITICATIE VAN SPOORWEGEN
Hel conducteurspersoneel, dat bij invoe
ring van het electrisch bedrijf op de spoor
wegen Rotterdam—AmsterdamHaarlem
IJmuiden daarop zal moeten dienst doen,
zal vooraf onderricht ontvangen in de be
diening van de motor-afdeeling, om in ge
val van nood de wagenbestuurder gedurende
den rit builen dienst gesteld wordt, den mo
tor te kunnen bedienen en den trein verder
te brengen.
De heer ir. H. Goedhart wordt met oplei
ding belast op den electrischen trein Rot
terdam, HofpleinDen Haag. (N. R. Ct.")
WERK IN BROODBAEXERUEN.
De minister van arbeid, handel en nijver-
heid heeft aan hoofden of bestuurders van
Iroodbakkerijen, waarin tevens koek-, ban-
iet-, chocolade- en suikerwerken worden
rervaardigd, in alle gemeenten des Rijks
vergund, dat. in het tijdvak van 22 Novem-
tcr tot en met 4 December 1926 op werkda-
fen, en bovendien op 22, 23, 24, 29, 30 en
31 December 1926:
le. in afwijking van het bepaalde in art.
10, eerste lid. der Arbeidswet 1919 de werk
tijd van de in hunne onderneming werkza-
bakkersgezellen per dag met ten hoogste
[twee uren en per week mot ten hoogste
twaalf uren wordt verlengd;
2e. in afwijking van het bepaalde in de
artt. 23 en 24 der Arbeidswet 1919 door de
in hunne onderneming werkzame jongens
van 16 en 17 jaren gedurende ten hoogste
10 uren per dag en 55 uren per week ar
beid wordt verricht, onder voorwaarde, dat:
a. de abeidstijd dezer jongens in zijn ge
heel gelegen is tusschen 7 uur des voor
middags en 7 uur des namiddags:
b. de betrokken jongens, indien zij op Za
terdag na 1 uur des namiddags arbeid ver
richten, in dezelfde week het zij op ten
minste één anderen werkdag na 1 uur des
namiddags, hetzij op Maandag vóór 12 1/2
«ar des namiddags, geen arbeid verrichten.
Bet Verdrag met Belgis
aangenomen.
Met een zeer. zeer klein verschil van
stemmen is dan toch het o.i. fatale be
sluit genomen, nadat eerst de schor
sin gsmotie-Marchant met een 3-tal
stemmen meer verworpen was.
Dat het mogelijk is een hoog belang
rijk besluit te nemen als het onder
havige met een dergelijke kleine meer
derheid valt te betreuren, doch daar
hebben wij ons bij neer te leggen. Het
is niet anders.
Angst en zuiver alleen angst is het
geweest voor mogelijke nadeelen voor
on3 land bij verwerping, mogelijke na
deelen in de toekomst be verwachten,
toekomstdroombeelden, opgeblazen tot
schrikbeelden, nachtmerries, die geze
gevierd heeft over de nuchtere werke
lijkheid der feiten, over de vaststaande
en vrijwel niet of zeer zwak weer
sproken nadeelen, die het verdrag voor
ons land inhield.
Laten wij hopen, dat de leden der
Eerste Kamer den moed zullen hebben
ons land te behoeden voor dit voor ons
land zoo fatale tractaat.
CONGRES VAN ARMENZORG EN
WELDADIGHEID.
Gistermiddag werd in de Ridderzaal te
I>eii Haag hel congres der Vereeniging voor
irmenzorg en Weldadigheid voortgezet
De voorzitter, mr dr. A. F. baron van
Lynden, sprak een rede uit, waarin hij uit
eenzette hoe men niet alleen oog moet
hebben voor den maatschappelijken nood,
ook voor den geestelijken nood.
Ten slotte heette spr. den vertegenwoordi
ger van den minister van Binnenlandsche
Zaken, den heer van Geelen hartelijk wel
kom.
Voorts richtte spr. nog een woord van
dank tot de regelingscommissie, in het bij
zonder tot den voorzitter, jhr. mr. Smis-
saert en den secretaris jhr. mr. van Asch
van Wijck.
Te 2 uur weTd de vergadering eenige
©ogenblikken geschorst, daar H. M. de
Koningin-Moeder, die een gedeelte der mid
dagvergadering zou bijwonen, aangekon
digd werd.
H. M de Koningin-Moeder werd bij den
ingang van de Ridderzaal door een Comité
uit het Bestuur ontvangen en naar de voor
Haar bestemde plaatsen geleid.
Nadat de voorzitter de hooge gast had
verwelkomd, gaf hij het woord aan mr. P.
Hroogleever Fortuyn, tot het houden van
©en causerie over „Het systeem der Con-
ffölewoningen."
Nadat de heer Drooglever Fortuyn zijn
tede beëindigd had, verliet H. M. de ver
gadering, uitgeleide gedaan door de Com
missie.
Om 3 uur begaven de deelnemers aan
et congres zich per autobus naar de Con-
olewoningen, teneinde die instellingen te
bezichtigen onder leiding van het Stich-
hngsbestuur.
Om half zes had een ontvangst dooT het
I Gemeentebestuur plaats.
Nadat men in „De Twee Steden" gezamen-
'Jk had gedineerd werd de avond verder
v*lrg®kracht in het gebouw van de Eerste
erlandsche Verzekeringssmaatschappij
r'? PnS^"va.llen op den hoek van het
one Voorhout en de PrincessegTacht, waar
e directie der maatschappij aan de leden
thee aanbood.
MASSA-ONTSLAG.
a^f^3" K." verneemt is aan een
Ma ar^ei^ers der Zinkwit fabriek te
DiiS en Eysden aangezegd, dat er a.s.
s og voor hen geen werk meer zal zijn
het ht0?2-3^ 7an ontslag ligt volgens
kni de geweldige verhooging der
nenD,?niZen- welke de Nederlandsche mij-
heeft *1? mgen K)e Zinkwitmaatschapplj
sluit 21^an °°k gedwongen gezien te be-
MaaT u dooving van 25 der 5 ovens te
oveng t g en van ongeveer 15 der p.I. 60
tri?MaS00r znMen a.s. Dinsdag te Maaa-
Tond 75 te Evsden
"r ^erk komen.
eveneens 75 menschen
S/J Eon- besluit is benoemd tot bur-
kennin Van ^eesP- M. Dotinga. met toe-
buriom Van gelijktijdig eervol ontslag ala
^meester van Avereest.
(Zitting van Donderdag).
HET NEDERL.-BELGISCH VERDRAG.
Vervolg der replieken.
De heer VLIEGEN (8.D.A.P.) koant
terug op de vraag die hij gesteld had of
het geld van het Comité van Actie alleen
uit Nederland afkomstig was en of dat
geld alleen moest dienen voor een Neder-
landsch belang. Het comité heeft wel niet
volledig die vraag beantwoord, maar heeft
op eerewoord verklaard dat het geld al
leen uit Nederltnd afkomstig ia. Spr. zal
dit aanvaarden.
De heer VLIEGEN bespreekt voorts de
nationalistische hetze o.a. van generaal
Snijders en van de „N. R. C die daar
mee een goed deel van haar goeden naam
verloren heeft. Het heele verhaal over het
geheim militair accoord is tegengesproken
door Minister Vandevelde.
De heer JOEKES (V.-D.): Dan moet u
ook zeggen wat de „N.R.C." er op geant
woord heeft
De heer VLIEGENDat kan me niets
schelen, de verklaring van Minister v. d.
Velde is do einduitspraak. Ik wil alleen
maar het karakter schetsen van de hetze
die is gevoerd.
Spr. ontkent dat hij de cijfers van den
heer Brautigam bestreden heeft. Hij heeft
er alleen een ander licht op laten vallen.
De heer Brautigam noemde het beginsel
dat in het Verdrag is neergelegd, volgens
hetwelk de Schelde ten allen tijde moet
voldoen aan de scheepvaart, gevaarlijk.
Doch de verantwoordelijkheid van den toe
stand der Schelde berust bij beide landen
en bovendien is er een procedure aange
geven, betreffende de kosten. Dat is van
het allerhoogste belang Bovendien, hip
het verdrag er niet komt, blijft dit begin
sel toch gelden.
De heer Brautigam zeide voorts, dat er
slechts iets gedaan zou behooren te wor
den voor Antwerpen als dit zou verstikken.
Maar hoe groot moet die verstikkingsgraad
zijn Moeten wij dat beoordcelen t In den
regel weet degene die er mee bezig is, dat
beter dan een ander die buiten staat. In
1913 had Antwerpen 32 pCt, van het Rijn-
vervoer, in 1925 17$ procent. Verstikken
doet Antwerpen nog niet maar wel geven
de cijfers reden tot bezorgdheid. Daarte
genover staat, dat geen haven zulk een
schitterende verbinding met het achter
land heeft als Rotterdam. Hot verweer
van B. en YV van Rotterdam is van ver
schillende zijden bestreden Men wist im
mers ook in 1919, dat het Kanaal aan de
orde was. De regeering is naar Parijs ge
gaan zonder eenige waarschuwing tegen
het kanaal. Thins speelt de spokenzienerij
een groote rol Spi heeft de ervaring dat
economische voorstellingen meestal niet
uitkomen Rotterdam met zijn ligging aan
den besten waterweg van Europa maakt
zich benauwd over een kanaal, dat, wan
neer het er eenmaal zal zijn, even weinig
beteekenis voor die stad zal hebben als
waarschijnlijk voor Antwerpen zelf.
De heer Vliegen merkt verder op, dat
indien dit verdrag wordt aangenomen, de
mogendheden voor goed buiten de kwestie
gesteld worden. De heer Marchant heeft
een motie gevonden om tot nieuwe onder
handelingen te komen. Wie zal die moeten
voeren 1 Deze Minister niet en zijn opvol
ger zal op zijn plaat-s moeten gaan zitten,
omdat deze minister vertrouwen in België
heeft gehad Wat een figuur I
Spr gelooft dat we een verzuimd mo
ment doormaken door het verdrag te ver
werpen, een moment, waarin we hadden
kunnen meewerken aan internationale ver
broedering.
De heer KORTENHOR&T (K.-K.) zegt
dat ook na de uiteenzeting van den Mi
nister het tractaat voor hem niet onbe
rispelijk ia geworden Een bezwaar van
spreker was dat door de wisselende econo
mische omstandigheden België steeds nieu
we concessies zou kunnen afdwingen. De
Minister heeft hem daaromtrent gerustge
steld. Thans zou spr. op eenige vragen
nog een antwoord van den Minister wen-
schen.
Is bij aanneming van dit tractaat de
sfeer geschapen, die dienen kan om aller
lei andere zaken, welke voor ons land van
belang zijn, in het reine te brengen 1 is
de Kamer door het aannemen van het ver
drag verantwoordelijk voor het aannemen
van de sententia declaratoria over de ca-
su8-belli-verklaring of alleen voor het aan-
hooren daarvan t Vervalt deze beschrijving
bij het verwerpen van het tractaat 1
De heer VAN VUITREN (R.-K.) betoogt,
dat de rede van den minister op hem niet
zulk een indruk heeft gemaakt als op den
heer Kortenhorst. Indien het verdrag vóór
1914 was tot stand gekomen, zou spr. er niet
aan gedacht hebben voor dit tractaat te
stemmen. Het geeft België een zichtwissel
in handen, die wij op vertoon moeten hono-
reeren Spr. kan zich daarmee onmogelijk
vereenigen. De aard van de verplichting
stuit hem tegen de borst, afgezien nog van
de economische gevolgen. Spr. kan ook niet
meegaan met een motie, die. afwijzend een
kanaal, zooals dit in het tractaat is neer
gelegd, daarmede implicite beslist, dat men
geen bezwaar heeft tegen een kanaal Ant
werpenMoerdijk. Verwerping van het
tractaat zal tijdelijk eenige ontstemming tot
gevolg hebben, maar zal het voordeel heb
ben dat op gelijken voet opnieuw kan wor
den onderhandeld.
De heer Dr. DE VISSER (C.-H.) verklaart,
dat zijn heele fractie tegen dit verdrag zal
moeten stemmen indien de minister niet
haar hoofdbezwaar kan ontzenuwen. Het
kanaal naar Moerdijk zou alleen redelijken
zin hebben, wanneer men in België ver
wacht. dat het 't verkeer van Rotterdam zal
afleiden. De verplaatsing van dat verkeer
zal zeer groot zijn, getuige de enorme som,
die België voor dat kanaal over heeft. Rot
terdam behoudt weliswaar zijn voordeelen,
maar Antwerpen krijgt buiten zijn natuur
lijke voordeelen, er nog kunstmatige voor
deelen bij. Het kanaal zarin Antwerpen uit
komen in de groote nieuwe Rijnhaven en
zal, doordat het niet van getij afhankelijk
is, een ideaal-verbinding zijn met den Rijn.
De Kamer heeft in debat bereidheid ge
toond, een offer te brengen en spr. is zelfs
bereid, het Schelderegiem te aanvaarden.
Wij weigeren dus geen daad, zooals de heer
Vliegen zei, als wij het verdrag afwijzen.
Spr. voelt ontzaglijk veel voor de motie van
den heer Marchant. Het spijt hem meer dan
hij zeggen kan, dat de minister in zijn rede
het gevraagde overleg zonder meer heeft af-
I gewezen.
De heer ALBARDA (S. D. A. P.) bespreekt
de casus-belli-verklaring. De interpretatie
daarvan komt alleen aan Nederland toe.
Met de gevaarlijke interpretatie van den
heer Marchant, die de heer Marchant zelf
schijnbaar niet deelde, kan. spr. niet mee- het tractaat te geven. Hg heeft thans alleen
gaan.
De heer Marchant heeft spr. trachten te
Wielingenkwestie weer te berde brengen.
Nieuwe onderhandelingen zijn dus noodig.
Wat kan daartegen zijn? Spr. begrijpt het
standpunt niet van den heer Albarda. Als
wij vóór de motie stemmen, dan is er een
flinke meerderheid en dan heeft de motie
het karakter van een bemiddeling. Het is
niet de bedoeding het verdrag van de baan
te werken. Ook is spr. bereid met het ver
drag mee te gaan als het kanaal eruit ver
valt Alsnog hoop spr. dat de heer Albarda
c.s. vóór deze motie zal stemmen.
Laat ons voorkomen, dat dit verdrag wordt
aangenomen of verworpen misschien met
één stem meerderheid. Zal de Minister heen
gaan als de motie wordt aangenomen? Deze
minister zal dan te Genève nuttig werk
kunnen doen en zal met opgeheven daar
heen kunnen gaan. Spr. kan echter de ver
antwoordelijkheid niet op zich nemen voor
deze ramp voor ons land
De heer BOON (V.B.) zegt het rapport te
hebben gevonden waarop de heer Heems
kerk zich beriep- het is een rapport van een
Nederlandsch ingenieur aan een Neder-
landsch lichaam van 1919 over een middel
matig kanaal, voor schepen van 2300 ton,
met 2 9luizen, met een schuttijd van 1 1/4
uur. En toch zegt de steller van het rapport,
dat dit kanaal het Rijnverkeer van Rotter
dam belangrijk kan benadeel en. We hebben
nu behoefte aan een nieuw rapport over het
nieuwe plan. Het rapport waarop de heer
Heemskerk zich beriep is waardeloos. Wan
neer deze Minister over het kanaal geen
nieuwe onderhandelingen wil, dan weegt
toch bij spreker het belang van het land
zwaarder dan het behoud van dezen min.
De opvatting van den heer Vliegen is in
strijd met de democratie. Het ware van
overwegend interesse indien deze motie
werd aangenomen. Geen der onderteeke
naars wil de zaak daarmede van de baan
hebben.
Laten zij, die twijfelen'of het nadeel van
het kanaal overweldigend is, voor de motie
stemmen en een nieuw rapport afwachteD
Dupliek van den Minister.
Do MINISTER VAN BUITENLANDSCHE
ZAKEN, d© heer VAN KARNEBEEK, du
pliceert Dit is nu de laatste ronde. Het
is een geluk, dat het thans zoover ge
komen is. Spr. heeft zoo goed hg kan
een zakelgke expositie gegeven van het
vraagstuk, zooals het voor ons ligt. Het
ligt niet op zgn weg ten tweeden male
klaring to verkrggeo. Dit moot ®pr. ton
sterkste ontraden, want hot zou onze poeitio
ernstig verzwakken. Ons recht moet voort
vloeien uit onze onbetwistbare soevereini
teit. Als België ooit faciliteiten voor door
tocht zou willen vragen, dan *>u hei dia
moeten vragen in tgd van vrede. Maao
do Scheld© blgft gesloten.
Waartoe twgfel? One recht staat rant;
volgens alle hoogleeraren in het volke»-
recht, ondanks eenige onvoorzichtige
uitlatingen in do Belgische Kamer.
YY'ai de casus bel li-ver klaring betreft, de
Belgische opvatting daarover doet niets ter
zake, dit in antwoord aan den heer Mar
chant. Door het verdrag te aanvaarden
aanvaardt men niet de casus belli verklaring.
De toelichtende memorie ie een zuivere be
schrijving van het voorgevallene. Of het
verdrag wordt verworpen, dat maakt geen
verschil: de verklaring is afgelegd gewor
den. Maar zg ia afgelegd op den grondslag
van het Yrolkenbondsverdrag.
Thans de kwestie van de uitwegen. Meo
heeft de kanalen-kwestie losgemaakt van
het kader, waarin zg zich bevindt; van
den ondergrond er van, die ligt in het
verdrag van 1839, dat aan België uitwegen
gaf. En nu kan de kwestie ach voordoen
of de waarborgen voldoende waren dan wel
vatbaar voor verbetering.
Het probleem, waarvoor wij staan is dit
In 1919 verviel de Belgische neutraliteit en
kreeg België een absolute souvereiniteit, die
het voordien niet bezat Dat was een histo
risch feit, dat ons de vraag stelde: welke po
litiek zullen wij nu tegenover België hebben
te voeren? Moet die politiek niet zijn een
politiek van toenadering, die zich niet uit
in plichtplegingen, maar in realiteiten? Dit
bracht mede dat men de momenten zocht,
welke die realiteit bepalen. België kan zijn
uitwegen niet verbeterd krijgen zonder dat
met Nederland wordt samengewerkt, schreef
Prof. Colenbrander die met spr. in 1919 naar
Parijs ging. Het is verstandige politiek van
België niet het gevoel te geven alsof het aan
Nederland is overgeleverd. Het is de vraag
of men than9 ai dan niet die politiek wil
voeren. Het voeren van die politiek is in
overeenstemming met de evolutie van de
internationale rechtsorde.
Deze politiek is ook in het belang van
Nederland. Anders zal het met België altijd
sukkelen blijven. Aanvaardt men die poli
tiek dan rust de bewijslast, dat zekere con
cessie niet kan worden verleend op degenen
bewegen te stemmen voor zijn motie, die hij
echter nog niet heeft ingediend. Spr. ver
heugt zich over de komst van die motie,
waardoor de tegenstanders zich kunnen uit
spreken zonder het tractaat te verwerpen
Spr. acht zich echter niet verplicht zulk
een motie in te dienen of te aanvaarden.
Zulk een motie zou voor hem slechts waar
de hebben als zij gedragen weTd door voor-
en tegenstanders. Spreker heeft gepoogd
voor- en tegenstanders tot elkaar te brengen
Dit is hem niet gelukt en nu zou aanne
ming van die motie, die voorgesteld wordt
door tegenstanders, een zachte verwerping
van het tractaat beteekenen. Men kan van
een fractie als die van spr. niet verwachten,
dat zij die motie zal steunen, aangezien zij
zoowel uit voor- als tegenstanders van het
verdrag bestaat.
Aanneming van het verdrag verdient de
voorkeur boven aanneming der motie.
De heer NOLENS (R.-K.) repliceert Hij
heeft niet op al zijn vragen antwoord van
den Minister gekregen en stelt daarom nog
maals een paar van die vragen om vervol
gens de aangediende motie te bespreken
Behoudt de casus belli verklaring bij ver
werping van het tractaat niet dezelfde
waarde als die zij thans heeft? Is politiek
en militair de toestand door het nieuwe
Schelderegiem niet volkomen dezelfde ge
bleven? vroeg spr verder? Stemt België met
's Ministers verklaring dienaangaande in?
Spr. hoopt, dat de heer Marchant zijn motie
niet zal indienen. Die motie dient gerang
schikt onder de categorie der evasieve mo
ties. Noch de voor-, noch de tegenstanders
van het tractaat zouden haar kunnen aan
vaarden. Spr. zou den heer Marchant wel
eens aan den gang willen zien gaan, na de
schorsing der beraadslagingen, om over dit
j tractaat te onderhandelen.
De heer SCHAPER (S.D.A.P.) zegt, dat de
minderheid zijner fractie die tegen zal slem-
men, vrij groot zal zijn. Hij kan niet begrij
pen dat na de rede van den Minister nog
leden der Kamer van opinie zijn veranderd
De heer Vliegen acht de Kamer gebonden
omdat de Regeering gebonden is. Dan kun
nen we art. 58 der Grondwet wel schrappen.
Dit is geen democratie. Het standpunt van
den Minister en van den heer Vliegen is
grootmoedig en beminnelijk. Maar spr. kan
zich tot dit standpunt niet opwerken. Spr.
heeft op het oog de groote belangen van on9
volk en ons land. Daar moet alles voor
zwichten. Trouwens op deze wijze luidt men
de nieuwe aera van verbroedering niet in.
Spr. geeft zulk een politie cadeau.
Niets is verderfelijker voor de verbroede
ring dan de aanvaarding van dit tractaat.
Men onderschat de edelmoedigheid en de
juistheid onzer Belgische broeders en zus
ters indien men meent dat verwerping van
dit verdrag blijvende ontstemming zal wek
ken. Spr. heeft respect vooor de offers door
België in den oorlog gebracht Hij heeft het
ook getoond. Zullen de socialisten in België
ons kwalijk kunnen nemen, indien wij dit
verdrag verwerpen, ook met socialistische
stemmenI 1921 heeft spr. met Belgische so
cialisten overleg gepleegd en een resolutie
is aangenomen, waarin gezegd werd, dat
aan Belgische economische behoeften moest
worden tegemoet gekomen. Toen stond de
Wielingen-quaestie op den voorgrond. En in
de resolutie werd gezegd: we moeten toege
ven aan economische eischen (van dit groo
te kanaal was daarbij echter geen sprake)
als de Wielingen-quaestie wordt opgelost.
Maar dat is niet geschied.
Elk oogenblik kunnen de Belgen nu de
een beschouwing omtrent de strekking van I die .bewer?n'J f3' de. nadeelen d^rvan te
het tractaat te geven. Hü heeft thans alleen eraot'!Jn' 19 d?' be.w«9 8el97.erd? Spz- a,nt;
speciale punten te rescontreeren. Men heeft woord neen, ijven ,fan
gezegd1: stukken, die u te pas komen, gij i verze' gcn be' aal 18 een sterke pre-
j. KU 1 sumptie van het tegendeel. Zij die zoo laat
produceert ze; stukken, die u met te pas h„;h„„r„ 9 h.t k „,lhr.rhten
p I hun bezwaren tegen het kanaal uitbrachten
komen, gT) houdt ze achter. Maar er moest
hier te lande
te lande collectief beraad gevoerd
woiaen voordat het overleg met de Com
missie van XIV aanving.
Ru daarbij zullen door verschillende De
partementen wel rapporten zjjn gemaakt
die spr. zelf niet eens gezien heeft Het
is thans het oogenblik niet meer om zaken
commissoriaal te maken, maar om te be-
hebben een sterke verantwoordelijkheid op
zich geladen.
Wat het advies van de Kamer van Koop
handel te Rotterdam betreft, de studie is de
Kamer toegezonden, toen publiek bekend
was, dat Belgié den eisch van bet kanaal
had gesteld. Men zegt: de studie is irreli-
vaut, want er stond te weinig in over het
kanaal. Moet men de beteekenis van zulk
- zanaai. moei men ue Deieesenis van zuia
slissen. Aan het desbetreffende verlangen een stuk dan naar hel aantal rege,3 atme.
van den neer Lovmk kan snr. mis met. <._i r- in j j_i j
van den heer Lovink kan spr. dus niet
voldoen. Ten aanzien van sommige punten
voelt spr. Zich machteloos; wanneer men,
ondanks hetgeen spr. gezegd heeft, nog
steeds verzekert, dat wfj op de Schelde
bijna alle souvereiniteitswe'.ten hebben prijs
gegeven, dan kan spr. alleen zeggen: dat
is niet zoo. De heer Knottenbelt verwierp
met een verachtelijk gebaar spreker's beroep
op het regime van internationale rivieren.
Toch is het Donaureglement van 1881 af
komstig (geroep: van den Balkanoorlog!).
De kracht van dit argument ontgaat spr.
Als spr. het mis had, dan zouden de com
petente beoordeelaars als hoogleerareo in
het volkenrecht, het niet met spr. eens
zgn Spr. beroept zich op prof. Verzjj] te
Utrecht. Er zjjn nog tal van uitvoerings
regelingen te maken waarbij dubia omtrent
het Schelderegime zullen kunnen worden
opgelost Betwist is ook geworden, dat Ant
werpen een Rijnhaven is. Het gaat in tegen
Het internationale recht zelf. Wanneer iet®
vaststaat en vastligt in het tractaat van
1839, dan is het dht. Wij zouden een po
litieke fout maken door dit te miskennen.
Er was geen aanwijzing om in 1924 een
andere houding aaD te nemen tegenover
België. Men wil er geen afstand van doen,
dat dit tractaat in dwang geboren is. Maar
deze kwestie deed zich voor op ander go-
bied. niet op dat der economische verhou
dingen. Wat den heer Krijger betreft deze
bleef in gebreke aan te toonen, dat bij de
regeling van het Schelderegime de belan
gen van de Schelde zouden worden ver
waarloosd. Men kan toch Nederlandsche des
kundigen plaatsen in de paritair samengestel
de verkeerscommissie. Spr. kan niet inzien
dat de samenstelling van de arbitrage-com
missie verkeerd geregeld is. De heer Brau
tigam stak den draak met wat 9pr. genoemd
heeft de sententia declaratoria over het
geen waaraan de Schelde moet beantwoor
den. Maar was die sententia declaratoria
Diet gesteld, dan zou bjj verzanding van
de Schelde het odium zich tegen Nederland
keeren. Dat hebben we in 1924 bemerkt
Spr. acht het Schelderegime in alle op
zichten aannemelijk voor ons fand. Wat den
doortocht van oorlogsschepen betreft is
spr. van een vroegere reserve van België
te dien aanzien niets bekend. Het speet
spr., dat de heer Tilanus onder den indruk
verkeerde, dat de wet niet heedemaal in
ordo ia. Maar met de „reserve" waarover
nog gesproken wordt wordt niet bedoeld
een materieele reserve, maar alleen, dat
niet kan worden tegengewo pen, dat de
tekst oorlogsschepen uitsluit
Het betreft hier alleen faciliteiten voor
den doortocht in tijd van vrede door Ne
derlandsche binnenwateren van Belgische
oorlogsschepen. Er is alleen sprake van
geweest deze te verleenao; maar dat kon
den wjj met doen, met het oog op het
Onze souvereiniteit staal vaat, en dat
is het primaire recht Gestuwd door een
zeker wantrouwen wil men trachten con
ventioneel van België nog aen zekere ver
ten! Spr. heeft niet gezegd, dat deze studie
was gemaakt met het oog op dat kanaal.
Als een werk van fantasten heelt spr. niet
dit kanaal gequalificeerd, maar het plan-
Wouters: een kanaal met 1 sluis, 49 brug
gen, macadamwegen enz.
De heer BRAUTIGAM (S.D.A.P.): dat is
juist dit kanaal I
De MINISTER: Het is mij niet bekend. In
ieder geval heeft de Kamer van Koophandel,
toen het kanaal publiek behandeld werd,
daarover niets gezegd.
Spr. komt than9 tot Dr. de Visser. Deze
eischte van spr. het bewijs dat bet kanaal-
Rotterdam niet zal schaden. Doch Dr. de
Visser moet het tegendeel bewijzen. Overi
gens valt noch het een noch het ander te
bewijzen. We leven daarbij in de sfeer van
speculatie. Waarom is dit kanaal zooveel
bedenkelijker voor Rotterdam dan dit naar
Ruhrort? Maar men moet het kanaal zien
in verband met de Limburgsche waterver
bindingen; het is een belang voor de bin
nenscheepvaart: dit kanaal en dat van
Maasbracht naar Maastricht kunnen den
weg openen voor nieuwe kolenbekkens naar
Frankrijk, Luxemburg enz.
Er wordt over dit kanaal toch ook door
personen, wier bevoegdheid niet kan worden
ontzegd, veel goeds gezegd. Men denke aan
de diensten die dit kanaal kan bewijzen aan
West-Brabant en Vlaanderen. Nederland
zou verstandig doen, politiek en economisch
door dit kanaal te aanvaarden. Kan men
door dit kanaal Antwerpen een betere ver
binding met den Rijn geven dan de be
staande, die niet goed is, laat men dan dit
uit politiek oogpunt bij het scheppen van
den nieuwen toestand dit kanaal niet weige
ren. Men heelt gesproken over de zwakke
positie van Rotterdam. Maar er is een an
dere zwakheid: dat men voor zijn verbin
dingen van een ander land afhankelijk is.
Het is hier niet de kwestie van een kanaal,
maar een kwestie van staatkunde. Moeten
we dit kanaal weigeren? Spr. meent van
niet. Wat spr. getroffen heeft in de appre
ciatie van het verdrag, dat zoo vaak tot
uiting is gekomen een gevoel van wantrou
wen tegenover het andere land. Zooals de
zaken nu liggen zijn we echter geroepen
onder het verleden een streep le zetten en
na te gaan of we de verhouding niet op een
beteren grondslag kunnen vestigen. We
moeten, politiek gesproken, het oog niet
richten naar het verleden, maar naar de
toekomst. Spr. is bekommerd over de ver
wikkelingen die zich kunnen voordoen in
dien men deze zaak weer op de helling zet
Als men dit wil doen, dan moet een ander
het schuitje van den Nederlandschen staat
maar voeren. Deze zaak moet nu afloopen.
Men spreekt van nieuwe onderhandelingen,
alsof men die maar in de hand heeft Het
spijt spr., dat dr. de Visser aan het slot van
zijn rede op spr een odium liet rusten alsof
hij de onderhandelingen niet zou willen
voortzetten. Spr. kan ze niet voeren, omdat
hij er geen reden toe ziet en omdat hij niet
weet tot welk resultaat ze zouden voeren.
Spr. meent hiermede te kunnen volstaan.
Hij meent zijn plicht gedaan te hebben.